NL1030547C2 - Hulpreminrichting voor een aanhangwagen. - Google Patents
Hulpreminrichting voor een aanhangwagen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1030547C2 NL1030547C2 NL1030547A NL1030547A NL1030547C2 NL 1030547 C2 NL1030547 C2 NL 1030547C2 NL 1030547 A NL1030547 A NL 1030547A NL 1030547 A NL1030547 A NL 1030547A NL 1030547 C2 NL1030547 C2 NL 1030547C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- brake
- overrun
- auxiliary
- transmission mechanism
- trailer
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60T—VEHICLE BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF; BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF, IN GENERAL; ARRANGEMENT OF BRAKING ELEMENTS ON VEHICLES IN GENERAL; PORTABLE DEVICES FOR PREVENTING UNWANTED MOVEMENT OF VEHICLES; VEHICLE MODIFICATIONS TO FACILITATE COOLING OF BRAKES
- B60T13/00—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems
- B60T13/02—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems with mechanical assistance or drive
- B60T13/06—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems with mechanical assistance or drive by inertia, e.g. flywheel
- B60T13/08—Overrun brakes
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60T—VEHICLE BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF; BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF, IN GENERAL; ARRANGEMENT OF BRAKING ELEMENTS ON VEHICLES IN GENERAL; PORTABLE DEVICES FOR PREVENTING UNWANTED MOVEMENT OF VEHICLES; VEHICLE MODIFICATIONS TO FACILITATE COOLING OF BRAKES
- B60T13/00—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems
- B60T13/10—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems with fluid assistance, drive, or release
- B60T13/24—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems with fluid assistance, drive, or release the fluid being gaseous
- B60T13/26—Compressed-air systems
- B60T13/268—Compressed-air systems using accumulators or reservoirs
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60T—VEHICLE BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF; BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF, IN GENERAL; ARRANGEMENT OF BRAKING ELEMENTS ON VEHICLES IN GENERAL; PORTABLE DEVICES FOR PREVENTING UNWANTED MOVEMENT OF VEHICLES; VEHICLE MODIFICATIONS TO FACILITATE COOLING OF BRAKES
- B60T13/00—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems
- B60T13/10—Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator with power assistance or drive; Brake systems incorporating such transmitting means, e.g. air-pressure brake systems with fluid assistance, drive, or release
- B60T13/58—Combined or convertible systems
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60T—VEHICLE BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF; BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF, IN GENERAL; ARRANGEMENT OF BRAKING ELEMENTS ON VEHICLES IN GENERAL; PORTABLE DEVICES FOR PREVENTING UNWANTED MOVEMENT OF VEHICLES; VEHICLE MODIFICATIONS TO FACILITATE COOLING OF BRAKES
- B60T7/00—Brake-action initiating means
- B60T7/12—Brake-action initiating means for automatic initiation; for initiation not subject to will of driver or passenger
- B60T7/20—Brake-action initiating means for automatic initiation; for initiation not subject to will of driver or passenger specially for trailers, e.g. in case of uncoupling of or overrunning by trailer
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Transportation (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Fluid Mechanics (AREA)
- Regulating Braking Force (AREA)
- Braking Systems And Boosters (AREA)
Description
Hulpreminrichting voor een aanhangwagen
De uitvinding betreft een hulpreminrichting voor een aanhangwagen met een oplooprem.
