NL1030270C2

NL1030270C2 - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een warmtewisselaar.

Info

Publication number: NL1030270C2
Application number: NL1030270A
Authority: NL
Inventors: Wessel Bart Veltkamp
Original assignee: Level Holding Bv
Priority date: 2005-10-26
Filing date: 2005-10-26
Publication date: 2007-04-27
Also published as: EP1779965B1; EP1779965A2; KR20070045107A; CN101004338B; TWI396818B; US8516698B2; JP5290509B2; US20070107221A1; JP2007120936A; EP1779965A3; TW200718914A; CN101004338A; ES2394459T3

Description

i » I *

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een warmtewisselaar

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een warmtewisselaar die is samengesteld uit van afstandhoudende profielen 5 voorziene, hoofdzakelijk vlakke elementen, waarbij naburige elementen aan tenminste een deel van hun randen van afstandhoudende profielen zijn voorzien en waarbij de werkwijze het op elkaar stapelen van de hoofdzakelijk vlakke elementen totdat de vereiste hoogte is verkregen en het aan de randen van de elementen met elkaar > verbinden van de hoofdzakelijk vlakke elementen omvat.

10

Een dergelijke werkwijze is bekend. Deze werkwijze betreft het vervaardigen van warmtewisselaars zoals deze zijn beschreven in WO-A-9702461, Dergelijke warmtewisselaars worden met de hand vervaardigd. Er bestaat, mede in verband met een toenemende vraag naar dergelijke warmtewisselaars, behoefte aan een meer 15 geautomatiseerde werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke warmtewisselaars, opdat de kostprijs van de warmtewisselaars verlaagd kan worden.

Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding de maatregel dat de elementen worden verbonden door slechts de zijvlakken van de stapel elementen in contact te brengen met 20 een een verbinding tussen de elementen vormende vloeistof.

Deze maatregel maakt een geautomatiseerde verwerking mogelijk.

De voordelen van deze werkwijze worden eveneens verkregen met een inrichting voor 25 het vervaardigen van een warmtewisselaar, die is samengesteld uit van afstandhoudende profielen voorziene, hoofdzakelijk vlakke elementen, waarbij naburige elementen aan tenminste een deel van hun randen van afstandhoudende profielen zijn voorzien, waarbij de inrichting is voorzien van een stapelorgaan voor het op elkaar stapelen van de hoofdzakelijk vlakke elementen en van verbindingsmiddelen voor het aan de randen 30 van de elementen met elkaar verbinden van de hoofdzakelijk vlakke elementen, waarbij de verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het in contact brengen met een een verbinding tussen de elementen vormende vloeistof van slechts de zijvlakken van de stapel elementen.

1030270" t 2

Er zijn verschillende mogelijkheden voor het in contact brengen van de stapel elementen met een vloeistof; zo kan de vloeistof op de zijden van de stapel elementen worden gesproeid. Een voorkeursuitvoeringsvorm verschaft echter de maatregel dat de stapel elementen tot een beperkte diepte in een bad van de een verbinding tussen de .5 elementen vormende vloeistof wordt gedompeld. Deze maatregel maakt de werkwijze goed beheersbaar, terwijl de voor het uitvoeren benodigde middelen relatief eenvoudig zijn.

a

Deze voordelen worden eveneens verkregen met een inrichting waarbij de 10 verbindingmiddelen een roteerbaar aangrijporgaan omvatten dat is ingericht voor het aan zijn kopvlakken aangrijpen van de stapel elementen, en dat is ingericht voor het achtereenvolgens met een zijvlak van de stapel elementen in horizontale positie vasthouden van de stapel elementen, waarbij het aangrijporgaan is ingericht voor het dompelen van het onderste zijvlak van de stapel elementen in een vat met verbindende 15 vloeistof.

