NL1035370C2 - Perskoppeling met verbeterd koppeldeel voor het vasthouden van een pershuls. - Google Patents

Description

Titel: Perskoppeling met verbeterd koppeldeel voor het vasthouden van een pershuls.

De uitvinding heeft betrekking op een perskoppeling voor een buis, omvattende een insteekeinde om in een buiseinde te worden steken, en een huls die rond het genoemde buiseinde dient te worden verperst om aldus het buiseinde rond het insteekeinde vast te klemmen.

5 Koppelingen van dit type zijn bekend, bijvoorbeeld uit EP 0 611 911.

Deze bekende koppeling omvat een kunststof koppeldeel om de huls aan het insteekeinde te koppelen. Het koppeldeel omvat een cilindrisch lichaam met eerste en tweede aangrijpmiddelen. De eerste aangrijpmiddelen bevinden zich op een eerste eindgedeelte van het cilindrische lichaam en zijn ingericht om de 10 huls op een vormgesloten, krachtgesloten en/of materiaalgesloten wijze aan te grijpen. De tweede aangrijpmiddelen bevinden zich op het andere eindgedeelte van het cilindrische lichaam en omvatten een rondlopende rand waarvan is vermeld dat deze zich zo ver radiaal inwaarts uitstrekt dat hiermee het koppeldeel op het insteekeinde wordt vastgehouden. Een voordeel van deze 15 tweede aangrijpmiddelen is dat deze nauwelijks ruimte innemen, althans niet in axiale richting, en aldus geen afbreuk doen aan de algehele afmetingen van de koppeling. De tweede aangrijpmiddelen kunnen bovendien een dubbelfunctie vervullen doordat zij als isolator kunnen fungeren tussen het insteekeinde enerzijds en de huls en/of een ingestoken buis anderzijds. Dit is 20 met name voordelig in gevallen waarbij de voomoemde onderdelen metalen delen omvatten.

Een nadeel van dit bekende koppeldeel is evenwel dat voor een adequate passing tussen de tweede aangrijpmiddelen en het insteekeinde beide onderdelen vervaardigd dienen te worden binnen nauwe 25 maattoleranties. Indien de passing te wijd is kan het koppeldeel voortijdig los komen, bijvoorbeeld tijdens transport. Indien de passing te nauw is, zal montage moeilijk zo niet onmogelijk zijn. Dergelijke nauwe maattoleranties leiden doorgaans tot verhoogde kosten, bijvoorbeeld ten behoeve van vervaardiging en montage.

30 Het is een doel van de uitvinding om een koppeling van het hiervoor beschreven type te verschaffen, waarbij het nadeel van het bekende koppeldeel is verholpen of althans verminderd, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe omvat een koppeling volgens de uitvinding een koppeldeel met eerste aangrijpmiddelen die zijn ingericht om het insteekeinde aan te grijpen op een 1035370 2 eerste aangrijppositie en tweede aangrijpmiddelen die zijn ingericht om de huls aan te grijpen op een tweede aangrijppositie, waarbij de tweede aangrijppositie zich stroomafwaarts van de eerste aangrijppositie bevindt, gezien in montagerichting in welke richting de huls op het insteekeinde wordt 5 gemonteerd.

Volgens de uitvinding kunnen de eerste aangrijpmiddelen zijn gepositioneerd op een gedeelte van het koppeldeel dat zich in gebruik uitstrekt in een tussen het insteekeinde and de huls gevormde, ringvormige spleet. Een dergelijk koppeldeel gedeelte kan eenvoudig worden ontworpen met goede 10 veerkrachtige eigenschappen, althans in radiale richting, bijvoorbeeld door de gedeelten te voorzien van axiale sleuven en/of door de wanddikte ervan plaatselijk te reduceren. Bijgevolg kan althans een deel van het aangrijpvermogen van de eerste aangrijpmiddelen worden ontleend aan de goede veerkrachtige eigenschappen van het koppeldeel. Dit ondervangt de 15 noodzaak voor nauwe vervaardigingstoleranties, waardoor productiekosten lager kunnen zijn en montage eenvoudiger.

