NL1032430C2 - Melkinrichting. - Google Patents
Melkinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1032430C2 NL1032430C2 NL1032430A NL1032430A NL1032430C2 NL 1032430 C2 NL1032430 C2 NL 1032430C2 NL 1032430 A NL1032430 A NL 1032430A NL 1032430 A NL1032430 A NL 1032430A NL 1032430 C2 NL1032430 C2 NL 1032430C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- teat cup
- milking
- milk
- frame
- milking device
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/017—Automatic attaching or detaching of clusters
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- External Artificial Organs (AREA)
Description
MELKINRICHTING
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een melkinrichting.
5 In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een melkinrichting, omvattende een verrijdbaar gestel met tenminste een melkbekerhouder met een ten opzichte daarvan beweegbare melkbeker met een op de melkbeker aangesloten melkleiding, een met de melkbeker verbonden terugplaatsmiddel, waarbij het terugplaatsmiddel omvat een wikkelspoel, een over de wikkelspoel op- en 10 afwikkelbaar trekmiddel dat via de melkbekerhouder is geleid, een wikkelmotor met motorbesturing voor het draaien van de wikkelspoel om daardoor het trekmiddel op te wikkelen.
Een bekende melkinrichting omvat een melkbekerhouder met een op de melkbeker aangesloten terugplaatsmiddel. Tevens omvat de melkinrichting een 15 afsluitmiddel voor een eveneens op de melkbeker aangesloten melkleiding. Een dergelijke afsluiter is nodig om te voorkomen dat er door het melkvacuüm, dat in beginsel constant op de melkleiding staat, verontreinigingen worden aangezogen wanneer de melkbeker niet op een speen is geplaatst.
De bekende inrichting heeft als nadeel dat deze niet erg compact is 20 omdat er een afzonderlijk terugplaatsmiddel en een afsluiter nodig is. Dit is ongewenst, aangezien er met name ten behoeve van de vrije beweegbaarheid onder en tussen koeien een zo compact mogelijke melkinrichting gewenst is.
Het is dan ook een doel van de uitvinding om een melkinrichting te verschaffen die compacter is.
25 De uitvinding bereikt dit doel met een melkinrichting van de in de aanhef genoemde soort, die voorts omvat een met de wikkelspoel concentrische en zich althans over een vooraf bepaalde boog uitstrekkende geleiding, waarbij de melkleiding is geleid in de geleiding, waarbij op de wikkelspoel een zich in de richting van de geleiding uitstrekkend dichtdrukmiddel zodanig is aangebracht, dat de 30 melkleiding althans in de vooraf bepaalde boog dichtdrukbaar is met het dichtdrukmiddel.
Bij een dergelijke melkinrichting is de afsluiter gekoppeld met het terugplaatsmiddel, in het bijzonder is een dichtdrukmiddel gekoppeld met de wikkelspoel, zodat een zeer compacte melkinrichting wordt verschaft. Het 35 dichtdrukmiddel kan zijn verschaft als een uitstulping op de wikkeltrommel of -spoel, waarbij het dichtdrukmiddel uiteraard samenwerkt met de geleiding waarin de 103243Ü 2 melkleiding is aangebracht. Een dergelijke geleiding kan bijvoorbeeld een U-profiel of dergelijke zijn. De vorm van het dichtdrukmiddel en de geleiding dienen in combinatie zodanig te zijn dat zij kunnen samenwerken om de melkleiding dicht te drukken. Een en ander is eenvoudig te bepalen op basis van de afmetingen en elastische 5 eigenschappen van de melkleiding.
De vooraf bepaalde boog dient uiteraard kleiner te zijn dan 360°, omdat anders de melkleiding aldoor dichtgedrukt zou zijn. Juist een niet-volledige boog verschaft de mogelijkheid om de melkleiding af te sluiten wanneer dat gewenst is.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de vooraf bepaalde boog ten 10 hoogste een boog van 180°. De vooraf bepaalde boog kan echter ook duidelijk kleiner zijn. Een en ander hangt samen de (gemiddelde) slag die de wikkelspoel maakt bij het opwikkelen van het trekmiddel. Een en ander zal hieronder worden verduidelijkt in relatie tot de werking van deze melkinrichting.
