NL1030001C1 - Afvoer. - Google Patents

Afvoer. Download PDF

Info

Publication number
NL1030001C1
NL1030001C1 NL1030001A NL1030001A NL1030001C1 NL 1030001 C1 NL1030001 C1 NL 1030001C1 NL 1030001 A NL1030001 A NL 1030001A NL 1030001 A NL1030001 A NL 1030001A NL 1030001 C1 NL1030001 C1 NL 1030001C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drain
liquid
side walls
upright side
trap
Prior art date
Application number
NL1030001A
Other languages
English (en)
Inventor
Jered Nijhof
Original Assignee
Quick Drain Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Quick Drain Holding B V filed Critical Quick Drain Holding B V
Priority to NL1030001A priority Critical patent/NL1030001C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1030001C1 publication Critical patent/NL1030001C1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03CDOMESTIC PLUMBING INSTALLATIONS FOR FRESH WATER OR WASTE WATER; SINKS
    • E03C1/00Domestic plumbing installations for fresh water or waste water; Sinks
    • E03C1/12Plumbing installations for waste water; Basins or fountains connected thereto; Sinks
    • E03C1/28Odour seals
    • E03C1/294Odour seals with provisions against loss of water lock
    • E03C1/296Odour seals with provisions against loss of water lock using water-supply valves
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F5/00Sewerage structures
    • E03F5/04Gullies inlets, road sinks, floor drains with or without odour seals or sediment traps
    • E03F5/0407Floor drains for indoor use
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F5/00Sewerage structures
    • E03F5/04Gullies inlets, road sinks, floor drains with or without odour seals or sediment traps
    • E03F5/0407Floor drains for indoor use
    • E03F5/0408Floor drains for indoor use specially adapted for showers
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F5/00Sewerage structures
    • E03F5/04Gullies inlets, road sinks, floor drains with or without odour seals or sediment traps
    • E03F2005/0416Gullies inlets, road sinks, floor drains with or without odour seals or sediment traps with an odour seal

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Sink And Installation For Waste Water (AREA)

Description

i ! Afvoer j
I ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
| ] De uitvinding heeft betrekking op een afvoer voor het afvoeren van een vloeistof, en in het bijzonder op 5 een afvoer voor plaatsing in bijvoorbeeld een afwerkvloer van een natte ruimte in een bouwwerk, zoals bijvoorbeeld een badkamer of een douche cabine.
Het is gebruikelijk om een dergelijke afvoer met een afvoeropening te verbinden aan een rioolleiding. Om het 10 uittreden van rioollucht via de afvoer ten minste ten dele tegen te gaan, is het gebruikelijk om de afvoer te voorzien van een stankafsluiter.
Een eenvoudige uitvoeringsvorm van een dergelijke stankafsluiter is een zogenaamd waterslot. Een waterslot 15 is, in bedrijf, ten minste ten dele met vloeistof gevuld. Het waterslot kan enerzijds gevoed worden door de af te voeren vloeistof en anderzijds overlopen naar de rioolleiding voor het afvoeren van de af te voeren vloeistof. Het waterslot is ingericht voor het door de 20 vloeistof in het waterslot afsluiten van een doorgang voor rioollucht, indien de vloeistofhoogte in het waterslot boven een afsluitpeil staat.
Hoewel een waterslot een eenvoudige en effectieve stankafsluiter kan vormen, heeft de uitvinder 25 onderkend dat een dergelijk waterslot in een afvoer, zoals een goot of put, met name indien deze in een vloer met 1030001 2 vloerverwarming geplaatst is, op relatief korte termijn niet meer een adequate afsluiting vormt, waardoor rioollucht via de afvoer kan ontsnappen. Dit kan stankoverlast tot gevolg hebben.
5 Een doel van de uitvinding is om een afvoer met stankafsluiter te bieden, waarbij de stankafsluiter ten minste over een langere periode een adequate afsluiting vormt.
10 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Hiertoe voorziet de uitvinding in een afvoer voor het afvoeren van een vloeistof, omvattende: een opvangbak omvattende een bodemwand en 15 opstaande zijwanden, waarbij de opvangbak voorzien is van ; een afvoeropening, j een stankafsluiter die aansluit op de afvoer- opening en die in gebruik een waterslot vormt indien een
vloeistofhoogte in de stankafsluiter boven een afsluitpeil I
i 20 staat, en | middelen voor het in hoofdzaak boven het j afsluitpeil houden van de vloeistof in het waterslot, in j het bijzonder voor het voor lange duur, bij voorkeur buiten normaal gebruik van de afvoer, boven het afsluitpeil houden 25 van het vloeistofniveau in het waterslot.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding omvatten de middelen voor het in hoofdzaak boven het afsluitpeil houden van de vloeistof in het waterslot, j isolatiemiddelen voor het thermisch isoleren van één of j 30 meer van de opstaande zijwanden. In een uitvoeringsvorm ! strekken de isolatiemiddelen zich in hoofdzaak langs de ! gehele lengte en/of langs de gehele hoogte van de één of meer opstaande zijwanden uit. In het algemeen zal een in j een vloer geplaatste vloerverwarming, naast de afvoer 1 35 geplaatst zijn in of onder de de afvoer omringende ; i afwerkvloer. Door de één of meer zijwanden te voorzien van i isolatiemiddelen kan de afvoer thermisch geïsoleerd worden 1030001 ! 3 j i van de omringende vloer, waardoor de verdamping van de vloeistof in het waterslot ten minste vertraagd wordt. Hierdoor kan de vloeistof in het waterslot gedurende een langer tijdsperiode boven het afsluitpeil gehouden worden 5 en vormt het waterslot aldus gedurende deze langere tijdsperiode een adequate stankafsluiting.
In een uitvoeringsvorm omvatten de isolatie-middelen een verder zijwanddeel dat met de één of meer opstaande zijwanden een dubbelwandig zijwand vormt, waarbij 10 het verdere zijwanddeel aan een buiten de opvangbak gelegen zijde van de één of meer opstaande zijwanden gelegen is.
Enerzijds kan het verdere zijwanddeel zelf van een thermisch isolerend materiaal vervaardigd zijn. Hierbij kan de één of meer opstaande zijwanden voor een 15 waterkering, en het verdere zijwanddeel aldus voor de isolatie zorgen. In een uitvoeringsvorm is het verdere zijwanddeel van een vormvast isolatiemateriaal vervaardigd, j zoals bijvoorbeeld een kunststof in schuimvorm zoals polystyreenschuim.
