NL1028406C2 - Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen. - Google Patents

Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen.

Info

Publication number
NL1028406C2
NL1028406C2 NL1028406A NL1028406A NL1028406C2 NL 1028406 C2 NL1028406 C2 NL 1028406C2 NL 1028406 A NL1028406 A NL 1028406A NL 1028406 A NL1028406 A NL 1028406A NL 1028406 C2 NL1028406 C2 NL 1028406C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
shaking
objects
conveyor
separating means
tracks
Prior art date
Application number
NL1028406A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerardus Johannes Berbee
Original Assignee
Hachmang Machines Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hachmang Machines Bv filed Critical Hachmang Machines Bv
Priority to NL1028406A priority Critical patent/NL1028406C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1028406C2 publication Critical patent/NL1028406C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/02Devices for feeding articles or materials to conveyors
    • B65G47/04Devices for feeding articles or materials to conveyors for feeding articles
    • B65G47/12Devices for feeding articles or materials to conveyors for feeding articles from disorderly-arranged article piles or from loose assemblages of articles
    • B65G47/14Devices for feeding articles or materials to conveyors for feeding articles from disorderly-arranged article piles or from loose assemblages of articles arranging or orientating the articles by mechanical or pneumatic means during feeding
    • B65G47/1492Devices for feeding articles or materials to conveyors for feeding articles from disorderly-arranged article piles or from loose assemblages of articles arranging or orientating the articles by mechanical or pneumatic means during feeding the articles being fed from a feeding conveyor
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G27/00Jigging conveyors
    • B65G27/34Jigging conveyors comprising a series of co-operating units

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Jigging Conveyors (AREA)
  • Feeding Of Articles To Conveyors (AREA)

Description

Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verenkelen van voorwerpen.
Een bekende inrichting voor het verenkelen van voorwerpen omvat een aantal in cascade geplaatste en van 5 trilmotoren voorziene trilgoten voor doorvoer van de voorwerpen door de inrichting. De eerste trilgoot bezit een vlakke bodem, en de daarop volgende trilgoten bezitten een geprofileerde bodem met meerdere in doorvoerrichting uitstrekkende en naast elkaar gelegen V-groeven. De groeven 10 van de geprofileerde platen gaan in eikaars verlengde in elkaar over, waardoor over deze geprofileerde trilgoten een aantal evenwijdig aan elkaar gelegen doorvoerkanalen zijn gevormd.
Voorwerpen die in bulk op de eerste, vlakke 15 trilgoot worden gestort, vallen de bij de overgang naar de geprofileerde trilgoot deels in de doorvoerkanalen. De trilfrequentie van de trilgoten loopt op in doorvoerrichting, waardoor over de trilgoten doorgevoerde voorwerpen in deze richting een steeds grotere 20 doorvoersnelheid krijgen. Door deze oplopende doorvoersnelheid worden de voorwerpen op de geprofileerde trilgoten in doorvoerrichting uit elkaar gedreven, waardoor voorwerpen in zekere mate in rijen in de kanalen komen te liggen. Door deze verenkeling tot rijen zijn de voorwerpen 2 bijvoorbeeld eenvoudiger te tellen of te verpakken.
De bekende inrichting is in het bijzonder geschikt voor het verenkelen van ronde voorwerpen, zoals kauwgomballen. Voor onronde voorwerpen, zoals bonbons met 5 een platte onderzijde, of al dan niet per stuk voorverpakte chocoladerepen, is de bekende inrichting minder geschikt, omdat deze onronde voorwerpen bij het storten op de eerste, vlakke trilgoot meer geneigd zijn om onderling op elkaar te blijven liggen dan ronde voorwerpen. Door deze opeenhoping 10 ontvangen de buitenste doorvoerkanalen nauwelijks voorwerpen, terwijl de centraal gelegen doorvoerkanalen worden overladen. De capaciteit van de bekende inrichting kan bij dergelijke onronde voorwerpen dus niet voldoende worden benut. De overladen toestand kan ondanks het vormen 15 van vrije ruimten tussen de voorwerpen als gevolg van de oplopende doorvoersnelheid over de geprofileerde trilgoten nauwelijks worden opgelost, tenzij vele trilgoten achter elkaar worden geplaatst.
Een doel van de onderhavige uitvinding is een 20 inrichting voor het verenkelen van voorwerpen te verschaffen, die in het bijzonder geschikt is voor het verenkelen van onronde voorwerpen.
Een verder doel van de uitvinding is een inrichting voor het verenkelen van voorwerpen te 25 verschaffen met een verbeterde capaciteit.
Een verder doel van de onderhavige uitvinding is een inrichting voor het verenkelen van voorwerpen te verschaffen, die in het bijzonder geschikt is voor het verenkelen van voorwerpen met een platte zijde.
30 Een verder doel van de onderhavige uitvinding is een inrichting voor het verenkelen van voorwerpen te verschaffen, die geschikt is voor het verenkelen van langwerpige voorwerpen, al dan niet met een platte zijde.
