NL1038435C2 - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een voedingsmiddelhalffabricaat. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een voedingsmiddelhalffabricaat 5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van een voedingsmiddelhalffabricaat. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het vervaardigen van een voedingsmiddelhalffabricaat, dat geschikt is om te worden 10 gefrituurd alsmede een inrichting voor de vervaardiging van dergelijke voedingsmiddelhalffabricaten.

Dergelijke inrichtingen worden bijvoorbeeld gebruikt voor de productie van frikandellen. Deze worden als halffabricaat uit een spuitmond geëxtrudeerd en belanden 15 direct na het vormen in een bad met heet of kokend water. Hierna worden deze halffabricaten eventueel gedroogd en ingevroren, om de opslag en distributie van deze halffabricaten te kunnen uitvoeren zonder dat het halffabricaat bederft.

20 Een nadeel van dergelijke inrichting en vervaardigingswerkwijze is dat de vormvrijheid van het halffabricaat en daarmee ook de vormvrijheid van het eindproduct wordt beperkt.

In een dergelijke inrichting kan bijvoorbeeld de 25 vorm van de spuitmond worden veranderd om een andersvormig product te verkrijgen, echter ook dit product zal over zijn gehele lengte in hoofdzaak de zelfde doorsnede omvatten.

Aldus beoogt de uitvinding te voorzien in een inrichting en een vervaardigingswerkwijze die de 30 bovenvermelde en/of andere nadelen niet heeft of tenminste ten dele opheft terwijl de voordelen daarvan ten minste ten dele behouden blijven. Voorts beoogt uitvinding een werkwijze en een inrichting voor de vervaardiging van een 1038435 2 halffabricaat te verschaffen, die deze halffabricaten van meer complexe vormen kan voorzien.

Ten minste één van deze en/of andere doelen wordt bereikt met een werkwijze voor het vervaardigen van een 5 voedingsmiddelhalffabricaat, waarbij de werkwijze de volgende in geschikte volgorde uit te voeren stappen omvat: a) het verschaffen van een farce of een deeg, b) het in een torusvormige mal aanbrengen van de farce of het deeg, c) het doen stollen van het deeg of de farce in de torusvormige 10 mal, bij voorkeur door het verhitten tot boven 60 graden Celsius van de torusvormige mal met de daarin aanwezige farce of het daarin aanwezige deeg, d) het openen van de torusvormige mal, e) het uitnemen van het thans in torusvorm gestolde deeg of de thans in torusvorm gestolde farce als 15 voedingsmiddelhalffabricaat.

Door de farce of het deeg in een torusvormige mal te persen en vervolgens te doen stollen, kan een halffabricaat worden vervaardigd met een torus- of donutvorm. Een dergelijk halffabricaat en een dergelijk 20 overeenkomstig eindproduct heeft een aantrekkelijke uiterlijke vormgeving en wordt voornamelijk door uiterlijke kenmerken bepaald.

Een dergelijke vorm kan de eindgebruikers meer aanspreken dan de huidige vorm van bijvoorbeeld 25 frikandellen, die na ruim vijftig jaar van commerciële toepassing wel een nieuw uiterlijk zouden kunnen gebruiken.

De torusvormige mal kan ten minste twee sluitdelen omvatten. Hierdoor kan de mal worden geopend en kan het halffabricaat na stollen op eenvoudige wijze, bij voorkeur 30 door gebruik te maken van lossende sluitdelen, uit de mal worden genomen.

De binnenwanden van de mal kunnen zijn voorzien van openingen die zodanig zijn gedimensioneerd, dat het 3 uittreden van het deeg of de farce uit de torusvormige mal niet, het toetreden van een verwarmingsmedium in de torusvormige mal wel wordt toegestaan.

Het kan voordelig zijn water of stoom in de mal 5 toe te staan tijdens het stollen van het deeg of de farce, omdat dit water of deze stoom een beter loslaten van het halffabricaat van de binnenwanden van de mal en/of de sluitdelen kan bewerkstelligen. Door kleine poriën of gaatjes in de wanden van de mal aan te brengen, kan water in 10 de mal binnendringen. Deze gaatjes kunnen zodanig klein zijn dat het deeg of de farce tijdens het inpersen in de mal te viskeus is om in deze gaatjes binnen te treden, terwijl de gaatjes ruimschoots voldoende diameter omvatten om stoom of heet water wel erdoor te laten binnendringen. Een diameter 15 van dergelijke gaatjes zou bijvoorbeeld één millimeter niet overschrijden en is bij voorkeur zelfs kleiner.

