NL1036325C2 - Hindernis. - Google Patents

Hindernis. Download PDF

Info

Publication number
NL1036325C2
NL1036325C2 NL1036325A NL1036325A NL1036325C2 NL 1036325 C2 NL1036325 C2 NL 1036325C2 NL 1036325 A NL1036325 A NL 1036325A NL 1036325 A NL1036325 A NL 1036325A NL 1036325 C2 NL1036325 C2 NL 1036325C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
obstacle
tensioning
support
segments
holding means
Prior art date
Application number
NL1036325A
Other languages
English (en)
Inventor
Martin Bernardus Hermanus Kuipers
Original Assignee
Martin Bernardus Hermanus Kuipers
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Martin Bernardus Hermanus Kuipers filed Critical Martin Bernardus Hermanus Kuipers
Priority to NL1036325A priority Critical patent/NL1036325C2/nl
Priority to EP09015695A priority patent/EP2272578A3/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1036325C2 publication Critical patent/NL1036325C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63KRACING; RIDING SPORTS; EQUIPMENT OR ACCESSORIES THEREFOR
    • A63K3/00Equipment or accessories for racing or riding sports
    • A63K3/04Hurdles or the like
    • A63K3/046Equestrian hurdles

Description

Hindernis
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van een hindernis, in het bijzonder voor dieren en mensen, zoals bijvoorbeeld 5 een springhindernis voor paardensport.
Hindernissen vormen een basisonderdeel van de paardenspringsport. Op aan weerszijden van de te doorlopen baan zijn steunen opgesteld die voorzien zijn van steunvlakken waarop balken rusten, zodanig dat wanneer een paard de balk met een bepaalde kracht raakt, de balk van het 10 steunvlak komt en deze naar beneden valt, tot op de grond.
Na passage van het paard dient men de hindernis weer op te bouwen voor een volgende sprong, van hetzelfde paard of van een volgend paard. Om tijd te besparen is het gebruikelijk om daartoe een persoon bij de hindernis te posteren. Dat kost echter (dure) menskracht.
15 Een ander voorbeeld, bestemd voor de atletiek, zijn horden. De horden vallen bij bepaalde aanraking door de sporter om. Voor een volgende passage moet de horde weer rechtop worden gezet, waartoe personeel beschikbaar moet worden gehouden.
In beide soorten hindernissen blijft er een risico dat het paard dan 20 wel de mens zich verwondt aan de hindernis, mocht deze niet snel genoeg vallen.
Van DE 298 18 695 is een op steunen op te leggen 1036325 2 hindernisstaaf bekend, die opgebouwd is uit segmenten die door middel van magneetkracht, veerkracht of op mechanische wijze op losmaakbare wijze met elkaar verbonden zijn. Hierdoor wordt de bezwijkkracht bij impact door een paard verlaagd. Na bezwijken van de staaf moet de ruiter de segmenten weer 5 met elkaar verbinden en op de steunen leggen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef 10 genoemde soort te verschaffen, die na bezwijken eenvoudig en/of snel op te bouwen is.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die eenvoudig kan bezwijken.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef 15 genoemde soort te verschaffen, die een lage kans op verwonding geeft.
Voor het bereiken van althans één van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een hindernisinrichting omvattend een steun en een door de steun te ondersteunen hindernis, waarbij de hindernis althans één hindernisdeel omvat dat ten opzichte van de steun verplaatsbaar is tussen een 20 gebruiksstand waarin de hindernis zijn integriteit als hindernis bezit en een lagere bezwijkstand waarin de integriteit van de hindernis althans deels is opgeheven, waarbij de inrichting voorts omvat houdmiddelen voor het met een trekkracht ten opzichte van de steun in de gebruiksstand houden van het hindernisdeel, waarbij de houdmiddelen zijn ingericht voor het bij een impact die door een gebruiker 25 van de hindernisinrichting uitgeoefend is op het hindernisdeel dat hindernisdeel toe te laten, in het bijzonder direct, toe te laten, te bewegen naar de bezwijkstand, waarbij de houdmiddelen zijn ingericht voor het bij de impact direct opheffen van de trekkracht.
Van een door de genoemde gebruiker uitgeoefende impact is 30 sprake wanneer de mens of het dier dat de hindernis moet passeren, in het bijzonder daaroverheen moet bewegen, met het lichaam, zoals de benen van een over de hindernis springend paard, of mens, dan wel de borst van het paard of het lichaam van een mens, het hindernisdeel in ongewenste mate treft. De hindernis zal bij die impact in toestand veranderen, waarbij de eerdere integriteit 35 dan wel vorm van de hindernis is opgeheven en daarmee de weerstand wordt opgeheven dan wel aanzienlijk wordt verkleind. Hiermee wordt een verwondingsgevaar sterk beperkt. Bij het opbouwen worden de houdmiddelen 3 weer geactiveerd. Het hindernisdeel kan in het bijzonder onder invloed van de impact en de zwaartekracht snel naar een lagere bezwijkstand bewegen.