Weer een andere uitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat het aangrijporgaan is ingericht voor het uitvoeren van een verticale beweging. Het dompelproces vereist het contact tussen de vloeistof en het te dompelen materiaal; alhoewel het mogelijk is het te 20 dompelen materiaal vast te houden en de houder voor de vloeistof naar boven te bewegen, heeft het constructief de voorkeur dat het aangrijporgaan is ingericht voor het uitvoeren van een verticale beweging. Hierbij wordt het vat stilgehouden.

Een verdere aantrekkelijke uitvoeringsvorm ontstaat wanneer het vat van een 25 beweegbaar deksel is voorzien, dat slechts tijdens het dompelen wordt verwijderd. In het bijzonder wanneer de vloeistof door een verdampbaar oplosmiddel wordt gevormd, is dit aantrekkelijk in verband met het voorkomen van overmatig verdampen van de vloeistof.

30 Het dompelproces kan worden gevarieerd in diepte en tijdsduur. De met elkaar te verbinden onderdelen, namelijk de profielen aan de randen van de elementen die de naburige elementen raken hebben een zekere afmeting in de dompelrichting. Het is uiteraard mogelijk de stapel elementen tot deze diepte te dompelen. Het is echter aantrekkelijk de stapel elementen tot een kleinere diepte te dompelen, en voor het 1030270" 3 % transport van de vloeistof voor de rest van het oppervlak gebruik te maken van capillaire effecten tussen de te verbinden vlakken.

De thans voorziene vorm van de warmtewisselaar is een zeszijdig prisma, namelijk een 5 lichaam met twee invoervlakken, twee uitvoervlakken, twee gesloten vlakken en twee kopvlakken. Voor het verkrijgen van een goed werkende warmtewisselaar is het van belang dat alle zijden van de prismavormige warmtewisselaar met de vloeistof in contact komen omdat in alle zijden elementen zijn opgenomen die met elkaar moeten worden verbonden. Een verdere voorkeursuitvoeringvorm verschaft dan ook de 10 maatregel dat de hoofdzakelijk vlakke elementen zeshoekig zijn en dat elk van de zes zijden van de stapel elementen tot in de vloeistof wordt gedompeld. Door een specifieke vormgeving van de elementen is het mogelijk dat teer zijden paarsgewijs in eikaars verlengde liggen; dan ontstaat een vierzijdige vorm.

15 Constructief kan dit worden bereikt doordat de aangrijpmiddelen zijn voorzien van de kopwanden van de stapel elementen aangrijpende platen, die van een op het bovenste, respectievelijk onderste element van de stapel vormopsluitend profiel zijn voorzien. Hiermede wordt immers het dompelproces niet gehinderd, terwijl de stapel elementen voldoende stevig wordt vastgehouden. Hierbij wordt erop gewezen dat de elementen j 20 voorafgaand aan het dompelen slechts zijn gestapeld en dat zij aldus nog geen onderlinge samenhang vertonen, zodat het van belang is dat de elementen zodanig op elkaar worden gedrukt, dat de stapel vormvast is.

Om een overmaat aan vloeistof te verwijderen door afdruipen, is het aantrekkelijk 25 wanneer tussen het dompelen van elk van de zijden de stapel elementen met een rand tussen twee zijvlakken naar beneden wordt stilgehouden.

De uitvinding vereist de beschikbaarheid van een vloeistof die een dergelijke hechtende functie op de elementen uitvoert. Bij de thans voorziene uitvoeringsvorm wordt gebruik 30 gemaakt van van kunststof vervaardigde panelen. Bij een groot aantal kunststoffen, zoals polypropyleen, polystyreen, polycarbonaat, polyvinylchloride of polyethyleentereftalaat kunnen lijmverbindingen worden gebruikt voor het vormen van een verbinding tussen de afstandhoudende profielen. Hierbij wordt onder een lijm een materiaal verstaan dat een aantoonbare rest achterlaat. Bij sommige materialen moeten J030270 ' Ά» 4 de elementen aan een voorbewerking worden onderworpen om een duurzame hechting tussen de elementen en de lijm te verkrijgen.

