NL1032431C2 - Melkinrichting - Google Patents
Melkinrichting Download PDFInfo
- Publication number
- NL1032431C2 NL1032431C2 NL1032431A NL1032431A NL1032431C2 NL 1032431 C2 NL1032431 C2 NL 1032431C2 NL 1032431 A NL1032431 A NL 1032431A NL 1032431 A NL1032431 A NL 1032431A NL 1032431 C2 NL1032431 C2 NL 1032431C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pulsator
- coil
- milking
- motor
- milking device
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/017—Automatic attaching or detaching of clusters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/04—Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/04—Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
- A01J5/10—Pulsators arranged otherwise than on teat-cups
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- External Artificial Organs (AREA)
Description
MELKINRICHTING
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een melkinrichting.
5 In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een melkinrichting, omvattende een gestel met tenminste een melkbekerhouder met een ten opzichte daarvan beweegbare melkbeker, een met de melkbeker verbonden terugplaatsmiddel, en een vacuümleiding en een ontluchtingsopening, waarbij de melkbeker een voering met daarop aangesloten een pulsatorleiding omvat, waarbij 10 de pulsatorleiding door middel van een ten opzichte van de pulsatorleiding verplaatsbaar kanaal afwisselend aansluitbaar is op de vacuümleiding en op de ontluchtingsopening, en waarbij het terugplaatsmiddel omvat een wikkelspoel, een over de wikkelspoel op- en afwikkelbaar trekmiddel dat via de melkbekerhouder is geleid, en een wikkelmotor met motorbesturing voor het draaien van de wikkelspoel, 15 voorts omvattende een pulsatorspoel met een pulsatormotor die is ingericht voor het door verplaatsen van het kanaal afwisselend op de vacuümleiding en de ontluchtingsopening aansluiten van de pulsatorleiding.
Een bekende melkinrichting omvat een melkbeker met een voering die is aangesloten op een pulsatorleiding die afwisselend kan worden aangesloten op 20 een vacuümleiding en een ontluchting, waarbij genoemde aansluiting plaatsvindt via een draaibare spoel.
De bekende melkinrichting heeft het nadeel dat deze niet bijzonder compact is, hetgeen een nadeel kan zijn. Vaak is er immers maar een beperkte ruimte om te manoeuvreren onder het lijf of tussen de poten van een koe.
25 Het is derhalve een doel van de uitvinding om een melkinrichting te verschaffen die compacter is.
De uitvinding bereikt dit doel met een melkinrichting van de in de aanhef genoemde soort, waarbij het verplaatsbare kanaal ten minste een uitsparing in de pulsatorspoel omvat, en waarbij de pulsatorspoel met de wikkelspoel 30 verbindbaar is. Met een dergelijke melkinrichting kan ruimtewinst worden behaald doordat de pulsatorspoel met de wikkelspoel kunnen worden gekoppeld. Dit is in de praktijk mogelijk aangezien de tijden van werkzaamheid in beginsel gescheiden zijn, waarbij hun functies elkaar niet negatief beïnvloeden. Ten tijde van werkzaam zijn van de pulsatorspoel is de wikkelspoel niet werkzaam, in zoverre het trekmiddel in 35 beginsel reeds maximaal is afgewikkeld en er daardoor een vrije slag in het trekmiddel bestaat. Daardoor zal een eventueel heen en weer bewegen van het 1032431 2 trekmiddel niet negatief merkbaar zijn. Omgekeerd geldt dat, bij in werking zijn van de wikkelspoel, de pulsatorspoel niet in werking is. Ook daardoor zal de werking van beide spoelen elkaar niet negatief kunnen beïnvloeden. Niettemin is er door het verbindbaar zijn van de pulsatorspoel en de wikkelspoel ruimtebesparing mogelijk 5 doordat deze nu zo dicht als gewenst is bij elkaar kunnen worden geplaatst.
In een bijzondere uitvoeringsvorm vormen de pulsatormotor en de wikkelmotor een geheel. Bij deze uitvoeringsvorm zijn bovendien de pulsatormotor en de wikkelmotor gekoppeld. Bij voorkeur zijn deze beide motoren een en dezelfde motor, die dan twee functies kan uitoefenen, namelijk opwikkelen van het 10 terugplaatsmiddel en afwisselend aansluiten van de pulsatorleiding op de vacuümleiding en de ontluchtingsopening. Zoals boven aangegeven zijn beide functies in beginsel gescheiden, waardoor zij eenvoudig door een en dezelfde motor kunnen worden uitgevoerd. Uiteraard dient de motorbesturing aan beide functies te zijn aangepast, hetgeen voor de vakman eenvoudig te verwezenlijken is.