In een eerste positie, de positie waarin kan worden gemolken, is het 15 trekmiddel maximaal vrijgegeven, en bevindt het dichtdrukmiddel zich niet in de geleiding. Dit betekent dat de melkleiding vrij is, en melk door de melkleiding kan worden aangezogen. Na beëindigen van het melken zal de wikkelspoel worden gedraaid om de melkbeker terug te plaatsen op de melkbekerhouder. Aangezien op dat moment de melkleiding dient te worden afgesloten, verdient het de voorkeur 20 wanneer reeds bij een geringe verdraaiing van de wikkelspoel het dichtdrukmiddel in de geleiding komt en daar de melkleiding dichtdrukt. Vervolgens wordt terugplaatsen van de melkbeker op de melkbekerhouder voltooid, door de wikkelspoel de gewenste slag te laten maken. Gedurende de hele slag dient de melkleiding afgesloten te zijn.
Ten behoeve van een volgend aansluiten van de melkbeker op een 25 speen zal de melkbeker eerst op een speen worden geplaatst. Vervolgens zal de wikkelspoel worden teruggedraaid tot een stand waarbij het dichtdrukmiddel de geleiding verlaat en daardoor de melkleiding vrijgeeft. Daardoor zal er melkvacuüm op de melkbeker komen te staan en zal de melkbeker worden vastgezogen op de speen. Voorts zal de wikkelspoel ook de melkbeker vrijgeven door het maken van de 30 slag. Op dat moment is de kringloop voltooid en kan een volgende cyclus aanvangen.
In een bijzondere en voordelige uitvoeringsvorm omvat het gestel een verrijdbaar voertuig, in het bijzonder een autonoom verrijdbaar voertuig. Het geïntegreerd-zijn van de afsluiter in de wikkel-/pulsatortrommel verschaft het 35 voordeel van compactheid, hetgeen juist bij (autonoom) verrijdbare melkinrichtingen voordelig is. Deze inrichtingen dienen immers te manoeuvreren tussen bijvoorbeeld 3 poten van melkdieren. Bovendien zijn zij vaak voorzien van aanvullende deelinrichtingen zoals een melkopslagvat, reinigingsmiddelen, navigatiemiddelen enzovoort, zodat elke ruimtebesparing voordelig kan zijn.
Het gestel kan zijn voorzien van ten minste twee 5 verplaatsingsmiddelen, in het bijzonder wielen of rupsbanden, bij voorkeur bovendien van ten minste een aanvullend verplaatsingsmiddel of een glijddeel. Het aldus verrijdbare gestel kan voldoende hebben aan twee wielen om voldoende soepel te worden verplaatst. Bij voorkeur omvat het gestel bovendien een onderdeel dat op een derde steunpunt het verplaatsen vergemakkelijkt, zoals een aanvullend wiel of 10 een glijddeel. Een, of bij voorkeur twee aanvullende wielen, zodat in totaal vier wielen zijn verschaft, geven een optimaal rijdcomfort. Daar staat tegenover dat bijvoorbeeld een aanvullend kogelwiel een grotere wendbaarheid verschaft. Een eventueel verschaft glijddeel heeft uiteraard het voordeel dat dit buitengewoon robuust kan worden uitgevoerd, en geen last heeft van vervuiling.
15 In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de melkinrichting voorts een motor voor aandrijven van ten minste een van de ten minste twee verplaatsingsmiddelen. Met een dergelijke motor is de melkinrichting zelfrijdend, en hoeft deze dus niet door een bedienende persoon te worden verplaatst. Een en ander heeft uiteraard voordelen met betrekking tot de vereiste hoeveelheid werk door 20 een bedienende persoon, die aldus zeer gering kan worden. Met voordeel is een motorbesturing voor de aandrijfmotor verschaft. Deze kan bijvoorbeeld zijn verbonden met een GPS-systeem of dergelijke voor oriëntatie van de melkinrichting in de ruimte waarin deze zich bevindt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de melkinrichting voorts een 25 melkopslagvat. Bij deze uitvoeringsvorm is de melkinrichting in principe volledig zelfstandig. Na melken van een koe of ander dier, of meerdere dieren in het geval van een voldoende groot melkopslagvat, kan de melkinrichting al dan niet zelfstandig naar een grotere melkopslagtank rijden om de inhouden van het melkopslagvat daarin af te geven. Het verschaffen van een dergelijk melkopslagvat heeft een 30 nadeel dat er uiteraard ruimte nodig is om de melk te kunnen opslaan. Een voordeel is echter dat er geen slangen nodig zijn waar een dier achter kan blijven haken, enz. Een andere uitvoeringsvorm is echter ook dat de melkinrichting door middel van een melktransportleiding verbindbaar of verbonden is met een melkopslagtank. Een dergelijke melkinrichting kan dan bijzonder compact worden uitgevoerd.
