NL1028402C2 - Kabelspoelsamenstellingen voor elektronische inrichtingen. - Google Patents

Description

kabel, waardoor de rotatie van het kabelspoellichaam wordt verhinderd.

De kabelspoelsamenstellingen volgens de stand van de techniek hebben derhalve het nadeel dat wanneer eenmaal het 5 opwinden van de kabel begint, de gebruiker de bedieningshef-boom moet vasthouden totdat het opwinden is voltooid. Een ka-belspoel die eenmaal kan worden bediend, kan worden vrijgegeven en die toch een kabel volledig opwindt, zou een verbetering zijn ten opzichte van kabelspoelen van de stand van de 10 techniek.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Derhalve is de onderhavige uitvinding tot stand gebracht om de bovengenoemde problemen die optreden in de stand 15 van de techniek op te lossen, en een doel van de onderhavige uitvinding is om een kabelspoelsamenstelling te verschaffen voor een elektronische inrichting met een verbeterde constructie die het de gebruiker mogelijk maakt om op aangename en eenvoudige wijze de kabelspoelsamenstelling te bedienen 20 voor het opwinden van een kabel.

Om het bovengenoemde doel te bereiken, wordt een kabelspoelsamenstelling verschaft voor een elektronische inrichting die is voorzien van een kabelspoellichaam dat draaibaar is geïnstalleerd binnen de elektronische inrichting. De 25 kabelspoelsamenstelling heeft een actuator die eenmalig kan worden bediend en dan worden vrijgegeven en toch zal de kabel volledig worden opgewonden. In één uitvoeringsvorm omvat de kabelspoelsamenstelling een remdeel dat selectief contact kan maken met het kabelspoellichaam, waardoor selectief de rota-30 tie van het kabelspoellichaam wordt beperkt; een bedienings-hefboom met een koppelingsdeel verbonden met het remdeel, waarin het koppelingsdeel wordt bewogen tussen een eerste positie waarbij het remdeel in contact wordt gebracht met het kabelspoellichaam door de bediening van de bedieningshefboom 35 door de gebruiker en een tweede positie waarbij het remdeel op afstand wordt gebracht van het kabelspoellichaam; een her-steleenheid om het koppelingsdeel terug te duwen naar de eerste positie wanneer het koppelingsdeel zich in de tweede po- 1028402- sitie bevindt; en een dempeenheid voor het beïnvloeden van de beweging van het koppelingsdeel zodat de herstelsnelheid van het koppelingsdeel wordt verminderd wanneer het koppelingsdeel wordt teruggebracht van de tweede positie naar de eerste 5 positie door een veerbediende hersteleenheid.

In de voorkeursuitvoeringsvorm, omvat de demper een uitwendig huis ingebracht in een axiaal gat in de bedienings-hefboom. Een inwendig huis geïnstalleerd binnen het uitwendige huis is draaibaar ten opzichte van het uitwendige huis op 10 een rotatie-as die het rotatiemidden vormt van de bedienings-hefboom. Een beïnvloedend fluïdum vult de ruimte tussen het uitwendige huis om de relatieve rotatie te beïnvloeden tussen het inwendige huis en het uitwendige huis. Wanneer het rem-deel van de kabelspoelsamenstelling wordt vrijgegeven, begint 15 een veer in de kabelspoelsamenstelling de kabel op te winden. De demper vertraagt het aangrijpen van het remdeel met de kabelspoelsamenstelling, waardoor de kabelspoelsamenstelling een kabel kan opwinden voordat het remdeel opnieuw de kabel-spoel aangrijpt.