Volgens een aspect van de uitvinding kunnen de eerste aangrijpmiddelen van een klikverbindingstype zijn. Dergelijke aangrijpmiddelen kunnen bijdragen aan montagegemak.

20 Volgens een verder aspect van de uitvinding kunnen de eerste aangrijpmiddelen tegen een binnenvlak van het koppeldeel zijn gelegen en kunnen de tweede aangrijpmiddelen tegen een buitenvlak van het koppeldeel zijn gelegen. Met een dergelijke ligging kunnen de eerste en tweede aangrijpmiddelen op relatief geringe axiale afstand van elkaar worden 25 geplaatst, op tegenovergelegen vlakken van het koppeldeel, waardoor de axiale lengte van het koppeldeel en daarmee de axiale lengte van de koppeling kern worden geminimaliseerd.

Volgens een ander aspect van de uitvinding kan een eerste eindgedeelte van het koppeldeel zijn ingericht om in radiale richting ingesloten 30 te liggen tussen het insteekeinde en de huls en kan een tweede eindgedeelte van het koppeldeel zijn ingericht om in axiale richting ingesloten te liggen tussen het insteekeinde en de huls, in samengestelde toestand. Een dergelijk koppeldeel kan als isolator fungeren die rechtstreeks contact tussen het fitting lichaam enerzijds en de huls en/of een ingestoken buiseinde anderzijds 35 voorkomt. Een dergelijk koppeldeel kan daarenboven compact zijn 3 vormgegeven, nauwelijks bijdragend aan de algehele afmetingen van de koppeling.

Volgens nog een verder aspect van de uitvinding, kunnen de eerste en tweede aangrijpmiddelen beide worden omgeven door de huls, in 5 samengestelde toestand. In dat geval kunnen de genoemde eerste en tweede aangrijpmiddelen ingesloten, dat wil zeggen ingeklemd liggen tussen het insteekeinde en de huls hetgeen in een zeer stabiele verbinding kan resulteren, met goede weerstand tegen buigmomenten.

Volgens nog een ander aspect van de uitvinding kunnen het 10 koppeldeel en het insteekeinde zijn ontworpen om elkaar in samengestelde toestand aan te grijpen langs een keilvormig aangrijpoppervlak. In nadere uitwerking kunnen de eerste aangrijpmiddelen zich bevinden op of deel uitmaken van genoemd keilvormig aangrijpoppervlak. Met een dergelijk keilvormig ontwerp kan speling tussen de genoemde onderdelen weggedrukt 15 worden door het koppeldeel in montagerichting te bewegen. Bijgevolg mogen de vervaardigingstoleranties nog grover zijn.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van een perskoppeling volgens de onderhavige uitvinding zijn uiteengezet in de afhankelijke conclusies.

20 Ter toelichting van de uitvinding zal hierna een uitvoeringsvoorbeeld worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin: FIG. 1 een koppeling volgens de uitvinding toont, in uiteengenomen aanzicht; 25 FIG. 2 de respectieve onderdelen van de koppeling uit Figuur 1 toont, in dwarsdoorsnede; FIG. 3 de koppeling uit Figuur 2 toont, in samengestelde toestand; FIG. 4 detail A van de koppeling uit Figuur 2 toont; en FIG. 5 detail B van de koppeling uit Figuur 2 toont.

30 De in de Figuren 1-3 getoonde koppeling omvat een insteekeinde 3, een huls 4 en een koppeldeel 5 om de huls 4 op het insteekeinde 3 vast te houden.

Het insteekeinde 3 is in hoofdzaak buisvormig en gewoonlijk vervaardigd uit kunststof of metaal. Het heeft een eerste einde 6 dat 35 bijvoorbeeld verbonden kan zijn met een fitting lichaam (niet getoond) en een vrij, tweede einde 8 dat in gebruik in een buiseinde (niet getoond) is gestoken.