35 In een speciale uitvoeringsvorm is het melkopslagvat althans ten dele aangebracht binnen de pulsatorspoel en/of de wikkelspoel. Bij deze uitvoeringsvorm 4 wordt optimaal gebruik gemaakt van de in beginsel loze holle ruimte van de pulsatorspoel en/of de wikkelspoel. Door daarin een melkopslagvat aan te brengen wordt deze ruimte nuttig gebruikt, en is een compacte melkinrichting het gevolg.
In het bijzonder omvat de melkinrichting voorts een 5 speendetectiemiddel, een speenreinigingsinrichting en/of een melkbekerreinigingsinrichting. Dergelijke middelen zijn in de stand van de techniek bekend en dienen voor het verkrijgen van een betrouwbaardere, hygiënischere, enz. melkinrichting. De vakman kan echter de melkinrichting ook combineren met enig ander in de stand van de techniek bekend middel om de daarmee verbonden 10 voordelen te behalen.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enkele niet-beperkende voorbeelduitvoeringsvormen worden getoond, en waarin: 15 Figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van de melkinrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2 toont in schematisch zijaanzicht een ander detail van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding;
Figuur 3 toont het in Figuur 2 getoonde detail in een aanzicht loodrecht 20 daarop; en
Figuur 4 toont de uitvoeringsvorm volgens Figuren 2 en 3 in een theoretische uitgerolde vorm.
Figuren 1 is een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van 25 de melkinrichting volgens de uitvinding.
Hierin is met 2 de vloer aangeduid waarop de melkinrichting rust. Deze laatste omvat een gestel 10 en een subgestel 20.
Het gestel 10 omvat wielen 12 en een glijslof 14, alsmede een opstaand deel 16. Het subgestel 20 omvat een bodemdeel 22 en een behuizing 46, 30 en een hoogteverstelling met een cilinder 18 en een parallellogramconstructie 24. Voorts zijn verschaft in totaal vier (waarvan twee zichtbaar) melkbekerhouders 26 met elk een melkbeker 28 en elk aangebracht op een kantelbare tussenarm 30. Melkleidingen 32 lopen via een beugel 34 naar melkafvoerbuis 36.
Met 42 is een aansluiting voor een vacuümleiding aangeduid, en met 35 44 een pulsator/wikkeltrommel, die is aangebracht op behuizing 46. Daarop is ook een speendetectiecamera 48 aangebracht.
5
De in Figuur 1 getoonde melkinrichting omvat twee wielen 12 en een glijslof 14. Hiermee wordt een goed compromis bereikt tussen verrijdbaarheid met wielen, die vrij eenvoudig over bijvoorbeeld kleine obstakels kunnen rijden, en een geringe hoogte met een glijslof. Dit laatste is zeer gunstig bij plaatsen van de 5 melkinrichting onder een koeienuier. De wielen 12 kunnen optioneel zijn aangedreven door een motor (niet getoond), bij voorkeur zelfs elk door een motor. Dit laatste biedt het voordeel dat er geen as tussen de wielen 12 nodig is, en bovendien kan aldus eenvoudig wendbaarheid worden verschaft door een onafhankelijke besturing van de wielen. Een besturing van de motor of motoren, en 10 dus van de melkinrichting, kan ook op de inrichting zijn verschaft. Alternatief is het ook mogelijk om de melkinrichting zonder motor uit te rusten, waarbij zij bijvoorbeeld met de hand onder een koe wordt gereden of anderszins geplaatst, of als een vast opgestelde robot met een robotarm als gestel 10.
Het gestel 10 hoeft in de getoonde uitvoeringsvorm voorts niet veel 15 meer te omvatten dan een draagconstructie, die bij voorkeur zodanig is opgebouwd dat diverse leidingen van de melkinrichting, zoals melkleidingen 32, wordt belet de vloer 2 te raken.