Het is echter eveneens mogelijk dat de elementen met elkaar worden verbonden door 5 een vloeistof die het materiaal oplost. Hierbij moet er uiteraard zorg voor worden gedragen dat het oplosmiddel niet zodanig agressief is dat de randen van de elementen volledig vervormen of zelfs volledig oplossen en daarmede verdwijnen, maar dat het oplosmiddel zodanig functioneert dat hét materiaal aan zijn oppervlak verweekt en in

A

een vorm komt waarin het een binding met het aanliggende element kan vormen. Het is 10 de uitvinder gebleken dat een combinatie van van polystyreen vervaardigde elementen met het oplosmiddel cyclo-hexaan tot goede resultaten leidt.

Overigens is de uitvinding niet beperkt tot de toepassing van de hierboven genoemde vloeistoffen; het is eveneens mogelijk gebruikt te maken van een vloeistof, die zijn 15 hechtende werking pas bij een volgende bewerking verkrijgt, zoals een soldeerverbinding. Hiertoe verschaft een voorkeursuitvoeringsvorm een dergelijke werkwijze, waarbij de vloeistof door een soldeer bevattende vloeistof wordt gevormd en dat na het dompelen de warmtewisselaar aan een verhitting tot een de smelttemperatuur van het soldeer overschrijdende temperatuur wordt onderworpen. Hierbij wordt een 20 soldeer, bijvoorbeeld door toevoeging van een oplosmiddel in vloeibare vorm gebracht.

Na het aanbrengen van het soldeer in een dompelproces verdampt het oplosmiddel, waarna het soldeer achterblijft. Bij de volgende bewerking, die door een verwarmingsproces wordt gevormd, smelt het soldeer en wordt een mechanische verbinding gevormd. Een dergelijk proces is ook wel bekend als een ‘reflow’-25 soldeerproces. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijk proces alleen kan worden toegepast bij soldeerbare materialen zoals metalen of keramiek.

Zoals uit WO-A-9702461 kan worden afgeleid, zijn de warmtewisselaars samengesteld | i uit op elkaar gestapelde hoofdzakelijk vlakke elementen, die van profielen zijn voorzien j 30 voor het uitvoeren van de warmtewisselaarfiinctie, maar die tevens van profielen zijn j voorzien voor het op een onderlinge afstand houden van de elementen. Het is de uitvinder gebleken dat de constructie kan worden vereenvoudigd door gebruik te maken van elementen van de eerste soort, die van profielen voor de warmtewisselaarfunctie en van profielen voor het op afstand houden en afdichten van de warmtewisselaar zijn 1030270'

-V

* 5 voorzien en van elementen van de tweede soort die hoofdzakelijk vlak zijn, maar die wel van profielen voor het op afstand houden en afdichten van de warmtewisselaar zijn voorzien. Hierbij zijn de elementen van de eerste soort en van de tweede soort afwisselend gestapeld.

5

De werkwijze omvat een stapelproces voor de hoofdzakelijk vlakke elementen. Om onnauwkeurigheden in de horizontale positie bij het stapelen zo vroeg mogelijk te corrigeren wordt telkens na het plaatsen van een nieuw élement de gestapelde elementen aan een de elementen positionerende horizontale kracht onderworpen.

10

Een dergelijk proces wordt bij voorkeur uitgevoerd door een stapelhouder die van tenminste een in hoofdzakelijk horizontale richting beweegbare zijwand is voorzien en die is ingericht om bij het plaatsen van een element een van het centrum van de stapel afgekeerde positie in te nemen en voor het na het plaatsen van een element een naar het 15 centrum van de stapel toegekeerde positie in te nemen.