20 In één uitvoeringsvorm is de elektronische inrich ting een lichaam van een stofzuiger, dat is voorzien van een verzamelkamer voor stof en omvat een vacuümbron voor het opwekken van een negatieve druk binnen de verzamelkamer voor stof, zodat stof op een oppervlak dat gereinigd moet worden 25 in de verzamelkamer van stof wordt gezogen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De bovenstaande en andere doelen, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker 30 worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving, met verwijzing naar de bij gevoegde tekeningen, waarin:

Figuur 1 is een schematisch aanzicht dat een stofzuiger illustreert als een voorbeeld van een elektronische inrichting die gebruikt maakt van een kabelspoelsamenstelling 35 volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 is een plofbeeld in perspectief van de kabelspoelsamenstelling volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; 1 02 84 02 -

Figuur 3 is een aanzicht in doorsnede dat het inwendige toont van een demper, genomen langs de snijlijn III-III van figuur 2; en

Figuren 4 en 5 zijn zijaanzichten die voorbeelden 5 van de kabelspoelsamenstelling van figuur 2.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERINGSVORMEN

Hieronder zullen uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding in detail worden beschreven met verwijzing naar 10 de bijgevoegde tekeningen.

In de volgende beschrijving worden verwijzingscij-fers voor dezelfde elementen gebruikt in verschillende tekeningen. De zaken die in de beschrijving zijn gedefinieerd zoals een gedetailleerde constructie en onderdelen, zijn 15 slechts voorbeelden en dienen niet te worden opgevat als beperkend voor de reikwijdte van de conclusie. Voor de beknoptheid worden goedbekende. functies of constructie weggelaten omdat zij met niet noodzakelijk detail de aandacht kunnen afleiden van de uitvinding die hierin wordt geopenbaard en ge-20 claimd.

Figuur 1 toont een deel van een stofzuiger of een andere elektronische inrichting 10, die is voorzien van een kabelspoelsamenstelling volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De kabelspoelsamenstelling 40 is ge-25 installeerd binnen de elektronische inrichting 10, waardoor een kabel 20 voor het toevoeren van elektrisch vermogen aan de elektronische inrichting 10 selectief en automatisch wordt opgewonden rond een kabelspoellichaam 41 waarop de kabel 20 wordt opgeslagen.

30 In de tekening ondersteunt een spoeldeksel 90 kabel- spoeldelen zoals het kabelspoellichaam 41 en een bedienings-hefboom die hieronder wordt beschreven. Verwijzingscijfer 91 identificeert een rotatieas voor het kabelspoellichaam 41. Verwijzingscijfer 21 identificeert een connector om de kabel 35 20 losmaakbaar te verbinden met een uitwendige vermogensbron, niet getoond in figuur 1.

Verwijzend naar figuur 2, omvat een voorkeursuitvoe- ringsvorm van de kabelspoelsamenstelling 40 het voornoemde 1028402- kabelspoellichaam 41, een bedieningshefboom 50, een elastisch veerdeel 70, een remdeel 60, en een dempereenheid 80. Het kabelspoellichaam 41 wordt draaibaar ondersteund binnen de elektronische inrichting 10 (zie figuur 1) door de rotatieas 5 91 en wordt ten dele omsloten door het spoeldeksel 90. De kabel 20 wordt op en afgewonden rond een winddeel 47 wanneer het kabelspoellichaam 41 in de ene of de andere richting wordt gedraaid.

Het kabelspoellichaam 41 wordt elastisch gespannen 10 door een spiraalveer 45 zodat het kabelspoellichaam 41 in de richting D (zie figuur 1) wordt gedraaid voor het opwinden van de kabel 20. De spiraalveer 45 wordt opgewonden als de kabel 20 uit het kabelspoellichaam 41 wordt getrokken.

Het binnenste uiteinde van de spiraalveer 45 past in 15 een insteekuitsparing 93 van de rotatieas 91 en verbindt daardoor het kabelspoellichaam 41 met de rotatieas 91, via de veer 45. Het remdeel 60 kan met wrijving het kabelspoellichaam 41 aangrijpen en vrijgeven, om rotatiebesturing van het kabelspoellichaam 41 respectievelijk uit of aan te schakelen 20 wanneer de gebruiker de bedieningshendel 50 bedient. Het remdeel 60 bevindt zich normaal op afstand van het kabelspoellichaam 41 zodat de kabel 20 van de kabelspoel kan worden getrokken.