De uitvinding verschaft een inrichting voor het 3 5 verenkelen van in een transportrichting door de inrichting gevoerde voorwerpen, omvattend een eerste transportbaan, ten minste twee door eerste scheidingsmiddelen gescheiden 1028406 3 tweede transportbanen die zijn opgesteld voor ontvangst van voorwerpen van de eerste transportbaan, meerdere door tweede scheidingsmiddelen gescheiden derde transportbanen die per ten minste twee zijn opgesteld voor ontvangst van 5 voorwerpen van een van de tweede transportbanen, en schudmiddelen voor het in schuddende beweging brengen van ten minste de door de scheidingsmiddelen gescheiden transportbanen, waarbij de eerste en tweede scheidingsmiddelen zijn ingericht voor het dwars op de 10 transportrichting verplaatsen van ten minste een deel van de naar de tweede respectievelijk derde transportbanen aangevoerde voorwerpen.
De scheidingsmiddelen, die steeds een deel van de voorwerpen dwars op de transportrichting kunnen 15 verplaatsen, kunnen in bulk op de eerste transportbaan gestorte voorwerpen over de opeenvolgende transportbanen verdelen, waardoor de capaciteit van de transportbanen in gelijke mate kan worden benut. Door een gedwongen verplaatsing van de voorwerpen dwars op de 20 transportrichting kunnen ophopingen van de voorwerpen al bij de overgang naar de tweede en/of derde transportbanen in vergaande mate worden opgelost.
Indien de eerste en/of tweede scheidingsmiddelen één geheel vormen met ten minste één van de door deze 25 scheidingsmiddelen gescheiden transportbanen, schudden deze scheidingsmiddelen met de betreffende transportbaan mee. Verplaatsing van voorwerpen dwars op de transportrichting kan daardoor verder worden bevorderd.
In een voorkeursuitvoering daarvan vormen de 30 eerste scheidingsmiddelen één geheel met de tweede scheidingsmiddelen, waarbij bij voorkeur de tweede scheidingsmiddelen één geheel vormen met de derde transportbanen.
De tweede transportbanen kunnen dwars op de 35 transportrichting breder zijn dan de derde transportbanen, waardoor de voorwerpen op de tweede transportbaan nog enige bewegingsvrijheid dwars op de transportrichting bezitten j Ü2 B 4 0 6 4 voor het door uitoefenen van trillingen opheffen van ophopingen.
Doorvoer van de voorwerpen door de inrichting wordt bevorderd indien de transportbanen in 5 transportrichting aflopend zijn opgesteld.
Bij voorkeur zijn de eerste transportbaan, de tweede transportbanen gezamenlijk, en de derde transportbanen gezamenlijk, in transportrichting in cascade opgesteld. Een voordeel hiervan is, dat de voorwerpen bij 10 de overgang naar de volgende transportbaan een -al dan niet vrije- val kunnen maken, waardoor opheffing van ophopingen verder kan worden bevorderd.
In een eenvoudig te vervaardigen uitvoeringsvorm bezitten de eerste transportbaan en de derde 15 transportbanen, en bij voorkeur de tweede transportbanen, in transportrichting een constante breedte.
In een verdere ontwikkeling vormen de tweede transportbanen in transportrichting onderling divergerende banen. De tweede transportbanen kunnen daardoor op afstand 20 van elkaar uitmonden, waardoor dwars op de transportrichting extra tussenruimte kan worden gecreëerd voor bijvoorbeeld verdere verenkeling dwars op de transportrichting.
Bij voorkeur omvat de door scheidingsmiddelen 25 gescheiden transportbanen een eerste schudvlak, waarbij de scheidingsmiddelen een ten opzichte van de eerste schudvlakken opstaande scheidingswand omvatten die overgaat in de eerste schudvlakken, waarbij de scheidingwand en een daaraan voorwerpafgevende transportbaan in cascade zijn 30 opgesteld. Een voordeel hiervan is, dat deze voorwerpen kunnen worden verenkeld door dwars op de transportrichting van de scheidingswand naar een van de eerste schudvlakken af te glijden. Door het afglijden kan de oriëntatie van het voorwerp veranderen, waardoor ophopingen van bijvoorbeeld 35 langwerpige voorwerpen kunnen worden opgeheven. Bovendien komen voorwerpen door afglijden aansluitend naast elkaar te liggen op de eerste schudvlakken, die daartoe ruimte 1028406 5 verschaffen.
De verandering van de oriëntatie kan verder worden bevorderd indien de opstaande scheidingswand een tussen de eerste schudvlakken gelegen en in 5 transportrichting uitstrekkende opstaande knik bezit.
Alternatief of daarbij kan de opstaande scheidingswand tussen de eerste schudvlakken dwars op de transportrichting een convexe vorm bezitten.
Bij voorkeur is een voorwerpafgevende 10 transportbaan ingericht voor het dwars op de transportrichting in de richting van de scheidingsmiddelen verplaatsen van ten minste een deel van de in transportrichting getransporteerde voorwerpen. Door deze opgelegde verplaatsing in de richting van de 15 scheidingsmiddelen kan worden bewerkstelligd dat een aanzienlijk deel van de aangevoerde voorwerpen in contact kan komen met de scheidingsmiddelen, waardoor de hoeveelheid vanuit ophoping aansluitend naast elkaar gebrachte voorwerpen verder kan worden vergroot.