5
Aanhangwagens zijn doorgaans voorzien van een oplooprem. Een dergelijke oplooprem omvat een met de wielremmen verbonden oploopremstang. Bij afremmen van het trekvoertuig wordt de koppeling tussen trekvoertuig en aanhanger ingedrukt waardoor via een op zich bekend mechanisme aan de oploopremstang wordt getrokken, die 10 vervolgens de wielremmen aanspant. De oplooprem zorgt dus voor een autonome remkracht op de wielen van de aanhanger. Hoewel de oplooprem op zich voldoende remkracht biedt zijn hulpreminrichtingen ontwikkeld om de werking van de oplooprem aan te vullen. Een dergelijke hulpreminrichting is bijvoorbeeld bekend uit EP-A-0319970. De bekende hulpreminrichting omvat een pneumatische aandrijving die via 15 een overbrengingsmechanisme gekoppeld is aan de oploopremstang. De pneumatische aandrijving oefent hierop een trekkracht uit zodra van het trekvoertuig het rempedaal wordt ingetrapt en de remlichtschakelaar wordt geactiveerd. Door via het overbrengingsmechanisme aan de oploopremstang te trekken worden de wielremmen van de aanhanger in werking gesteld, waardoor deze afremt.
20
Met de bekende hulpreminrichting wordt het weggedrag van het trekkend voertuig met aanhanger verbeterd. Zo kan bijvoorbeeld door toepassing van de hulpreminrichting bij plots remmen vanaf hoge snelheid en/of bij het afdalen van steile hellingen het gevaar van slingeren worden verminderd. De bekende hulpreminrichting heeft echter als nadeel 25 dat de door de pneumatische aandrijving opgebrachte remkracht niet gemakkelijk instelbaar is, bijvoorbeeld met de rembehoefte. Bovendien wordt de remkracht via de oploopremstang overgebracht op de wielen, wat ongewenst is. Hierdoor kan bijvoorbeeld onrustig rijgedrag ontstaan waarbij de aanhangwagen soms harder afremt dan strikt noodzakelijk is.
De uitvinding beoogt een hulpreminrichting van het hierboven beschreven soort verder te verbeteren. De hulpreminrichting volgens de uitvinding heeft hiertoe de kenmerken zoals beschreven in conclusie 1.
30 1 0305 47 2 t ^
Door de hulpreminrichting voor een aanhangwagen met oplooprem volgens de uitvinding te voorzien van een eerste overbrengingsmechanisme voor het overbrengen van een beweging van de oploopremstang op een regelinrichting, welke regelinrichting is verbonden met een bron van drukmedium en een door haar aanstuurbare 5 pneumatische aandrijving, welke pneumatische aandrijving aangrijpt op een tweede overbrengingsmechanisme voor het aantrekken van het wielremsysteem, waarbij het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de werking van de oploopremstang regelbaar is wordt bereikt dat de remwerking van de hulpreminrichting volledig onafhankelijk kan plaatsvinden van de remwerking van de oplooprem. De 10 remwerking van de oplooprem is immers afhankelijk van de indrukking van de koppeling zoals hierboven werd aangegeven. Door de hulpreminrichting te laten aansturen door de beweging van de oploopremstang, en bijvoorbeeld niet door de indrukking van de koppeling wordt bovendien de mogelijkheid geschapen de hulpreminrichting dusdanig in of aan de aanhangwagen te positioneren, dat deze laatste 15 een voor de wegligging ervan optimale gewichtsverdeling krijgt. Doorgaans loopt de oploopremstang van een aanhangwagen immers vanaf de voorzijde ervan (ter hoogte van de koppeling met het trekkend voertuig) tot tenminste aan de wielbasis waar zich de wielremmen bevinden. Deze grote lengte biedt veel mogelijkheden voor optimale plaatsing van de hulpreminrichting. Een verder voordeel is dat aldus het weggedrag van 20 de combinatie van trekvoertuig en aanhangwagen aanmerkelijk wordt verbeterd.
In een voorkeursuitvoering wordt de hulpreminrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de beweging van de oploopremstang regelbaar is, en derhalve onafhankelijk op de 25 wielremmen inwerkt. Hierdoor kan de oplooprem ook in een toestand waarbij de hulpreminrichting is uitgeschakeld of anderszins onklaar is toch de normale remwerking vertonen, zonder dat deze wordt gehinderd door de hulpreminrichting.