20 Anderzijds kan het verdere zijwanddeel op afstand van de één of meer opstaande zijwanden geplaatst zijn. Hierbij wordt tussen het verdere zijwanddeel en de één of meer opstaande zijwanden een isolatielaag gevormd. Deze isolatielaag kan een luchtlaag en/of een laag van een 25 isolatiemateriaal, zoals bijvoorbeeld steenwol, glaswol of kunststoffen en kunstharsen (bijvoorbeeld in schuimvorm), omvatten. Daar het isolatiemateriaal tussen de één of meer opstaande zijwanden en het verdere zijwanddeel geplaatst is, hoeven deze materialen niet per se vormvast te zijn.
30 Daarnaast kan in een uitvoeringsvorm het verdere zijwanddeel zelf van een thermisch isolerend materiaal vervaardigd zijn en op afstand van de één of meer opstaande zijwanden geplaatst zijn.
In een uitvoeringsvorm, met name een 35 uitvoeringsvorm met een afvoergoot, zijn twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden, bij voorkeur tegenover elkaar gelegen langszijwanden, voorzien zijn van 1 03000 1 4 isolatiemiddelen. Bij een afvoergoot vormen vooral de langszijwanden voor een groot contactoppervlak met de omringende vloer. Het isoleren van deze langszijwanden zal aldus de afvoergoot grotendeels thermisch van de omringende 5 vloer isoleren.
In een uitvoeringsvorm voor optimale isolatie van de afvoer zijn alle opstaande zijwanden en/of de bodemwand voorzien van isolatiemiddelen.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding 10 omvatten de middelen voor het in hoofdzaak boven het afsluitpeil houden van de vloeistof in het waterslot, supplementtoevoer voor het toevoeren van vloeistof naar het waterslot. Door de supplementtoevoer kan vloeistof toegevoerd worden om de verdampte vloeistof uit het j
15 waterslot ten minste ten dele aan te vullen. Door dit I
aanvullen kan de vloeistof in het waterslot gedurende een j langer tijdsperiode boven het afsluitpeil gehouden worden en vormt het waterslot aldus gedurende deze langere ! tijdsperiode een adequate stankafsluiting.
20 In een eerste uitvoeringvorm omvatten de supplementtoevoer een in de opvangbek uitmondende uitstroomopening voor aansluiting aan een vloeistof- . toevoerleiding, zoals bijvoorbeeld aan een waterleiding.
Een dergelijke uitstroomopening kan bijvoorbeeld als een 25 nippel uitgevoerd zijn.
Enerzijds kan deze nippel in of nabij een wand van het waterslot geplaatst zijn voor het aan het waterslot toevoeren van vloeistof. De vloeistof uit de nippel vloeit aldus direct in het waterslot.
30 Anderzijds kan deze nippel in een wand van de opvangbak geplaatst zijn, zoals in de bodemwand of in één van de opstaande zijwanden. De vloeistof uit de nippel vloeit aldus via de opvangbak naar het waterslot en volgt aldus, althans ten dele, dezelfde weg als de af te voeren 35 vloeistof.
In een tweede uitvoeringsvorm omvatten de supplementtoevoer een opslagreservoir voor het althans 1030001 5 tijdelijk opslaan van vloeistof, waarbij het opslagreservoir een uitstroomopening omvat voor het toevoeren van vloeistof naar het waterslot. Het reservoir kan voorzien zijn van een instroomopening voor aansluiting 5 aan een vloeistoftoevoerleiding, zoals bijvoorbeeld aan een waterleiding.
Echter bij voorkeur omvat het opslagreservoir een instroomopening voor het toevoeren van de af te voeren vloeistof voor het vullen van het opslagreservoir. In het 10 opslagreservoir kan aldus een deel van de af te voeren vloeistof worden opgeslagen om, indien nodig, het waterslot aan te vullen.
In een uitvoeringsvorm omvat deze instroomopening een terugslagklep en/of een vuilvangfilter. Door 15 de terugslagklep wordt vloeistof toegelaten aan het opslagreservoir en wordt het ontsnappen van verdampte vloeistof uit het opslagreservoir althans grotendeels verhinderd. Door het vuilvangfilter wordt vuil, dat met de vloeistof meegevoerd wordt, opgevangen zodat het opslag-20 reservoir niet vervuild en/of verstopt raakt.
In een uitvoeringsvorm omvat de afvoer zowel een opslagreservoir, als een isolatiemiddel zoals hiervoor . beschreven.
In een uitvoeringsvorm is het opslagreservoir 25 nabij één of meer van de opstaande zijwanden geplaatst. Bij voorkeur is één of meer van de opstaande zijwanden dubbelwandig uitgevoerd waarbij de ruimte tussen de wanden ten minste ten dele het opslagreservoir vormen. Op deze wijze kan het opslagreservoir in de afvoer geïntegreerd 30 worden. Bij deze uitvoeringsvorm kan het opslagreservoir tevens een isolatiemiddel vormen zoals hiervoor beschreven.
In een uitvoeringsvorm is het opslagreservoir, in bedrijf, ten minste ten dele hoger dan het waterslot geplaatst. Hierdoor kan water uit het opslagreservoir in 35 hoofdzaak door natuurlijke stroming vanuit het opslagreservoir in het waterslot stromen.
In een uitvoeringsvorm kan de uitstroomopening 1030001 6 van zowel de hierboven beschreven eerste als tweede uitvoeringsvorm, een sluitmiddel omvatten, zoals bijvoorbeeld een klep, voor het sturen van het toevoeren van vloeistof naar het waterslot.
5 In een uitvoeringsvorm omvat het sluitmiddel een regelinrichting, waarbij de regelinrichting middelen omvat voor het bepalen van de vloeistofhoogte in de stankafsluiter, en waarbij de regelinrichting is ingericht voor het openen en/of sluiten van het sluitmiddel in 10 afhankelijkheid van de bepaalde vloeistofhoogte.
In een uitvoeringsvorm omvat de regelinrichting een niveaumeter die verbonden is met een regelsysteem, waarbij de niveaumeter een met de vloeistofhoogte in het waterslot overeenstemmend signaal naar het regelsysteem 15 stuurt, en waarbij het regelsysteem het sluitmiddel aanstuurt voor het regelen van de vloeistofhoogte in het waterslot.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm omvatten de middelen voor het bepalen van de vloeistofhoogte in de 20 stankafsluiter, een vlotter. Bij voorkeur is deze vlotter werkzaam verbonden met het sluitmiddel voor het openen en/of sluiten hiervan in afhankelijkheid van de vloeistofhoogte. Indien het niveau van de vloeistof in het waterslot boven het sluitniveau ligt, wordt het sluitmiddel 25 door de vlotter, eventueel via een overbrenging, in een sluitstand gedrukt. Indien het niveau van de vloeistof zakt en onder het sluitniveau dreigt te komen wordt de druk van de vlotter kleiner en kan het sluitmiddel bijvoorbeeld door de druk in de vloeistoftoevoerleiding opengeduwd worden, 30 zodat vloeistof uit de vloeistoftoevoerleiding kan uitstromen voor het bijvullen van het waterslot.