4

Teneinde dit insteken te vereenvoudigen kan het tweede einde 8 bijvoorbeeld zijn afgerond, afgeschuind of van een ander wrijvingverlagend profiel zijn voorzien.

Het insteekeinde 3 is nabij zijn eerste einde 6 voorzien van een 5 legering 10, ontworpen om met het koppeldeel 5 samen te werken. Deze legering 10 omvat in de geïllustreerde uitvoeringsvorm, getoond in Figuur 5, een cilindrisch gedeelte 12 met vergrote buitendiameter en een conisch overgangsgedeelte 13 dat eindigt in eerste vasthoudmiddelen 14. Deze eerste vasthoudmiddelen 14 zijn ingericht om samen te werken met eerste 10 aangrijpmiddelen 21 van het koppeldeel 5 op zodanige wijze dat het koppeldeel 5 op de legering 10 kan worden aangebracht (in de door pijl A aangegeven montagerichting) en verwijdering van het koppeldeel 5 in tegenovergestelde richting wordt verhinderd. Daartoe kunnen de eerste vasthoudmiddelen 14 bijvoorbeeld een of meerdere weerhaakvormige uitsteeksels omvatten of een 15 omtreksrichel, als getoond. Andere uitvoeringsvormen zijn mogelijk, afhankelijk van het ontwerp van de eerste aangrijpmiddelen 21. De legering 10 kan aan zijn andere einde zijn voorzien van aanslagmiddelen 11 om beweging van het koppeldeel 5 in de montagerichting A te beperken. Deze aanslagmiddelen 11 kunnen bijvoorbeeld een getrapte schouder, een 20 omtreksflens en/of enige uitsteeksels of inkepingen omvatten.

Het insteekeinde 3 kan voorts zijn voorzien van een of meerdere omtreksgroeven 15 voor opname van afdichtmiddelen (niet getoond), zoals bijvoorbeeld een O-ring. Het insteekeinde 3 kan zijn voorzien van gripmiddelen 16 om weerstand te bieden tegen verwijdering van het 25 insteekeinde 3 uit een buiseinde waarin het is gestoken. Dergelijke gripmiddelen 16 kunnen bijvoorbeeld een of meerdere tandvormige richels omvatten, die zich uitstrekken langs althans een deel van de buitenomtrek van het insteekeinde.

De huls 4 heeft een in hoofdzaak cilindrisch ontwerp en is 30 gewoonlijk vervaardigd van metaal. De huls 4 is zodanig gedimensioneerd dat deze het insteekeinde 3 op enige radiale afstand omgeeft en aldus een ringvormige spleet 18 omsluit, geschikt voor opname van een buiseinde (niet getoond). De huls 4 is nabij één of beide einden voorzien van tweede vasthoudmiddelen 24 die zijn ingericht om samen te werken met tweede 35 aangrijpmiddelen 22 van het koppeldeel 5. De tweede vasthoudmiddelen 24 kunnen bijvoorbeeld zijn gevormd door een rand van de huls of een of 5 meerdere delen daarvan binnenwaarts (als getoond) en/of buitenwaarts te buigen. Alternatief kan de huls 4 zijn voorzien van inkepingen, indeukingen of soortgelijke profielen.

Het koppeldeel 5 is in hoofdzaak ringvormig en gewoonlijk 5 vervaardigd van enigszins veerkrachtig materiaal, zoals bijvoorbeeld kunststof. Het koppeldeel 5 omvat eerste aangrijpmiddelen 21 voor aangrijping van het insteekeinde 3 en tweede aangrijpmiddelen 22 voor aangrijping van de pershuls 4. Zoals het beste te zien is in Figuur 4, kunnen de eerste aangrijpmiddelen 21 zich bevinden aan een binnenzijde van het 10 koppeldeel 5. Zij kunnen bijvoorbeeld een of meer weerhaakvormige uitsteeksels omvatten of een weerhaakvormige richel die zich uitstrekt lang althans een deel van de binnenomtrek van het koppel deel. Bij voorkeur zijn de eerste aangrijpmiddelen 21 zodanig gevormd dat de binnencontour van het koppeldeel 5 in hoofdzaak aansluit op de buitencontour van de legering 10, als 15 moge blijken door Figuur 4 en 5 met elkaar te vergelijken.