De houdmiddelen kunnen tenminste één spanelement omvatten voor het in de gebruiksstand naar de steun spannen van het hindernisdeel, 5 waarbij de inrichting bij voorkeur omvat spanmiddelen voor het spannen van het spanelement. De spanmiddelen kunnen een aandrijving omvatten, in het bijzonder een door de inrichting te bekrachtigen aandrijving, in het bijzonder voorzien van een afstandbesturing, waarmee op personeel kan worden bespaard.
10 In een veilige uitvoering strekt het spanelement zich uit door de hindernis.
De houdmiddelen kunnen, bij voorkeur veerbelaste, grendelmiddelen omvatten voor het in een gespannen toestand vastzetten van de spanmiddelen, welke grendelmiddelen er op berekend zijn om bij het met een 15 voorafbepaalde mate overschrijden van de trekkracht de vergrendeling op te heffen. Zij werken aldus tevens als triggerelementen, die bij de impact direct de ontspanning veroorzaken.
Bij voorkeur zijn de grendelmiddelen instelbaar voor het instellen van de voorafbepaaide mate van overschrijding van de trekkracht waarmee de 20 vergrendeling wordt opgeheven, zodat optimaal afgestemd kan worden op de te verwachten krachten bij impact door een gebruiker van de hindernis.
In een eenvoudige uitvoering omvatten de grendelmiddelen een arreteerdeel, zoals een -kogel, dat direct of indirect aangrijpt op voornoemd spanelement, bijvoorbeeld op een schijf waarop een spankabel als spanelement 2 5 met één eind is bevestigd en waarmee de kabel kan worden gespannen.
In het bijzonder voor toepassing bij springsporten kunnen de houdmiddelen zijn ingericht voor het bij een impact gericht dwars op de trekkracht op het hindernisdeel vrijgeven van dat hindernisdeel om dat de bezwijkstand te laten innemen.
30 Het hindernisdeel kan door middel van een bezwijkverbinding in de gebruiksstand verbonden zijn met een aangrenzend deel van de inrichting. Daarbij kan de bezwijkverbinding een potentiële draaiverbinding vormen, voor bevordering van de bezwijkbeweging. Het vanuit de bezwijkstand oprichten van de inrichting wordt bevorderd indien het hindernisdeel en het aangrenzende deel 35 van de inrichting voorzien zijn van eerste, met elkaar samenwerkende richtmiddelen voor het onderling richten in de gebruiksstand.
In een verdere uitvoering is de inrichting volgens de uitvinding 4 voorzien van tweede richtmiddelen voor het ten opzichte van de steun instellen van de oriëntatie van het hindernisdeel, zodat, in een voorbeeld als hindernis voor paardenspringsport, een opstelling als Cavaletti met horizontale hindernisbalk en een opstelling als zogenoemd Kruisje mogelijk is.
5 In veel toepassingen zal het hindernisdeel in hoofdzaak langwerpig zijn en ligt de trekkracht in hoofdzaak in lijn daarmee, genereert in het bijzonder een normaalkracht in het hindernisdeel..
De hindernis kan in een uitvoering één hindernisdeel omvatten. In een uitvoering van de hindernis als balk kan die balk bijvoorbeeld een vast deel 10 en een bezwijkend (hindemis-)deel omvatten, die met elkaar in lijn liggen. Ook kan de gehele balk, of nagenoeg de gehele balk, het (enkele) hindemisdeel van de hindernis vormen. Het is ook mogelijk dat de hindernis een aantal door de houdmiddelen in serie tegen elkaar getrokken hindernisdelen omvat.
De houdmiddelen kunnen ingericht zijn voor het blijvend met elkaar 15 verbinden van het hindernisdeel en aangrenzende delen van de inrichting, waardoor enig verband tussen de onderdelen behouden blijft, hetgeen het weer oprichten van de hindernis vergemakkelijkt.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een hindernisinrichting omvattend een steun en een door de steun te ondersteunen 20 hindernis, waarbij de hindernis een aantal naast en tegen elkaar opgestelde segmenten omvat, waarbij de inrichting voorts omvat activeerbare en de-activeerbare houdmiddelen voor het met een houdkracht tegen elkaar houden van naast elkaar gelegen segmenten, waarbij naast elkaar gelegen segmenten bezwijkverbindingen in de hindernis vormen.
25 De hindernis in de inrichting volgens de uitvinding heeft daarmee twee standen, een gebruikstand, waarin de segmenten tegen elkaar gehouden zijn, en bijvoorbeeld een balk vormen, en een bezweken stand, waarin de onderlinge verbinding van de segmenten bezweken is en de integriteit dan wel vorm van de hindernis is opgeheven. Hiermee wordt een verwondingsgevaar 3 o beperkt. Bij het opbouwen worden de houdmiddelen weer geactiveerd.
Het weer opbouwen van de inrichting wordt vergemakkelijkt indien de inrichting is voorzien van seriemiddelen voor het in serie houden van de segmenten na bezwijken van een of meer van de bezwijkverbindingen. De segmenten blijven daardoor in volgorde en blijven met elkaar verbonden.
35 In een eenvoudige uitvoering vormen de houdmiddelen tevens de seriemiddelen
De houdmiddelen kunnen de naast elkaar gelegen segmenten 5 tegen elkaar trekken. Dat kan op eenvoudige wijze indien de houdmiddelen een zich blijvend in serierichting uitstrekkend activeerbaar en de-activeerbaar spanelement omvatten, dat dan tevens dienst kan doen als voomoemde seriemiddelen. Daardoor kan de hindernis weer worden hersteld zonder dat 5 personeel de segmenten tegen elkaar behoeft te plaatsen. Door het spanelement te activeren kunnen de segmenten automatisch weer de hindernis gaan vormen.