15 Bij voorkeur is de pulsatorspoel integraal en vast verbonden met de wikkelspoel. Een dergelijke uitvoeringsvorm waarborgt een betrouwbare koppeling tussen pulsatorspoel en wikkelspoel. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van het feit dat de werkingen van beide spoelen in de tijd gescheiden is, zodat het vest verbinden van beide spoelen een maximale ruimtewinst kan opleveren en bovendien 20 maximaal betrouwbaar is. In feite vormen pulsatorspoel en wikkelspoel een geheel, bij voorkeur zelfs één spoel.
In een speciale uitvoeringsvorm omvat het kanaal meerdere over de pulsatorspoel verdeelde uitsparingen. De pulsatorspoel volgens deze uitvoeringsvorm omvat naast een gedeelte waarover het trekmiddel kan worden 25 gewikkeld meerdere over de pulsatorspoel verdeelde uitsparingen. In feite is echter slechts één uitsparing nodig, die dient als verbindingskanaal tussen de pulsatorspoel en de vacuümleiding, respectievelijk de ontluchtingsopening. Overigens kan er ook sprake zijn van een ontluchtingskanaal, waarin bijvoorbeeld een filter is geplaatst om vervuiling te voorkomen. Het kan voordelig zijn om meerdere uitsparingen te 30 verschaffen, aangezien de pulsatorspoel anders over een min of meer grote slag dient te worden gedraaid voordat het kanaal kan worden aangesloten op de vacuümleiding en/of de ontluchtingsopening. Bij meerdere verschafte kanalen, dat wil zeggen meerdere uitsparingen, hoeft de motor gemiddeld een veel kleinere slag te maken voordat een dergelijke aansluiting kan worden verwezenlijkt. Dit is 35 doelmatiger en sneller. Bovendien is het mogelijk om, indien een kanaal beschadigt, 3 verstopt of dergelijke is, een ander kanaal te kiezen, door de motor een klein slagje verder te laten draaien tot een volgende uitsparing.
De uitsparingen kunnen zijn aangebracht over de omtrek van de spoel, d.w.z. bijvoorbeeld naast het gedeelte dat wordt gebruikt voor wikkelen van het 5 trekmiddel. Bovendien kunnen de uitsparingen zijn aangebracht over een boven- of ondervlak van de spoel, in het bijzonder over een met de draaiingsas concentrische ring. De uitsparingen hoeven niet regelmatig verdeeld te zijn, maar dat is uiteraard een voordeel omdat aldus gemiddeld de kortste insteltijd kan worden verkregen.
Bij voorkeur is de pulsatormotor ingericht voor het met instelbare 10 snelheid verplaatsen van het kanaal. Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk om een of meer kenmerkende fases van de melkslag te kunnen instellen. In de praktijk blijkt namelijk dat de vier kenmerkende fases van de melkbewerking, te weten vacuümopbouwfase, hoofdmelkfase, ontluchtingsfase en rustfase, instelbaar zijn door de snelheid van het kanaal te kiezen. Dit kan bijvoorbeeld als volgt worden 15 toegelicht.
Uitgaande van een voering die op omgevingsdruk is en niet is verbonden met het vacuümkanaal of de ontluchtingsopening, zal in een eerste stap de voering worden aangesloten op de vacuümleiding door het kanaal in de geschikte richting te bewegen. Afhankelijk van de snelheid van het kanaal zal de genoemde 20 verbinding tussen pulsatorleiding en vacuümleiding gedurende een bepaalde tijd in stand blijven. In die tijd zal de vacuümleiding de voering naar een bepaald vacuüm weten te trekken. Bijvoorbeeld zal dit vacuüm minder diep zijn indien het kanaal zeer snel beweegt. De verplaatsingssnelheid die nodig is om een bepaald vacuüm te bereiken kan eenvoudig proefondervindelijk worden vastgesteld.