Met voordeel wordt de hulpreminrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het 30 tweede overbrengingsmechanisme een evenaar omvat, die middels trekkabels is verbonden met de wielremmen en vrij kan bewegen ten opzichte van de oploopremstang. Een evenaar wordt standaard toegepast onder aanhangwagens om hieraan de remkabels te bevestigen. Door de hulpreminrichting te laten inwerken op de evenaar, die bovendien vrij wordt gemaakt van de oploopremstang wordt een bijzonder 1 0305 47 3 j eenvoudige constructie verkregen die niet veel aanpassingen vergt aan een aanhangwagen die van de hulpreminrichting moet worden voorzien. Het moge duidelijk zijn dat desgewenst meerdere evenaars in combinatie kunnen worden toegepast, zoalng het maar mogelijk blijft een beweging van de stang van de pneumatische aandrijving 5 om te zetten in een remkracht.
In een verdere voorkeursuitvoering is de evenaar scharnierend en excentrisch verbonden met een as, welke roteerbaar is door de pneumatische aandrijving. De verplaatsing van de stang van de pneumatische aandrijving wordt bij voorkeur via een 10 drijfstangmechanisme omgezet in een rotatie van de as. De rotatie van de as zorgt voor een relatief kleine verplaatsing van de evenaar, die voldoende is om de wielremmen aan te trekken. Een dergelijke constructie is bedrijfszeker en kan de doorgaans bij het remmen optredende krachten, die gemakkelijk tot 5000 N kunnen oplopen, gemakkelijk opnemen. Het heeft hierbij de voorkeur wanneer het drijfstangmechanisme dusdanig is 15 geplaatst dat doorbuiging van de as als gevolg van de remkrachten zo veel als mogelijk wordt vermeden. In de hieronder besproken voorkeursuitvoering, waarin de essentiële componenten van de hulpreminrichting in een kader of gestel zijn opgenomen, zal de as zich van één zijde van het kader naar de overliggende zijde uitstrekken. Het drijfstangmechanisme, of elk ander geschikt overbrengingsmechanisme, zal dan bij 20 voorkeur zo dicht mogelijk tegen een dwarszijde van het kader worden gepositioneerd.
In een andere voorkeursvariant wordt althans een deel van de componenten van de hulpreminrichting samengebouwd op een gestel, welk samenstel een op de aanhangwagen aanbrengbaar geheel vormt. Dit heeft als grote voordeel dat de 25 hulpreminrichting eenvoudig plaatsbaar wordt, en daar kan worden aangebracht waar deze de gewichtsverdeling, en derhalve ook de wegligging van de aanhangwagen ten goede komt. Bij voorkeur wordt in een dergelijke variant tenminste het eerste en tweede overbrengingsmechanisme samengebouwd op het gestel. Het heeft verder voordelen als het gestel tevens althans één bron van een drukmedium omvat. Een dergelijk drukvat 30 vormt dan bij voorkeur tenminste één zijde van het gestel. Hierdoor wordt plaats bespaart en daarnaast tegelijkertijd een stijve constructie verkregen. Door zoveel mogelijk componenten in het gestel op te nemen wordt bovendien bereikt dat het hulpremsysteem in reactiesnelheid toeneemt. De gemiddeld afstand die het drukmedium dient af te leggen wordt immers aanzienlijk verkort.
1 0305 dl_ ψ- 4
De regelinrichting die wordt toegepast in de hulpreminrichting volgens de uitvinding omvat bij voorkeur een variabele reduceerklep. Door toepassing van de variabele reduceerklep wordt bereikt dat de druk in de hulpreminrichting toeneemt, en dus de 5 remwerking eveneens, wanneer de oploopremstang verder wordt ingedrukt doordat het trekvoertuig afremt. Hierdoor kan de inrichting nagenoeg proportioneel remmen met de oplooprem, hetgeen gunstig is voor de wegligging van de combinatie van aanhanger en trekvoertuig. Het heeft hierbij de voorkeur als het eerste overbrengingsmechanisme een geleiding omvat voor de oploopremstang die door een axiale beweging van de 10 oploopremstang kan roteren en aldus de pen van de reduceerklep tussen een eerste positie, overeenkomend met minimale druk, en een tweede positie, overeenkomend met maximale druk kan bewegen. De tweede positie kan zeer eenvoudig instelbaar worden gemaakt door een stelring te voorzien op de pen van de reduceerklep.