Een ander voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de elementen door een stapelorgaan worden aangegrepen en worden gestapeld, dat het stapelorgaan een cyclische beweging langs achtereenvolgens een magazijn voor elementen van de eerste 20 soort, een magazijn voor elementen van de tweede soort en een verzamelhouder uitvoert en dat het stapelorgaan een element van de eerste soort langs de houder voor elementen van de tweede soort beweegt. Hierdoor kan worden volstaan met een enkel stapelorgaan, dat echter wel uitgevoerd moet zijn voor het aangrijpen van meer dan een element. Het enkele stapelorgaan heeft het voordeel dat slechts een enkel bewegend 25 lichaam behoeft te worden bestuurd en aangedreven.

Het is overigens eveneens mogelijk gebruik te maken van een stapelmachine waarbij ' twee stapelorganen worden toegepast. Hierbij wordt een eerste stapelorgaan gebruikt voor het plaatsen van de elementen van de eerste soort en een tweede stapelorgaan 30 gebruikt voor het plaatsen van de elementen van de tweede soort. Hierbij worden de stapelorganen zodanig bestuurd dat zij afwisselend een element plaatsen.

Dezelfde voordelen worden verkregen wanneer dat de stapelinrichting een houder voor elementen van de eerste soort, een houder voor elementen van de tweede soort en een

1030?7rT

6 ; « verzamelhouder omvat, evenals een van tenminste een aangrijppositie voorzien stapelorgaan voor elementen, dat is ingericht voor het uitvoeren van een cyclische beweging langs de houder voor de elementen van de eerste soort, de houder voor de elementen van de tweede soort en de verzamelhouder en dat het stapelorgaan is 5 ingericht voor het langs de houder van de elementen van de tweede soort transporteren van de elementen van de eerste soort.

De constructie van de stapelinrichting wordt vereenvoudigd wanneer het stapelorgaan Λ een roteerbaar element omvat, dat van zes aangrijpposities is voorzien. Bovendien 10 brengt een roteerbaar stapelorgaan het voordeel met zich mee, dat de inrichting weinig aan dynamische belastingen wordt onderworpen.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm worden de elementen elk door een thermo-vorm-proces vervaardigd. Alhoewel andere werkwijzen voor het vervaardigen van de 15 elementen, zoals spuitgieten en hydrovormen, in principe mogelijk zijn, is het de uitvinder gebleken dat door het themovormproces sneller en hiermede goedkopere i i resultaten kunnen worden behaald. Dit is tegen de verwachting omdat de uitgangsfolie van de elementen uiterst dun is, zodat een vakman niet zou verwachten dat het eindproduct met een nauwkeurigheid van 0,1 mm in de uitvorming over het gehele 20 oppervlak zou kunnen worden gerealiseerd.

Deze gunstige resultaten bij het thermovonnproces zijn voor een belangrijk deel verkregen doordat tenminste de elementen van een van de soorten door middel van een thermovormproces met een poreuze matrijs zijn vervaardigd. In het bijzonder de 25 elementen van de eerste soort, waarin de schuine wanden van de kanalen moeten worden aangebracht, is tamelijk kritisch. Hierdoor wordt het materiaal van de elementen aan een grote uitstrekking onderworpen, hetgeen snel tot het ontstaan van openingen zou kunnen leiden. Door toepassing van de poreuze matrijs en de daarmee samenhangende uniforme aanzuiging over de gehele mal wordt deze waarschijnlijkheid 30 verkleind.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarin voorstellen: J 0 3 0 2 7-0 ' 7

Figuur 1: een schematisch aanzicht van een stapelinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2A-2 F: schematische aanzichten van de in figuur 1 afgebeelde stapelinrichting tijdens diverse fasen van het stapelproces; 5 Figuur 3: een perspectivisch aanzicht van een dompelinrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 4: . een gedetailleerd doorsnede-aanzicht van twee elementen tijdens hèt dompelproces.