Het remdeel 60 is bij voorkeur uitgevoerd als een 25 wrijvingsrol, echter alternatieve uitvoeringsvormen omvatten het gebruik van een wrijvingskussen.

De bedieningshefboom 50 omvat een koppeling 51 verbonden met, of anderszins aangrijpend met het remdeel 60, en een rembedieningsdeel 53, dat selectief kan worden bediend 30 door de gebruiker om het remdeel 60 van het kabelspoellichaam 41 af te bewegen, wanneer het bedieningsdeel 53 wordt bediend. De bedieningshefboom 50 in deze uitvoeringsvorm is in de kabelspoel 40 geïnstalleerd om te draaien rond de rotatieas 95. De bedieningshefboom 50 wordt elastisch voorgespannen 35 door het veerdeel 70, dat elastisch het onderste uiteinde van het bedieningsdeel 53 omhoog duwt.

Een dempeenheid 80 voor het remdeel verhindert of vertraagt het terugstellen van het remdeel 60 tot contact met 1028402- het kabelspoellichaam 41 wanneer een bedieningskracht, die werd aangelegd aan het bedieningsdeel 53, wordt opgeheven. Door het beïnvloeden van de dempeenheid 80, wordt de tijd tussen het bedienen van de bedieningshefboom 50 om het rem-5 deel 60 vrij te geven en het opnieuw aangrijpen van het rem-deel 60 aan het kabelspoellichaam 41, verlengd, zodat de bedieningshefboom 50 langzamer terug kan keren naar zijn aan-vangspositie, waardoor de veer 45 meer tijd heeft om de kabel 20 op te winden. Zelfs als een uitwendige kracht die aan de 10 bedieningshefboom 53 wordt aangebracht, direct wordt opgeheven nadat de gebruiker de bedieningshefboom 53 heeft ingedrukt om de kabel 20 op te winden, bestuurt de dempeenheid 80 de bedieningshefboom 50 zodat deze langzaam terugkomt naar zijn aanvangspositie om een voldoende hoeveelheid tijd te 15 verschaffen om de kabel 20 volledig op te winden. Bijvoorbeeld als een kabel die gewoonlijk wordt gebruikt in stofzuigers een lengte heeft van 6 tot 7 meter, kan het bovenvermelde doel voldoende worden bereikt wanneer de herstelbeweging van de bedieningshefboom 50 met drie tot vier seconden wordt 20 vertraagd, die nodig zijn voor de dempeenheid 80 om de kabel 20 volledig op te winden.

De dempeenheid 80 in de figuren omvat een demper 81 bij het scharniercentrum van de bedieningshefboom 50. Met een dergelijke rangschikking wordt de benodigde ruimte voor de 25 installatie geminimaliseerd ten opzichte van de ruimte die nodig is om demper 81 buiten, of gescheiden van de bedieningshefboom 50 te installeren. Dientengevolge hoeft de totale ruimte voor het installeren van de kabelspoelsamenstelling 40 niet te worden vergroot.

30 Met verwijzing naar figuur 3, omvat de demper 81 een uitwendig huis 82, een inwendig huis 83 en een beïnvloedings-fluïdum 84 tussen het uitwendige huis 82 en het inwendige huis 83. Het uitwendig huis 82 is ingebracht in een eerste axiale opening 55 in de bedieningshefboom 50 en vormt een 35 uitwendig omtreksoppervlak van de demper 81. Het inwendige huis 83 is aangebracht binnen het uitwendig huis 82 en is voorzien van een tweede axiale opening 85, waarin de rotatie-as 95 is ingebracht.

