NL1036914C2 - Verankeringsorgaan. - Google Patents

Description

....... 1

Korte aanduiding: Verankeringsorgaan.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een verankeringsorgaan voor het 5 aanbrengen van een vuurvaste en/of slijtbestendige bekleding op een uit metaal vervaardigd voorwerp, waarbij het uit een vlak veelhoekig plaatgedeelte gevouwen verankeringsorgaan bestemd is om aan het voorwerp te worden bevestigd met behulp van een op het voorwerp gelaste pen, die is voorzien van schroefdraad voor het opnemen van een aan een veelhoekig middengedeelte van het 10 verankeringsorgaan bevestigd, van inwendige schroefdraad voorzien deel, terwijl op de omtreksrand van het veelhoekige middengedeelte aansluitende armen van het verankeringsorgaan om een hoek met elkaar insluitende vouwlijnen ten opzichte van het middengedeelte afgebogen zijn.

Een dergelijk verankeringsorgaan is bekend uit het Nederlandse 15 octrooi 193.073. Bij deze bekende uitvoering wordt een verhoudingsgewijs groot middengedeelte en haaks ten opzichte van dit middengedeelte omgebogen korte armen of lippen toegepast.

Op zich voldoet dit bekende verankeringsorgaan goed, maar bij sommige bekledingsmaterialen en/of onder moeilijke werkomstandigheden bij het 20 aanbrengen van bekledingsmaterialen op de voorwerpen kan het gebeuren, dat de ruimte tussen het verankeringsorgaan en het voorwerp niet volledig met het bekledingsmateriaal wordt opgevuld en er onder het verankeringsorgaan een niet gevulde ruimte of “luchtkamer” achterblijft, hetgeen ongewenst is.

Volgens de uitvinding zijn op het middengedeelte aansluitende 25 armen van het verankeringsorgaan ten opzichte van het middengedeelte afgebogen over een hoek kleiner dan 90°, terwijl de vrije uiteinden van de op het middengedeelte aansluitende armen zodanig ten opzichte van de armen zijn afgebogen, dat deze vrije uiteinden zich evenwijdig uitstrekken aan vlakken, die tenminste nagenoeg loodrecht staan op een zich evenwijdig aan het 30 middengedeelte uitstrekkend vlak. Onder de term “afbuigen over een hoek” wordt vanzelfsprekend een hoek bedoeld die significant groter is dan 0°, immers bij een hoek van ongeveer 0° is er geen sprake van “afbuigen”. Derhalve zal de term “afgebogen over een hoek kleiner dan 90°” inherent refereren naar een hoek tussen 1036914 2 “significant groter dan 0° en kleiner dan 90°’’, zoals tussen 5° en 90°.

In de praktijk is gebleken, dat door deze uitvoering van het verankeringsorgaan volgens de uitvinding een effectief inbrengen van het bekledingsmateriaal tussen het desbetreffende voorwerp en het verankeringsorgaan 5 kan worden bewerkstelligd zonder gevaar van het achterblijven van “luchtkamers" tussen het verankeringsorgaan en het voorwerp waarop het verankeringsorgaan is aangebracht, zodat de werking van de aangebrachte bekleding bijzonder doelmatig zal zijn.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 10 van bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht op een uitgestanst vlak plaatdeel, waaruit het verankeringsorgaan door omvouwen van plaatdelen wordt vervaardigd.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op een verankeringsorgaan.

Figuur 3 toont een aanzicht op het in figuur 2 afgebeelde 15 verankeringsorgaan gezien in de richting volgens pijl III in figuur 2.

Figuur 4 toont een voor het bevestigen van een verankeringsorgaan aan een voorwerp gebruikte pen.

Het in figuur 1 weergegeven uitgangsstuk voor het vormen van het verankeringsorgaan is verkregen door het stansen van een veelhoekig 20 plaatgedeelte of uitgangsplaat. Daarbij is het uitgangsstuk opgebouwd uit een veelhoekig middengedeelte 1, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een in hoofdzaak zeshoekig middengedeelte. Het moge duidelijk zijn dat ook andere veelhoeken overwogen worden, zoals vierhoekige, vijfhoekige, en achthoekige. En te klein of te groot aantal benen zal de functionaliteit en stevigheid niet ten goede 25 komen. Op dit middengedeelte 1 sluiten op de omtreksrand van het middengedeelte een zestal een geheel met het middengedeelte vormende, benen 2 aan, die van elkaar zijn gescheiden door in de uitgangsplaat uitgestanste gleuven 3. Daarbij neemt de breedte van ieder been 2 in een van het middengedeelte 1 afgekeerde richting geleidelijk toe, terwijl de vrije uiteinden 4 van de benen 2 een rechthoekige 30 vorm hebben. Een toenemende breedte verschaft onder meer een goede toegankelijkheid, waardoor luchtkamers voorkomen worden, and anderzijds voldoende stevigheid. Een rechthoekige vorm verschaft in het bijzonder een goede aansluiting met de ondergrond. In ieder van de benen is nog een in de 3 lengterichting van het been verlopende sleufvormig gat 5 door uitstansen gevormd. De sleufvormige gaten hebben bijvoorkeur een relatief oppervlak, ten opzicht van de benen, dat tussen 30 en 100% daarvan is, zoals 50%. Dit verschaft een goede toegankelijkheid met behoud van stevigheid. In het hart van het middengedeelte 1 is 5 een rond gat 6 aangebracht.

