NL1040783A

NL1040783A - Inrichting voor het faciliteren van de invoer van tent- of zeildoek in een kederrail.

Info

Publication number: NL1040783A
Application number: NL1040783A
Authority: NL
Inventors: Pieter De Kok Hendrik
Original assignee: Camparo
Priority date: 2014-04-29
Filing date: 2014-04-29
Publication date: 2016-02-04
Also published as: NL1040783B1

Description

Titel: Inrichting voor het faciliteren van de invoer van tent- of zeildoek in een kederrail

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het faciliteren van de invoer van de kederrand van een stuk tent-of zeildoek, hierna doek genoemd, in een van een kederdoor-voerkanaal met een open doekdoorvoersleuf voorziene keder-) rail, bijvoorbeeld gemonteerd tegen een caravan of camper, via een in die doekdoorvoersleuf aangebrachte (verbrede) ke-derinvoeropening

Een keder (of kederrand) is een peesvormige (bijvoorbeeld i kunststof) rand aan bijvoorbeeld het tentdoek van een voor-teht die in de kederrail (ook wel tentrail genoemd) geschoven wordt.

Elke bezitter van een caravan met voortent kent het probleem ) dat de kederrand van de voortent in de praktijk altijd met zijn tweeën in de kederrail moet worden ingeschoven, waarbij dan door de één de tentdoek in de kederrail wordt ingevoerd en door de ander aan het tentdoek moet worden getrokken zodat de kederrand door de kederrail schuift (de rest van het tent-5 doek steekt daarbij via de doekdoorvoersleuf naar buiten).

Teneinde de invoer van het tentdoek met de kederrand te vergemakkelijken wordt door de uitvinding voorzien in een in-voerinrichting zoals hierboven aangegeven, welke omvat ) - verbindingsmiddelen, ingericht om de inrichting tijdelijk op een tijdelijk montagegebied van de kederrail nabij de ke-derinvoeropening te monteren, en - een in hoofdzaak hol en conisch gevormd invoerorgaan met een breed en een smal uiteinde, dat over zijn hele lengte een doekdoorvoersleuf bezit die in gemonteerde toestand aansluit op de doekdoorvoersleuf van de kederrail, en dat aan zijn brede uiteinde een kederinvoeropening bezit en in een meer naar zijn smalle uiteinde toe gelegen gebied een kederuit-i voeropening die in gemonteerde toestand aansluit op de kederinvoeropening van de kederrail.

De invoerinrichting wordt door middel van zijn verbindingsmiddelen tijdelijk op dat gedeelte van de kederrail gemon-) teerd dat voorlopig niet gebruikt wordt, namelijk het (korte) gedeelte dat zich nabij de kederinvoeropening van de kederrail bevindt tegenover het (lange) stuk kederrail waardoorheen de kederrand van het doek het eerst wordt ingetrokken.

Er zij opgemerkt dat de kederrail doorgaans twee kederinvoer-) openingen bezit, elk op vrij korte afstand van één van de uiteinden van de kederrail. Het tentdoek wordt dan met zijn kederrand in één van die kederinvoeropeningen ingevoerd in de richting van het langste gedeelte van de kederrail, met andere woorden in de richting van het andere uiteinde van de ) kederrail. Nadat de het doek dan vrijwel geheel is ingetrokken, wordt het overblijvende gedeelte ervan dan ten slotte nog in het overgebleven (korte) deel -dat tot dan toe niet gebruikt werd- ingeschoven. Zolang wordt gewerkt aan het intrekken van het grootste gedeelte van het doek (waarbij het 5 korte deel van de kederrail nog niet is gevuld met een kederrand) kan dat kortere, lege stuk kederrail dus worden gebruikt om -waar de uitvinding gebruik van maakt- de (extra) invoerinrichting daarop te monteren, waardoor tijdens het intrekken van het doek in het grootste deel van de kederrail, ) de invoerinrichting het intrekken van de kederrand in de kederrail aanzienlijk kan vergemakkelijken als gevolg van de trechterwerking van de conische vorm van het invoerorgaan.

De verbindingsmiddelen omvatten bij voorkeur een verbindings-orgaan dat is ingericht om van bovenaf in de doekdoorvoer-sleuf van het tijdelijke montagegebied van de kederrail te worden vastgeklemd.