Het subgestel 20 is in hoogte verstelbaar ten opzichte van het gestel 20 en dus van de vloer 2. Daartoe omvat de inrichting een in- en uitschuifbare cilinder 20 18 die is verbonden tussen het gestel 10 en het subgestel 20, om precies te zijn met een van de twee evenwijdige stangen van een parallellogramconstructie 24. Door cilinder 18 in of uit te schuiven verdraaien de stangen 24 van de parallellogramconstructie, en wordt het subgestel 20 verplaatst. De hoogteverstelling is wenselijk om op verschillende (uier)hoogtes de melkbekers 28 te kunnen 25 aanbrengen. Overigens kunnen in plaats van de parallellogramconstructie 24 en de ene cilinder 18 ook andere hoogteverstelmechanismen worden toegepast, zoals een combinatie van een kranswiel en een daarmee samenwerkend tandwiel, waarbij het subgestel met het ene (tand)wiel en het gestel met het andere (tand)wiel is verbonden, of bijvoorbeeld meerdere cilinders, enzovoort.
30 De melkleidingen 32 lopen via een geleidingsbeugel 34 naar een melkafvoerbuis 36, die aansluiting geeft (niet weergegeven) op een melkopslag (eveneens niet weergegeven).
Er kan een melkopslag zijn verschaft in de vorm van een externe melktank, waarbij er dan een slang verbonden is tussen de melkinrichting en de 35 melktank, bijvoorbeeld vanaf de melkafvoerbuis 36. Alternatief is er aan boord van de 6 melkinrichting een melkopslagvat verschaft, bijvoorbeeld in de ruimte bij of tussen de wielen 12, of in de pulsator/wikkeltrommel 44.
De melkbekers zijn bovendien via een niet-getoonde vacuüm- oftewel pulsatorleiding aangesloten op de bijbehorende aansluiting 42, die op haar beurt 5 werkzaam is verbonden met de pulsator/wikkeltrommel 44. De trommel 44 is aangebracht op de dragerconstructie 46, die niet veel meer hoeft te omvatten dan een montageplaat of dergelijke.
Voorts is getoond een speendetectiecamera 48, voor het detecteren van de posities van spenen van een te melken dier. Een dergelijke 10 speendetectiecamera is op zich aan de vakman op het gebied bekend en zal daarom hier niet nader worden beschreven. Opgemerkt wordt echter dat de camera daarnaast kan zijn toegerust voor het herkennen van poten en andere obstakels, alsmede voor het navigeren in ruimtes zoals (melk)stallen. Deze laatste optie zal uiteraard vooral van pas komen indien de melkinrichting is voorzien van een 15 aandrijving voor zelfstandig voortbewegen.
Belangrijk is dat de melkinrichting als geheel buitengewoon compact wordt. Immers het subgestel kan zakken, de afsluiter is compact geïntegreerd in de pulsator, terwijl bovendien de glijslof een minimale bouwhoogte vereist. Aldus is het in de praktijk mogelijk om een verrijdbare of zelfs zelfrijdende melkinrichting te 20 verschaffen die geschikt is om koeien of andere dieren te melken waarvan de spenen nog maar enige centimeters boven de grond hangen. Met name bij kleinere melkdieren kan dit grote voordelen bieden.
Figuur 2 toont in schematisch zijaanzicht een ander detail van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Figuur 3 toont het in Figuur 2 getoonde detail 25 in een aanzicht loodrecht daarop. Figuur 4 toont de uitvoeringsvorm volgens Figuren 2 en 3 in een theoretische uitgerolde vorm.