25 Het in te stellen vacuüm van de voering kan overigens worden gekozen in afhankelijkheid van de op dat moment heersende melkfase, zoals voormelkfase, hoofdmelkfase of namelkfase. In ieder geval zal vervolgens de melkslag kunnen plaatsvinden bij gelijkblijvend vacuüm in de voering. De tijdsduur van de melkslag kan worden ingesteld door sneller of langzamer verder verplaatsen van het kanaal. In 30 een volgende stap wordt de voering aangesloten op de ontluchtingsopening. Wederom geldt dat bij sneller verplaatsen van het kanaal het te bereiken drukverschil, in dit geval door beluchten, afhankelijk is van de aansluittijd van de pulsatorleiding op de ontluchtingsopening. Bij een korte aansluittijd zal er een zeker restvacuüm overblijven. Tot slot is er de rustfase, waarbij wederom geen verbinding 35 is tussen de pulsatorleiding en de vacuümleiding of de ontluchtingsopening. Zoals 4 hiervoor opgemerkt is het op dat moment heersende vacuüm in te stellen door sneller of langzamer bewegen van het kanaal tijden beluchten.
Volgens de hierboven beschreven maatregelen kunnen de vacuümomstandigheden van de voering tijdens één totale melkslag volledig worden 5 ingesteld door het met een gewenste snelheid verplaatsen van het kanaal. Deze snelheid kan tijdens de vier verschillende fases van de melkslag afzonderlijk worden ingesteld.
In een speciale uitvoeringsvorm is de pulsatorspoel heen-en-weerbeweegbaar door de pulsatormotor. Door het heen-en-weerbeweegbaar zijn van 10 de pulsatorspoel is het eenvoudig en doeltreffend mogelijk om de pulsatorleiding aan te sluiten op het kanaal, waarbij er slechts een uitsparing in de pulsatorspoel nodig is. Opgemerkt wordt dat bij de uitvoeringsvormen volgens het vierde aspect van de uitvinding de pulsatorleiding in beginsel tussen de vacuümleiding en de ontluchtingsopening is aangebracht. Desgewenst kan een andere volgorde worden 15 aangehouden, mits het kanaal daaraan is aangepast.
In een andere uitvoeringsvorm is de pulsatorspoel roteerbaar is door de pulsatormotor. Bij deze uitvoeringsvorm blijft de pulsatorspoel draaien tijdens het afwisselend aansluiten op de vacuümleiding en de ontluchtingsopening. In dat geval is het van voordeel wanneer de koppeling met de wikkelspoel verbroken is.
20 In een bijzondere en voordelige uitvoeringsvorm omvat het gestel een verrijdbaar voertuig, in het bijzonder een autonoom verrijdbaar voertuig. Vooral hierbij speelt het een belangrijke en gunstige rol dat de inrichting compact kan worden gemaakt. Immers geldt voor deze inrichtingen niet alleen dat zij moeten kunnen manoeuvreren tussen bijvoorbeeld de poten van het melkdier, maar 25 bovendien omvat een dergelijke inrichting vaak aanvullende deelinrichtingen, zoals een melkopslagvat, reinigingsmiddelen, navigatiemiddelen, enzovoort. Daardoor is te behalen ruimtewinst erg aantrekkelijk. Niettemin kan de melkinrichting ook zijn uitgevoerd als een vast opgestelde inrichting zoals een robot met een robotarm.
Er geldt in alle genoemde aspecten van de uitvinding dat de 30 melkinrichting kan zijn voorzien van een of meer van de hierna genoemde bijzondere kenmerken.
Het gestel kan zijn voorzien van ten minste twee verplaatsingsmiddelen, in het bijzonder wielen of rupsbanden, en bij voorkeur bovendien van ten minste een aanvullend verplaatsingsmiddel of een glijddeel. Het 35 aldus verrijdbare gestel kan voldoende hebben aan twee wielen om voldoende soepel te worden verplaatst. Bij voorkeur omvat het gestel bovendien een onderdeel 5 dat op een derde steunpunt het verplaatsen vergemakkelijkt, zoals een aanvullend wiel of een glijddeel. Een, of bij voorkeur twee aanvullende wielen, zodat in totaal vier wielen zijn verschaft, geven een optimaal rijdcomfort. Daar staat tegenover dat bijvoorbeeld een aanvullend kogelwiel een grotere wendbaarheid verschaft. Een 5 eventueel verschaft glijddeel heeft uiteraard het voordeel dat dit buitengewoon robuust kan worden uitgevoerd, en geen last heeft van vervuiling.