20 Aangevoerde voorwerpen kunnen door afgeleiden onder invloed van de zwaartekracht naar de scheidingsmiddelen worden gedreven indien de voorwerpafgevende transportbaan een tweede schudvlak met een in transportrichting uitstrekkende verlaging omvat, 25 waarbij een dieptepunt van de verlaging in transportrichting in het verlengde van een van de scheidingsmiddelen is gelegen.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm bezit het tweede schudvlak dwars op de transportrichting een concave 3 0 vorm.
Alternatief of daarbij omvat het tweede schudvlak een in transportrichting uitstrekkende aflopende knik waarin het dieptepunt van de verlaging is gelegen.
In een eenvoudig te vervaardigen uitvoeringsvorm 35 zijn de eerste schudvlakken en de scheidingswand uit één metaalplaat gevormd, en is het tweede schudvlak bij voorkeur uit één metaalplaat gevormd.
1028406 6
Evenzo kunnen de eerste schudvlakken en de scheidingswand als één kunststof profiel zijn gevormd, waarbij het tweede schudvlak bij voorkeur als één kunststof profiel is gevormd.
5 De inrichting kan in het bijzonder geschikt zijn voor het verenkelen van voorwerpen ten behoeve van tellen of verpakken ervan indien de inrichting meerdere evenwijdig aan elkaar gelegen eindtransportbanen omvat, waarbij de eindtransportbanen zijn ingericht voor doorvoer en afgifte 10 van op enkelvoudige rij gelegen voorwerpen.
Bij voorkeur is de eerste transportbaan opgesteld voor afgifte naar een dubbel aantal tweede transportbanen, en zijn de tweede transportbanen bij voorkeur opgesteld voor afgifte naar een dubbel aantal derde transportbanen.
15 Indien de schudmiddelen zijn ingericht voor het in schuddende beweging brengen van de eerste transportbaan met een eerste frequentie, het in schuddende beweging brengen van de tweede transportbaan met een tweede frequentie, en het in schuddende beweging brengen van de 20 derde transportbaan met een derde frequentie, dan kan per transportbaan een voor de verenkeling optimale frequentie worden gekozen.
Bij voorkeur is de tweede frequentie hoger dan de eerste frequentie, en is de derde frequentie hoger is dan 25 de tweede frequentie. De doorvoersnelheid van de voorwerpen in transportrichting zal doorgaans hoger zijn bij een hogere frequentie. Door de oplopende frequenties kunnen de voorwerpen in transportrichting sneller over de opeenvolgende transportbanen bewegen dan dat deze door een 30 voorgaande transportbaan worden aangevoerd, waardoor verenkeling in transportrichting wordt bevorderd.
In een weer verdere ontwikkeling omvatten de schudmiddelen instelmiddelen voor het instellen van de eerste en/of tweede en/of derde frequentie. De inrichting 35 kan daardoor voor meerdere soorten onronde voorwerpen, zoals langwerpige en/of platte voorwerpen, gunstig worden ingesteld.
1028408 7
De uitvinding verschaft voorts, volgens een verder aspect, een werkwijze voor het verenkelen van voorwerpen, omvattend het in een doorvoerrichting afgeven van de voorwerpen van een eerste transportbaan naar 5 meerdere door eerste scheidingsmiddelen gescheiden tweede schuddende transportbanen, en het vervolgens per tweede transportbaan in doorvoerrichting afgeven van de voorwerpen naar meerdere door tweede scheidingsmiddelen gescheiden derde schuddende transportbanen, waarbij ten minste een 10 deel van de voorwerpen dwars op de doorvoerrichting wordt verplaatst door de eerste en tweede scheidingsmiddelen tijdens doorvoer door de inrichting. Door de combinatie van schudden en verplaatsing dwars op de doorvoerrichting van ten minste een deel van de voorwerpen kunnen in het 15 bijzonder onronde voorwerpen in gelijke mate over de transportbanen worden verdeeld, waardoor verenkeling van de voorwerpen kan worden bevorderd.
De hoeveelheid voorwerpen die in aanraking komen de scheidingsmiddelen kan worden vergroot indien ten minste 20 een deel van de voorwerpen tijdens doorvoer over een afgevende transportbaan dwars op de doorvoerrichting in de richting van de eerste en/of tweede scheidingsmiddelen worden gedreven alvorens over te gaan naar de door deze scheidingsmiddelen gescheiden transportbanen. De 25 hoeveelheid opgeheven ophopingen kan daardoor verder worden vergroot.
Bij voorkeur worden de voorwerpen door glijden dwars op de transportrichting verplaatst.
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 30 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een isometrisch aanzicht van de bovenzijde van een eerste verenkelingsinrichting volgens de uitvinding; 35 Figuur 2A een isometrisch aanzicht van de bovenzijde van een tweede verenkelingsinrichting volgens de uitvinding; 1028406 8
Figuur 2B een vooraanzicht van de verenkelingsinrichting volgens figuur 2A;
Figuur 3A een isometrisch aanzicht van de bovenzijde van een derde verenkelingsinrichting volgens de 5 uitvinding; en
Figuur 3B een vooraanzicht van de verenkelingsinrichting volgens figuur 3A.