Volgens een derde aspect voorziet de uitvinding in een goot voor het afvoeren van een vloeistof, omvattende: 35 een opvangbak omvattende een bodemwand en opstaande langszijwanden, waarbij de opvangbak voorzien is van een afvoeropening, 1030001 7 een stankafsluiter die aansluit op de afvoer-opening en die bij voorkeur in de opvangbak, bij voorkeur tussen de opstaande langszijwanden geplaatst is, waarbij één of meer van de opstaande zijwanden, 5 bij voorkeur de beide langszijwanden, ten minste ten dele dubbelwandig zijn.
De dubbelwandige langszijwanden kunnen ingericht zijn als isolatiemiddel en/of een opslagreservoir zoals hiervoor beschreven vormen.
10 In een uitvoeringsvorm is de ten minste ene dubbelwandige opstaande zijwand aan een van de bodemwand af reikende zijde, ten minste ten dele afgesloten door een in hoofdzaak parallel aan de bodemwand lopend en de opvangbak ten minste ten dele begrenzende rand. Bij plaatsing van 15 deze uitvoeringsvorm van de afvoer volgens de uitvinding, kan de de afvoer omringen vloerbedekking over deze rand ten minste ten dele heen grijpen voor het verkrijgen van een adequate verankering en/of afdichting van de afvoer in de vloer.
20 In een uitvoeringsvorm is de rand aan een van de bodemwand af gekeerde zijde voorzien van een ruw oppervlak voor het verkrijgen van een zekere mate van hechting van de ten minste ten dele op de rand geplaatste vloerbedekking met de rand. Dit ruwe oppervlak zorgt tevens voor een 25 betere hechting van een afdichtrand tussen de rand en de vloerbedekking.
Volgens een vierde aspect voorziet de uitvinding in een 9ootvormige afvoer voor het afvoeren van een vloeistof, omvattende: i 30 een kanaaldeel omvattende een bodemwand en opstaande langszijwanden, waarbij het kanaaldeel voorzien is van een afvoeropening, een in het kanaaldeel gelegen stankafsluiter, waarbij de stankafsluiter aansluit op de afvoeropening, 35 waarbij de stankafsluiter in hoofdzaak op afstand van. de opstaande langszijwanden in de opvangbak geplaatst is. Door het op afstand plaatsen van de stankafsluiter, kan 1030001 8 vloeistof tussen de stankafsluiter en de langszijwand stromen. Dit is met name voordelig in de situatie waarin de stankafsluiter ergens halverwege in de goot geplaatst is, en er een toevoer van vloeistof wordt aangeboden aan in 5 hoofdzaak één zijde van de goot. In deze uitvoeringsvorm kan de vloeistof dus langs de stankafsluiter naar het de andere zijde van de goot stromen en via deze andere zijde afgevoerd worden. Hierdoor kan een meer evenwichtige belasting van de goot verkregen worden.
10 Daarnaast is deze uitvoeringsvorm zeer geschikt in combinatie met een toevoermiddel voor vloeistof, zoals een op een vloeistofleiding aangesloten uitstroomopening. ,
De vloeistof uit de uitstroomopening kan zich in deze ; uitvoeringsvorm over de gehele goot verdelen, omdat deze 15 vloeistof langs de stankafsluiter stromen kan. Hierdoor is slechts één uitstroomopening nodig om het niveau van de vloeistof in de gehele goot bij te vullen.
In een uitvoeringsvorm omvat de stankafsluiter een vanaf de bodemwand opstaande eerste rand, welke eerste 20 rand op afstand van de opstaande langszijwanden geplaatst is, een deksel, waarbij het deksel boven de eerste rand geplaatst is en voorzien is van een in de richting van de | bodemwand uitstrekkende tweede rand, waarbij de tweede rand ! over de eerste rand heen grijpt aan een van de j 25 afvoeropening afgekeerde zijde van de eerste rand, en doorstroomopeningen voor de vloeistof omvat tussen de eerste rand en het deksel, de eerste rand en de tweede rand, en de tweede rand en de bodemwand. De tweede rand kan tussen de eerste rand en de langszijwand geplaatst zijn, 30 bij voorkeur op afstand van zowel de eerste rand als de langszijwand, voor het vormen van het waterslot. Hierdoor is er geen afdichting nodig tussen de langszijwand en het j deksel. j
De afvoer volgens de uitvinding en iedere 35 hiervoor genoemde uitvoeringsvorm daarvan kan verder een in de bodemwand of in één van de opstaande zijwanden geplaatste afvoeropening omvatten. Bij voorkeur is de 1030001 9 afvoeropening in de zijwand geplaatst zodat een rioolleiding aan deze zijwand van de afvoer aansluitbaar is.
Verder is de stankafsluiter bij voorkeur tussen 5 de opstaande zijwanden in de opvangbak geplaatst.
Bij voorkeur omvatten de opstaande zijwanden van de opvangbak een tweetal tegenover elkaar gelegen langszijwanden en een tweetal tegenover elkaar gelegen kopse zijwanden voor het vormen van een afvoergoot.
10 In een uitvoeringsvorm omvat de afvoer volgens de uitvinding een afdekmiddel voor het ten minste ten dele afdekken van de af voer. In een uitvoeringsvorm is het afdekmiddel voorzien van instroomopeningen waardoor de vloeistof in de opvangbak kan stromen.
15 De uitvinding heeft aldus betrekking op een afvoer met althans één of meer dikwandige zijwanden. Deze dikwandige zijwanden kunnen de afvoer thermisch isoleren van de omliggende vloer. In een uitvoeringsvorm is deze dikwandige zijwand dubbelwandig uitgevoerd. Bij voorkeur 20 heeft de dikwandige zijwand een dikte van meer dan 5 mm, bij voorkeur meer dan 10 mm, bij voorkeur meer dan 15 mm.