In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de melkinrichting voorts een motor voor aandrijven van ten minste een van de ten minste twee verplaatsingsmiddelen. Met een dergelijke motor is de melkinrichting zelfrijdend, en 10 hoeft deze dus niet door een bedienende persoon te worden verplaatst. Een en ander heeft uiteraard voordelen met betrekking tot de vereiste hoeveelheid werk door een bedienende persoon, die aldus zeer gering kan worden. Met voordeel is een motorbesturing voor de aandrijfmotor verschaft. Deze kan bijvoorbeeld zijn verbonden met een GPS-systeem of dergelijke voor oriëntatie van de melkinrichting 15 in de ruimte waarin deze zich bevindt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de melkinrichting voorts een melkopslagvat. Bij deze uitvoeringsvorm is de melkinrichting in principe volledig zelfstandig. Na melken van een koe of ander dier, of meerdere dieren in het geval van een voldoende groot melkopslagvat, kan de melkinrichting al dan niet zelfstandig 20 naar een grotere meikopslagtank rijden om de inhouden van het melkopslagvat daarin af te geven. Het verschaffen van een dergelijk melkopslagvat heeft een nadeel dat er uiteraard ruimte nodig is om de melk te kunnen opslaan. Een voordeel is echter dat er geen slangen nodig zijn waar een dier achter kan blijven haken, enz. Een andere uitvoeringsvorm is echter ook dat de melkinrichting door middel van een 25 melktransportleiding verbindbaar of verbonden is met een meikopslagtank. Een dergelijke melkinrichting kan dan bijzonder compact worden uitgevoerd.
In een speciale uitvoeringsvorm is het melkopslagvat althans ten dele aangebracht binnen de pulsatorspoel en/of de wikkelspoel. Bij deze uitvoeringsvorm wordt optimaal gebruik gemaakt van de in beginsel loze holle ruimte van de 30 pulsatorspoel en/of de wikkelspoel. Door daarin een melkopslagvat aan te brengen wordt deze ruimte nuttig gebruikt, en is een compacte melkinrichting het gevolg.
In het bijzonder omvat de melkinrichting voorts een speendetectiemiddel, een speenreinigingsinrichting en/of een melkbekerreinigingsinrichting. Dergelijke middelen zijn in de stand van de techniek 35 bekend en dienen voor het verkrijgen van een betrouwbaardere, hygiënischere, enz. melkinrichting. De vakman kan echter de melkinrichting ook combineren met enig 6 ander in de stand van de techniek bekend middel om de daarmee verbonden voordelen te behalen.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de 5 tekening, waarin enkele niet-beperkende voorbeelduitvoeringsvormen worden getoond, en waarin:
Figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van de melkinrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2 toont schematisch in zijaanzicht een deel van een 10 uitvoeringsvorm van de melkinrichting volgens de uitvinding; en
Figuur 3 toont een detail uit Figuur 2, in bovenaanzicht.
Figuur 1 is een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de melkinrichting volgens de uitvinding.
15 Hierin is met 2 de vloer aangeduid waarop de melkinrichting rust. Deze laatste omvat een gestel 10 en een subgestel 20.
Het gestel 10 omvat wielen 12 en een glijslof 14, alsmede een opstaand deel 16. Het subgestel 20 omvat een bodemdeel 22 en een behuizing 46, en een hoogteverstelling met een cilinder 18 en een parallellogramconstructie 24. 20 Voorts zijn verschaft in totaal vier (waarvan twee zichtbaar) melkbekerhouders 26 met elk een melkbeker 28 en elk aangebracht op een kantelbare tussenarm 30. Melkleidingen 32 lopen via een beugel 34 naar melkafvoerbuis 36.
Met 42 is een aansluiting voor een vacuümleiding aangeduid, en met 44 een pulsator/wikkeltrommel, die is aangebracht op behuizing 46. Daarop is ook 25 een speendetectiecamera 48 aangebracht.