Het spanelement kan daarbij afgeschermd zijn door de segmenten, in een uitvoering waarin het spanelement zich door de segmenten 10 uitstrekt. De inrichting kan daarbij zelf voorzien zijn van spanmiddelen voor het op spanning brengen van het spanelement. In een uitvoering zijn de spanmiddelen handaangedreven, bijvoorbeeld met een zwengel. Op personeel kan verder worden bespaard indien de spanmiddelen een aandrijving omvatten, in het bijzonder een door de inrichting te bekrachtigen aandrijving, in het 15 bijzonder voorzien van een afstandbesturing.
In een verdere ontwikkeling zijn de houdmiddelen voorzien van triggermiddelen voor de-activering daarvan bij een gebeurtenis, in het bijzonder een door een beoogde gebruiker uitgeoefende impact op de hindernis, bij voorkeur bij een dwars op de hindernis uitgeoefende impact De impact kan 20 bijvoorbeeld zijn het raken van de hindernis door de benen van een paard. De integriteit van de hindernis kan dan onmiddellijk vrijwel geheel worden beëindigd, doordat de samenhoudkracht voor de segmenten dan plots wordt opgeheven, met nauwelijks noemenswaardige vertraging.
In een uitvoering omvatten de houdmiddelen grendelmiddelen 25 omvatten die bij de impact gedeactiveerd, in het bijzonder direct, worden. Deze grendelmiddelen kunnen een arreteerdeel omvatten, zoals een arreteerkogel die indirect aangrijpt op voornoemd spanelement. Bij de impact wordt de kogel ingedrukt en valt de spanning op het spanelement weg zodat de segmenten kunnen bewegen.
30 Het bezwijken van de hindernis wordt bevorderd indien de segmenten ter plaatse van de bezwijkverbinding potentieel verdraaibaar zijn ten opzichte van elkaar.
Het weer samenbrengen van de segmenten wordt bespoedigd indien de segmenten ter plaatse van de bezwijkverbinding voorzien zijn van 35 richtmiddelen voor het onderling richten van beide segmenten. Bij het tegen elkaar getrokken worden van de segmenten komen zij als vanzelf weer met elkaar in lijn te liggen.
6
Indien de segmenten gevormd zijn als omwentelingslichamen ten opzichte van een hartlijn die samenvalt met de hartlijn van de hindernis passen zij in willekeurige rotatiestanden tegen elkaar, hetgeen het samenvoegen bevordert.
5 In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding reikt de hindernis zijwaarts vanaf de steun, als een soort van uithouder.
Een dergelijke inrichting kan met een vergelijkbare inrichting worden samengevoegd om een hindemisinrichting met twee steunen aan weerszijden te vormen, indien de betreffende hindernissen van tegengestelde 10 richtingen met de uiteinden tot bij elkaar reiken. De uiteinden van beide hindernissen kunnen voor extra stabiliteit voorzien zijn van met elkaar samenwerkende koppelmiddelen, zoals bijvoorbeeld magneten..
In het bijzonder kan de inrichting uitgevoerd zijn als springhindernis voor dierensport, in het bijzonder paardensport.
15 Volgens een verdere ontwikkeling is de inrichting volgens de uitvinding voorzien van stelmiddelen voor het instellen van de hoogte van de hindernis, bij voorkeur met een aandrijving, die met de hand bediend kan worden of motorisch, bij voorkeur afstandsbestuurd kan zijn, zodat de hoogte van de hindernis gemakkelijk kan worden aangepast aan de behoeften.
20 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een hindernisinrichting omvattend een op een ondergrond te plaatsen steun en een door de steun te ondersteunen hindernis, waarbij althans een deel van de hindernis door spanmiddelen in een gebruiksstand is gespannen tegen de steun, waarbij de inrichting voorts voorzien is van door een impact van een vreemd 25 lichaam tegen het hindernisdeel in werking te stellen of te triggeren losmiddelen voor het ontspannen van de spanmiddelen.
Hierbij kunnen de spanmiddelen tevens verbindingsmiddelen vormen voor het blijvend met elkaar verbinden van het hindernis deel en de steun. De spanmiddelen kunnen een kabel, touw en dergelijke omvatten, waarbij 30 de spanmiddelen ingericht zijn voor het spannen van de kabel, en dergelijke en de losmiddelen ingericht zijn voor het vrij geven van een lengte van de kabel en dergelijke. Het hindernisdeel kan na ontspannen van de spanmiddelen vrij neerwaarts beweegbaar zijn onder invloed van zwaartekracht.
Opgemerkt wordt dat, bijvoorbeeld van JP 08-309040, EP 35 0.042.810 en DE 93 01 135 U liggende dan wel opstaande balken en palen bekend zijn, die door middel van een voorgespannen, beweegbare verbinding, omvattend een kabel en een veer, gespannen zijn tegen een steun. Bij impact 7 wijkt de balk of paal op veerkrachtige wijze uit, om meteen daarna onder veerwerking terug te keren in de uitgangsstand.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en 5 maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