Voor het vervaardigen van het in figuren 2 en 3 weergegeven verankeringsorgaan zijn de benen 3 om schematisch in de figuur 1 weergegeven vouwlijnen 7 ten opzichte van het middengedeelte 1 afgebogen over een hoek α kleiner dan 90°, maar significant groter dan 0°, bij voorkeur tussen 20° en 40°, zoals 10 een weinig kleiner dan 30°. Andere hoeken zullen niet functioneel zijn, in die zin dat bijvoorbeeld luchtkamers achterblijven. Verder is een verankeringsorgaan met grotere hoeken lastig te fabriceren, en ook gevoeliger voor breuk. Dit is ten opzichte van het verankeringsorgaan geopenbaard in NL 193.073 een groot verschil. Een belangrijk voordeel van het onderhavige verankeringsorgaan is dat het beton 15 eenvoudiger te plaatsen is. Dit vermindert de kans op fouten bij het plaatsen, zoals het ontstaan van luchtkamers, onvoldoende hechting, toegenomen gevoeligheid voor breuk, etc. Als gevolg hoeven minder of geen verankeringsorganen verwijderd te worden of opnieuw geplaatst te worden.

Een belangrijk ander verschil ten opzichte van het 20 verankeringsorgaan geopenbaard in NL 193.073 is dat de onderhavige vrije uiteinden zich evenwijdig uitstrekken aan vlakken, die ten minste nagenoeg loodrecht staan op een zich evenwijdig aan het middengedeelte uitstrekkend vlak. Ook dit verschil verschaft onder meer de hierboven genoemde voordelen.

De vrije uiteinden 4 van de benen 2 zijn ten opzichte van de benen 25 2 afgebogen om schematisch in figuur 1 aangeduide vouwlijnen 8 en wel zodanig, dat de vrije uiteinden 4 van de benen 2 zich evenwijdig uitstrekken aan vlakken, die zich loodrecht uitstrekken op een zich evenwijdig aan het middengedeelte 1 uitstrekkend vlak. De lengte van een tussen de vouwlijnen 7 en 8 gelegen deel van een been is in radiale richting tegenover het hart van het gat 6 gemeten ongeveer 30 gelijk aan de afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen, het middengedeelte 1 begrenzende vouwlijnen 7. Een dergelijke lengte verschaft extra stevigheid en robuustheid aan de constructie, alsook een betere hanteerbaarheid. De functionaliteit is als gevolg verbeterd. Bovendien oogt het vanuit esthetisch oogpunt 4 netjes en strak.

In een voorbeeld heeft het plaatgedeelte een dikte van tussen 1,2 mm en 3,0 mm heeft, bij voorkeur een dikte van tussen 1,5 mm en 2,0 mm. Een te grote dikte maakt dat het onderhavige verankeringsorgaan moeilijk of niet te 5 hanteren is voor een persoon die het verankeringsorgaan aanbrengt. Een te kleine dikte verschaft een verankeringsorgaan dat bijvoorbeeld mechanisch te zwak is.

Zoals verder nog in figuur 3 is weergegeven is tussen de afgebogen benen 2 aan het middengedeelte 1 een verbindingsdeel in de vorm van een moer 9 gelast ter hoogte van het in het middengedeelte aangebrachte gat 6.

10 Voor de bevestiging van de verankeringsorganen aan een uit metaal vervaardigd voorwerp, dat moet worden bekleed met vuurvast en/of slijtbestendig bekledingsmateriaal wordt gebruik gemaakt van pennen of stiften zoals weergegeven in figuur 4.

Een dergelijke pen 10 is opgebouwd uit een massieve schacht 11, 15 welke een geheel vormt met een daarop aansluiten van uitwendige schroefdraad voorzien gedeelte 12. Daarbij is de uitwendige diameter van het gedeelte 12 kleiner dan de uitwendige diameter van het gedeelte 11, zodat bij de overgang tussen de gedeelten 11 en 12 een borst 13 is gevormd.

Voor het bevestigen van het gewenste aantal verankeringsorganen 20 aan het van een bekleding te voorziene voorwerp worden de pennen 10 met hun van het schroefdraadeinde 12 afgekeerde uiteinde aan het voorwerp gelast, bijvoorbeeld door het met een geschikt gereedschap tegen de wand aandrukken en verwarmen van de uiteinden van de vast te lassen stiften.