De in Figuur 1 getoonde melkinrichting omvat twee wielen 12 en een glijslof 14. Hiermee wordt een goed compromis bereikt tussen verrijdbaarheid met wielen, die vrij eenvoudig over bijvoorbeeld kleine obstakels kunnen rijden, en een geringe hoogte met een glijslof. Dit laatste is zeer gunstig bij plaatsen van de 30 melkinrichting onder een koeienuier. De wielen 12 kunnen optioneel zijn aangedreven door een motor (niet getoond), bij voorkeur zelfs elk door een motor. Dit laatste biedt het voordeel dat er geen as tussen de wielen 12 nodig is, en bovendien kan aldus eenvoudig wendbaarheid worden verschaft door een onafhankelijke besturing van de wielen. Een besturing van de motor of motoren, en 35 dus van de melkinrichting, kan ook op de inrichting zijn verschaft. Alternatief is het 7 ook mogelijk om de melkinrichting zonder motor uit te rusten, waarbij zij bijvoorbeeld met de hand onder een koe wordt gereden of anderszins geplaatst.
Het gestel is hier getoond als een autonoom voertuig, maar kan ook een robotmelkinrichting met robotarm zijn, bijvoorbeeld vast opgesteld op een 5 melkplaats. Het gestel 10 hoeft in de getoonde uitvoeringsvorm voorts niet veel meer te omvatten dan een draagconstructie, die bij voorkeur zodanig is opgebouwd dat diverse leidingen van de melkinrichting, zoals melkleidingen 32, wordt belet de vloer 2 te raken. Dit wordt nader toegelicht bij Figuur 1b.
Het subgestel 20 is in hoogte verstelbaar ten opzichte van het gestel 20 10 en dus van de vloer 2. Daartoe omvat de inrichting een in- en uitschuifbare cilinder 18 die is verbonden tussen het gestel 10 en het subgestel 20, om precies te zijn met een van de twee evenwijdige stangen van een parallellogramconstructie 24. Door cilinder 18 in of uit te schuiven verdraaien de stangen 24 van de parallellogramconstructie, en wordt het subgestel 20 verplaatst. De hoogteverstelling 15 is wenselijk om op verschillende (uier)hoogtes de melkbekers 28 te kunnen aanbrengen. Overigens kunnen in plaats van de parallellogramconstructie 24 en de ene cilinder 18 ook andere hoogteverstelmechanismen worden toegepast, zoals een combinatie van een kranswiel en een daarmee samenwerkend tandwiel, waarbij het subgestel met het ene (tandjwiel en het gestel met het andere (tand)wiel is 20 verbonden, of bijvoorbeeld meerdere cilinders, enzovoort.
De melkleidingen 32 lopen via een geleidingsbeugel 34 naar een melkafvoerbuis 36, die aansluiting geeft (niet weergegeven) op een melkopslag (eveneens niet weergegeven).
Er kan een melkopslag zijn verschaft in de vorm van een externe 25 melktank, waarbij er dan een slang verbonden is tussen de melkinrichting en de melktank, bijvoorbeeld vanaf de melkafvoerbuis 36. Alternatief is er aan boord van de melkinrichting een melkopslagvat verschaft, bijvoorbeeld in de ruimte bij of tussen de wielen 12, of met voordeel in de pulsator/wikkeltrommel 44.
De melkbekers zijn bovendien via een niet-getoonde vacuüm- oftewel 30 pulsatorleiding aangesloten op de bijbehorende aansluiting 42, die op haar beurt werkzaam is verbonden met de pulsator/wikkeltrommel 44. Deze trommel zal verderop nader worden toegelicht. De trommel 44 is aangebracht op de dragerconstructie 46, die niet veel meer hoeft te omvatten dan een montageplaat of dergelijke.
35 Voorts is getoond een speendetectiecamera 48, voor het detecteren van de posities van spenen van een te melken dier. Een dergelijke 8 speendetectiecamera is op zich aan de vakman op het gebied bekend en zal daarom hier niet nader worden beschreven. Opgemerkt wordt echter dat de camera daarnaast kan zijn toegerust voor het herkennen van poten en andere obstakels, alsmede voor het navigeren in ruimtes zoals (melk)stallen. Deze laatste optie zal 5 uiteraard vooral van pas komen indien de melkinrichting is voorzien van een aandrijving voor zelfstandig voortbewegen.
Belangrijk is dat de melkinrichting als geheel buitengewoon compact wordt. Immers het subgestel kan zakken, de wikkel- en pulsatorspoel zijn gecombineerd, terwijl bovendien de glijslof een minimale bouwhoogte vereist. Aldus 10 is het in de praktijk mogelijk om een verrijdbare of zelfs zelfrijdende melkinrichting te verschaffen die geschikt is om koeien of andere dieren te melken waarvan de spenen nog maar enige centimeters boven de grond hangen. Met name bij kleinere melkdieren kan dit grote voordelen bieden.