10 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuren 1A-C respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en isometrisch aanzicht op een voorbeeld uitvoering van een hindernis volgens de 15 uitvinding, bestemd voor springsport, in het bijzonder paardensport;
Figuren 2A en 2B details in de hindernis van figuren 1A-C;
Figuur 2C een alternatief voor het detail van figuur 2B;
Figuren 3A-C respectievelijk een opengewerkt zijaanzicht en een opengewerkt isometrisch aanzicht op een bedieningseenheid van de hindernis 20 van figuren 1A-C en een detail daarvan, vanaf één zijde;
Figuren 3D en 3E voorbeelden van een aansluiting tussen balk en staander voor de hindernis van figuren 1 A-C;
Figuren 4A-C respectievelijk een zijaanzicht en een vooraanzicht en een isometrisch aanzicht op de andere zijde van de bedieningseenheid van 25 figuren 3A-C;
Figuren 5A-C respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en isometrisch aanzicht op de hindernis van figuren 1 A-C, na ineenvallen; en
Figuren 6A-C respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en isometrisch aanzicht op de hindernis van figuren 1A-C, tijdens herstel daarvan.
30
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De hindernis 1 van de figuren 1A-C omvat twee staanders 2 en twee (maar dat kan elk ander getal zijn) balken 3 die aan de einden ondersteund 35 zijn door de staanders 2. De staanders 2 zijn vast opgesteld op een ondergrond en zijn hol. De balken 3 zijn opgebouwd uit langwerpige, holle segmenten 4, die door middel van een daardoorheen gevoerde spankabel 20 (figuren 2A en 2B) 8 tegen elkaar gespannen zijn om in lijn met elkaar te liggen.
De balken 3 zijn ter plaatse van een middenvlak M gedeeld en omvatten derhalve twee balkdelen 3a,b, die elk met een eigen staander 2 zijn verbonden.
5 De segmenten 4 zijn, zoals te zien in de figuren 2A en 2B, samengesteld uit een recht-cirkelcilindervormige mantel 5, bijvoorbeeld van kunststof, en bepalen een holte 6 die aan het ene eind is afgesloten door een kap 7 en aan het andere eind door een kap 8, welke -bijvoorbeeld kunststof-kappen 7,8 door een perspassing op de mantel 5 zijn bevestigd. De kappen 7,8 ïo zijn voorzien van schouders 10,13 die aankomen tegen de eindranden 9,12 van de mantel 5. De schouders 10,13 bezitten voorts axiaal gerichte eindranden 11 en 14.
De kap 7 is voorzien van een concaaf eindvlak 15 waarvan de kromming bolvormig is met middelpunt N1. De kap 7 is voorzien van een 15 centraal gat 17 voor spankabel 20. De kap 8 is voorzien van een convex eindvlak 16 waarvan de kromming bolvormig is met middelpunt N2. De kap 8 is voorzien van een centraal gat 18 voor spankabel 20, dat in lijn ligt met gat 17.
Wanneer de spankabel 20 gespannen is passen de kappen 7,8 op nauwe wijze in elkaar, zie figuur 2A, waarbij de eindvlakken 15 en 16 contact met 20 elkaar kunnen maken zodat de middelpunten N1 en N2 althans nagenoeg met elkaar samenvallen. De eindranden 11 en 14 van de kappen 7 en 8 liggen daarbij strak tegen elkaar, op gespannen wijze. De in figuur 2A getoonde verbinding is een potentiële bezwijkverbinding, die actief wordt (bezwijkt) wanneer de spanning op de kabel 20 wegvalt.
25 In de beide eindsegmenten 4 van de balkdelen 3a,b is het kabeleind 20a vastgelegd aan de kap 7 daarvan, zie figuur 2B. Het kabeleind 20a is bevestigd aan een veer 28, die zelf bevestigd is aan oogbout 26, die met moer 27 is vastgelegd aan het eindvlak 15 van kap 7. De beide eindranden 14 1 liggen op een kleine afstand van elkaar, groot genoeg om verdraaiing van de 3 o eindsegmenten 4 in het verticale vlak mogelijk te maken.
Een alternatief voor dit ontmoetingsgebied is weergegeven in figuur 2C, waarin de beide kappen 7 zijn vervangen door kappen 8’, die inwendig zijn voorzien van een dwarsstaaf 27’ waarop de veer 28 is bevestigd. In de beide eindwanden, die dicht zijn, zijn permanente magneten 29 ondergebracht, die 35 elkaar aantrekken, zodanig dat de convexe vlakken 16’ met elkaar uitgelijnd zijn.
Door de convexe bolvorm kunnen de vlakken 16’ elkaar dicht naderen zonder een latere verdraaiing van de beide eindsegmenten in het verticale vlak te 9 hinderen. De invloed van de magneten 29 is in radiale richting beperkt, om het later te beschrijven bezwijken van de balk 3 niet te hinderen.
Een voorbeeld van een spanmechanisme dat toegepast kan worden in de uitvinding is weergegeven in de figuren 3A-C.
5 De bedieningseenheid 80 omvat een kast 30, waarin aangebracht is een aandrijving, omvattende een electromotor 32, een geleider 33 en een uitzetstang 34, die door de motor 32 heen en weer kan worden verplaatst in verticale richtingen C. Aan het ondereind van de uitzetstang 34 zijn twee dwarsarmen 35,36 bevestigd, waarbij de dwarsarm 36 reikt in een verticale gleuf ïo 38 in de kast 30 en de dwarsarm 35 voorzien is van een oog 37 waardoorheen op passende maar verschuifbare wijze een buigstijve trekas 40 reikt. De trekas 40 reikt op verschuifbare wijze door twee platen 39a,b die vast bevestigd zijn aan de kast 30. Op de trekas 40 is beneden het oog 37 een stelmoer bevestigd, die in positie langs de trekas kan worden ingesteld.