De verenkelingsinrichting 1 volgens figuur 1 bezit een eerste trilgoot 2 op een eerste draagraam 7, een 10 tweede trilgoot 3 op een tweede draagraam 8, een derde trilgoot 4 op een derde draagraam 9, en een vierde trilgoot 5 op een vierde draagraam 10. De metalen trilgoten 2, 3, 4, 5 zijn in cascade geplaatst. De metalen draagramen 7, 8, 9, 10 zijn elk verbonden met een niet getoond trilmechanisme 15 waarmee de trilgoten elk in een trillende beweging kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld door excenters, waarbij de frequentie van de trillende beweging instelbaar is. De trillende bewegingen van de trilgoten bezitten een bewegingscomponent in transportrichting A, waardoor 20 voorwerpen in deze transportrichting A over de opeenvolgende trilgoten 2, 3, 4, 5 kunnen worden gevoerd.
De eerste trilgoot 2 bezit aan de zijden en aan de achterkant drie rechtopstaande omtrekswanden 6, en aan de onderzijde twee evenwijdig aan elkaar gelegen 25 bodemvlakken 11 (eerste transportbaan). Aan weerszijden van de bodemvlakken 11 zijn eerste en tweede hellende (glij)vlakken 12, 13 gelegen. De eerste hellende vlakken 12 lopen in de richting van de bodemvlakken 11 schuiner af dan de tweede hellende vlakken 13. De eerste en tweede hellende 30 vlakken 12, 13, de eerste hellende vlakken 12 en de bodemvlakken 11, en de tweede hellende vlakken 13 tussen de bodemvlakken 11 gaan onderling in een knik in elkaar over. De eerste en tweede hellende vlakken 12, 13 tussen de bodemvlakken 11 vormen een in het midden van de eerste 35 trilgoot 2 verhoogd gelegen scheidingswand 19 die in transportrichting A uitstrekt.
De tweede trilgoot 3 bezit op overeenkomstige 1028406 9 wijze aan de zijden en aan de achterkant drie rechtopstaande omtrekswanden 14, en aan de onderzijde vier evenwijdig aan elkaar gelegen bodenwlakken 15 (tweede transportbanen). Aan weerszijden van de bodemvlakken 15 5 zijn eerste en tweede hellende (glij)vlakken 16, 17 gelegen, waarbij de eerste en tweede hellende vlakken 16, 17 tussen de bodemvlakken vormen drie verhoogd gelegen tweede scheidingswanden 20 (eerste scheidingsmiddelen) die in transport richting A uitstrekken. Twee van de drie 10 scheidingswanden 20 zijn in transportrichting A in het verlengde van het midden van de twee bodemvlakken 11 van de eerste trilplaat 2 gelegen.
De derde trilgoot 4 bezit aan de zijden en aan de achterkant drie rechtopstaande omtrekswanden 18, en aan de 15 onderzijde acht evenwijdig aan elkaar gelegen bodemvlakken 28. Aan weerszijden van de bodemvlakken 28 zijn hellende (glij)vlakken 22 gelegen. De hellende vlakken 22 en de bodemvlakken 28, en de hellende vlakken 13 tussen de bodemvlakken 28 gaan onderling in een knik in elkaar over. 20 De hellende vlakken 22 tussen de bodemvlakken 28 vormen zeven verhoogd gelegen scheidingswanden 21 (tweede scheidingsmiddelen) die in transportrichting A uitstrekken. Vier van de zeven scheidingswanden 20 zijn in transportrichting A in het verlengde van het midden van de 25 vier bodemvlakken 15 van de tweede trilplaat 2 gelegen.
De vierde trilgoot 5 bezit acht verhoogd gelegen scheidingswanden 24 die elk twee hellende (glij)vlakken 25 bezitten die aan de bovenzijden in een knik in elkaar overgaan. Aan weerszijden van de scheidingswanden 24 zijn 30 zestien bodenwlakken 29 gelegen die evenwijdig aan elkaar in transportrichting A uitstrekken. De bodemvlakken 29 zijn elk aan één langszijde begrensd door een opstaand vlak 23, waarbij de bodemvlakken 29 neerwaarts hellen in de richting van de opstaande vlakken 23.
35 De breedte van de gescheiden bodemvlakken 11, 15, 28, 29 neemt per trilgoot 2, 3, 4, 5 in transportrichting A stapsgewijs af. De breedte van de trilgoten 2, 3, 4, 5 10 dwars op de transportrichting A, ofwel de machinebreedte, is constant.
In bedrij f worden voorwerpen in richting B min of meer centraal en in bulk op de eerste trilgoot 2 gestort en 5 achtereenvolgens in transportrichting A over de trilgoten 2, 3, 4, 5 gevoerd. De baan van één van de aangevoerde voorwerpen is weergegeven met pijl C. De voorwerpen worden hierbij bij de overgang naar een opeenvolgende trilgoot steeds dwars op de transportrichting naar één het dubbele 10 aantal bodemvlakken gedrongen en daardoor in gelijke mate over het dubbele aantal bodemvlakken verdeeld. De knik aan de bovenzijde van de scheidingswanden verschaft daarbij een kantelpunt ten behoeve van de scheiding van de voorwerpen. De centraal aangevoerde voorwerpen komen in ongeveer 15 gelijke hoeveelheden van de over de machinebreedte verdeelde bodemvlakken 29 van de vierde trilgoot 5.