De in de aanvrage beschreven en/of getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke 25 aspecten, zoals de isolatiemiddelen, de vloeistof- supplementtoevoer, de rand die een dubbelwandige zijwand aan een van de bodem afgekeerde zijde daarvan afsluit en die voorzien is van een een hechting /of afdichting met de omringende vloerbedekking verbeterende structuur, en de op 30 afstand van de zijwand geplaatste stankafsluiter, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 35
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven 1030001 10 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur IA een deel van een eerste voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding; 5 Figuur 1B een langsdoorsnede aanzicht van de goot van figuur IA langs de lijn B-B;
Figuur 2 een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een tweede voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding; 10 Figuur 3 een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een derde voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuur 4 een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een vierde voorbeelduitvoeringsvorm van een 15 afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuur 5 een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een vijfde voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuur 6 een perspectivisch dwarsdoorsnede 20 aanzicht van een zesde voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuur 7 een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een zevende voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding; 25 Figuur 8A een perspectivisch aanzicht in uiteengenomen toestand van een achtste voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding; j
Figuren 8B en 8C een dwarsdoorsnede aanzicht van ! de afvoergoot volgens figuur 8A langs de lijn A-A; 30 Figuur 9 een dwarsdoorsnede aanzicht van een j negende voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuur 10 een dwarsdoorsnede aanzicht van een tiende voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens 35 de uitvinding;
Figuur 11 een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een elfde voorbeelduitvoeringsvorm van een 1030001 11 afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuren 12A en 12B een dwarsdoorsnede aanzicht van een twaalfde voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding; 5 Figuren 13A en 13B een boven- en een zijaanzicht van een deel van een dertiende voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding;
Figuur 14 een dwarsdoorsnede aanzicht van figuur 13A langs de lijn B-B; 10 Figuur 15 een dwarsdoorsnede aanzicht van figuur 13A langs de lijn A-A;
Figuren 16A en 16B een boven- en een zijaanzicht van een deel van een dertiende voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoergoot volgens de uitvinding; 15 Figuur 17 een dwarsdoorsnede aanzicht van figuur 16A langs de lijn B-B; en
Figuur 18 een dwarsdoorsnede aanzicht van figuur 16A langs de lijn A-A;
20 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Een eerste voorbeelduitvoeringsvorm van een goot 1 volgens de uitvinding, zoals getoond in de figuren IA en 1B, is voorzien van een kanaalvormige opvangbak 2 die een 25 bodemwand 3 en langszijwanden 4, 5 omvat. De uiteinden van de opvangbak 2 kunnen voorzien zijn van kopse zijwanden overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens figuur 8A. In de langszijwand 5 is verder een afvoeropening 10 voorzien van een aansluitmof 6 voor het aansluiten van de goot 1 op een 30 afvoerleiding (niet getoond). In een variant kan de afvoeropening 10 ook in de bodemwand 3 geplaatst zijn.
De langszijwanden 4, 5 zijn voorzien van een in hoofdzaak parallel aan de bodemwand 3 en van de opvangbak 2 af reikende randen 7 voor aansluiting van de goot 1 aan 35 het oppervlak van een afwerkvloer (niet getoond). Deze uitstekende randen 7 kunnen in de vloer verwerkt worden; hierbij wordt de randen 7 bijvoorbeeld tussen de 1030001 12 afwerkvloer en de tegelvloer 50, 60 geplaatst zoals bijvoorbeeld getoond wordt in de figuren 5 en 6.
De randen 7 zijn aan hun van de bodemwand 3 afgekeerde zijde voorzien van een ruw oppervlak 8 voor het 5 verbeteren van een hechting van de de afvoer 1 omringende vloerbedekking, zoals bijvoorbeeld een tegelvloer 50, 60.
Bijvoorbeeld kan bij het verlijmen van de vloertegels, een in hoofdzaak stabiele lijmverbinding tussen de vloertegels en het oppervlak 8 verkregen worden. Hierdoor wordt een 10 stevige verankering van de goot 1 in de vloer verkregen.
Aan een buiten de opvangbak 2 gelegen zijde van de langszijwanden 4, 5 van de afvoer 1 van figuur IA zijn isolatiewanden 9 geplaatst. De isolatiewanden 9 vullen de ruimte die door de langszi jwanden 4, 5 en de randen 7 15 worden opgespannen in hoofdzaak op, voor het thermisch isoleren van de opvangbak 2 van de de afvoer 1 omringende vloer.
In opvangbak 2 van de goot 1 is een stankafsluiter geplaatst, zoals getoond in figuur 1B. De 20 afvoeropening 10 van de goot 1 is binnen de stankafsluiter geplaatst. Deze stankafsluiter volgens de voorbeeld-uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 1B wordt gevormd door een tweetal vanaf de bodem opstaande eerste randen 11, 12 die zich over de gehele breedte van de opvangbak 2 25 uitstrekken. Daarnaast omvat de stankafsluiter een deksel 13 dat voorzien is van twee in de richting van de bodemwand uitstrekkende tweede randen 14, 15 die over de eerste randen 11, 12 heen grijpen zodat, indien de goot gevuld is met water, een waterslot verkregen wordt zoals 30 getoond in figuur 1B. Indien verder water toegevoerd wordt aan de opvangbak 2, zal het waterniveau in deze opvangbak 2 stijgen waardoor water via het waterslot naar de afvoeropening 10 zal stromen (aangegeven met de pijlen in figuur 1B). Het deksel 13 kan uit de goot 1 genomen worden 35 zodat de afvoeropening 10 en de ruimte daarom heen bereikbaar wordt voor het reinigen hiervan.
Aldus wordt het waterslot in de goot 1 van deze 1030001 13 eerste voorbeelduitvoeringsvorm gevormd door de vloeistof die in de opvangbak 2 staat. Deze opvangbak 2 is door de isolatiewanden 9 thermisch geïsoleerd om verdamping van de vloeistof te remmen.
5 Een tweede eenvoudige voorbeelduitvoeringsvorm van een goot 21 volgens de uitvinding, zoals getoond in figuur 2, is voorzien van een kanaalvormige opvangbak 22 die een bodemwand 23 en langszij wanden 24, 25 omvat. De langszijwanden 24, 25 zijn voorzien van een in hoofdzaak 10 parallel aan de bodemwand 23 en van de opvangbak 22 af reikende randen 26, 27 voor aansluiting van de goot 21 aan het oppervlak van een afwerkvloer (niet getoond). Aan de van de opvangbak 22 af reikende uiteinden van de randen 26, 27 zijn verdere langszijwanden 28, 29 geplaatst. De 15 ruimte tussen de langszijwanden 24, 25 en de verdere langszijwanden 26, 27 vormt hierbij een isolerende luchtlaag.
De randen 26, 27 in deze voorbeelduitvoerings vorm zijn voorzien van doorgaande openingen 28, waarmee de 20 afvoer 21 bevestigd kan worden met de ondergrond. Tevens kunnen deze openingen 28 een hechting bevorderende werking hebben, net als het ruw oppervlak 8 in figuur IA.