De werkwij ze kan een stap omvatten van het invriezen van het in torusvorm gestolde deeg of de in torusvorm gestolde farce. Door dit invriezen van het 20 halffabricaat, wordt het mogelijk het op te slaan en/of te transporteren zonder dat het halffabricaat kan bederven. Het ingevroren halffabricaat kan per stuk of per aantal in een geschikte verpakking worden ingepakt.

Een verder aspect van de uitvinding is een 25 inrichting geschikt voor het vervaardigen van een voedingsmiddel volgens de hierboven beschreven werkwijze omvattende: een torusvormige mal en een verwarming, ingericht om de torusvormige mal tot boven 60 graden Celsius te verwarmen. Met deze inrichting kunnen torusvormige 30 halffabricaten uit een deeg of een farce worden vervaardigd, waarbij het stollen van het deeg door de verwarming kan worden bewerkstelligd.

4

De verwarming kan een voorziening voor stoom en/of heet water zijn of deze omvatten. Door water of stoom te gebruiken, kan een hoge warmteoverdracht worden bewerkstelligd, terwijl het water of de stoom, indien wordt 5 toegestaan dat dit/deze voor een klein deel tot binnen in de mal wordt toegelaten, dat dan het loskomen van het halffabricaat uit de mal kan worden bevorderd.

Daartoe kan de torusvormige mal zijn voorzien van kleine openingen, poriën of gaatjes die zijn ingericht om 10 stoom, heet water of een ander medium tot in de mal te laten toetreden. Bij voorkeur zijn deze openingen dermate klein dat de farce of het deeg er niet in kan binnendringen.

Hierbij is een bovengrens van een diameter van circa 1 millimeter te gebruiken. Bij voorkeur is de diameter van 15 deze openingen of poriën zelfs kleiner dan 1 millimeter.

De torusvormige mal kan een inlaatopening omvatten voor het in de torusvormige mal aanbrengen van een deeg of een farce. Door bijvoorbeeld een extruder met de opening te verbinden kan het deeg of de farce door middel van deze 20 extruder in de mal worden geperst. Alternatieve geschikte pompen of transporteurs kunnen eveneens voor dit doel worden gebruikt.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvormen die in de tekening zijn 25 weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een schematisch zijaanzicht in doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een schematisch detailzijaanzicht in doorsnede van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1; 30 figuur 3 een schematisch perspectivisch aanzicht van de sluitdelen volgens de uitvoeringsvorm van figuur 2; figuur 4 een schematisch zijaanzicht in doorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding; 5 figuur 5 een schematisch perspectivisch detail aanzicht van een vormband, die wordt gebruikt in de uitvoeringsvorm van figuur 4; figuur 6 een schematisch perspectivisch aanzicht 5 van een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Opgemerkt wordt dat de tekening slechts een schematische weergave is van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. De tekening dient geenszins als beperkend voor de uitvinding te worden opgevat. In de figuren zijn 10 gelijke of overeenkomstige onderdelen met corresponderende verwijzingscijfers aangegeven.

De uitdrukking "farce" die wordt gebruikt in deze specificatie en/of de conclusies, dient te worden opgevat als, is echter geenszins beperkt tot een pasteuze of 15 viskeuze massa, die bij voorkeur een deel gehakt, gecutterd of anderszins fijngemalen vlees omvat.

In figuur 1 is schematisch een carrousel 7 weergegeven, waarin een aantal sectoren 2-6 is aangegeven. Deze sectoren zijn respectievelijk: een vulsector 2, een 20 coagulatie- of stolsector 3, een mal openingssector 6, een uitstootsector 4 en een mal sluitsector 5. In de carrousel 7 zijn een aantal sluitbare mallen aangebracht, zoals in figuur 2 wordt weergegeven. Deze mallen bestaan uit een op de carrousel 7 gefixeerde sluitdeel 15 en een met de 25 sluitdeel 15 scharnierbaar bevestigde sluitdeel 14. Het sluitdeel 14 kan voorzien zijn van een vulkanaal 16, dat met een vulnippel 17 is verbonden.