De verenkelingsinrichting 30 volgens figuren 2A en 2B bezit een eerste trilgoot 31 op een eerste draagraam 40, een tweede trilgoot 32 op een tweede draagraam 41, een 20 derde trilgoot 33 op een derde draagraam 42, en een vierde trilgoot 34 op een vierde draagraam 43. De metalen trilgoten 31, 32, 33, 34 zijn in cascade geplaatst. De metalen draagramen 40, 41, 42, 43 zijn overeenkomstig de eerste uitvoeringsvorm elk verbonden met een niet getoond 25 trilmechanisme waarmee langwerpige voorwerpen in transportrichting D over de opeenvolgende trilgoten 31, 32, 33, 34 kunnen worden gevoerd.
De eerste trilgoot 31 bezit aan de zijden en aan de achterkant drie rechtopstaande omtrekswanden 35, en aan 30 de onderzijde een bodemvlak 11 waarvan de doorsnede dwars op de transportrichting D in transportrichting D een gelijkblijvende concave vorm bezit.
De tweede trilgoot 32 bezit aan de zijden en aan de achterkant drie rechtopstaande omtrekswanden 37, en aan 35 de onderzijde twee evenwijdig aan elkaar gelegen bodemvlakken 38 waarvan de doorsnede dwars op de transportrichting D in transportrichting D een 1028406 11 gelijkblijvende concave vorm bezit. De bodemvlakken 38 gaan onderling in een knik 39 in elkaar, over, waardoor een verhoogd gelegen scheidingswand is gevormd die in het midden van de tweede trilgoot 32 in transportrichting D 5 uitrekt. De knik 39 ligt in transportrichting D in het verlengde van het dieptepunt van het bodemvlak 36 van de eerste trilgoot 31.
De derde trilgoot 33 bezit aan de zijden en aan de achterkant drie rechtopstaande omtrekswanden 44, en aan 10 de onderzijde vier evenwijdig aan elkaar gelegen bodemvlakken 45 waarvan de doorsnede dwars op de transportrichting D in transportrichting D een gelijkblijvende boogvorming concave vorm bezit. De bodemvlakken gaan onderling in knikken 48 in elkaar over, 15 waardoor drie verhoogd gelegen scheidingswanden zijn gevormd die in transportrichting D uitrekken. Twee van de drie knikken 48 liggen in transportrichting D in het verlengde van de dieptepunten van de bodemvlakken 38 van de tweede trilgoot 32.
20 De vierde trilgoot 34 bezit vier scheidingswanden 48 waarvan de doorsnede dwars op de transportrichting D in transportrichting D een gelijkblijvende convexe vorm bezit. De hoogtepunten van de scheidingswanden 48 zijn in transportrichting D in het verlengde van de dieptepunten 25 van de vier bodemvlakken 45 van de derde trilgoot 33 gelegen. Aan weerszijden van de vier scheidingswanden 48 zijn in transportrichting D in totaal vijf opstaande wanden 47 gelegen die overgaan in de scheidingswanden 48, waardoor de vierde trilgoot 34 in totaal acht uitvoerkanalen bezit.
30 De breedte van de gescheiden bodemvlakken 36, 38,
45, en de door scheidingswanden 48 gevormde kanalen neemt per trilgoot 31, 32, 33, 34 in transportrichting D
stapsgewijs af. De breedte van de trilgoten 31, 32, 33, 34 dwars op de transportrichting D, ofwel de machinebreedte, 35 is constant.
In bedrijf worden voorwerpen in richting E min of meer centraal en in bulk op de eerste trilgoot 31 gestort 1028406 12 en achtereenvolgens in transportrichting D over de trilgoten 31, 32, 33, 34 gevoerd. De baan van één van de aangevoerde voorwerpen is weergegeven met pijl F. De voorwerpen worden hierbij bij de overgang naar een 5 opeenvolgende trilgoot, tot en met de derde trilgoot 33, steeds dwars op de transportrichting naar één van het dubbele aantal bodemvlakken gedrongen, waarbij de knik tussen de bodemvlakken een kantelpunt verschaft ten behoeve van de scheiding van de voorwerpen. Door de concave 10 doorsnede van de bodemvlakken van de eerste, tweede en derde trilgoot worden langwerpige voorwerpen bovendien in de transportrichting D gericht, waardoor opeenstapelingen goeddeels worden opgeheven. De centraal aangevoerde voorwerpen komen in ongeveer gelijke hoeveelheden van de 15 over de machinebreedte verdeelde uitvoerkanalen van de vierde trilgoot 34.
De verenkelingsinrichting 60 volgens figuren 3A en 3B bezit een tweedelige eerste trilgoot 61 op een eerste draagraam 74, een tweedelige tweede trilgoot 62 op een 20 tweede draagraam 75, een tweedelige derde trilgoot 63 op een derde draagraam 76, en een tweedelige vierde trilgoot 64 op een vierde draagraam 77. De metalen trilgoten 61, 62, 63, 64 zijn in cascade geplaatst. De metalen draagramen 74, 75, 76, 77 zijn overeenkomstig de eerste en tweede 25 uitvoeringsvorm elk verbonden met een niet getoond trilmechanisme waarmee langwerpige voorwerpen in transportrichting G over de opeenvolgende trilgoten 61, 62, 63, 64 kunnen worden gevoerd.