1028402-

Het inwendig huis 83 is in twee richtingen draaibaar zoals wordt aangegeven door de pijl "A" met betrekking tot het uitwendige huis 82. Een viskeus beïnvloedingsfluïdum 84 wordt in de inwendige ruimte van de demper 81 gevuld, tussen 5 het uitwendige huis 83. De beïnvloedingsvloeistof 84 heeft een vooraf bepaalde viscositeit zodat wrijvingskracht die wordt geproduceerd door de viscositeit van het fluïdum de rotatie van het inwendig huis 83 ten opzichte van het uitwendige huis 82 beïnvloedt en vertraagt. Hierdoor wordt een dem-10 pend effect verschaft door het beïnvloedingsfluïdum 84. Een schoep 86 die één geheel vormt met het inwendige huis 83 en is voorzien van een doorgaand gat 87, maakt beheersing van het beïnvloedingsfluïdum 84 en het dempende effect mogelijk, eenvoudig door het beheersen van de diameter van de opening 15 of het elimineren hiervan.

Zoals hierboven is vermeld omvat de kabelspoelsamen-stelling 40 een verankeringsinrichting om te voorkomen dat de demper 81 en de bedieningshefboom 50 ten opzichte van elkaar slippen, waardoor onjuiste overdracht van krachten wordt 20 voorkomen tussen de bedieningshefboom 50 en de demper 81. De verankeringsinrichting in de figuur omvat ten minste een verankerend uitsteeksel 89, bij voorkeur uitgevoerd als één of meer blokken (rechthoekig evenwijdig) uitstekend vanuit het uitwendig omtreksoppervlak van de demper 81. Ten minste één 25 verankerende uitsparing 59 (zie figuur 2), aangebracht op het inwendige omtreksoppervlak van het eerste axiale gat 88 van de bedieningshefboom 50 past op het verankerend uitsteeksel 89. Met deze samenstelling grijpen de verankerende uitsteeksels 89 en de verankerende uitsparingen 59 elkaar aan ten 30 tijde van het verbinden van de demper 81 en de bedieningshefboom 50, zodat er geen slip kan optreden tussen de demper 81 en de bedieningshefboom. 50, waardoor wordt voorkomen dat de demper 81 onvolledig functioneert. Hoewel niet getoond in de tekening, kunnen de verankerende uitsparingen en uitsteeksels 35 ook zijn aangebracht tussen het tweede axiale gat 85 en de rotatieas 95.

Het zal duidelijk zijn voor gewone deskundigen dat de verankerende inrichting 89 kan worden uitgevoerd met ge- 1028402- bruikmaking van andere vormen. In feite zal vrijwel elk uitsteeksel en een passende uitsparing een aangrijping verschaffen tussen de dempinrichting 80 en de bedieningshefboom 50.

Tijdens de werking, wanneer de kabel 20 uit de elek-5 ironische inrichting 10 (zie figuur 1) is getrokken, wanneer de elektronische inrichting 10 wordt gebruikt, is de spiraal 45 die is aangebracht binnen het kabelspoellichaam 41 opgewonden en samengedrukt. Hoewel het kabelspoellichaam 41 neigt tot draaien in een richting aangegeven door een pijl D ten 10 gevolge van de elektrische kracht uitgeoefend door de spi- raalveer 45, wordt het draaien daarvan tegengehouden door het contact tussen het remdeel en het kabelspoellichaam 41.

Zoals is getoond in figuur 4, als de gebruiker het bedieningsdeel 53 van de bedieningshefboom 50 indrukt in de 15 richting aangeduid door een pijl B om de bedieningshefboom 50 te scharnieren, wordt het remdeel 60 gescheiden van het kabelspoellichaam 41. Derhalve wordt de belemmering tegen het kabelspoellichaam 41 door het remdeel 60 vrijgegeven en kabelspoellichaam 41 draait in de richting aangegeven door een 20 pijl D door elastische kracht van spiraalveer 45. Wanneer de kabelspoel 41 wordt gedraaid, begint de kabel op te winden rond het kabelspoellichaam 41.