15 In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de hulpreminrichting volgens de uitvinding tevens een snelontluchtventiel, bij voorkeur in de leiding tussen de reduceerklep en de pneumatische aandrijving. Snelontluchtventiel zorgt er voor dat in de leidingen aanwezige overtollige lucht snel kan worden afgevoerd, zodat de rembekrachtiging in hoofdzaak evenredig verloopt met de werking van de oplooprem. 20 In een verdere voorkeursvariant omvat de hulpreminrichting tevens een waterafscheider. Deze wordt bij voorkeur in de leiding tussen het drukvat en de reduceerklep gepositioneerd en zorgt ervoor dat de in de leidingen aanwezige lucht relatief droog blijft. Dit komt de werking van het hulpremsysteem verder ten goede.
25 De uitvinding zal nu verder worden verduidelijkt aan de hand van een in de figuren beschreven niet-limiterend uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: - figuur 1 een schematisch perspectivisch zicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpreminrichting volgens de uitvinding; - figuur 2 schematisch een gedeelte van een aanhangwagen met oplooprem; 30 - figuur 3 een schematisch onderaanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpreminrichting volgens de uitvinding; - figuur 4 een schematisch bovenaanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpreminrichting volgens de uitvinding; - figuur 5 een schematisch bovenaanzicht van het eerste overbrengingsmechanisme; 1 0305 47 ï *" * 5 - figuur 6 een schematisch zicht in perspectief van een gedeelte van het tweede overbrengingsmechanisme.
Onder verwijzing naar figuur 2 wordt een koppeling 2 en dissel 3 van een 5 aanhangwagen getoond, die is gekoppeld aan de trekkogel 1 van een trekkend voertuig.
De aanhanger is voorzien van een op zich bekende oplooprem, die als volgt werkt. Een schuifstanggedeelte van de koppeling 2 van de aanhanger is in de rijrichting R verschuifbaar in de dissel 3 gemonteerd. De verschuifbare koppeling 2 rust aan haar uiteinde tegen een in de dissel 3 aangebrachte hefboom 4, die zwenkbaar is gelagerd ten 10 opzichte van de dissel 3 en aan het andere uiteinde is verbonden met een oploopremstang 5. Oploopremstang 5 is verbonden met de wielremmen 7, en wel dusdanig dat deze in werking treden als op de oploopremstang 5 een trekkracht in de aangegeven richting T wordt uitgeoefend. Naarmate de trekkracht groter is zal de remwerking sterker zijn. De dissel 3 is tevens voorzien van een veer/dempercombinatie 15 6 om de schuifstang van koppeling 2 in de uitgeschoven stand te dwingen. Wanneer in beweging het trekkende voertuig afremt, zal door de traagheid van de aanhangwagen de schuifstang van koppeling 2 ten opzichte van de dissel 3 worden ingeschoven. Hefboom j 4 zal hierdoor in wijzerzin worden verdraaid en op de oploopremstang 5 een trekkracht j in de richting T uitoefenen. Hierdoor zullen de wielremmen worden aangetrokken en de i 20 aanhanger affemmen. Bestaande hulpreminrichtingen worden aangestuurd door een beweging van de schuifstang van koppeling 1. Volgens de uitvinding wordt nu een hulpreminrichting 10 voorzien die, onder verwijzing naar figuren 1, 3 en 4, een eerste overbrengingsmechanisme 11 voor het overbrengen van een beweging van de oploopremstang 12 (in figuur 1 met stippellijn weergegeven omdat deze geen deel 25 uitmaakt van de hulpreminrichting) op een regelinrichting (13,49) welke regelinrichting (13,49) is verbonden met een bron voor een drukmedium. Deze bron omvat in het aangegeven uitvoeringsvoorbeeld een compressor 