De eerste trilgoot 61 bezit aan de zijden eerste 30 en tweede hellende (glij)vlakken 65, 66, aan de achterkant een rechtopstaande achterwand 84, en aan de onderzijde een bodemvlak 67. De eerste hellende vlakken 65 lopen in de richting van het bodemvlak 67 schuiner af dan de tweede hellende vlakken 66. De eerste en tweede hellende vlakken 35 65, 66, de eerste hellende vlakken 12 en het bodemvlak 67 gaan onderling in een knik in elkaar over.
De tweede trilgoot 62 bezit de achterkant een 1028406 13 rechtopstaande achterwand, aan de onderzijde twee bodemvlakken 70 die in transportrichting G van elkaar divergeren, en aan weerszijden van de bodemvlakken 70 eerste en tweede hellende (glij)vlakken 71, 72. De eerste 5 hellende vlakken 71 lopen in de richting van het bodemvlak 67 schuiner af dan de tweede hellende vlakken 72. De eerste en tweede hellende vlakken 71, 72 tussen de bodemvlakken 70 vormen een in transportrichting G divergerende en verhoogd gelegen scheidingswand 69. De scheidingswand 69 is in 10 transportrichting G in het verlengde van het midden van het bodemvlak 67 van de eerste trilplaat 61 gelegen.
De derde trilgoot 4 bezit aan de achterkant een rechtopstaande achterwand en aan de onderzijde twee evenwijdig aan elkaar gelegen bodemvlakken 78. Aan 15 weerszijden van de bodemvlakken 78 zijn eerste en tweede hellende (glij)vlakken 79, 80 gelegen. De eerste hellende vlakken 79 lopen in de richting van het bodemvlak 78 schuiner af dan de tweede hellende vlakken 80. De hellende vlakken 79, 80 tussen de bodemvlakken 78 vormen een 20 verhoogd gelegen scheidingswand 85 die in transportrichting G uitstrekt. De scheidingswand 85 is in transportrichting G in het verlengde van de scheidingswand 69 van de tweede trilgoot 62 gelegen.
De vierde trilgoot 5 bezit vier bodemvlakken 81 25 met aan weerszijden opstaande vlakken 83. De opstaande vlakken 83 tussen de bodemvlakken 81 gaan in een knik in elkaar over, waardoor drie verhoogd gelegen scheidingswanden 82 zijn gevormd. Twee van de drie scheidingswanden 82 liggen in transportrichting G in het 3 0 verlengde van het midden van de bodemvlakken 78 van de derde trilgoot 63.
De breedte van de gescheiden bodemvlakken 67, 70 en 78, 81 neemt per trilgoot 61, 62 en 63, 64 in transportrichting G stapsgewijs af. De breedte van de 35 trilgoten 61, 62, 63, 64 dwars op de transportrichting G, ofwel de machinebreedte, is constant.
In bedrijf worden langwerpige voorwerpen in 1023-408 ‘j 14 richting H min of meer centraal en in bulk op de eerste trilgoot 61 gestort en achtereenvolgens in transportrichting G over de trilgoten 61, 62, 63, 64 gevoerd. De baan van één van de aangevoerde voorwerpen is 5 weergegeven met pijl J. De voorwerpen worden hierbij bij de overgang van de eerste naar de tweede trilgoot 61, 62 en van de derde naar de vierde trilgoot 63, 64 steeds dwars op de transportrichting naar één van het dubbele aantal bodemvlakken gedrongen en daardoor in gelijke mate over het 10 dubbele aantal bodemvlakken verdeeld, De bovenzijde van de scheidingswanden verschaft daarbij een kantelpunt ten behoeve van de scheiding van de voorwerpen. De centraal aangevoerde voorwerpen komen in ongeveer gelijke hoeveelheden van de over de machinebreedte verdeelde 15 bodemvlakken 81 van de vierde trilgoot 34.
Voorwerpen die eenmaal door (onderlinge) dwarsverplaatsing vanuit een opeenstapeling naast elkaar zijn komen te liggen, zullen door de werking van de zwaartekracht tijdens doorgaand transport naast elkaar 20 blijven liggen, hetgeen voordelig is voor verdere verenkelingsstappen.
1028406

Claims (27)

1. Inrichting voor het verenkelen van in een transportrichting door de inrichting gevoerde voorwerpen, omvattend een eerste transportbaan, ten minste twee door eerste scheidingsmiddelen gescheiden tweede transportbanen 5 die zijn opgesteld voor ontvangst van voorwerpen van de eerste transportbaan, meerdere door tweede scheidingsmiddelen gescheiden derde transportbanen die per ten minste twee zijn opgesteld voor ontvangst van voorwerpen van een van de tweede transportbanen, en 10 schudmiddelen voor het in schuddende beweging brengen van ten minste de door de scheidingsmiddelen gescheiden transportbanen, waarbij de eerste en tweede scheidingsmiddelen zijn ingericht voor het dwars op de transportrichting verplaatsen van ten minste een deel van 15 de naar de tweede respectievelijk derde transportbanen aangevoerde voorwerpen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste en/of tweede scheidingsmiddelen één geheel vormen met ten minste één van de door deze scheidingsmiddelen 20 gescheiden transportbanen.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste scheidingsmiddelen één geheel vormen met de tweede scheidingsmiddelen, en waarbij bij voorkeur de tweede scheidingsmiddelen één geheel vormen met de derde 25 transportbanen.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede transportbanen dwars op de transportrichting breder zijn dan de derde transportbanen.