10 Zoals in het voorgaande reeds is toegelicht, maakt de werkwijze volgens de uitvinding gebruik van een inrichting, die voorzien van een stapelinrichting voor het stapelen van de elementen, waaruit de te vervaardigen warmtewisselaar is opgebouwd. In het bijzonder is het type warmtewisselaar waar de uitvinding betrekking op heeft samengesteld uit hoofdzakelijk vlakke elementen van verschillende soort die 15 afwisselend worden gestapeld. De stapelinrichting is dan ook ingericht voor het afwisselend stapelen van elementen van de eerste soort en van de tweede soort.

Hiertoe omvat de in figuur 1 afgebeelde inrichting een stapelorgaan 1 met een zeshoekige doorsnede. Het stapelorgaan 1 is in rotatie aandrijfbaar om een centrale as 2. 20 Het stapelorgaan 1 is aan elk van zijn zes zijvlakken voorzien van een aangrijporgaan in de vorm van in de tekening schematisch weergegeven vacuumzuigorganen 3, die verbonden zijn met in de tekening niet weergegeven besturingsorganen. De as 2 is verbonden met een niet weergegeven aandrijforgaan, zoals een stappenmotor voor het tussen elk van zes posities bewegen van het stapelorgaan 1. Onder het stapelorgaan 1 is 25 een verzamelhouder 4 geplaatst voor het verzamelen van de een stapel vormende elementen. Het verzamelelement 4 omvat een in hoogte bestuurbare tafel 5, die zodanig wordt bestuurd dat het stapelorgaan 1 de te plaatsen elementen steeds op ongeveer dezelfde hoogte plaatst. Omdat het stapelorgaan 1 is ingericht voor het stapelen van de zeshoekige elementen is de verzamelhouder 4 voorzien van zes zijwanden 6, waarvan er 30 tenminste een in de horizontale richting beweegbaar is.

Voor het toevoèren van de te stapelen elementen is de stapelinrichting voorzien van een eerste magazijn 7 voor de elementen 10 van de eerste soprt en van een tweede magazijn 8 voor elementen 11 van de tweede soort. De hartlijn van beide magazijnen 7, 8 strekt 1030270' 8 zich onder een hoek van 60° met de verticaal uit. Door deze positionering kan een aangrijporgaan 3 van het stapelorgaan 1 tot onder elk van de magazijnen 7,8 worden bewogen, waarbij de aan te grijpen elementen 10,11 slechts met een eenvoudige, lineaire beweging kunnen worden aangegrepen door de aangrijporganen 3.

5

Vervolgens zal de werking van elk van de stapelinrichting worden toegelicht, mede aan de hand van de figuren 2A-2F. Hierbij is uitgegaan van de situatie waarin de warmtewisselaar moet worden gevormd met een element van de eerste soort 10 aan de /· boven- en onderzijde van de stapel. Aldus begint het stapelproces met het aangrijpen 10 van een element van de eerste soort 10 uit het magazijn 7, zoals in figuur 2A is weergegeven. Vervolgens draait het stapelorgaan 1 verder over een hoek van 60°, zodat de in figuur 2B weergegeven positie wordt verkregen. Hierna volgt weer rotatie over een hoek van 60°, waarna het zich dan onder het eerste magazijn 7 bevindende aangrijporgaan een element van de eerste soort 10 aangrijpt. Het reeds van een element 15 van de eerste soort 10 voorziene aangrijporgaan bevindt zich hierbij onder het tweede magazijn 8, zoals in figuur 2C is weergegeven. Na nog een rotatie bevindt zich een lege aangrijporgaan onder het tweede magazijn 8 en grijpt het desbetreffende aangrijporgaan een element van de tweede soort 11 aan. Dan is de in figuur 2D weergegeven situatie verkregen. Hierbij bevindt zich eveneens een aangrijporgaan onder het eerste magazijn 20 7, maar daar vindt geen aangrijphandeling plaats. Na wederom een rotatie over 60° wordt de in figuur 2E weergegeven situatie verkregen. Het aangrijporgaan dat voorzien is van het element van de eerste soort 10 laat het element los en plaatst het element op de tafel 5 van de verzamelhouder 4. Tegelijkertijd wordt in door het zich onder het eerste magazijn 10 bevindende aangrijporgaan een element van de eerste soort 10 25 aangegrepen vanuit het eerste magazijn 7. Na nog een keer roteren over een hoek van 60° wordt de in figuur 2F weergegeven positie verkregen. Hierbij wordt een element van de tweede soort 11 geplaatst op de tafel 5, en wordt een element van de tweede soort 11 aangegrepen . Na een herhaalde rotatie over 60° wordt weer de in figuur 2E weergegeven situatie verkregen. Aldus wordt afwisselend een element van de eerste 30 soort 10 en de tweede soort gestapeld 11. Het proces herhaalt zich totdat de stapel elementen 10,11,.. .in de verzamelhouder 4 de vereiste hoogte heeft bereikt. Hierbij wordt de stapel 10,11.. .afgesloten met ieen element van de eerste soort 10.