Indien de mal bij het toevoerkanaal 12 komt, kan de transporteur 13 via de opening 11 en het toevoerkanaal 12 30 een farce of een deeg in de mal persen. De transporteur 13 kan een schroeftransporteur of extruder zijn, maar alternatieve transporteurs kunnen eveneens worden toegepast. Nadat de mal met de farce of het deeg is gevuld, kan de 6 carrousel 7 een takt verder draaien en de volgende mal aan het vulkanaal 12 aanbieden. Tegelijkertijd wordt de pas gevulde mal richting de coagulatie- of stolsectie 3 getransporteerd, waar de mal in heet water 1 komt. Doordat 5 het water heet is zorgt het voor een opwarmen en stollen van het deeg of de farce in de mal. Als alternatief voor heet water kan de mal ook aan stoom worden blootgesteld.

Nadat het deeg of de farce in de mal is gestold, kan de mal worden geopend en kan het gestolde halffabricaat 10 uit de mal worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld door een uitstoter plaatsvinden. Ook kan een water of stoominjectie vanuit de binnenzijde van de mal, het product uit de mal dwingen. Dit gebeurt in hoofdzaak in de uitstootsectie 4.

Nadat het halffabricaat uit de mal is verwijderd, 15 kan de mal, voordat deze voor een nieuwe cyclus wordt gesloten nog worden gereinigd. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van water- en/of stoomstralen plaatsvinden. Na het eventueel reinigen en sluiten, kan de mal opnieuw met vers deeg of verse farce worden gevuld en zo vervolgens opnieuw 20 de cyclus doorlopen.

In de uitvoeringsvorm zoals in figuur 1 en 2 getoond, zijn de gefixeerde sluitdelen 15 aan een mantelzijde van een cilindervormige carrousel 7 bevestigd.

De gefixeerde sluitdelen 15 kunnen bijvoorbeeld ook aan de 25 rand van een cirkelvormige zijde van een carrousel 7 zijn geplaatst. In dat geval openen de scharnierbaar bevestigde sluitdelen 14 eerder in axiale richting dan in radiale richting gezien ten opzichte van de carrousel 7.

In figuur 3 wordt schematisch in perspectivisch 30 aanzicht de sluitdelen 14 en 15 weergegeven. Het sluitdeel 14 is bijvoorbeeld scharnierbaar of anderszins beweegbaar ten opzichte van het gefixeerde sluitdeel 15 beweegbaar. Beide sluitdelen 14 en 15 zijn van een halve torusvormige 7 groef 18 voorzien, die elk in het hart respectievelijk een kern 19 of 20 omsluit. Deze torusvormige groeven 18 vormen tezamen, indien de sluitdelen 14 en 15 gesloten zijn, het negatief voor het torusvormige halffabricaat.

5 Een alternatieve vervaardigingswerkwijze wordt schematisch in doorsnede in het aanzicht van figuur 4 weergegeven. Hierbij wordt het deeg of de farce via een toevoer 32 tussen twee persrollen 21 en 22 geperst. Om de persrollen 21 en 22 bevinden zich respectievelijk flexibele 10 banden 26 en 27, die elk voorzien is van half torusvormige groeven 29a-29d, zoals in figuur 5 wordt weergegeven. De onderzijden van de banden 26 en 27 met de torusvormige groeven 29a-29d passen respectievelijk vormsluitend in half torusvormige uitsparingen 23 en 24 in de persrollen 21 en 22 15 respectievelijk.

Tussen de twee persrollen 21 en 22 en de twee banden 26 en 27 wordt het deeg of de farce tot een torusvorm geperst. Deze wordt na het persen in een bad heet water 25 geleid, waar het deeg of de farce kan coaguleren of stollen. 20 Als alternatief voor een bad heet water kunnen de met deeg of farce gevulde torusvormen ook aan stoom worden blootgesteld. Bij de keerrollen 29 en 30 worden respectievelijk de flexibele banden 26 en 27 van elkaar gehaald en het er tussen gevormde en inmiddels gestolde of 25 gecoaguleerde halffabricaat uit de torusvormige groeven 29a-d gedwongen.

Doordat de flexibele banden 26 en 27 enigszins kunnen meegeven, kunnen de rollen 29 en 30 de groeven 29a-29d vervormen, zodat het halffabricaat uit de groeven 29a-30 29d kan worden verdrongen.

Het halffabricaat kan door middel van bijvoorbeeld een waterstroom naar een volgende stap worden 8 getransporteerd. Dit kan een droogstap zijn om eventueel overbodig vocht uit het halffabricaat te verwijderen.