In Figuur 2 zijn getoond een melkbeker 28, een wikkeltrommel 44, een koord 60 en een melkleiding 32. Het koord 60 loopt via een niet getoonde melkbekerhouder van de melkbeker 28 naar de wikkeltrommel 44, in het bijzonder 30 een draadtrommelgedeelte 44a. Daarnaast loopt er van de melkbeker 28 naar de wikkeltrommel 44, in het bijzonder een melkleidinggedeelte 44b, een melkleiding 32. Zowel het terugplaatsmiddel 60 als de melkleiding 32 kunnen via geleidingswielen 68 zijn geleid. Overigens kunnen deze ook grotendeels samenvallen, doch zij zijn duidelijkheidshalve op verschillende posities getekend. Zowel het koord 60 als de 35 melkleiding 32 zijn gedeeltelijk rond de wikkeltrommel 44 gewikkeld. Daarbij is de melkleiding 32 binnen een geleiding 62 geleid. Op de wikkeltrommel 44 is voorts een 7 uitstulping 64 aanwezig. De binnen- en buitendoorsnede van de melkleiding 32, alsmede de afstand tussen de wikkeltrommel 44 en de geleiding 62 en de afmetingen van de uitstulping 64 zijn zodanig gekozen dat de uitstulping de in de geleiding geleide melkleiding kan dichtdrukken.
5 Het doel van de uitstulping 64 is om de melkleiding 32 dicht te drukken, en aldus te verhinderen dat er door het in beginsel continu verschafte melkvacuüm verontreinigingen de melkleiding in zouden kunnen worden gezogen. Aldus is er sprake van een afsluiterwerking. Een en ander gaat als volgt in zijn werk. In de praktijk zal er een bepaalde slag zijn waarover de wikkeltrommel 44 draait om de 10 melkbeker 28 vrij te geven. Daarbij hoort een bepaalde vrije lengte van het terugplaatsmiddel 60. Bij aanbrengen van de melkbeker 28 op de speen van een uier dient het vacuüm te worden ingeschakeld nadat de melkbeker 28 goed is gepositioneerd. Door vrijgeven van het melkvacuüm zal de melkbeker 28 zich op geschikte wijze vastzuigen aan de speen, en zal afvallen worden voorkomen. 15 Vervolgens kan het terugplaatsmiddel 60 worden vrijgegeven door de wikkeltrommel 44 over de gewenste slag te draaien. Tijdens deze slag dient de melkleiding 32 open te zijn. De uitstulping 64 dient zich derhalve buiten de geleiding 62 te bevinden. Met andere woorden, de trommel 44 zal dan zodanig zijn gedraaid dat de uitstulping 64 zich in de linkerhelft van de figuur bevindt. Vervolgens zal op een gegeven moment 20 de melkstap worden beëindigd. Op dat moment dient het vacuüm te worden opgeheven, waarbij de melkleiding 32 wordt dichtgedrukt. Dit, wederom, kan plaatsvinden door de uitstulping 64 de geleiding 62 in te draaien, alwaar deze de melkleiding 32 kan dichtdrukken. In de figuur betekent dit dat de uitstulping 64 hetzij bovenaan, hetzij onderaan de geleiding 62 in zal worden gedraaid. Aangezien 25 bovendien vervolgens het terugplaatsmiddel 60 moet worden opgewikkeld, zal dit in de praktijk neerkomen op een positionering onderaan de geleiding, waarna de wikkeltrommel 44 verder wordt gedraaid in de richting van pijl E. Tijdens dit draaien wordt het terugplaatsmiddel 60 verder opgewikkeld, terwijl de uitstulping 64 zich door de geleiding 62 beweegt. Merk op dat de melkleiding 32 in dit geval vast is 30 opgesteld, en dus niet wordt opgewikkeld, maar glijdt over het melkleidinggedeelte 44b. Merk voorts op dat de melkleiding 32 open is tijdens een gedeelte van het verdraaien van de wikkeltrommel, en wel, beginnend in de eindpositie van melken van een koe, met aangedraaid koord en gesloten melkleiding, naar de beginpositie voor melken van de volgende koe. Tijdens dit voorbereiden voor de volgende koe 35 wordt de wikkeltrommel tegen de pijlrichting E gedraaid, en zal de uitstulping 64 na ongeveer een halve slag onderaan de geleiding 62 verlaten. De melkleiding gaat dan 8 open, maar de wikkeltrommel 44 dient nog (ongeveer) een halve slag verder te worden gedraaid, om het terugplaatsmiddel 60 weer op te wikkelen. Daartoe omvat het wikkelgedeelte 44a, anders dan getekend, bij voorkeur slechts maximaal 1 slag van het terugplaatsmiddel 60. Tijdens het terugopwikkelen is de melkbeker 28 niet 5 aangesloten, maar staat de melkleiding 32 open. Tijdens dit gedeelte dient de melkleiding 32 bij voorkeur extern te worden afgesloten, hoewel dit niet noodzakelijk is. Na volledig terugopwikkelen kan de uitstulping 64 desgewenst weer bovenaan in de geleiding aanwezig zijn, en daardoor de melkleiding 32 weer afsluiten.