1030270" 9

Voor het vermijden van lek tussen de twee zich door de warmtewisselaar voortplantende luchtstromen en voor het goed uitvoeren van het na het stapelen uit te voeren lijmproces, is het van belang dat de elementen 10,11 onderling goed gepositioneerd zijn.

5

Hiertoe omvat de verzamelhouder 4 drie zijwanden die conform de twee invoervlakken, de twee uitvoervlakken en de twee gesloten zijvlakken van de warmtewisselaar zijn geplaast; Een van deze wanden wordt gevormd dóór een tenminste een in hoofdzakelijk

A

horizontale richting beweegbare zijwand 6. Bij het plaatsen van de elementen 10,11 is 10 de zijwand 6 naar zijn buitenste positie bewogen voor het vergemakkelijken van het plaatsen, ook bij een niet geheel correcte positie van het element 10, liaan het stapelorgaan 1. Na het plaatsen wordt de zijwand 6 naar zijn binnenste positie bewogen voor het op de juiste positie brengen van het geplaatste element 10,11.

15 Na het voltooien van een stapel, wordt de stapel elementen 10,11... aan zijn beide kopzijden aangegrepen door dompelmiddelen in de vorm van twee platen 20 en 21. Deze platen zijn aan hun zijde die in contact komt met de elementen 10, voorzien van een profiel, dat een mate van vorm opsluiting met de elementen 10 vertoont. De platen 20 en 21 nemen de stapel op en voeren deze naar een positie boven een dompelvat 22, 20 dat is gevuld met een een verbinding tussen de elementen vormende vloeistof. Het vat 22 is afsluitbaar met een schuifbaar deksel 23. Na het bereiken van de positie boven het vat 22, wordt het samenstel van de platen 20,21 en de daartussen aanwezige stapel elementen 10,11,...gedraaid, tot een positie is bereikt, waarbij de as van de stapel elementen zich horizontaal uitstrekt.

25

Dan is de situatie verkregen die in figuur 3 is weergegeven. Vervolgens, wordt het deksel 23 van het vat 22 geopend en wordt de stapel elementen 10,11 in de vloeistof gedompeld totdat het ondervlak van de stapel zich op een kleine afstand onder het vloeistofniveau bevindt. De vloeistof krijgt dan de gelegenheid tot tussen de platen 30 10,11 te dringen. Hierbij worden de te verbinden delen van de vlakken volledig bevochtigd. Direct na het bereiken van de hierboven geschetste positie wordt het samenstel van de platen en de stapel elementen weer tot boven het vloeistofniveau bewogen. De overtollige vloeistof kan dan uit de stapel elementen lekken. Dit lekproces wordt bevorderd door de stapel elementen te roteren naar een positie waarin een rand 1030270" ·*.