Een derde voorbeelduitvoeringsvorm van een goot 31 volgens de uitvinding, zoals getoond in figuur 3, is 25 voorzien van een kanaalvormige opvangbak 32 die een bodemwand 33 en langszijwanden 34, 35 omvat. Net als de tweede voorbeelduitvoeringsvorm zijn de langszijwanden 34, 35 voorzien van een in hoofdzaak parallel aan de bodemwand 33 en van de opvangbak 32 af reikende randen 36 voor 30 aansluiting van de goot 31 aan het oppervlak van een afwerkvloer (niet getoond). De randen 36 zijn aan hun van de bodemwand 33 afgekeerde zijde voorzien van een ruw oppervlak 38 voor het verbeteren van een hechting van de de afvoer 31 omringende vloerbedekking, zoals bijvoorbeeld 35 een tegelvloer 50, 60.
Aan de van de opvangbak 32 af reikende uiteinden van de randen 36 zijn verdere langszijwanden 37 geplaatst.
1 03000 1 14
De ruimte tussen de langszijwanden 34, 35 en de verdere langszijwanden 37 is met isolatiemateriaal 39 gevult.
Een vierde voorbeelduitvoeringsvorm van een goot 41 volgens de uitvinding, zoals getoond in figuur 4, is 5 voorzien van een kanaalvormige opvangbak 42 die een bodemwand 43 en langszijwanden 44, 45 omvat. De langszi jwanden 44, 45 zijn voorzien van een in hoofdzaak parallel aan de bodemwand 43 en van de opvangbak 42 af reikende randen 46 voor aansluiting van de goot 41 aan het 10 oppervlak van een afwerkvloer (niet getoond). De randen 46 zijn aan hun van de bodemwand 43 afgekeerde zijde voorzien van een ruw oppervlak 48 voor het verbeteren van een hechting van de de afvoer 41 omringende vloerbedekking, zoals bijvoorbeeld een tegelvloer 50, 60.
15 Aan de van de opvangbak 22 af reikende uiteinden van de randen 46 zijn verdere langszijwanden 47 geplaatst, die in de richting van de langszijwanden 44, 45 zijn omgebogen voor het vormen van een in hoofdzaak gesloten ruimte 49 tussen de langszijwanden 44, 45 en de verdere 20 langszijwanden 47. Deze gesloten ruimte 49 vormt hierbij een isolerende luchtlaag.
In een variant van deze vierde voorbeelduitvoeringsvorm, zoals de vijfde voorbeelduitvoerigsvorm van figuur 5, zijn de randen 56 voorzien van een opstaande 25 rand voor het hiertegen plaatsen van de de afvoer 51 omringende vloerbedekking 50. In deze voorbeelduitvoeringsvorm sluit deze opstaande rand via schuine gedeeltes aan, aan de langszijwanden 54, 55. Op deze schuine gedeeltes kan een afdekrooster 58 afsteunen, welk 30 afdekrooster 58 de afvoer 51 ten minste ten dele afdekt. Het afdekrooster 58 is op bekende wijze voorzien van doorgaande openingen voor het toevoeren van vloeistof vanaf de vloerbedekking 50 in de afvoer 51.
De uiteinden van de opvangbak 22, 32, 43 kunnen 35 voorzien zijn van kopse zijwanden, net als uitvoeringsvorm volgens figuur 8A. Deze kopse zijwanden kunnen op vergelijkbare wijze als de respectievelijke langszijwanden 1030001 15 ook voorzien zijn van isolatiemiddelen, net als de uitvoeringsvorm volgens figuur 7
In een zesde voorbeelduitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 6, zijn zowel op afstand van de 5 bodemwand 63, als van de langszijwanden 64, 65, een verder bodemwand 631 en verdere langszijwanden 641, 651 geplaatst. De van de bodemwand 63 af reikende randen van de langszijwanden 64, 65 en van de verdere langszijwanden 641, 651 zijn onderling verbonden door de randen 66 voor 10 aansluiting van de goot 61 aan het oppervlak van een afwerkvloer. De randen 66 zijn aan hun van de bodemwand 63 afgekeerde zijde voorzien van een ruw oppervlak voor het verbeteren van een hechting van de de afvoer 61 omringende vloerbedekking 60. Op de randen 66 kan een afdekrooster 68 15 afsteunen, welk afdekrooster 68 de afvoer 61 ten minste ten dele afdekt.
Aldus is de afvoergoot 61 volgens deze zesde voorbeelduitvoeringsvorm als een hol profiel gevormd, waarbij de holle ruimte 69 als isolatie dient. Deze holle 20 ruimte 69 kan opgevuld zijn met een bekend isolatiemiddel.
De holle ruimte 69 kan zich ook voortzetten aan de kopse uiteinden van de afvoer 71, zoals schematisch getoond in figuur 7. Hierbij is ook de kopse zijwand dubbelwandig uitgevoerd, zodat de verdere zijwanden 771, 25 751 en de verdere bodemwand 731, de buitenzijde van de afvoer 71 begrenzen.
Figuur 8A toont een verdere voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoer 81 volgens de uitvinding. Deze achtste voorbeelduitvoeringsvorm is voorzien van een 30 kanaalvormige opvangbak 82 die een bodemwand 83 en langszijwanden 84, 85 omvat. De uiteinden van de opvangbak 82 zijn voorzien van kopse zijwanden. In een langszijwand 85 is verder een afvoeropening 10 voorzien van een aansluitmof 86 voor het aansluiten van de goot 81 op een 35 afvoerleiding (niet getoond).
De langszijwanden 84, 85 zijn voorzien van een in hoofdzaak parallel aan de bodemwand 83 en van de 1030001 16 opvangbak 82 af reikende randen 87 voor aansluiting van de goot 81 aan het oppervlak van een afwerkvloer (niet getoond). Deze uitstekende randen 87 kunnen in de vloer verwerkt worden; hierbij wordt de. randen 87 bijvoorbeeld 5 tussen de afwerkvloer en de tegelvloer 50, 60 geplaatst zoals bijvoorbeeld getoond wordt in de figuren 5 en 6. De randen 87 zijn voorzien van doorgaande openingen 88 voor bevestiging van de goot 81.