15, die door een elektromotor 14 wordt aangedreven en die via een terugslagklep 16 via leiding 17 in verbinding staat met een drukvat 18. In de getoonde voorkeursuitvoering omvat het drukvat twee, door 30 middel van buis 18a, onderling verbonden opslagcilinders 18b en 18c, die tezamen met een bevestigingsplaat 29 een relatief stijf frame vormen. Door de hulpreminrichting 10 op deze wijze als een compact geheel uit te voeren is deze eenvoudig aanbrengbaar op een aanhangwagen, en bovendien dusdanig plaatsbaar dat een optimale gewichtsverdeling wordt bereikt. De enige eis die aan een dergelijke positie wordt 1 0305 4 7
I I
6 gesteld is dat de hulpreminrichting 10 op enige wijze met de oploopremstang 12 moet verbonden kunnen worden, om deze via de beweging van de remstang 12 aan te kunnen sturen. Elektromotor 14 wordt in- en uitgeschakeld met een drukschakelaar of prestostaat 19, die van elektrische stroom wordt voorzien via de op de contactdoos van 5 een trekkend voertuig aansluitbare aansluitstekker 20 van de aanhangwagen.
Drukschakelaar 19 schakelt elektromotor 14 in zodra de druk in het drukvat 18 beneden een bepaalde minimum waarde daalt. Zodra de druk door de werking van de compressor 15 een bepaalde maximumwaarde heeft bereikt schakelt de drukschakelaar 19 de elektromotor 14 weer af. De hulpreminrichting is verder voorzien van een door 10 regel inrichting (13,49) aanstuurbare pneumatische aandrijving 21, bij voorkeur een membraancilinder. De regelinrichting (13,49) omvat een reduceerklep 13 en een hiermee in verbinding staande elektrische klep 49. Met behulp van de reduceerklep 13 worden de minimale en de maximale druk ingesteld. Bij activeren van de remlichten door intrappen van het rempedaal van het trekvoertuig opent de elektrische klep 49 15 waardoor de leidingen die zich achter de klep 49 bevinden onder druk komen te staan en de membraancilinder 21 wordt geactiveerd. De stang van de membraancilinder 21 is via een tweede overbrengingsmechanisme gekoppeld met een evenaar 23, die op haar beurt via remkabels 25 (getoond op figuur 6) is verbonden met het wielremsysteem (niet getoond). Wanneer aan de membraancilinder 21 via de regelinrichting (13,49) perslucht 20 uit het drukvat 18 wordt toegevoerd, wordt op de evenaar 23 (en dus ook op de remkabels 25) een trekkracht uitgeoefend, waardoor de remmen worden aangetrokken. Essentieel voor de uitvinding is dat het tweede overbrengingsmechanisme in gebruik onafhankelijk van de werking van de oploopremstang 12 op de wielremmen inwerkt. Hiertoe omvat het tweede overbrengingsmechanisme in de getoonde uitvoeringsvariant 25 een evenaar 23, die scharnierend en excentrisch is verbonden met een as 24, welke kan worden geroteerd door de pneumatische aandrijving 21 via een mechanisme 26. Wanneer aan de membraancilinder 21 via de regelinrichting (13,49) perslucht uit het drukvat 18 wordt toegevoerd, wordt het mechanisme 26 in werking gesteld. De axiale verplaatsing van de stang van membraancilinder 21 wordt door mechanisme 26 30 (bijvoorbeeld een krukstang mechanisme) omgezet in een rotatie van de as 24. Zoals in detail getoond in figuur 6 wordt de rotatie van de as 24 via stijf met de as 24 verbonden steunarmen 27 overgebracht op een geleidingsblok 28 voor de oploopremstang, dat scharnierend is opgehangen aan de steunarmen 27 door middel van verbinding 29. Het geleidingsblok 28 is voorzien van een opening 31 waarin de oploopremstang van de 1 030547 i * 7 aanhangwagen kan worden opgenomen. Doordat het geleidingsblok 