10 tussen twee zijvlakken zich in een lage positie bevindt. Vervolgens wordt de stapel verder geroteerd totdat een volgend zijvlak van de stapel elementen zich aan de onderste horizontale positie bevindt en het dompelproces wordt herhaald. Dit proces wordt herhaald voor alle zijvlakken van de stapel elementen. Nadien wordt de stapel 5 elementen door de platen 20,21 weer geroteerd over een hoek van 90 graden, zodat de elementen 10,11 zich weer horizontaal uitstrekken. De stapel elementen wordt dan op een band geplaatst om de hechtende vloeistof, zoals het oplosmiddel te laten verdampen. Hierdoor worden de gedeeltelijk opgeloste platen 10,11 met elkaar verbonden.

10

In figuur 4 is de situatie tijdens het dompelen weergegeven. Hieruit blijkt dat de elementen slechts tot een diepte A tot in de vloeistof worden gedompeld. Als gevolg van de capillaire werking van de vloeistof en de op elkaar gedrukte delen van de elementen 10, 11 verplaatst de vloeistof zich naar boven tot een hoogte B boven de 15 vloeistof. Hiervoor is het essentieel dat het oppervlak van de elementen een zekere ruwheid heeft en dat de elementen zich zo dicht bij elkaar bevinden dat het capillaire effect functioneert. Het voordeel hiervan is dat minder diep en korter behoeft te worden gedompeld en dat de te verbinden vlakken volledig worden bevochtigd.

20 De vloeistof oefent een adhesiekracht uit op de zich op korte afstand van elkaar bevindende elementen. Aangezien de adhesiekracht tussen de te verbinden vlakken omgekeerd evenredig is met de afstand tussen de vlakken, is deze werkwijze alleen toepasbaar wanneer de aanvangsafstand tussen vlakken op geen plaats de waarde overschrijdt waarbij de veerkracht van het materiaal de adhesiekrachten overschrijdt.

25 Voor de meeste kunststoffen en verbindingsmiddelen is de maximale afstand in de orde van 0,1 mm, hetgeen zware eisen stelt aan het vormproces van de elementen. Hierdoor zullen deze elementen, of tenminste die delen daarvan die aan elkaar moeten worden gehecht, naar elkaar toe bewegen. Dit effect compenseert enige toleranties van de vervaardigde elementen.

30 1030270'

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een warmtewisselaar die is samengesteld uit van afstandhoudende profielen voorziene, hoofdzakelijk vlakke elementen, waarbij 5 naburige elementen aan tenminste een deel van hun randen van afstandhoudende profielen zijn voorzien en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het op elkaar stapelen van de hoofdzakelijk vlakke elementen totdat de vereiste hoogte is verkregen; en / - het aan de randen van de elementen met elkaar verbinden van de hoofdzakelijk vlakke 10 elementen, met het kenmerk, dat de elementen worden verbonden door slechts de zijvlakken van de stapel elementen in contact te brengen met een een verbinding tussen de elementen vormende vloeistof.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stapel elementen tot 15 een beperkte diepte in een bad van de een verbinding tussen de elementen vormende vloeistof wordt gedompeld.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afstand houdende profielen aan de zijvlakken van de elementen zich over een beperkte afstand naar het 20 inwendige van de elementen uitstrekken en dat de elementen tot een diepte worden gedompeld die kleiner is dan de beperkte afstand.

4. Werkwijze volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoofdzakelijk vlakke elementen zeshoekig zijn en dat elk van de zes zijvlakken van 25 de stapel elementen tot in de vloeistof wordt gedompeld.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tussen het dompelen van elk van de zijvlakkken de stapel elementen met een rand tussen twee zijvlakken naar beneden wordt stilgehouden. 30

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de vloeistof door een het materiaal van de vlakke elementen oplossende vloeistof wordt gevormd. 1030270“

7. Werkwijze volgens een van de conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de vloeistof door een een rest tussen de verbonden elementen achterlatende vloeistof zoals een lijm wordt gevormd.