5. Inrichting volgens een der voorgaande 30 conclusies, waarbij de transportbanen in transportrichting aflopend zijn opgesteld. 1028406
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste transportbaan, de tweede transportbanen gezamenlijk, en de derde transportbanen gezamenlijk, in transportrichting in cascade zijn 5 opgesteld.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste transportbaan en de derde transportbanen, en bij voorkeur de tweede transportbanen, in transportrichting een constante breedte bezitten.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede transportbanen in transportrichting onderling divergerende banen vormen.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de door scheidingsmiddelen gescheiden 15 transportbanen een eerste schudvlak omvatten, waarbij de scheidingsmiddelen een ten opzichte van de eerste schudvlakken opstaande scheidingswand omvatten die overgaat in de eerste schudvlakken, waarbij de scheidingwand en een daaraan voorwerpafgevende transportbaan in cascade zijn 20 opgesteld.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de opstaande scheidingswand een tussen de eerste schudvlakken gelegen en in transportrichting uitstrekkende opstaande knik bezit.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de opstaande scheidingswand tussen de eerste schudvlakken dwars op de transportrichting een convexe vorm bezit.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een voorwerpafgevende transportbaan is 30 ingericht voor het dwars op de transportrichting in de richting van de scheidingsmiddelen verplaatsen van ten minste een deel van de in transportrichting getransporteerde voorwerpen.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de 35 voorwerpafgevende transportbaan een tweede schudvlak met een in transportrichting uitstrekkende verlaging omvat, waarbij een dieptepunt van de verlaging in 1028406 transport richting in het verlengde van een van de scheidingsmiddelen is gelegen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij het tweede schudvlak dwars op de transportrichting een concave 5 vorm bezit.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij het tweede schudvlak een in transportrichting uitstrekkende aflopende knik omvat waarin het dieptepunt van de verlaging is gelegen.
16. Inrichting volgens een der conclusies 9 tot en met 15, waarbij de eerste schudvlakken en de scheidingswand uit één metaalplaat zijn gevormd, en waarbij het tweede schudvlak bij voorkeur uit één metaalplaat is gevormd.
17. Inrichting volgens een der conclusies 9 tot en met 16, waarbij de eerste schudvlakken en de scheidingswand als één kunststof profiel zijn gevormd, en waarbij het tweede schudvlak bij voorkeur als één kunststof profiel is gevormd.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattend meerdere evenwijdig aan elkaar gelegen eindtransportbanen, waarbij de eindtransportbanen zijn ingericht voor doorvoer en afgifte van op enkelvoudige rij gelegen voorwerpen.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste transportbaan is opgesteld voor afgifte naar een dubbel aantal tweede transportbanen, en waarbij de tweede transportbanen bij voorkeur zijn opgesteld voor afgifte naar een dubbel aantal derde 30 transportbanen.
20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de schudmiddelen zijn ingericht voor het in schuddende beweging brengen van de eerste transportbaan met een eerste frequentie, het in schuddende 35 beweging brengen van de tweede transportbaan met een tweede frequentie, en het in schuddende beweging brengen van de derde transportbaan met een derde frequentie. 1028406
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de tweede frequentie hoger is dan de eerste frequentie, en waarbij de derde frequentie hoger is dan de tweede frequentie.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, waarbij de schudmiddelen instelmiddelen omvatten voor het instellen van de eerste en/of tweede en/of derde frequentie.
23. Werkwijze voor het verenkelen van voorwerpen, 10 omvattend het in een doorvoerrichting afgeven van de voorwerpen van een eerste transportbaan naar meerdere door eerste scheidingsmiddelen gescheiden tweede schuddende transportbanen, en het vervolgens per tweede transportbaan in doorvoerrichting afgeven van de voorwerpen naar meerdere 15 door tweede scheidingsmiddelen gescheiden derde schuddende transportbanen, waarbij ten minste een deel van de voorwerpen dwars op de doorvoerrichting wordt verplaatst door de eerste en tweede scheidingsmiddelen tijdens doorvoer door de inrichting.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij ten minste een deel van de voorwerpen tijdens doorvoer over een afgevende transportbaan dwars op de doorvoerrichting in de richting van de eerste en/of tweede scheidingsmiddelen worden gedreven alvorens over te gaan naar de door deze 25 scheidingsmiddelen gescheiden transportbanen.
25. Werkwijze volgens conclusie 23 of 24, waarbij de voorwerpen door glijden dwars op de transportrichting worden verplaatst.