De tweede aangrijpmiddelen 22 kunnen zich bevinden aan een buitenzijde van het koppeldeel 5 en kunnen eveneens zijn gevormd als weerhaakvormige uitsteeksels of een zich lang althans een deel van de buitenomtrek van het koppeldeel uitstrekkende richel. In de geïllustreerde 20 uitvoeringsvorm bevinden de eerste en tweede aangrijpmiddelen 21, 22 zich op een eerste eindgedeelte 7 van het koppeldeel 5, alwaar het koppeldeel 5 een relatief geringe wanddikte heeft en bijgevolg een zekere flexibiliteit in radiale richting. De eerste aangrijpmiddelen 21 bevinden zich enigszins dichter bij het vrije einde van het eindgedeelte 7 dan de tweede aangrijpmiddelen 22, of in 25 andere woorden, gezien in de montagerichting A van het koppeldeel 5, bevinden de eerste aangrijpmiddelen 21 zich stroomopwaarts ten opzichte van de tweede aangrijpmiddelen 22. Het andere eindgedeelte van het koppeldeel 5 kan zijn voorzien van een omtreksflens 9 met een buitendiameter die bij voorkeur ten minste overeenstemt met die van de huls 4. Zoals het beste is te 30 zien in Figuur 4 is tussen de genoemde flens 9 en de tweede aangrijpmiddelen 22 een groef 23 gevormd.

De koppeling 1 kan als volgt worden samengesteld. Eerst wordt het koppeldeel 5 met het eerste eindgedeelte 7 in de huls 4 gestoken totdat de tweede aangrijpmiddelen 22 achter de tweede vasthoudmiddelen 24 35 vastklikken, daarbij de huls 4 op een tweede aangrijppositie II (als aangegeven 6 in Figuur 3) aangrijpend. De tweede vasthoudmiddelen 24 worden aldus vastgehouden in de groef 23.

Vervolgens wordt het koppeldeel 5 (met de daaraan bevestigde huls 4) rond het insteekeinde 3 geschoven en op de legering 10 totdat de eerste 5 aangrijpmiddelen 21 voorbij de eerste vasthoudmiddelen 14 klikken, daarbij het insteekeinde 3 op een eerste aangrijppositie I aangrijpend. Zoals te zien is in Figuur 3 bevindt deze eerste aangrijppositie I zich stroomopwaarts ten opzichte van de tweede aangrijppositie II, gezien in de montagerichting van de huls 4.

10 Beide klikverbindingsacties zijn mogelijk dankzij de voordelige ligging van de eerste en tweede aangrijpmiddelen 21, 22 op het eerste eindgedeelte 7 van het koppeldeel 5, dat in radiale richting goede flexibiliteit en veerkracht bezit.

Het koppeldeel 5 kan langs de legering 10 worden voortbewogen 15 totdat de flens 9 aanligt tegen de aanslagmiddelen 11. In geassembleerde toestand kan de flens 9 fungeren als scheidingswand die rechtstreeks contact tussen het insteekeinde 3 enerzijds en de huls 4 en/of een ingestoken buiseinde anderzijds verhindert. Dit is in het bijzonder voordelig wanneer het insteekeinde 3 vervaardigd is van metaal.