In opvangbak 82 van de goot 81 is een 10 stankafsluiter geplaatst, die aansluit op de afvoeropening 10 van de goot 81. Deze stankafsluiter volgens de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 8A wordt gevormd door een bodemdeel met een tweetal vanaf de bodemwand 83 opstaande eerste randen 91, 92. Daarnaast j 15 omvat de stankafsluiter een deksel 93 dat voorzien is van ! ! twee in de richting van de bodemwand uitstrekkende tweede i randen 94, 95 die over de eerste randen 91, 92 heen grijpen zodat, indien de opvangbak 82 gevuld is met water, een waterslot verkregen wordt.
20 In de opvangbak 82 is een afdekmiddel 96 ge plaatst. Het afdekmiddel 96 is zodanig geconstrueerd dat zijn bovenkant 98 in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als de de afvoer 81 omringende vloerbedekking. Het afdekmiddel 99 is als een profiel met een in hoofdzaak U-vormige 25 dwarsdoorsnede gevormd en omvat een afdekwand 98 en op de langszijden van de afdekwand 98 aansluitende zijwanden 96, 97 waarbij de zijwanden 96, 97 in hoofdzaak loodrecht op de afdekwand 98 geplaatst zijn. De zijwanden 96, 97 van het afdekmiddel 96 steunen ten minste ten dele af op de 30 bodemwand 83. In de afdekwand 98 zijn doorgaande openingen 99 aangebracht voor het doorgeven van vloeistof vanaf de vloerbedekking naar de opvangbak 82. In deze voorbeelduitvoeringsvorm zijn deze doorgaande openingen 99 in hoofdzaak bij de overgang van de afdekwand 98 naar de 35 zijwanden 96, 97 geplaatst.
Ook hier wordt het waterslot in de goot 81 van deze voorbeelduitvoeringsvorm gevormd door de vloeistof 103000i 17 die in de opvangbak 82 staat. Voor een adequate werking van het waterslot dient de vloeistofhoogte in de opvangbak 82 hoog genoeg te zijn. In de langszijwand 84 van de opvangbak 82 zijn toevoernippels 89 geplaatst. Deze 5 toevoernippels 89 kunnen in bedrijf aan een waterleiding 891 aangesloten worden voor het bijvullen van de opvangbak 82, indien het vloeistofniveau in de opvangbak 82 te laag dreigt te worden.
Figuur 8B toont de situatie, waarin het 10 vloeistofniveau hoog genoeg is. Bijvullen is niet nodig en de toevoernippel 89 kan afgesloten zijn. In de situatie van figuur 8C is het vloeistofniveau te laag en wordt de opvangbak 82 bijgevuld vanuit de toevoernippel 89.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm is de 15 toevoernippel 89 uitgevoerd als druppelaar die voortdurend een kleine hoeveelheid vloeistof in de opvangbak 82 druppelt zodat deze onder normale omgevingscondities gevuld blijft.
In de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 9, is 20 de toevoernippel 199 voorzien van een klep 192 die zwenkbaar rond een as 198 in de afvoer 191 geplaatst is. De klep 192 kan verbonden zijn met een besturingssysteem voor het aansturen van de klep 192 voor het periodiek openen en sluiten van de klep 192, om de vloeistof in de 25 afvoer 91 op niveau te houden.
In een eenvoudige voorbeelduitvoeringsvorm is de klep 108 werkzaam verbonden met een drijflichaam 106.
!
Indien het waterniveau in de opvangbak 102 hoog genoeg is, zal het drijflichaam 106 een opwaartse kracht ondervinden 30 en wordt de klep 108 tegen de toevoernippel 109 gedrukt om deze effectief af te sluiten. Indien het waterniveau zakt zal het drijflichaam het waterniveau volgen en kan de klep 108 geopend worden, waardoor water uit de toevoerleiding 101 via de toevoernippel 109 in de opvangbak 102 kan 35 stromen.
In plaats van het toevoeren van vloeistof aan de opvangbak 102 via een toevoerleiding 101, is de afvoer 111 1030001 18 volgens de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 11, voorzien van een opslagreservoir 119. Dit opslag-reservoir 119 wordt gevormd binnen een ruimte die begrenst wordt door de van de opvangbak 112 af reikende zijden van 5 de langszijwanden 114, 115 de doorlopende bodemwand 113 en de in hoofdzaak parallel aan de bodemwand 113 en van de opvangbak 112 af reikende randen 117 voor aansluiting van de goot 111 aan het oppervlak van een afwerkvloer (niet getoond). In de langszij wanden 114, 115 zijn instroom- 10 openingen 1192 en uitstroomopeningen 1193 voor de vloeistof in en uit het opslagreservoir 119. In de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 11 is dit geheel verder omgeven door isolatiemiddelen 1191 die op een vergelijkbare wijze uitgevoerd kunnen zijn als de 15 hiervoor besproken voorbeelduitvoeringsvormen.
Bij voorkeur zijn ten minste de uitstroomopeningen 1293 voorzien van kleppen zoals getoond in de figuren 12A en 12B. Indien het vloeistofniveau in de afvoer 121 hoog genoeg is, zullen de kleppen van de 20 uitstroomopeningen 1293 door de vloeistof in de opvangbak dichtgedrukt worden, zodat de uitstroomopeningen 1293 effectief gesloten zijn. Vloeistof die vanaf de omringende vloer 120 naar de afvoer 121 vloeit, zal ten minste ten dele via de instroomopeningen 1292 in het opslagreservoir 25 129 vloeien om deze te vullen. De overtollige vloeistof stroomt direct in de opvangbak om afgevoerd te worden.
Indien het vloeistofniveau zakt, zoals getoond in figuur 12A, kunnen de kleppen voor de uitstroomopeningen 1293 openen waardoor vloeistof vanuit 30 het opslagreservoir 129 naar de opvangbak stroom om deze bij te vullen.
In een verdere uitvoeringsvorm kan het opslagreservoir 119, 129 voorzien zijn van een toevoernippel die aangesloten is op een watertoevoer-35 leiding voor het bijvullen van het opslagrevervoir 119, 129.
Een verder voorbeelduitvoeringsvorm van een 1030001 19 afvoer 131 volgens de uitvinding is getoond in de figuren 13A en 13B, en in dwarsdoorsnede aanzicht in figuren 14 en 15. In deze uitvoeringvorm wordt de stankafsluiter gevormd door een vanaf de bodemwand 133 opstaande rand 141 die op 5 afstand van de langszijwanden 134, 135 geplaatst is. In de opstaande rand 141 is een afvoeropening 140 geplaatst, welke afvoeropening 140 verbonden is met een aansluitmof 136 die zich in deze uitvoeringsvorm tot buiten een langszijwand 135 uitstrekt voor aansluiting aan een 10 rioolleiding (niet getoond).