Figuur 2 toont schematisch in zijaanzicht een deel van een 15 uitvoeringsvorm van de melkinrichting volgens de uitvinding. Figuur 3 toont een detail uit Figuur 2, in bovenaanzicht.
Hierin is 60 een koord dat is verbonden met de melkbeker 28, via de melkbekerhouder 26, en is gewikkeld rond een pulsator/wikkeltrommel 44. De trommel 44 heeft een opstaande rand 64, om te voorkomen dat het koord van de 20 draadtrommel kan glijden. De trommel 44 heeft een zijvlak 50 met in dit geval acht uitsparingen 66. De uitsparingen 66 zijn regelmatig verdeeld over een cirkel op het vlak. Uiteraard kunnen er ook minder of meer uitsparingen zijn verschaft, met minimaal één uitsparing. Bovendien hoeven deze niet noodzakelijkerwijs regelmatig te zijn verschaft.
25 Voorts zijn, in doorsneezijaanzicht een pulsatorleiding 62, een vacuümleiding 70 en een ontluchtingsleiding 72 getoond. De pulsatorleiding 62 is aan het andere uiteinde aangesloten op de voering van de melkbeker 28. Hier wordt opgemerkt dat er niet apart ook een aansluiting voor een melkleiding is weergegeven. Deze zou bijvoorbeeld naast de pulsatorleidingaansluiting kunnen zijn 30 verschaft, over een kleine hoek verdraaid. Alternatief is het mogelijk om de melkleiding en de pulsatorleiding in één gecombineerde leiding te verschaffen. Aldus wordt een extra compacte melkinrichting verkregen.
De uitsparingen 66 en de doorsnede en posities van de drie genoemde leidingen 62, 70, 72, zijn zodanig dat de uitsparing 66 een verbinding kan vormen 35 tussen de pulsatorleiding 62 en de ontluchtingsleiding 72 en/of de vacuümleiding 70. Op deze wijze kan de druk in de pulsatorleiding 62, d.w.z. in de voering in de 9 melkbeker 28, worden gevarieerd. Hierbij is het van belang dat de uitsparing 66 zodanig is bemeten dat er ook een positie mogelijk is waarbij de pulsatorleiding 62 geen verbinding heeft met de ontluchtingsleiding 72, noch met de vacuümleiding 70.
Het variëren van de druk in de pulsatorleiding 62 komt tot stand door 5 verdraaien van de trommel 44, zodanig dat de gewenste verbinding tussen pulsatorleiding 62 en ontluchtingsleiding 72 of vacuümleiding 70 tot stand komt. Een en ander zal nader worden toegelicht aan de hand van Figuur 4. Het wordt hier overigens benadrukt dat het draaien van de trommel 44 geen invloed heeft op de werking van de melkinrichting voor wat betreft de positie van de melkbeker 28 indien 10 aangesloten op een speen, aangezien het terugplaatsmiddel 60 een veel grotere vrije slag toelaat dan nodig is om de gewenste verdraaiing te bereiken.
Figuur 3 toont in schematische dwarsdoorsnede, en gezien van bovenaf, een detail van Figuur 2. Hierin is 64 de rand van de trommel 44, met daarin aangegeven de uitsparingen 66. Voorts zijn aangegeven de vacuümleiding 70, de 15 pulsatorleiding 62 en de ontluchtingsleiding 72. Deze zijn verankerd in een leidingenblok 74.
Het verdraaien van de trommel 44 om de uitsparing 66 op een gewenste positie te plaatsen kan plaatsvinden door verplaatsen van de trommel 44 of door deze heen en weer te bewegen. Dit laatste biedt uiteraard het voordeel dat 20 de vrije slaglengte van het terugplaatsmiddel 60 het minste wordt beïnvloed. Het heen en weer bewegen kan rond een uitsparing 66 plaatsvinden, maar alternatief is het ook mogelijk om de trommel 44 een zodanig grote slag te laten maken dat meerdere uitsparingen 66 achtereenvolgens de pulsatorleiding 62 verbinden met de ontluchtingsleiding 72 respectievelijk de vacuümleiding 70. De bewegingsomkering 25 kan bijvoorbeeld plaatsvinden na een slag die twee, drie of meer uitsparingen 66 omvat. Dit kan voordelen hebben bij energiebesparing, aangezien instandhouden van een snel heen en weer gaande beweging meer energie kost dan een draaiing met slechts spaarzame bewegingsomkeringen.