28 rond as 29 kan scharnieren kan de oploopremstang 12 in hoofdzaak ongehinderd verplaatsen in axiale richting, en dit onafhankelijk van de rotatiestand van as 24. Een evenaar 23 is door middel van bouten 32 schamierbaar rond as 33 verbonden met geleidingsblok 28. De 5 evenaar 23 is voorzien van remkabels 25 die naar het wielremsysteem leiden, en van een opening 34 waar doorheen de oploopremstang kan worden geleid, zonder dat deze noemenswaardig in haar axiale beweging wordt gehinderd. Door bouten 32 wordt de axiale verplaatsing van het geleidingsblok 28 doorgegeven aan de evenaar 23, waardoor de remkabels worden aangetrokken en aldus het wielremsysteem wordt 10 geactiveerd. Het moge duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvorm van het tweede overbrengingsmechanisme voor het in gebruik onafhankelijk van de werking van de oploopremstang op de wielremmen kunnen laten inwerken hierop slechts een voorbeeld is en eventueel door andere mechanismen kan worden vervangen.
15 De regelinrichting (13,49) omvat in de getoonde voorkeursuitvoering een variabele reduceerklep 13, hoewel dit niet noodzakelijk is. Het is eveneens mogelijk een aan/uit toevoerklep te voorzien. De variabele reduceerklep 13 is verbonden aan de bevestigingsplaat 29, zoals in detail getoond in figuur 5. In de plaat 29 is aan de bovenzijde ervan een opening 40 gelaten, om hierin de oploopremstang 12 te kunnen 20 laten verlopen. Het eerste overbrengingsmechanisme 11 omvat een geleidingsprofiel 41, waarmee de remstang 12 kan worden verbonden. De reduceerklep 13 is voorzien van een in de aangegeven richting S indrukbare pen 42, die tussen twee uiterste posities kan worden ingedrukt. De twee posities komen overeen met een minimale en maximale stand van de reduceerklep, en definiëren de minimale en maximaal aan te leggen druk 25 op de membraancilinder 21. De met het maximale drukniveau overeenkomende positie wordt op eenvoudige wijze ingesteld door aanslagring 43, die bij maximale indrukking van pen 42 als aanslag dient voor stelring 44. Het minimale drukniveau komt overeen met de meest uitgeschoven stand van pen 42. Zodra de rem door de bestuurder van het trekkend voertuig wordt ingetrapt brengt de variabele reduceerklep 13 een verbinding 30 tot stand naar de membraancilinder 21, waardoor hieraan perslucht onder de minimale druk wordt toegevoerd. Membraancilinder 21 oefent daardoor een door het minimale drukniveau bepaalde kracht uit op het tweede overbrengingsmechanisme, dat vervolgens zoals hierboven reeds werd beschreven de remmen aantrekt. Als de oploopremstang 12 bovendien aan geleidingsprofiel 41 wordt verbonden zal bij 1030547
L J
8 achterwaartse verplaatsing van de oploopremstang 12 geleidingsprofiel 41 worden geroteerd in de in figuur 5 middels V aangegeven rotatierichting, aldus de pen 42 indrukkend. De beweging van de pen 42 zorgt er vervolgens voor dat in de leiding naar de membraancilinder 21 een hogere druk wordt ingesteld, die vervolgens wordt 5 omgezet door membraancilinder 21 en het tweede overbrengingsmechanisme in een hogere trekkracht op de remkabels 25, waardoor de aanhangwagen sterker zal afremmen. Het grote voordeel van de hulpreminrichting volgens de uitvinding is dat deze rembekrachtiging onafhankelijk kan optreden van de normale werking van de oplooprem. Een verder voordeel van de hulpreminrichting is dat deze eenvoudig kan 10 worden ingesteld of zelfs buiten werking gesteld door de aanslagring 43 en stelring 44 ten opzichte van elkaar te verplaatsen.