8. Werkwijze volgens een van de conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de vloeistof door een soldeer bevattende vloeistof wordt gevormd en dat na het dompelen de warmtewisselaar aan een verhitting tot een de smelttemperatuur van het soldeer overschrijdende temperatuur wordt onderworpen. Λ

9. Werkwijze volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de warmtewisselaar is samengesteld uit hoofdzakelijk vlakke elementen van de eerste soort en van de tweede soort en dat bij het stapelen de elementen de eerste soort en van de tweede soort afwisselend worden gestapeld.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat telkens na het plaatsen van een nieuw element de stapel gestapelde elementen aan een de elementen positionerende horizontale kracht worden onderworpen.

11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de elementen door 20 een stapelorgaan worden aangegrepen en worden gestapeld, dat het stapelorgaan een cyclische beweging langs achtereenvolgens een houder voor elementen van de eerste soort, een houder voor elementen van de tweede soort en een verzamelhouder voor de elementen uitvoert en dat het stapelorgaan een element van de eerste soort langs de houder voor elementen van de tweede soort beweegt. 25

12. Werkwijze volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elementen elk door een thermo-vorm-proces worden vervaardigd.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat tenminste de elementen 30 van een van de soorten door middel van een thermovormproces met een poreuze matrijs zijn vervaardigd.

14. Inrichting voor het vervaardigen van een warmtewisselaar die is samengesteld uit van afstandhoudende profielen voorziene, hoofdzakelijk vlakke elementen, waarbij 10302?o" naburige elementen aan tenminste een deel van hun randen van afstandhoudende profielen zijn voorzien, waarbij de inrichting omvat: - een stapelinrichting voor het op elkaar stapelen van de hoofdzakelijk vlakke elementen; en 5. verbindingsmiddelen voor het aan de randen van de elementen met elkaar verbinden van de hoofdzakelijk vlakke elementen, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het in contact brengen met een een verbinding tussen de elementen vormende vloeistof van slechts de zijvlakken van de stapel elementen.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de verbindingmiddelen een roteerbaar aangrijporgaan omvatten dat is ingericht voor het aan zijn kopvlakken aangrijpen van de stapel elementen, en dat is ingericht voor het achtereenvolgens met een zijvlak van de stapel elementen in horizontale positie vasthouden van de stapel elementen, waarbij het aangrijporgaan is ingericht voor het dompelen van het onderste 15 zijvlak van de stapel elementen in een vat met verbindende vloeistof.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het aangrijporgaan is ingericht voor het uitvoeren van een verticale beweging. i

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het vat van een in aandrijfbaar schuifbaar deksel is voorzien, waarbij de aandrijving is ingericht voor het normaliter gesloten houden van het deksel en voor het open houden van het deksel tijdens een dompelhandeling.

18. Inrichting volgens conclusie 14-17, met het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen zijn voorzien van de kopwanden van de stapel elementen aangrijpende platen, die van een op het bovenste, respectievelijk onderste element van de stapel vormopsluitend profiel zijn voorzien.

19. Inrichting volgens een van de conclusies 14-18, met het kenmerk, dat de stapelinrichting een houder voor elementen van de eerste soort, een houder van elementen van de tweede soort en een stapelhouder omvat, evenals een van tenminste een aangrijppositie voorzien stapelorgaan voor elementen, dat is ingericht voor het uitvoeren van een cyclische beweging langs de houder voor de elementen van de eerste 1030270' * soort, de houder voor de elementen van de tweede soort en de stapelhouder, dat het stapelorgaan is ingericht voor het langs de houder van de elementen van de tweede soort transporteren van de elementen van de eerste soort.

20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het stapelorgaan een roteerbaar element omvat, dat van zes aangrijpposities is voorzien.

21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de stapelhouder van tenminste een in hoofdzakelijk horizontale richting beweegbare zijwand is voorzien, die 10 is ingericht om bij het plaatsen van een element een van het centrum van de stapel afgekeerde positie in te nemen en voor het na het plaatsen van een element een naar het centrum van de stapel toegekeerde positie in te nemen. J 0 3 0 2 7 0