Een werkwijze voor het onder gebruikmaking van een invoerin-richting volgens de uitvinding invoeren van een van een kederrand voorzien stuk doek in een kederrail kan dan de volgende stappen omvatten: ) - het monteren van de invoerinrichting op het tijdelijke mon tagegebied van de kederrail, zodanig dat de doekdoorvoersleuf van het invoerorgaan aan het smalle uiteinde daarvan aansluit op de doekdoorvoersleuf van de kederrail en de kederuitvoer-opening van het invoerorgaan aansluit op de kederinvoerope-i ning van de kederrail; - het invoeren van het van een kederrand voorziene stuk doek in de kederinvoeropening en doekdoorvoersleuf van de invoerinrichting volgens de uitvinding en het doorvoeren ervan via de kederinvoeropening en doekdoorvoersleuf van de kederrail. )

De uitvinding zal thans nader worden besproken aan de hand van onderstaande figuurbeschrijving.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een invoerin-) richting volgens de uitvinding in verschillende standen.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een invoerinrichting 1 volgens de uitvinding in verschillende stan-) den/aanzichten b t/m i. De inrichting 1 is bedoeld en ingericht voor het faciliteren van de invoer van de kederrand van bijvoorbeeld een stuk tentdoek in een van een kederdoorvoer-kanaal 2 met een open doekdoorvoersleuf 3 voorziene kederrail 4, bijvoorbeeld gemonteerd tegen een caravan of camper, via een in die doekdoorvoersleuf aangebrachte (ten opzichte van de doekdoorvoersleuf 3 verbrede) kederinvoeropening 5.

De invoerinrichting 1 is voorzien van verbindingsmiddelen om de inrichting 1 tijdelijk bovenop een tijdelijk montagegebied 6 van de kederrail 4 nabij de kederinvoeropening 5 te kunnen monteren.

Verder omvat de invoerinrichting 1 een in hoofdzaak hol en conisch gevormd invoerorgaan 7 met een breed uiteinde 8 en een smal uiteinde 9. Het invoerorgaan 7 bezit over zijn hele lengte een doekdoorvoersleuf 10 die in gemonteerde toestand (op de kederrail 4) aansluit op de doekdoorvoersleuf 3 van de kederrail 4. Aan zijn brede uiteinde 8 bezit het invoerorgaan 7 een kederinvoeropening 11 en in een meer naar zijn smalle uiteinde toe gelegen gebied (in het getoonde uitvoeringsvoor-beeld ongeveer in het midden) een kederuitvoeropening 12 die in gemonteerde toestand vloeiend -door middel van een hellend vlak 13- aansluit op de (onderliggende) kederinvoeropening 5 van de kederrail 4 (zie in het bijzonder figuur lb).

De eerdergenoemde verbindingsmiddelen waarmee het invoerorgaan 7 op de kederrail 4 wordt gemonteerd kunnen een verbin-dingsorgaan 15 omvatten dat is ingericht om van bovenaf in de doekdoorvoersleuf 3 van het tijdelijke montagegebied 6 van de kederrail 4 te worden vastgeklemd. Het verbindingsorgaan 15 is scharnierend, rond een as 16 met de rest van het invoerorgaan 7 verbonden. Door middel van het omlaag drukken van een hendeltje 17 kan het verbindingsorgaan 15 dan in de doekdoorvoersleuf 3 worden vastgeklemd.

Onder gebruikmaking van een inrichting 1 zoals getoond in de figuren lb-i kan dan een van de kederrand voorzien stuk doek in de kederrail 4 worden via de kederinvoeropening 5 worden ingevoerd door de invoerinrichting 1 op de kederrail 4 te monteren, en vervolgens het doek via die gemonteerde invoerinrichting 1 in de kederrail 4 in te voeren. Hetgeen veel gemakkelijker gaat dan zonder die (extra) invoerinrichting 1.