Bij afnemende remwerking zal de oploopremstang voorwaarts bewegen en zal de indrukking van pen 42 verminderen. Hierbij zal de door reduceerklep 13 in de leiding 15 naar membraancilinder 21 ingestelde druk nagenoeg op hetzelfde niveau blijven.
Reduceerklep 13 is bij voorkeur van het type dat in staat is een opgebouwde druk althans tijdelijk vast te houden. Ook is het mogelijk hiertoe een eenrichtingsventiel toe te passen. Door deze maatregelen toe te passen wordt vermeden dat bij het affemmen van de combinatie van trekvoertuig en aanhangwagen de remmende werking als het 20 ware gaat oscilleren, waarbij trekvoertuig en aanhangwagen afwisselend dichterbij en verder van elkaar af bewegen. Slechts bij loslaten van het rempedaal zal de elektrische klep 49 worden gedeactiveerd waardoor de druk althans in de erachter liggende leidingen zal afhemen. Om deze drukverlaging zo snel mogelijk uit te voeren wordt de hulpreminrichting bij voorkeur voorzien van een snelontlastventiel 50, dat in de leiding 25 tussen reduceerklep 13 en membraancilinder 21 kan worden geplaatst.
Snelontlastventiel 50 wordt door de drukafname geactiveerd. Snelontlastventiel 50 zorgt er voor dat in de leidingen aanwezige overtollige lucht snel kan worden afgevoerd, j i zodat de rembekrachtiging in hoofdzaak evenredig verloopt met de werking van de oplooprem. Verder is de in de figuren getoonde voorkeursvariant van de uitvinding 30 voorzien van een waterafscheider 51. Deze wordt bij voorkeur in de leiding tussen drukvat 18 en reduceerklep 13 geplaatst en zorgt ervoor dat de in de leidingen aanwezige lucht relatief droog blijft. j 10305 47 9
De hulpreminrichting kan in beginsel worden toegepast voor elk type aanhangwagen, en in combinatie met elk trekkend voertuig. Zo is de hulpreminrichting bijvoorbeeld geschikt voor montage onder een caravan, open aanhangwagen, vrachtwagen, trailer voor een boot, enzovoorts. Hoewel het de voorkeur heeft alle essentiële onderdelen van 5 de hulpreminrichting op te nemen in een frame zodat een eenvoudig aanbrengbaar geheel ontstaat, kan het in bepaalde gevallen voordelig zijn sommige componenten niet in het frame op te nemen, maar op afstand hiervan aan de aanhangwagen te bevestigen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een boottrailer, waarbij onderdelen die bij voorkeur niet worden blootgesteld aan water, zoals bijvoorbeeld de elektrische 10 onderdelen, dusdanig worden aangebracht dat zij niet gemakkelijk in aanraking kunnen komen met water.
15 10305 47
Claims (11)
1. Hulpreminrichting voor een aanhangwagen met oplooprem en bijbehorende, op de wielremmen inwerkende en met de koppeling van een trekvoertuig verbonden 5 oploopremstang, omvattende een eerste overbrengingsmechanisme voor het overbrengen van een beweging van de oploopremstang op een regelinrichting, welke regelinrichting is verbonden met een bron van een drukmedium en een door haar aanstuurbare pneumatische aandrijving, welke pneumatische aandrijving aangrijpt op een tweede overbrengingsmechanisme voor het aantrekken van het wielremsysteem, 10 waarbij het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de werking van de oploopremstang regelbaar is.
2. Hulpreminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het tweede overbrengingsmechanisme onafhankelijk van de beweging van de oploopremstang 15 regelbaar is.
3. Hulpreminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het tweede overbrengingsmechanisme een evenaar omvat, die middels trekkabels is verbonden met de wielremmen en vrij kan bewegen ten opzichte van de oploopremstang. 20
4. Hulpreminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de evenaar scharnierend en excentrisch is verbonden met een as, welke roteerbaar is door de pneumatische aandrijving.
5. Hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat althans een deel van de componenten van de hulpreminrichting is samengebouwd op een gestel, welk samenstel een op de aanhangwagen aanbrengbaar geheel vormt.
6. Hulpreminrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat tenminste het 30 eerste en tweede overbrengingsmechanisme zijn samengebouwd op het gestel.
7. Hulpreminrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat het gestel althans één bron van een drukmedium omvat. 1 0305 47 «. >
8. Hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de regelinrichting een variabele reduceerklep omvat.
9. Hulpreminrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het eerste 5 overbrengingsmechanisme een geleiding omvat voor de oploopremstang die door een axiale beweging van de oploopremstang kan roteren en aldus de pen van de reduceerklep tussen een eerste positie, overeenkomend met minimale druk, en een tweede positie, overeenkomend met maximale druk kan bewegen.
10. Hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze tevens een snelontluchtventiel omvat.
11. Aanhangwagen, voorzien van een hulpreminrichting volgens één der voorgaande conclusies. 15 i 1 03Π5 4.7_
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1030547A NL1030547C2 (nl) | 2005-11-29 | 2005-11-29 | Hulpreminrichting voor een aanhangwagen. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1030547 | 2005-11-29 | ||
NL1030547A NL1030547C2 (nl) | 2005-11-29 | 2005-11-29 | Hulpreminrichting voor een aanhangwagen. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1030547C2 true NL1030547C2 (nl) | 2007-05-30 |
Family
ID=38293076
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1030547A NL1030547C2 (nl) | 2005-11-29 | 2005-11-29 | Hulpreminrichting voor een aanhangwagen. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1030547C2 (nl) |
-
2005
- 2005-11-29 NL NL1030547A patent/NL1030547C2/nl not_active IP Right Cessation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US6652038B1 (en) | Towing and towed vehicle braking system | |
US8057335B1 (en) | Brake actuation assembly | |
KR970000299B1 (ko) | 전자 제어되는 유체 분리 제오륜 기구 | |
NL1031394C2 (nl) | Rembediening. | |
JP2000346093A (ja) | 車両のクラッチ駆動装置 | |
NL2001986C (nl) | G-sensor geregeld remsysteem met remkracht opnemer. | |
US3578096A (en) | Automatic throttle control for auxiliary motors driving drawbar-towed vehicles | |
US5806937A (en) | Trailer braking system | |
JPH08502226A (ja) | 揺れ安定装置 | |
US5954164A (en) | Brake system for towed vehicles | |
US4398771A (en) | Braking system for towed vehicles | |
NL1030547C2 (nl) | Hulpreminrichting voor een aanhangwagen. | |
US6079792A (en) | Trailer braking system | |
KR20010107670A (ko) | 이중모드 브레이크 장치및 그 사용방법 | |
US5855418A (en) | Trailer brake device | |
EP0587217A1 (en) | Overrun brake actuator | |
JPH08142814A (ja) | 車両の緊急制動装置 | |
RU2129502C1 (ru) | Автоматический стояночный тормоз железнодорожного подвижного состава | |
JP3135982U (ja) | トレーラのブレーキ装置 | |
NL1010852C1 (nl) | Aanhangwagen-beremming. | |
KR100348084B1 (ko) | 자동차의 언덕길 발진보조장치 | |
NL1006357C2 (nl) | Aanhangwagen-beremming. | |
GB2289508A (en) | A trailer braking system | |
GB2358897A (en) | Hydraulic braking system for a trailer having pressure sensing and transmission, disc brakes, and a secondary overrun brake | |
US2166452A (en) | Brake control |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20090601 |