In de figuur is een uitsparing 66 zodanig gepositioneerd dat de 30 pulsatorleiding 62 is aangesloten op de vacuümleiding 70. Een en ander houdt uiteraard in dat de druk in de pulsatorleiding 62 zal afnemen. Indien de trommel 44 beweegt in de richting van de pijl D zal de verbinding met de vacuümleiding 70 worden verbroken, totdat de pulsatorleiding 62 in verbinding komt met de ontluchtingsleiding 72, waarna de druk in de pulsatorleiding 62 weer zal toenemen, 35 tot maximaal de omgevingsdruk.
10
Bij voorkeur zijn de rand 64 van de trommel 44, het leidingenblok 74, dat overigens optioneel is, alsmede de genoemde leidingen 62, 70, 72, of althans ten minste de uiteinden daarvan, vervaardigd van gladde en/of slijtvaste materialen. Bijvoorbeeld is de rand van de trommel 44 vervaardigd van roestvast staal, dat bij 5 voorkeur is geslepen, gepolijst enz. Het leidingenblok 74 kan bijvoorbeeld koolstof omvatten, dat goede smerings- en glijdeigenschappen heeft. Uiteraard zijn vele andere materialen ook mogelijk.
De uitvinding is niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen. De vakman zal binnen het kader van de uitvinding uiteenlopende wijzigingen en 10 aanpassingen kunnen aanbrengen, waarbij de beschermingsomvang van de uitvinding wordt bepaald door de aangehechte conclusies.
1032431
Claims (13)
1. Melkinrichting, omvattende: - een gestel (10) met tenminste een melkbekerhouder (26) met een ten opzichte 5 daarvan beweegbare melkbeker (28), - een met de melkbeker (28) verbonden terugplaatsmiddel (60), en - een vacuümleiding (70) en een ontluchtingsopening (72), waarbij de melkbeker (28) een voering met daarop aangesloten een pulsatorleiding (62) omvat, 10 waarbij de pulsatorleiding (62) door middel van een ten opzichte van de pulsatorleiding (62) verplaatsbaar kanaal afwisselend aansluitbaar is op de vacuümleiding (70) en op de ontluchtingsopening (72), en waarbij het terugplaatsmiddel omvat: - een wikkelspoel (44), 15. een over de wikkelspoel op- en afwikkelbaar trekmiddel (60) dat via de melkbekerhouder (26) is geleid, en - een wikkelmotor met motorbesturing voor het draaien van de wikkelspoel (44), voorts omvattende een pulsatorspoel met een pulsatormotor die is ingericht voor het door verplaatsen van het kanaal afwisselend op de vacuümleiding (70) en de 20 ontluchtingsopening (72) aansluiten van de pulsatorleiding, waarbij het verplaatsbare kanaal ten minste een uitsparing (66) in de pulsatorspoel (44) omvat, en waarbij de pulsatorspoel met de wikkelspoel (44) verbindbaar is.
2. Melkinrichting volgens conclusie 1, waarbij de pulsatormotor en de 25 wikkelmotor een geheel vormen.
3. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pulsatorspoel integraal en vast verbonden is met de wikkelspoel (44).
4. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het kanaal meerdere over de pulsatorspoel verdeelde uitsparingen (66) omvat.
5. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pulsatormotor is ingericht voor het met instelbare snelheid verplaatsen van het kanaal.
6. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pulsatorspoel heen-en-weer beweegbaar is door de pulsatormotor.
7. Melkinrichting volgens een der conclusies 1-5, waarbij de pulsatorspoel roteerbaar is door de pulsatormotor. 1 03243 1
8. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gestel een verrijdbaar voertuig, in het bijzonder een autonoom verrijdbaar voertuig, omvat.
9. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het 5 gestel (10) is voorzien van ten minste verplaatsingsmiddelen, in het bijzonder wielen (12) of rupsbanden, bij voorkeur bovendien van ten minste een aanvullend verplaatsingsmiddel of een glijddeel (14).
10. Melkinrichting volgens conclusie 9, voorts omvattende een motor (50) voor het aandrijven van ten minste een van de ten minste twee 10 verplaatsingsmiddelen (12).
11. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een melkopslagvat.
12. Melkinrichting volgens conclusie 11, waarbij het melkopslagvat althans ten dele is aangebracht binnen de pulsatorspoel en/of de wikkelspoel (44).
13. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een speendetectiemiddel (48), een speenreinigingsinrichting en/of een melkbekerreinigingsinrichting. 1032431
Priority Applications (16)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032431A NL1032431C2 (nl) | 2006-09-05 | 2006-09-05 | Melkinrichting |
CN200780032988.8A CN101511165B (zh) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | 挤奶设备 |
US12/439,838 US8220412B2 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | Milking implement |
EP12171970.2A EP2520161B1 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
CA2866455A CA2866455A1 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
AU2007293810A AU2007293810B2 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
CN201210201990.6A CN102715093B (zh) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | 挤奶设备 |
JP2009526552A JP5580591B2 (ja) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | 搾乳装置 |
NZ574956A NZ574956A (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement having a frame and an arm connected to the frame with a teat cup holder and teat cup movable relative thereto |
RU2009112381/13A RU2447652C2 (ru) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | Доильное устройство |
EP07808505.7A EP2059119B1 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
NZ600130A NZ600130A (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
PCT/NL2007/000190 WO2008030084A2 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
CA2662001A CA2662001C (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
US13/527,655 US8746177B2 (en) | 2006-09-05 | 2012-06-20 | Milking implement |
JP2013081287A JP5735032B2 (ja) | 2006-09-05 | 2013-04-09 | 搾乳装置 |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032431 | 2006-09-05 | ||
NL1032431A NL1032431C2 (nl) | 2006-09-05 | 2006-09-05 | Melkinrichting |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1032431C2 true NL1032431C2 (nl) | 2008-03-06 |
Family
ID=37872309
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1032431A NL1032431C2 (nl) | 2006-09-05 | 2006-09-05 | Melkinrichting |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1032431C2 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2376620A2 (fr) * | 1977-01-07 | 1978-08-04 | Manuel Andre | Pulsateur rotatif pour traite mecanique alterne ou par quartier |
WO1995008048A1 (en) * | 1993-09-16 | 1995-03-23 | Tetra Laval Holdings & Finance S.A. | Removal device for a milking means and a sliding vane motor for the operation thereof |
WO1998031212A1 (en) * | 1997-01-17 | 1998-07-23 | Alfa Laval Agri Ab | A device for a milking stall |
EP1523880A2 (en) * | 2003-10-13 | 2005-04-20 | Lely Enterprises AG | An assembly for and a method of feeding and milking animals |
-
2006
- 2006-09-05 NL NL1032431A patent/NL1032431C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2376620A2 (fr) * | 1977-01-07 | 1978-08-04 | Manuel Andre | Pulsateur rotatif pour traite mecanique alterne ou par quartier |
WO1995008048A1 (en) * | 1993-09-16 | 1995-03-23 | Tetra Laval Holdings & Finance S.A. | Removal device for a milking means and a sliding vane motor for the operation thereof |
WO1998031212A1 (en) * | 1997-01-17 | 1998-07-23 | Alfa Laval Agri Ab | A device for a milking stall |
EP1523880A2 (en) * | 2003-10-13 | 2005-04-20 | Lely Enterprises AG | An assembly for and a method of feeding and milking animals |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP1943897B1 (en) | Milking implement | |
EP2059119B1 (en) | A milking implement | |
EP2131649B1 (en) | A rotary parlour for automatic milking of animals and a method for attaching teat cups to milking animals on a rotary platform. | |
EP0726703B1 (en) | An implement for and a method of milking animals | |
RU2556039C2 (ru) | Доильный аппарат и доильная установка, снабженная таким доильным аппаратом | |
EP0647390B1 (en) | A construction for automatically milking animals | |
EP2523545A1 (en) | A positioning system for at least one flexible tubular element connected to a cup-shaped member | |
NL1032431C2 (nl) | Melkinrichting | |
NL1032434C2 (nl) | Melkinrichting. | |
NL1032430C2 (nl) | Melkinrichting. | |
RU2447652C2 (ru) | Доильное устройство | |
NL2019960B1 (nl) | Autonoom reinigingsvoertuig en stal daarmee | |
IES70659B2 (en) | A teat-cup cluster removal device | |
NL1032432C2 (nl) | Melkinrichting. | |
EP0824858A1 (en) | Cluster support and guidance system for a milking machine | |
AU2012202963B2 (en) | A milking implement | |
NL2025365B1 (nl) | Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20130401 |