15 Het boveneind van de trekas 40 is bevestigd aan het eind 24a van een kabel 24, die omloopt om kabelschijf 22 en daaraan bevestigd is met eind 24b. De kabelschijf 22 is verdraaibaar om as 23. Op de as 23 is een tweede kabelschijf 21 gelagerd, waaraan de einden 20b van beide spankabels 20 zijn bevestigd. Elke spankabel 20 loopt in een eigen groef om de kabelschijf 21 en 20 om een eigen poelie 25, door een gat in de kast 30 en in de holten 6 van balksegmenten 4 van de betreffende balk 3a,b.
In figuur 3C is in detail weergegeven dat de kabelschijf 21 voorzien is van een tredevormige uitsparing 76, met een enigszins rechts van de radiaal van schijf 21 gelegen tredewand 76a. In de uitsparing reikt een veerbelaste 25 kogel 78 van een arreteerinrichting, welke kogel gehouden wordt door huis 77 waarin een drukveer opgenomen is die de kogel 78 met een ingestelde kracht naar beneden drukt, in de uitsparing 76. De instelling vindt plaats met een in het huis 77 met een schroefverbinding opgenomen arreteerpen, waarvan het binneneind tegen de veer drukt en het buiteneind voorzien is van een zeskantgat 30 voor een inbussleutel waarmee de pen in gewenste mate in of uit geschroefd kan worden ten opzichte van het huis 77. De kogel 78 drukt met zo’n (vooraf ingestelde) kracht dat de kabelschijf tegengehouden is tegen, op de tekening gezien, linksom draaien, in de normale gebruikstoestand van de hindernis, dat wil zeggen wanneer de hindernis zich in de parate toestand bevindt. In de 35 weergegeven toestand is de spankabel 20 zodanig gespannen dat de balksegmenten 4 in horizontale lijn met elkaar liggen, waarbij de kogel 78 tegen de wand 76a aanligt en de kabelschijf 21 tegen verdraaiing in de richting B is 10 vergrendeld. Opgemerkt wordt dat In figuur 3A de uitzetstang 34 is afgebeeld in een uitgezette stand waarin de kabel 24 de kabelschijf 22 zo ver als gewenst in de richting A heeft geroteerd om de kogel 78 achter de wand 76a van de kabelschijf 21 te laten grijpen. Daarna is de stand van de schijven 21 en 22 5 gezekerd, en kan de uitzetstang 34 weer worden ingetrokken, waarbij het oog 37 over de trekstang 40 schuift.
In figuur 3D is een mogelijke uitvoering van de aansluiting van de balkdelen 3a,b op de bijbehorende bedieningseenheden 80 getoond, waarin gebruik is gemaakt van een balkstuk 4”, dat in hoofdzaak overeen kan komen 10 met een kap 7, hier kap 7”. De kap 7” bezit een eindrand 71, die bevestigd is, bijvoorbeeld met lijm, tegen zijoppervlak 70 van de kast 30. De kap 7” bezit een hol vlak 15”, waarin passend en verdraaibaar opgenomen is bol-convex vlak 16’ van een kap 8’ van een balksegment 4’. De passing kan zijn overeenkomstig beschreven is aan de hand van figuur 2A. De kap 7" vormt aldus een hol 15 scharnier voor de rest van de balk 3(b), met mogelijkheid tot verdraaiing in het horizontale vlak en het verticale vlak. Om de aldus gevormde bezwijkverbinding is een balgvormig manchet 72 aangebracht, die dient om vuil weg te houden van de vlakken 16’ en 15”. Opgemerkt wordt dat dergelijke manchetten ook kunnen worden voorzien tussen de einden van de segmenten 4,4, met enige aanpassing 2 o van de vormgeving daarvan.
In figuur 3E is een alternatief voor de aansluiting van de balkdelen 3a,b op de bijbehorende bedieningseenheid 80 getoond, waarin balkstuk 4” via consoles 74 is bevestigd op de kast 30, via een horizontale scharnierpen 75. De oriëntatie in het verticale vlak van balkstuk 4” kan worden ingesteld door 25 kanteling om pen 75 (richtingen P) en worden vastgelegd door pen 81 in het bij die stand behorende borggat 79 te plaatsen. De getoonde stand kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het vormen van een zogenoemd Kruisje als springhindernis voor paarden.
Aan de buitenzijde van kast 30, zie figuren 3B en 4A-C, is een 30 grote kabelschijf 50 (figuur 4C) aangebracht, die vrij roteerbaar is om een as 51 en waaromheen een kabel 52 loopt, die met een eind bevestigd is aan de kabelschijf 50 en omloopt om rol 54a en met het andere eind bevestigd is aan een vast punt 53 aan het boveneind van de staander 2 (verder niet weergegeven). Op dezelfde as is voorts een kleine kabelschijf 56 gelagerd, als 35 één roteerbaar geheel met schijf 50, waarop bevestigd is het eind van een kabel 55 die om rol 54b loopt en met het andere eind 55a bevestigd is aan het ondereind van een uitzetstang 64 van een aandrijving 61 die verder een geleider 11 63 en een electromotor 62 omvat.
In figuren 4B en 4C is verder getoond dat de kast 30 voorzien is van stangen 66a,b, waarop de rollen 54a,b gelagerd zijn en die aan de einden voorzien zijn van wielen 67a,b die geleid worden in schematisch weergegeven 5 kanalen in de staander 2.
Door bediening van de elektromotor 62, met afstandsbediening, kan de uitzetstang 64 worden ingetrokken, richting J. Hierdoor zal de schijf 56 roteren in de richting K, en daarmee ook de schijf 50, waardoor de kabel 52 in richting L wordt getrokken. Als gevolg hiervan zal de kast 30 omhoog bewegen in 10 de richting N, geleid in de staander 2 door wielen 67a,b. Hiermee worden de balken 3 die gehouden zijn door de kasten 30, hoger gesteld, op de gewenste hoogte. Bij verlaging kan de electromotor 62 in tegengestelde richting bediend worden.