Figuur 3 toont de trommel 44 in een ander, loodrecht zijaanzicht. Het 10 wikkelgedeelte 44a en het melkleidinggedeelte 44b zijn duidelijk te zien. Het terugplaatsmiddel 60 is hier enige slagen gewikkeld weergegeven, hetgeen van voordeel kan zijn indien het door slijtage of dergelijke breekt, en opnieuw bevestigd dient te worden.
Figuur 4 toont een theoretisch "afgewikkeld" oftewel uitgerold model 15 van een deel van de trommel 44 van Figuur 2. Hierbij is een ringvormig gedeelte van Figuur 2, rond de buitenomtrek van de trommel 44, opengeknipt en uitgerold weergegeven.
Hierbij is derhalve van de trommel 44 alleen een wandgedeelte weergegeven. Daarnaast is de melkleiding 32, met leidingwand 33 getoond in 20 geleiding 62 met eerste en tweede toevoergeleidingen 66-1 en 66-2. Uitstulping 64 knijpt op een positie de melkleiding 32 dicht.
Als de trommel 44 wordt gedraaid, beweegt uitstulping 64 door de geleiding 62, en zal de melkleiding 32 dichtdrukken zolang deze zich in de geleiding 64 bevindt. Buiten de geleiding zal de melkleiding open zijn.
25 De uitvinding is niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen. De vakman zal binnen het kader van de uitvinding uiteenlopende wijzigingen en aanpassingen kunnen aanbrengen, waarbij de beschermingsomvang van de uitvinding wordt bepaald door de aangehechte conclusies.
1032430
Claims (8)
1. Melkinrichting, omvattende: - een gestel (10) met tenminste een melkbekerhouder (26) met een ten opzichte 5 daarvan beweegbare melkbeker (28) met een op de melkbeker aangesloten melkleiding (32), - een met de melkbeker verbonden terugplaatsmiddel, waarbij het terugplaatsmiddel omvat: - een wikkelspoel (44), 10. een over de wikkelspoel op- en afwikkelbaar trekmiddel (60) dat via de melkbekerhouder is geleid, - een wikkelmotor met motorbesturing voor het draaien van de wikkelspoel (44) om daardoor het trekmiddel (60) op te wikkelen, voorts omvattende een met de wikkelspoel (44) concentrische en zich althans over 15 een vooraf bepaalde boog uitstrekkende geleiding (62), waarbij de melkleiding is geleid in de geleiding (62), waarbij op de wikkelspoel (44) een zich in de richting van de geleiding (62) uitstrekkend dichtdrukmiddel (64) zodanig is aangebracht, dat de melkleiding (32) althans in de vooraf bepaalde boog dichtdrukbaar is met het dichtdrukmiddel (64).
2. Melkinrichting volgens conclusie 1, waarbij de vooraf bepaalde boog ten hoogste een boog van 180° omvat.
3. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gestel (10) een verrijdbaar voertuig, in het bijzonder een autonoom verrijdbaar voertuig, omvat.
4. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gestel (10) is voorzien van ten minste twee verplaatsingsmiddelen, in het bijzonder wielen (12) of rupsbanden, bij voorkeur bovendien van ten minste een aanvullend verplaatsingsmiddel of een glijddeel (14).
5. Melkinrichting volgens conclusie 4, voorts omvattende een motor (50) 30 voor het aandrijven van ten minste een van de ten minste twee verplaatsingsmiddelen (12).
6. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een melkopslagvat.