Daarnaast omvat de stankafsluiter een deksel 143 dat voorzien is van een omlopende rand die over de opstaande rand 141 heen grijpt zoals schematisch getoond in figuur 15. Indien de opvangbak 132 gevuld is met 15 vloeistof, vormt de stankafsluiter een waterslot waarbij de vloeistof in de opvangbak 132 staat, aan een van de afvoeropening 140 afgekeerde zijde van de opstaande rand 141. Daar de vloeistof tussen de opstaande rand 141 en de langszijwand 134 kan stromen, heeft de opvangbak 132 in 20 hoofdzaak overal hetzelfde vloeistofniveau, waardoor een adequate afsluiting van de stankafsluiter langs de gehele opstaande rand 141 verkregen kan worden. Dit in tegenstelling tot de uitvoeringsvorm van figuur 1B, waarbij het vloeistofniveau bij de opstaande rand 11 25 verschillend kan zijn van het vloeistofniveau bij de opstaande rand 12, indien aan de ene zijde van de stankafsluiter meer vloeistof aan de afvoer 1 wordt toegevoerd dan aan de andere zijde van de stankafsluiter.
De voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 13 kan 30 verder voorzien zijn van een toevoerinrichting, zoals bijvoorbeeld een toevoernippel zoals getoond in de figuren 8, 9 of 10. In tegenstelling tot de uitvoering van figuur 8A, waarbij twee toevoernippels nodig zijn om het vloeistofniveau aan beide zijden van de stankafsluiter op 35 niveau te houden, is voor de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 13 slechts één toevoernippel en één toevoerleiding nodig.
1030001 20
De voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 13 kan verder ook nog voorzien zijn van isolatiemiddelen 169 zoals getoond in de figuren 16A en 16B, en in dwarsdoorsnede aanzicht in figuren 17 en. 18. Ook in deze 5 uitvoeringvorm wordt de stankafsluiter gevormd door een vanaf de bodemwand 163 opstaande rand 171 die op afstand van de langszijwanden 164, 165 geplaatst is. In de opstaande rand 171 is een afvoeropening 170 geplaatst, welke afvoeropening 170 verbonden is met een aansluitmof 10 176 die zich in deze uitvoeringsvorm tot buiten een langszijwand 165 uitstrekt voor aansluiting aan een rioolleiding (niet getoond).
Daarnaast omvat de stankafsluiter een deksel 173 dat voorzien is van een omlopende rand die over de 15 opstaande rand 171 heen grijpt zoals schematisch getoond in figuur 18. Indien de opvangbak 162 gevuld is met vloeistof, vormt de stankafsluiter een waterslot waarbij de vloeistof in de opvangbak 162 staat, aan een van de afvoeropening 170 afgekeerde zijde van de opstaande rand 20 171. Daar de vloeistof tussen de opstaande rand 171 en de langszijwand 164 kan stromen, heeft de opvangbak 162 in hoofdzaak overal hetzelfde vloeistofniveau, waardoor een adequate afsluiting van de stankafsluiter langs de gehele opstaande rand 171 verkregen kan worden.
25 Net als de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 15 is de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 18 voorzien van een afdekmiddel 144, 174. In deze uitvoeringsvorm zijn de langszijwanden 164, 165 voorzien van steunvlakken 175 voor het hierop plaatsen van het afdekmiddel 174. De nabij 30 de stankafsluiter gelegen delen van deze steunvlakken 175 kunnen tevens gebruikt worden voor het ondersteunen van het deksel 173 van de stankafsluiter.
Hierbij zij opgemerkt dat de hierboven beschreven voorbeelduitvoeringsvormen van de uitvinding 35 bedoeld zijn als illustratie van de uitvinding en niet om de uitvinding te beperken. Een deskundige zal zeker in staat zijn om alternatieve uitvoeringsvormen te ontwerpen 1Ö30001 i ' 21 die binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies vallen. Zo kan de uitvinding natuurlijk ook toegepast worden in ander afvoeren dan de hierboven | beschreven gootvormige voorbeelduitvoeringsvormen. De I 5 deskundige zal begrijpen dat de uitvinding ook toepasbaar is in ronde of vierkante afvoerputjes, voor plaatsing in een vloer, maar ook in een douchebak of in een spoelbak.
1030001

Claims (30)

1. Af voer voor het af voeren van een vloeistof, omvattende: een opvangbak omvattende een bodemwand en opstaande zijwanden, waarbij de opvangbak voorzien is van 5 een afvoeropening, een stankafsluiter die aansluit op de afvoeropening en in gebruik een waterslot vormt indien een vloeistofhoogte in de stankafsluiter boven een afsluitpeil staat, en ' 10 middelen voor het in hoofdzaak boven het afsluitpeil houden van de vloeistof in het waterslot, in het bijzonder voor het voor lange duur, bij voorkeur buiten normaal gebruik van de afvoer, boven het afsluitpeil houden van het vloeistofniveau in het waterslot.
2. Afvoer volgens conclusie 1, waarbij de stankafsluiter tussen de opstaande zijwanden in de opvangbak geplaatst is.
3. Afvoer volgens conclusie 1 of 2, waarbij de opstaande zijwanden van de opvangbak een tweetal tegenover 20 elkaar gelegen langszij wanden en een tweetal tegenover elkaar gelegen kopse zijwanden omvat voor het vormen van een afvoergoot.
4. Afvoer volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de middelen voor het in hoofdzaak boven het afsluitpeil houden 25 van de vloeistof in het waterslot, isolatiemiddelen voor het thermisch isoleren van één of meer van de opstaande zijwanden omvatten.
5. Afvoer volgens conclusie 4, waarbij de isolatiemiddelen zich in hoofdzaak langs de gehele lengte 30 van de één of meer opstaande zijwanden uitstrekken.
6. Afvoer volgens conclusie 4 of 5, waarbij de 1030001 isolatiemiddelen zich in hoofdzaak langs de gehele hoogte van de één of meer opstaande zijwanden uitstrekken.
7. Afvoer volgens conclusie 4, 5 of 6, waarbij de isolatiemiddelen een verder zijwanddeel omvatten dat met de 5 één of meer opstaande zijwanden een dubbelwandig zijwand vormt, waarbij het verdere zijwanddeel aan een buiten de opvangbak gelegen zijde van de één of meer opstaande zijwanden gelegen is.
8. Afvoer volgens conclusie 7, waarbij het 10 verdere zijwanddeel van een thermisch isolerend materiaal vervaardigd is.
9. Afvoer volgens conclusie 7 of 8, waarbij het verdere zijwanddeel op afstand van de één of meer opstaande zijwanden gelegen is.