De in figuren 1A-C weergegeven toestand is de gebruiksstand van 15 de hindernis 1. Het kan voorkomen dat tijdens een sprong een paard met de benen één van de balken 3 of beide balken 3 raakt. Ook kan het gebeuren dat een paard niet springt en met de borst tegen beide balken 3 aankomt. In dat geval zullen de balken 3 een dwarskracht F ondervinden en neigen tot afwijken van de horizontale richting. Hierdoor wordt op plotselinge, dynamische wijze een 20 extra trekkracht uitgeoefend op de spankabel 20, waardoor de kracht die de kabelschijf 21 met de tredewand 76a op de kogel 78 uitoefent een drempelwaarde overschrijdt zodat de tredewand 76a de kogel 78 opwaarts drukt en de kabelschijf 21 plotseling, als ware getriggerd, linksom kan roteren, richting B. De spankabel 20 wordt bijgevolg onmiddellijk ontspannen. De kabelschijf 22 25 roteert mee en de trekstang 40 schiet omhoog, geleid door de platen 39a,b. Door het wegvallen van de spanning in de spankabels 20 (richting E) wordt de integriteit van de balken 3 in een belangrijke mate opgeheven. Als gevolg daarvan worden de bezwijkverbindingen tussen de segmenten 4 benut en kunnen de balksegmenten 4 ten opzichte van elkaar kantelen onder invloed van 30 de zwaartekracht en eventueel de impact, en eventueel uiteenschuiven. De balken 3 bezwijken dan als het ware, richting G, en komen terecht in een stand weergegeven in figuren 5A-C. Aldus valt dicht bij de plek van aanraking het hindernislichaam, hier de balken 3, weg.
Doordat de spankabel 20 nog door de segmenten 4 reikt, blijven 35 die segmenten met elkaar in serie, in de zin van een kralenketting met elkaar verbonden. Dat is voordelig voor het weer oprichten van de hindernis.
Voor het herstellen van de hindernis 1 bedient men de 12 afstandsbediening voor de electromotor 32, waardoor de uitzetstang 34 wordt uitgezet naar beneden, waarbij door contact van de stelmoer 41 met het oog 37 de trekstang 40 neerwaarts in richting D wordt gedwongen en de kabel 24 de kabelschijven 21 en 22 in de richting A roteert. Hierdoor worden de spankabels 5 20 aangetrokken in richtingen H en wordt de spanning in de spankabels 20 hersteld, waarbij uiteindelijk de kogel 78 weer achter de tredewand 76a grijpt en de stand van figuren 1A-c is hersteld.
Bij het desintegreren en weer samenstellen van de balken 3 vergemakkelijkt de bol-hol ineengrijping van de einden van de balksegmenten 4 10 de onderlinge beweging. De eindranden 11 en 14 bevorderen bij het weer samenstellen de uitrichting, evenals de kabel 20 die door de gaten 17 en 18 reikt.
Met de zelfherstellende hindernis volgens de uitvinding kan de hindernis, nadat de balk(en) gevallen is(zijn), zonder fysieke inspanning in de 15 uitgangspositie teruggebracht worden Het herstellen van de hindernis geschiedt middels het spannen van de balk met behulp van een spanmechanisme. Het spanmechanisme kan elk medium zijn waarmee gespannen wordt. Te denken valt hierbij aan een kabel, touw, pneumatiek, hydrauliek, magneet, enz. of een combinatie van de verschillende elementen. Het spannen van dit mechanisme 20 kan eveneens op verschillende manieren plaatsvinden, zoals met een motor, een pneumatiek, een hydrauliek, of een veer.
De balken 3a, b kunnen alternatief als één geheel gevormd zijn, waarbij zij door middel van een eigen spankabel naar de staander 2 zijn gespannen, op hiervoor beschreven wijze, of elke andere geschikte wijze.
25 Het spannen van de balk kan ook aan één zijde plaatsvinden, in welk geval de betreffende balk een uithouder vormt vanaf één staander.
Het herstellen van de hindernis kan uitgevoerd worden op meerdere manieren, bijvoorbeeld:
Na een bepaalde tijd dat de balk afgeworpen is (tijdschakelaar).
30 - Na het vrijgeven van het herstellen door de ruiter (afstandbediening).
Na het controleren van de hindernis zelf of er zich geen obstakel (paard, mens) tussen de palen bevindt.
In een hindernis volgens de uitvinding kan een bezwijkbare balk 35 worden gecombineerd met een standaardbalk. Men zou in het gegeven voorbeeld bijvoorbeeld de onderste balk als standaardbalk kunnen uitvoeren.
Zoals besproken kunnen de balken op verschillende hoogtes 13 ingesteld worden zodat deze hindernis geschikt is voor elke hoogte om te springen. Ook dat mechanisme kan op meerdere wijzen worden uitgevoerd, electrisch, pneumatisch, hydraulisch of op iedere ander wijze om te komen tot een aandrijving. Ook handbediening is mogelijk.
5 Opgemerkt wordt dat de uitvinding ook toepasbaar is op andere sporten dan paardenspringsport, bijvoorbeeld in atletiek, zoals voor hordelopen en hoogspringen, eigenlijk in elke omstandigheid waarin een balk afgegooid kan worden die vervolgens weer in positie hersteld moet worden.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van 10 voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
15 1036325