Vervolgens worden op de aan het voorwerp gelaste stiften de 25 verankeringsorganen aangebracht door op iedere stift een verankeringsorgaan te schroeven onder gebruikmaken van de aan het desbetreffende verankeringsorgaan gelaste moer 9. Bij het opschroeven van het verankeringsorgaan op de stift zal op een gegeven moment de moer 9 aankomen te liggen tegen de stift 13 waardoor een te ver doordraaien van het verankeringsorgaan op de stift 11 wordt vermeden en de 30 verankeringsorganen zo steeds op een gewenste afstand ten opzichte van het te bekleden voorwerp zullen zijn gelegen en ongewenste vervorming van het verankeringsorgaan zal worden voorkomen.

In de praktijk is gebleken, dat in het bijzonder door het schuine i 5 verloop van de op het middengedeelte 1 aansluitende verhoudingsgewijs lange armen 2, die enigszins verend kunnen uitwijken een effectief opvullen van de tussen het verankeringsorgaan en het te bekleden voorwerp gelegen ruimte met bekledingsmateriaal op eenvoudige wijze kan worden bewerkstelligd onder het 5 vermijden van het aanwezig zijn van eventuele “luchtkamers” in de ruimte gelegen tussen het verankeringsorgaan en het te bekleden voorwerp.

10 1 0 3 6 914

Claims (8)

1. Verankeringsorgaan voor het aanbrengen van een vuurvaste en/of slijtbestendige bekleding op uit metaal vervaardigde voorwerpen, waarbij het uit een 5 vlak veelhoekig plaatgedeelte gevouwen verankeringsorgaan bestemd is om aan het voorwerp te worden bevestigd met behulp van een op het voorwerp gelaste pen, die is voorzien van schroefdraad voor het opnemen van aan een veelhoekig middengedeelte van het verankeringsorgaan bevestigd, van inwendige schroefdraad voorzien verbindingsdeel, terwijl op de omtreksrand van het 10 veelhoekige middengedeelte aansluitende armen van het verankeringsorgaan om een hoek met elkaar insluitende vouwlijnen ten opzichte van het middengedeelte zijn afgebogen, met het kenmerk, dat op het middengedeelte aansluitende armen van het verankeringsorgaan ten opzichte van het middengedeelte zijn afgebogen over een hoek tussen 20’ en 40e, terwijl de vrije uiteinden van de op het 15 middengedeelte aansluitende armen zodanig ten opzichte van de armen zijn afgebogen, dat deze vrije uiteinden zich evenwijdig uitstrekken aan vlakken, die tenminste nagenoeg loodrecht staan op een zich evenwijdig aan het middengedeelte uitstrekkend vlak.

2. Verankeringsorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 armen ten opzichte van het middengedeelte afgebogen zijn over een hoek tussen 20° en 30°.

3. Verankeringsorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in radiale richting gemeten de lengte van een arm tussen de vouwlijn waarom de arm ten opzichte van het middengedeelte is afgebogen en de 25 vouwlijn waarom het vrije uiteinde van de arm ten opzichte van het resterende deel van de arm is afgebogen ongeveer gelijk is aan de afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen vouwlijnen waarom een tweetal armen ten opzichte van het middengedeelte zijn afgebogen.

4. Verankeringsorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat de breedte van een arm in een van zijn aansluiting op het middengedeelte afgekeerde richting geleidelijk toeneemt.

5. Verankeringsorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in een arm een zich in de lengterichting van de arm uitstrekkend 1036914 \ sleufgat is aangebracht.

6. Verankeringsorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een afgebogen vrij uiteinde van een arm een in hoofdzaak rechthoekige vorm heeft.

7. Verankeringsorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het plaatgedeelte een dikte van tussen 1,2 mm en 3,0 mm heeft, bij voorkeur een dikte van tussen 1,5 mm en 2,0 mm.

8. Werkwijze voor het aanbrengen van een verankeringsorgaan volgens een der voorgaande conclusies met behulp van een aan een voorwerp 10 bevestigde, van schroefdraad voorziene stift, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een aan het voorwerp gelaste stift, die aan zijn van het voorwerp afgekeerde uiteinde is voorzien van een uitwendige schroefdraad bezittend gedeelte, welk gedeelte aansluit op een grotere diameter bezittend deel van de stift, zodanig, dat bij de overgang tussen het van schroefdraad voorziene gedeelte en het 15 een grotere diameter bezittend gedeelte van de stift een borst wordt gevormd, waartegen bij het opschroeven van het verankeringsorgaan het aan het middengedeelte van het verankeringsorgaan bevestigde, van inwendige schroefdraad voorziene verbindingsdeel komt aan te liggen. 20 t 0 36 9 14