26. Inrichting voorzien van een of meer van de in 30 de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
27. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/GB J ,0'2 8 4 0 8
NL1028406A 2005-02-25 2005-02-25 Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen. NL1028406C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028406A NL1028406C2 (nl) 2005-02-25 2005-02-25 Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028406 2005-02-25
NL1028406A NL1028406C2 (nl) 2005-02-25 2005-02-25 Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028406C2 true NL1028406C2 (nl) 2006-08-29

Family

ID=35149366

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028406A NL1028406C2 (nl) 2005-02-25 2005-02-25 Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1028406C2 (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2011128647A3 (en) * 2010-04-12 2012-01-05 Buhler Sortex Ltd Orienting device/apparatus and orienting method
GB2500788A (en) * 2012-03-19 2013-10-02 Tna Australia Pty Ltd Slip conveyors arrangement
EP2516298B1 (en) * 2009-12-21 2015-06-10 Nestec S.A. Apparatus and method for manoeuvring products
CN106820214A (zh) * 2016-12-22 2017-06-13 重庆欣泰发食品有限公司 胡豆去皮装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3572492A (en) * 1967-11-07 1971-03-30 Bauwerk Bodenbelagsind Ag Apparatus for aligning parquet strips in the same direction
US3837469A (en) * 1972-05-17 1974-09-24 Dake Corp Product orienting apparatus for packaging
GB2084534A (en) * 1980-09-26 1982-04-15 Plm Ab Apparatus for receiving and discharging a mixture
US4391359A (en) * 1980-12-22 1983-07-05 Lapointe Joseph A Sample splitter
JPS63189316A (ja) * 1987-01-30 1988-08-04 Niigata Eng Co Ltd ピンの自動整列装置

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3572492A (en) * 1967-11-07 1971-03-30 Bauwerk Bodenbelagsind Ag Apparatus for aligning parquet strips in the same direction
US3837469A (en) * 1972-05-17 1974-09-24 Dake Corp Product orienting apparatus for packaging
GB2084534A (en) * 1980-09-26 1982-04-15 Plm Ab Apparatus for receiving and discharging a mixture
US4391359A (en) * 1980-12-22 1983-07-05 Lapointe Joseph A Sample splitter
JPS63189316A (ja) * 1987-01-30 1988-08-04 Niigata Eng Co Ltd ピンの自動整列装置

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 012, no. 464 (M - 771) 6 December 1988 (1988-12-06) *

Cited By (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2516298B1 (en) * 2009-12-21 2015-06-10 Nestec S.A. Apparatus and method for manoeuvring products
WO2011128647A3 (en) * 2010-04-12 2012-01-05 Buhler Sortex Ltd Orienting device/apparatus and orienting method
GB2500788A (en) * 2012-03-19 2013-10-02 Tna Australia Pty Ltd Slip conveyors arrangement
ES2431490R1 (es) * 2012-03-19 2014-06-26 Tna Australia Pty Limited Dispositivo transportador
GB2500788B (en) * 2012-03-19 2017-05-24 Tna Australia Pty Ltd A Conveyor Assembly
US10023391B2 (en) 2012-03-19 2018-07-17 Tna Australia Pty Limited Conveyor assembly
CN106820214A (zh) * 2016-12-22 2017-06-13 重庆欣泰发食品有限公司 胡豆去皮装置
CN106820214B (zh) * 2016-12-22 2019-02-15 重庆欣泰发食品有限公司 胡豆去皮装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10370135B2 (en) Belt sorting system
EP1764318B1 (en) Retractable transfer device for a metering apparatus
CN101905800B (zh) 物品搬送装置
NL2000635C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bufferen van producten.
US20060076077A1 (en) Method and apparatus for placing tablets into pockets of thermoformed bottom foil
NL2003428C2 (nl) Vulinrichting.
NL1028406C2 (nl) Inrichting voor het verenkelen van voorwerpen.
KR101341224B1 (ko) 진동수단이 부가된 라운드벨트 컨베이어 선별기
US8220616B2 (en) Device and method for transporting elongate food products
US8794422B2 (en) Product discharge line
EP2796377A2 (en) An apparatus and method for packaging firewood, in particular wood for fireplaces
WO2020003410A1 (ja) 組合せ計量装置
JP2006335460A (ja) 棒状をした食品の搬送装置
JP3587922B2 (ja) 投入物品の反転排出装置及び排出シュート
US10370196B2 (en) Food product separating and aligning apparatus
US3301378A (en) Food handling apparatus
BE1017242A3 (nl) Inrichting voor het aligneren van in bulk aangevoerde voorwerpen met een uitgesproken lengterichting.
NL8002691A (nl) Inrichting voor het kantelen van getransporteerde artikelen.
US20080135464A1 (en) Separating system for separating articles
JP2008037483A (ja) 球形状農産物の定数排出装置
UA109118C2 (uk) Пристрій для переміщення продуктів, застосування пристрою для переміщення продуктів і спосіб переміщення продуктів до пакування
US20080145202A1 (en) Apparatus and Method for Separating Differing Vertically Oriented Containers
JP5336784B2 (ja) 振分装置
JP2020001891A (ja) 搬送フィーダ
NL2011707C2 (en) Device for processing a batch of objects.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090901