Claims (40)

1. Hindernisinrichting omvattend een steun en een door de steun te ondersteunen hindernis, waarbij de hindernis althans één hindernisdeel omvat dat ten opzichte van de steun verplaatsbaar is tussen een gebruiksstand waarin de hindernis zijn integriteit als hindernis bezit en een lagere bezwijkstand waarin 5 de integriteit van de hindernis althans deels is opgeheven, waarbij de inrichting voorts omvat houdmiddelen voor het met een trekkracht ten opzichte van de steun in de gebruiksstand houden van het hindernisdeel, waarbij de houdmiddelen zijn ingericht voor het bij een impact die door een gebruiker van de hindernisinrichting uitgeoefend is op het hindernisdeel dat hindernisdeel toe ïo te laten, in het bijzonder direct, toe te laten, te bewegen naar de bezwijkstand, waarbij de houdmiddelen zijn ingericht voor het bij de impact direct opheffen van de trekkracht.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de houdmiddelen tenminste één 15 spanelement omvatten voor het in de gebruiksstand naar de steun spannen van het hindernisdeel, waarbij de inrichting bij voorkeur omvat spanmiddelen voor het spannen van het spanelement.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de spanmiddelen een aandrijving 20 omvatten, in het bijzonder een door de inrichting te bekrachtigen aandrijving, in het bijzonder voorzien van een afstandbesturing.
4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het spanelement zich door de hindernis uitstrekt. 25
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de houdmiddelen grendelmiddelen, die bij voorkeur veerbelast of voorgespannen zijn, omvatten voor het in een gespannen toestand vastzetten van de spanmiddelen, welke grendelmiddelen er op berekend zijn om bij het met een voorafbepaalde mate 3. overschrijden van de trekkracht de vergrendeling op te heffen. 1036325
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de grendelmiddelen instelbaar zijn voor het instellen van de voorafbepaalde mate van overschrijding van de trekkracht waarmee de vergrendeling wordt opgeheven,
7. Inrichting volgens één der conclusies 2-6, waarbij de grendelmiddelen een arreteerdeel, zoals een -kogel, omvatten dat direct of indirect aangrijpt op het spanelement.
8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de houdmiddelen ïo zijn ingericht voor het bij een impact gericht dwars op de trekkracht op het hindernisdeel vrijgeven van dat hindernisdeel om dat de bezwijkstand te laten innemen.
9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hindernisdeel 15 door middel van een bezwijkverbinding in de gebruiksstand verbonden is met een aangrenzend deel van de inrichting, waarbij, bij voorkeur, de bezwijkverbinding een potentiële draaiverbinding vormt.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het hindernisdeel en het 20 aangrenzende deel van de inrichting voorzien zijn van eerste, met elkaar samenwerkende richtmiddelen voor het onderling richten in de gebruiksstand.
11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van tweede richtmiddelen voor het ten opzichte van de steun instellen van de oriëntatie van 25 het hindermisdeel.
12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hindernisdeel in hoofdzaak langwerpig is en de trekkracht in hoofdzaak in lijn daarmee ligt, in het bijzonder een normaalkracht genereert in het hindernisdeel.. 30
13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hindernis een aantal door de houdmiddelen in serie tegen elkaar getrokken hindernisdelen omvat.
14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de houdmiddelen ingericht zijn voor het blijvend met elkaar verbinden van het hindemisdeel en aangrenzende delen van de inrichting.
15. Hindernisinrichting omvattend een steun en een door de steun te ondersteunen hindernis, waarbij de hindernis een aantal naast en tegen elkaar opgestelde segmenten omvat, waarbij de inrichting voorts omvat activeerbare 5 en de-activeerbare houdmiddelen voor het met een houdkracht tegen elkaar houden van naast elkaar gelegen segmenten, waarbij naast elkaar gelegen segmenten bezwijkverbindingen in de hindernis vormen.
16 Inrichting volgens conclusie 15, voorzien van seriemiddelen voor het in serie ïo houden van de segmenten na bezwijken van een of meer van de bezwijkverbindingen.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij de houdmiddelen tevens de seriemiddelen vormen. 15
18. Inrichting volgens conclusie 15,16 of 17, waarbij de houdmiddelen de naast elkaar gelegen segmenten tegen elkaar trekken.
19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de houdmiddelen een zich blijvend in 20 serierichting uitstrekkend spanelement omvatten.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij het spanelement zich door de segmenten uitstrekt.
21. Inrichting volgens conclusie 19 of 20, voorzien van spanmiddelen voor het op spanning brengen van het spanelement.
22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij de spanmiddelen een aandrijving omvatten, in het bijzonder een door de inrichting te bekrachtigen aandrijving, in 3. het bijzonder voorzien van een afstandbesturing.
23. Inrichting volgens één der conclusies 15-22, waarbij de houdmiddelen voorzien zijn van triggermiddelen voor de-activering van de houdmiddelen bij een gebeurtenis, in het bijzonder een door de gebruiker uitgeoefende impact op de 3. hindernis, bij voorkeur bij een dwars op de hindernis uitgeoefende impact
24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de houdmiddelen grendelmiddelen omvatten die bij de impact worden gedeactiveerd, in het bijzonder direct.
25. Inrichting volgens conclusie 24, wanneer afhankelijk van conclusie 20, waarbij de grendelmiddelen een arreteerdeel omvatten, zoals een arreteerkogel 5 die indirect aangrijpt op het spanelement.
26. Inrichting volgens één der conclusies 15-25, waarbij de segmenten ter plaatse van de bezwijkverbinding potentieel verdraaibaar zijn ten opzichte van elkaar. 10
27. Inrichting volgens één der conclusies 15-26, waarbij de segmenten ter plaatse van de bezwijkverbinding voorzien zijn van richtmiddelen voor het onderling richten van beide segmenten.
28. Inrichting volgens één der conclusies 15-27, waarbij de segmenten gevormd zijn als omwentelingslichamen ten opzichte van een hartlijn die samenvalt met ee hartlijn van de hindernis.
29. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hindernis 2. zijwaarts reikt vanaf de steun.
30. Samenstel van twee inrichtingen volgens conclusie 29, waarbij de betreffende hindernissen van tegengestelde richtingen met de uiteinden tot bij elkaar reiken. 25
31. Samenstel volgens conclusie 30, waarbij de uiteinden van beide hindernissen voorzien zijn van met elkaar samenwerkende koppelmiddelen.
32. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, uitgevoerd als 3. springhindernis voor dierensport, in het bijzonder paardensport.
33. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van stelmiddelen voor het instellen van de hoogte van de hindernis.
34. Inrichting volgens conclusie 33, waarbij de stelmiddelen een aandrijving omvatten, in het bijzonder met een afstandbesturing.
35. Hindernisinrichting omvattend een op een ondergrond te plaatsen steun en een door de steun te ondersteunen hindernis, waarbij althans een deel van de hindernis door spanmiddelen in een gebruiksstand is gespannen tegen de steun, waarbij de inrichting voorts voorzien is van door een impact van een vreemd 5 lichaam tegen het hindernisdeel in werking te stellen losmiddelen voor het ontspannen van de spanmiddelen.
36. Inrichting volgens conclusie 35, waarbij de spanmiddelen tevens verbindingsmiddelen vormen voor het blijvend met elkaar verbinden van het 1. hindernis deel en de steun.
37. Inrichting volgens conclusie 36, waarbij de spanmiddelen een kabel, touw en dergelijke omvatten, waarbij de spanmiddelen ingericht zijn voor het spannen van de kabel, en dergelijke en de losmiddelen ingericht zijn voor het vrij geven 15 van een lengte van de kabel en dergelijke.
38. Inrichting volgens conclusie 35, 36 of 37, waarbij het hindernisdeel na ontspannen van de spanmiddelen vrij neerwaarts beweegbaar is onder invloed van zwaartekracht. 20
39. Hindernisinrichting omvattend een op een ondergrond te plaatsen steun en een door de steun te ondersteunen hindernis, voorzien van een of meer van de maatregelen zoals op zich beschreven in één der conclusies 1-38.
40. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 30 -o-o-o-o-o-o-o-o- 1036325
NL1036325A 2008-12-18 2008-12-18 Hindernis. NL1036325C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036325A NL1036325C2 (nl) 2008-12-18 2008-12-18 Hindernis.
EP09015695A EP2272578A3 (en) 2008-12-18 2009-12-18 Hurdle