20 Uit de Figuren 3-5 moge blijken dat in samengestelde toestand de eerste aangrijpmiddelen 21 en het conische gedeelte 13 van de legering 10 elkaar aangrijpen langs een keilvormig aangrijpoppervlak. Hierdoor kan speling tussen genoemde legering 10, het koppeldeel 5 en/of de huls 4 worden weggedrukt naarmate het koppeldeel 5 langs de legering 10 wordt 25 voortbewogen richting de aanslagmiddelen 11. Bijgevolg komt het eindgedeelte 7 van het koppeldeel 5 nauwsluitend ingesloten te liggen tussen het insteekeinde 3 en de huls 4. Dit resulteert in een stabiele verbinding tussen de voomoemde onderdelen en voorkomt bovendien de noodzaak voor nauwe vervaardigingstoleranties.

30 De uitvinding is op generlei wijze beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties (van delen) van de getoonde en beschreven uitvoeringsvormen worden expliciet geacht in deze beschrijving te zijn opgenomen en worden expliciet geacht onder de uitvindingsgedachte te vallen. Bovendien zijn vele variaties mogelijk binnen 35 het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

1035370

Claims (11)

1. Perskoppeling (1) voor aansluiting van een buis, waarbij de koppeling (1) een insteekeinde (3) omvat, een huls (4) en een koppeldeel (5) om de hiils (4) aan het insteekeinde (3) te koppelen, waarbij het koppeldeel (5) eerste aangrijpmiddelen (21) omvat om het insteekeinde (3) op een eerste 5 aangrijppositie (I) aan te grijpen en tweede aangrijpmiddelen (22) om de huls (4) op een tweede aangrijppositie (II) aan te grijpen, waarbij de tweede aangrijppositie (II) zich stroomafwaarts van de eerste aangrijppositie (I) bevindt, gezien in een montagerichting (A) in welke de huls (4) op het insteekeinde (3) wordt gemonteerd.

2. Perskoppeling (1) volgens conclusie 1, waarbij de eerste aangrijpmiddelen (21) van een klikverbindingstype zijn.

3. Perskoppeling (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tweede aangrijpmiddelen (22) zich bevinden op een buitenvlak van het koppeldeel (5).

4. Perskoppeling (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 15 de eerste aangrijpmiddelen (21) zich bevinden op een binnenvlak van het koppeldeel (5).

5. Perskoppeling (1) voor aansluiting van een buis, waarbij de koppeling (1) een insteekeinde (3) omvat, een huls (4) en een in hoofdzaak ringvormig koppeldeel (5) om de huls (4) aan het insteekeinde (3) te koppelen, 20 waarbij het koppeldeel (5) zich langs een binnenomtrek van het koppeldeel (5) uitstrekkende eerste aangrijpmiddelen (21) omvat, voor aangrijping van het insteekeinde (3), en zich langs een buitenomtrek van het koppeldeel (5) uitstrekkende tweede aangrijpmiddelen (22), voor aangrijping van de huls (4), waarbij ten minste de eerste aangrijpmiddelen (21) van een 25 klikverbindingstype zijn.

6. Perskoppeling (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste en/of de tweede aangrijpmiddelen (21, 22) zich bevinden op een gedeelte van het koppeldeel (5) dat veerkrachtig is in radiale richting.

7. Perskoppeling (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 30 in samengestelde toestand de eerste en tweede aangrijpmiddelen (21, 22) omgeven zijn door de huls (4).

8. Perskoppeling (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (5) en het insteekeinde (3) zijn ontworpen om elkaar in 1035370 samengestelde toestand aan te grepen langs een keilvormig aangrijpoppervlak.

9. Perskoppeling (1) volgens conclusie 8, waarbij de eerste aangrijpmiddelen (21) zich bevinden op of deel uitmaken van het keilvormige 5 aangrijpoppervlak.

10. Perskoppeling (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel (5) is vervaardigd van een isolerend materiaal, bij voorbeeld kunststof.

11. Perskoppeling (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 10 een eerste eindgedeelte (7) van het koppeldeel (5) is ingericht om in radiale richting ingesloten te liggen tussen het insteekeinde (3) en de huls (4), en een tweede eindgedeelte (9) van het koppeldeel (5) is ingericht om in axiale richting ingesloten te liggen tussen het insteekeinde (3) en de huls (4), in samengestelde toestand. 15 1035370