7. Melkinrichting volgens conclusie 6, waarbij het melkopslagvat althans 35 ten dele is aangebracht binnen de pulsatorspoel en/of de wikkelspoel (44). 1032430
8. Melkinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een speendetectiemiddel (48), een speenreinigingsinrichting en/of een melkbekerreinigingsinrichting. 1032430
Priority Applications (15)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032430A NL1032430C2 (nl) | 2006-09-05 | 2006-09-05 | Melkinrichting. |
US12/439,838 US8220412B2 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | Milking implement |
CN200780032988.8A CN101511165B (zh) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | 挤奶设备 |
EP12171970.2A EP2520161B1 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
CA2866455A CA2866455A1 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
AU2007293810A AU2007293810B2 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
CN201210201990.6A CN102715093B (zh) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | 挤奶设备 |
EP07808505.7A EP2059119B1 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
NZ574956A NZ574956A (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement having a frame and an arm connected to the frame with a teat cup holder and teat cup movable relative thereto |
PCT/NL2007/000190 WO2008030084A2 (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
NZ600130A NZ600130A (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
JP2009526552A JP5580591B2 (ja) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | 搾乳装置 |
CA2662001A CA2662001C (en) | 2006-09-05 | 2007-08-15 | A milking implement |
US13/527,655 US8746177B2 (en) | 2006-09-05 | 2012-06-20 | Milking implement |
JP2013081287A JP5735032B2 (ja) | 2006-09-05 | 2013-04-09 | 搾乳装置 |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032430 | 2006-09-05 | ||
NL1032430A NL1032430C2 (nl) | 2006-09-05 | 2006-09-05 | Melkinrichting. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1032430C2 true NL1032430C2 (nl) | 2008-03-06 |
Family
ID=38043046
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1032430A NL1032430C2 (nl) | 2006-09-05 | 2006-09-05 | Melkinrichting. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1032430C2 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB653064A (en) * | 1947-04-26 | 1951-05-09 | Eric Redin | Test-milking apparatus |
WO1995008048A1 (en) * | 1993-09-16 | 1995-03-23 | Tetra Laval Holdings & Finance S.A. | Removal device for a milking means and a sliding vane motor for the operation thereof |
US6463877B1 (en) * | 1996-12-17 | 2002-10-15 | Van Der Lely Cornelis | Construction including an implement for automatically milking animals |
DE102004042088A1 (de) * | 2004-08-31 | 2006-03-02 | Westfaliasurge Gmbh | Vorrichtung zum Abziehen von Melkbechern |
-
2006
- 2006-09-05 NL NL1032430A patent/NL1032430C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB653064A (en) * | 1947-04-26 | 1951-05-09 | Eric Redin | Test-milking apparatus |
WO1995008048A1 (en) * | 1993-09-16 | 1995-03-23 | Tetra Laval Holdings & Finance S.A. | Removal device for a milking means and a sliding vane motor for the operation thereof |
US6463877B1 (en) * | 1996-12-17 | 2002-10-15 | Van Der Lely Cornelis | Construction including an implement for automatically milking animals |
DE102004042088A1 (de) * | 2004-08-31 | 2006-03-02 | Westfaliasurge Gmbh | Vorrichtung zum Abziehen von Melkbechern |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP2520161B1 (en) | A milking implement | |
NL1033090C2 (nl) | Melkinrichting. | |
US11903363B2 (en) | Space divider of a milking parlor arrangement, and milking parlor arrangement | |
EP2131649B1 (en) | A rotary parlour for automatic milking of animals and a method for attaching teat cups to milking animals on a rotary platform. | |
RU2515035C2 (ru) | Вращающийся зал для доения животных | |
JP2002519044A (ja) | 搾乳機械及び/または動物の乳頭の洗浄装置を消毒する方法並びに装置 | |
NL1032434C2 (nl) | Melkinrichting. | |
NL1032430C2 (nl) | Melkinrichting. | |
RU2447652C2 (ru) | Доильное устройство | |
NL1032431C2 (nl) | Melkinrichting | |
NL1032432C2 (nl) | Melkinrichting. | |
NL2019960B1 (nl) | Autonoom reinigingsvoertuig en stal daarmee | |
AU2012202963B2 (en) | A milking implement | |
RU2423822C1 (ru) | Передвижной доильный модуль | |
CN112021157A (zh) | 一种果树种植用便于控制水量的灌溉装置及使用方法 | |
EP3895526B1 (en) | Milking device, milking system and method therefor | |
IES70659B2 (en) | A teat-cup cluster removal device | |
WO2015094101A1 (en) | Rotary milking platform arrangement and related method | |
NL9302047A (nl) | Inrichting voor het automatisch melken van dieren. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20130401 |