10. Afvoer volgens één der conclusies 4-9, waarbij twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden, bij voorkeur tegenover elkaar gelegen langszijwanden, voorzien zijn van isolatiemiddelen.
11. Afvoer volgens conclusie 10, waarbij alle 2. opstaande zijwanden voorzien zijn van isolatiemiddelen.
12. Afvoer volgens conclusie 10 of 11, waarbij tevens de bodemwand isolatiemiddelen omvat.
13. Afvoer volgens één der voorgaande conclusies, j waarbij de middelen voor het in hoofdzaak boven het ; 25 afsluitpeil houden van de vloeistof in het waterslot, een supplementtoevoer voor het toevoeren van vloeistof naar het ; waterslot omvatten.
14. Afvoer volgens conclusies 13, waarbij de supplementtoevoer een in de opvangbak uitmondende 30 uitstroom-opening omvat voor aansluiting aan een vloeistoftoevoer-leiding.
15. Afvoer volgens conclusie 14, waarbij de uitstroomopening is ingericht voor aansluiting aan een waterleiding.
16. Afvoer volgens conclusie 13, waarbij de supplementtoevoer een opslagreservoir omvatten voor het althans tijdelijk opslaan van vloeistof, waarbij het 1 03000 1 opslagreservoir een uitstroomopening omvat voor het toevoeren van vloeistof naar het waterslot.
17. Afvoer volgens conclusie 16, waarbij het opslagreservoir nabij één of meer van de opstaande 5 zijwanden geplaatst is.
18. Afvoer volgens conclusie 16 of 17, waarbij het opslagreservoir een instroomopening omvat voor het toevoeren van de of een vloeistof voor het vullen van het opslagreservoir.
19. Afvoer volgens conclusie 18, waarbij de instroomopening een terugslagklep en/of een vuilvangfilter omvat.
20. Afvoer volgens één der conclusies 14 - 19, waarbij de uitstroomopening een sluitmiddel omvat voor het 15 sturen van het toevoeren van vloeistof naar het waterslot.
21. Afvoer volgens conclusie 20, waarbij het I sluitmiddel een klep omvat. j
22. Afvoer volgens conclusie 20 of 21, waarbij j het sluitmiddel een regelinrichting omvat, waarbij de j 20 regelinrichting middelen omvat voor het bepalen van de vloeistofhoogte in de stankafsluiter, en waarbij de j regelinrichting is ingericht voor het openen en/of sluiten van het sluitmiddel in afhankelijkheid van de bepaalde vloeistofhoogte.
23. Afvoer volgens conclusie 22, waarbij de middelen omvat voor het bepalen van de vloeistofhoogte in de stankafsluiter een vlotter omvat.
24. Afvoer volgens conclusie 23, waarbij de vlotter werkzaam verbonden is met het sluitmiddel voor het 30 openen en/of sluiten hiervan in afhankelijkheid van de vloeistofhoogte.
25. Afvoer voor het afvoeren van een vloeistof, omvattende: een opvangbak omvattende een bodemwand en 35 opstaande zijwanden, waarbij de opvangbak voorzien is van een afvoeropening, waarbij één of meer van de opstaande zijwanden 1030001 ! ! i j I 25 isolatiemiddelen voor het althans ten dele thermisch isoleren van de opvangbak van zijn omgeving omvat.
26. Afvoer volgens één of meer van de voorgaande i conclusies, waarbij de afvoeropening in de bodemwand of in j 5 één van de opstaande zijwanden geplaatst is.
27. Afvoer volgens één of meer van de voorgaande . conclusies, waarbij de stankafsluiter in hoofdzaak op afstand van de opstaande zijwanden in de opvangbak geplaatst is.
28. Afvoer voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
29. Goot voor het afvoeren van een vloeistof voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde 15 beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
30. Werkwijze voor het plaatsen of vervaardigen van een afvoer omvattend een of meer van de in de bijbehorende beschrijving omschreven en/of in de bijbeho- 20 rende tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1030001
NL1030001A 2005-09-21 2005-09-21 Afvoer. NL1030001C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030001A NL1030001C1 (nl) 2005-09-21 2005-09-21 Afvoer.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030001 2005-09-21
NL1030001A NL1030001C1 (nl) 2005-09-21 2005-09-21 Afvoer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1030001C1 true NL1030001C1 (nl) 2007-03-22

Family

ID=38068360

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1030001A NL1030001C1 (nl) 2005-09-21 2005-09-21 Afvoer.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1030001C1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1033684C2 (nl) * 2007-04-12 2008-10-24 F & P Dev Geïntegreerde stankafsluiter in sanitaire toepassingen.
NL2005043C2 (nl) * 2010-07-07 2012-01-10 Easy Sanitary Solutions B V Douchegoot met inzetstuk.

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1033684C2 (nl) * 2007-04-12 2008-10-24 F & P Dev Geïntegreerde stankafsluiter in sanitaire toepassingen.
NL2005043C2 (nl) * 2010-07-07 2012-01-10 Easy Sanitary Solutions B V Douchegoot met inzetstuk.
EP2405062A1 (en) * 2010-07-07 2012-01-11 Easy Sanitairy Solutions B.V. Showerdrain with insert

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2585853C2 (ru) Устройство для удаления навоза
EP1577452B1 (en) Drainage channel
WO2007004863A1 (en) Floor drain with removable stench-trap
US4985148A (en) Improved separator tank construction
EP2394002B1 (fr) Bac de retention temporaire d'eau en toiture d'un batiment a debit de fuite maitrise
US4765670A (en) Auto floor mat with drain
DK1854929T3 (en) Drain
US9879437B2 (en) Transportable restroom
US9267243B2 (en) Surface and sub-surface drain system
KR20030011901A (ko) 배수조 부착물
US6694686B2 (en) Deck protection system
NL1030001C1 (nl) Afvoer.
JPH11515068A (ja) 水平流出オイル密封保存排出臭気トラップ
EP3209113A1 (en) A green wall and rainwater drainage module and assembly, and a method of draining rainwater
US7614192B2 (en) Building drainage system
US8550110B2 (en) Temporary waterproofing systems and methods
KR101198705B1 (ko) 역류 방지 기능을 구비한 배수 트랩
NL1042775B1 (nl) Douchegoot
NL2003760C2 (nl) Roosterloze goot.
BE1026473B1 (nl) Regenwater tank
NL1042060B1 (nl) Systeem voor vegetatie op daken
US8157106B2 (en) Garbage container with protected drain
KR20110077134A (ko) 도로용 빗물받이
JP3162312U (ja) 排水構造
FR3027502A1 (fr) Installation de toilettes en toile

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20110921