In figuur 6 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven. Getoond wordt een eerste 5 sluitdeel 31 en een tweede sluitdeel 32. De sluitdelen 31 en 32 zijn voorzien van een torusvormige wand 34 en zijn aan de buitenzijde van de torusvormige wand 34 met ribben 35 versterkt. In het hart van de torusvormige wand is ter versterking cilinder 36 geplaatst, die door middel van de 10 ribben 35 met een cilindrische buitenwand is verbonden. De ribben kunnen een extra stijfheid aan de mal verlenen, waardoor deze bij het inpersen van een deeg of een farce minder kan vervormen.

Op het sluitdeel 32 is een toevoeropening 37 15 aangebracht, die met een door de torusvormige wand 34 gevormde torusvormige groef in verbinding staat. Op de toevoeropening kan een toevoer van deeg of farce worden aangesloten, in deze uitvoeringsvorm is dat een spuitmond 38 van een spuitzak 39.

20 De sluitdelen 31 en 32 kunnen door middel van de rand 33 nauwsluitend met elkaar worden verenigd, waarbij de rand 33 aan de binnenzijde van een schroefdraad kan zijn voorzien. Dit schroefdraad kan in een complementair schroefdraad, dat aan de buitenzijde van de cilindrische 25 buitenwand van het sluitdeel 31 is aangebracht, passen. Hierdoor kunnen de sluitdelen bijvoorbeeld tijdens het vullen en het stollen moeilijker uit elkaar raken.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven besproken uitvoeringsvoorbeelden. Zo kan er 30 in de flexibele banden 26 en 27 in plaats van één rij van torusvormige groeven 29a-29d ook een reeks rijen groeven naast elkaar zijn aangebracht. Dit kan de capaciteit van de inrichting aanzienlijk verhogen.

9

Hoewel er verschillende vervaardigingswerkwijzen in de figuurbeschrijving zijn gegeven, zijn er verdere alternatieven mogelijk. Zo kunnen de torusvormige halffabricaten bijvoorbeeld uit een deeg- of farcelap worden 5 gestoken, met behulp van een pers, waarin een halve torusvormige groef is aangebracht. Deze pers kan aan weerszijde van de deeg- of farcelap een spiegelbeeldig aangebrachte persvorm met een spiegelbeeldig aangebrachte torusvormige groef treffen, die eventueel beide van 10 verwarmingselementen zijn voorzien.

Dergelijke en andere varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het raamwerk van de uitvinding zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

15 1 0 3 8 4 3 5

Claims (9)

1. Een werkwij ze voor het vervaardigen van een voedingsmiddelhalffabricaat, waarbij de werkwijze de volgende in geschikte volgorde uit te voeren stappen omvat: - a) het verschaffen van een farce of een deeg, 10. b) het in een torusvormige mal aanbrengen van de farce of het deeg, - c) het doen stollen van het deeg of de farce in de torusvormige mal, bij voorkeur door het verhitten tot boven 60 graden Celsius van de torusvormige mal met de 15 daarin aanwezige farce of het daarin aanwezige deeg, - d) het openen van de torusvormige mal, - e) het uitnemen van het thans in torusvorm gestolde deeg of de thans in torusvorm gestolde farce als voedingsmiddelhalffabricaat. 20

2. De werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de torusvormige mal ten minste twee sluitdelen omvat.

3. De werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de 25 binnenwanden voorzien zijn van openingen die zo zijn gedimensioneerd, dat het uittreden van het deeg of de farce uit de torusvormige mal niet, het toetreden van een verwarmingsmedium in de torusvormige mal wel wordt toegestaan. 30

4. De werkwij ze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze omvat: 1 03 8 4 3 5 - f) het invriezen van het in torusvorm gestolde deeg of de in torusvorm gestolde farce.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij 5 de werkwijze omvat: - g) het in geschikte verpakking inpakken van het ingevroren voedingsmiddelhalffabricaat.

6. Inrichting geschikt voor het 10 vervaardigen van een voedingsmiddelhalffabricaat volgens de werkwijze van conclusie 1, omvattende: - een torusvormige mal, - een verwarming, ingericht om de torusvormige mal tot boven 60 graden Celsius te verwarmen. 15

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de verwarming een voorziening voor stoom en/of heet water omvat.

8. Inrichting volgens conclusie 7 waarbij de torusvormige mal voorzien van openingen, die zijn ingericht om stoom, heet water of een ander medium tot in de mal te laten toetreden.

9. Inrichting volgens conclusie 8 waarbij de torusvormige mal een inlaat opening heeft voor het in de torusvormige mal aanbrengen van een deeg of een farce. 30 1 0 3 8 4 3 5