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036325A NL1036325C2 (nl) 2008-12-18 2008-12-18 Hindernis.
NL1036325 2008-12-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036325C2 true NL1036325C2 (nl) 2010-06-21

Family

ID=40791244

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036325A NL1036325C2 (nl) 2008-12-18 2008-12-18 Hindernis.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2272578A3 (nl)
NL (1) NL1036325C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN110917639B (zh) * 2019-12-03 2021-01-08 齐鲁理工学院 一种足球训练用可伸缩跨栏器械

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0042810A2 (fr) * 1980-06-23 1981-12-30 Jean-Pierre Sanchez Dispositif d'accouplement élastique pour assembler bout à bout et coaxialement deux tronçons de tube et applications
DE9301135U1 (nl) * 1993-01-28 1993-03-25 Julius Cronenberg Oh, 5760 Arnsberg, De
JPH08309040A (ja) * 1995-05-17 1996-11-26 Nishi Sports:Kk 練習用ハードル
DE29818695U1 (de) * 1998-10-21 1999-01-21 Luber Josef Sicherheitshindernisstangen für den Pferdesport
NL1011397C1 (nl) * 1999-02-26 2000-08-29 Lammers Metaal B V Ophangbeugel.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0042810A2 (fr) * 1980-06-23 1981-12-30 Jean-Pierre Sanchez Dispositif d'accouplement élastique pour assembler bout à bout et coaxialement deux tronçons de tube et applications
DE9301135U1 (nl) * 1993-01-28 1993-03-25 Julius Cronenberg Oh, 5760 Arnsberg, De
JPH08309040A (ja) * 1995-05-17 1996-11-26 Nishi Sports:Kk 練習用ハードル
DE29818695U1 (de) * 1998-10-21 1999-01-21 Luber Josef Sicherheitshindernisstangen für den Pferdesport
NL1011397C1 (nl) * 1999-02-26 2000-08-29 Lammers Metaal B V Ophangbeugel.

Also Published As

Publication number Publication date
EP2272578A2 (en) 2011-01-12
EP2272578A3 (en) 2011-05-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5967093A (en) Equestrian jump and bracket for creating an angular obstacle
JP4197510B2 (ja) 愛玩動物侵入規制用柵
US9056215B2 (en) Half-pipe trampoline
JP6754453B2 (ja) トランポリン懸架取付連結装置
NL1036325C2 (nl) Hindernis.
EP2611330A2 (en) Bed with pivotable bed surface
US8579736B2 (en) Moveable soccer goal safety system
CN110891656A (zh) 便携式健身结构
US8997696B1 (en) Pet deterrent
US4988092A (en) Break-down therapeutic walker with foot separator
US20050272534A1 (en) Football training device
US20070277439A1 (en) Rotating barrier
KR20180002204U (ko) 조립식 다용도 운동기구
CN213130534U (zh) 一种用于康复训练床的直立结构
US20090194039A1 (en) Cat can't jump - device for training small animals
CA3021674A1 (en) Breakaway athletic track hurdle and training device
US6261196B1 (en) Releasable/break-away sports goal
ES2540586T3 (es) Equipo de juego
KR100521902B1 (ko) 애견용 러닝훈련장치
JP2007275080A (ja) 愛玩動物侵入規制用柵
US7137357B2 (en) Portable exercising system for animals
DE19547372C2 (de) Liegeboxabtrennung für Rinder-Liegeboxen, insbesondere für einen Liegebox-Laufstall
EP1674135A1 (en) Collapsible trampoline
JP2006197948A (ja) 愛玩動物侵入規制用柵
JP4212001B2 (ja) 愛玩動物侵入規制用柵

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190101