De montage van die invoerinrichting 1 gaat dan als volgt. De invoerinrichting 1 wordt bovenop de kederrail 4 (dus aan de zijde van de doekdoorvoersleuf 3) geplaatst, waarna het scharnierend met de invoerinrichting 1 verbonden verbindings-) orgaan 15 ter hoogte van het tijdelijke montagegebied 6 in de doekdoorvoersleuf 3 van de kederrail 4 wordt gedrukt, waardoor de invoerinrichting 1 op de kederrail 4 wordt vastgeklemd. De montage dient daarbij zodanig te geschieden dat de doekdoorvoersleuf 10 aan het smalle uiteinde 8 van het in-i voerorgaan 7 aansluit op de doekdoorvoersleuf 3 van de kederrail 4, terwijl de kederuitvoeropening 12 aan de onderzijde van het invoerorgaan 7 (vloeiend) aansluit op de (onderliggende) kederinvoeropening 5 van de kederrail 4. ) Bij montage wordt het rond de as 16 draaibare klepje 15/17 eerst omhoog gezet en wordt de achterkant 9 van de invoerinrichting 1 op de kederrail 4 aangebracht met de punt 8 omhoog. Daarna wordt de invoerinrichting 1 omlaag geschoven zodat de bovenkant van de invoerinrichting 1 ca. 1 cm vrije i ruimte overlaat van de uitsparing 5 van de kederrail 4. Vervolgens wordt het klepje 15/17 van de invoerinrichting 1 omlaag gedrukt zodat het verbindingsorgaan 15 in de kederrail 4 klemt. ) De voortent van (bijvoorbeeld) de caravan kan nu door de invoerinrichting 1 worden geschoven waarbij die gemakkelijk door de kederrail 4 kan worden ingevoerd. Als de voortent aan de bovenkant van de caravan op zijn plaats zit, wordt de invoerinrichting 1 losgenomen en naar beneden geschoven zodat het laatste stuk van de voortent in de rail kan worden geschoven, waarbij dan ook het (niet eerder gebruikte) gedeelte 6 van de kederrail 4 door het resterende deel van het tentdoek met kederrand kan worden gebruikt.

Claims

1. Inrichting (1) voor het faciliteren van de invoer van de kederrand van een stuk tent- of zeildoek, hierna doek genoemd, in een van een kederdoorvoerkanaal (2) met een open doekdoorvoersleuf (3) voorziene kederrail (4), via een in die doekdoorvoersleuf aangebrachte kederinvoerope-ning (5), waarbij de inrichting omvat - verbindingsmiddelen, ingericht om de inrichting tijdelijk op een tijdelijk montagegebied (6) van de kederrail nabij de kederinvoeropening te monteren, en - een in hoofdzaak hol en conisch gevormd invoerorgaan (7) met een breed uiteinde (8) en een smal uiteinde (9), dat over zijn hele lengte een doekdoorvoersleuf (10) bezit die in gemonteerde toestand aansluit op de doekdoorvoersleuf van de kederrail, en dat aan zijn brede uiteinde een kederinvoeropening (11) bezit en in een meer naar zijn smalle uiteinde toe gelegen gebied een kederuitvoeropening (12) die in gemonteerde toestand aansluit op de kederinvoeropening van de kederrail.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de verbindingsmiddelen een verbindingsorgaan (15) omvatten dat is ingericht om van bovenaf in de doekdoorvoersleuf van het tijdelijke montagegebied van de kederrail te worden vastgeklemd.

3. Werkwijze voor het onder gebruikmaking van een invoerinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2 invoeren van een van een kederrand voorzien stuk doek in een van een kederdoorvoerkanaal met open doekdoorvoersleuf voorziene kederrail via de in die doekdoorvoersleuf aangebrachte kederinvoeropening, omvattende de stappen van - het monteren van de invoerinrichting (1) op het tijdelijke montagegebied (6) van de kederrail, zodanig dat de doekdoorvoersleuf van het invoerorgaan aan het smalle uiteinde daarvan aansluit op de doekdoorvoersleuf van de kederrail en de kederuitvoeropening van het invoerorgaan aansluit op de kederinvoeropening van de kederrail; - het invoeren van het van een kederrand voorziene stuk doek in de kederinvoeropening (11) en doekdoorvoersleuf (10) van de invoerinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, en het doorvoeren ervan via de kederinvoeropening (5) en doekdoorvoersleuf (3) van de kederrail.