Wanneer een gebruiker het bedieningsdeel 53 vrijgeeft, begint de bedieningshefboom 50 te scharnieren vanaf de 25 toestand aangeduid door stippellijnen naar de toestand aangeduid door vaste lijnen in richting aangeduid door pijl E in figuur 5, door de elastische kracht van het veerdeel 70, echter, de beweging van de bedieningshefboom 50 wordt vertraagd door de voornoemde dempeenheid 80. Wrijving opgewekt in rich-30 ting aangeduid door pijl F (zie figuur 5) door de viscositeit van het beïnvloedingsfluïdum 84 (figuur 3) wanneer het inwendige van de demper 81 is gevuld, beïnvloedt de rotatie van de bedieningshefboom 50. Het heeft de voorkeur dat de wrijvings-kracht die wordt opgewekt door de demper 81 voldoende klein 35 is ten opzichte van de elastische kracht die wordt uitgeoefend door het veerdeel 70 om de bedieningshefboom 50 terug te brengen, zodat de wrijvingskracht door de demper 81 de bedieningshefboom 50 zal vertragen totdat de kabel 20 volledig is 1028402- opgewonden. Wanneer de bedieningshefboom 50 terugkeèrt, komt het remdeel 60 in contact met het kabelspoellichaam 41, het remt aldus de rotatie van het kabelspoellichaam 41. Derhalve is de werking van de kabelspoelsamenstelling 40 voltooid.

5 Volgens de onderhavige uitvinding zoals hierboven is beschreven, wordt de terugkeerbeweging van de bedieningshefboom 50 automatisch vertraagd door de dempeenheid 80. Derhalve is het mogelijk om het ongemak op te lossen om het bedie-ningsdeel continu te moeten indrukken totdat de kabel 20 vol-10 ledig is opgewonden. Omdat de demper 81 is geïnstalleerd op de rotatieas 95 van de bedieningshefboom 50, en de scharnierende beweging van de bedieningshefboom 50 wordt beïnvloed door de viscositeit van het fluïdum waarmee het inwendige van de demper 81 is gevuld, wordt de constructie van de kabel-15 spoelsamenstelling niet ingewikkelder ten gevolge van de installatie van de demper 81.

Hoewel de voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn getoond en beschreven met verwijzing naar de betreffende uitvoeringsvormen daarvan, om een voor-20 beeld te geven van het principe van de onderhavige uitvinding, wordt de onderhavige uitvinding niet beperkt tot de uitvoeringsvormen. Het zal duidelijk zijn dat verschillende wijzigingen en veranderingen door deskundigen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van de geest en reikwijdte 25 van de uitvinding zoals die wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies. Derhalve moeten al dergelijke wijzigingen en veranderingen en equivalenten daarvan worden beschouwd als te zijn inbegrepen binnen de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

30 1028402-

Claims (6)

1. Kabelspoelsamenstelling voor een elektronische inrichting omvattend: een kabelspoellichaam draaibaar geïnstalleerd binnen de elektronische inrichting; 5 een remdeel, dat in aanraking kan komen met het kabelspoellichaam, en de rotatie van het kabelspoellichaam kan beletten; een bedieningshefboom die draaibaar is verbonden met het remdeel, en beweegbaar tussen een eerste positie waarbij 10 het remdeel in aanraking is met het kabelspoellichaam en een tweede positie waarbij het remdeel is gescheiden van het kabelspoellichaam; een herstelveer, die werkend is verbonden met de bedieningshefboom; 15 een demper, werkend gekoppeld met de bedieningshefboom, die de beweging van het remdeel hindert, zodat de beweging van remdeel wordt vertraagd wanneer de bedieningshefboom beweegt van de tweede positie naar de eerste positie; 20 waarin de bedieningshefboom is geïnstalleerd in de elektronische inrichting, en de demper is geïnstalleerd bij het scharniercentrum van de bedieningshefboom.

2. Kabelspoelsamenstelling volgens conclusie 1, waarin de bedieningshefboom is voorzien van een 25 bedieningsdeel dat zich bevindt aan de buitenzijde van de elektronische inrichting, waardoor een gebruiker het bedieningsdeel kan bedienen.

3. Kabelspoelsamenstelling volgens conclusie 1, waarin de demper is voorzien van: 30 een uitwendig huis, ingebracht in een axiale opening aangebracht in de bedieningshefboom; een inwendig huis geïnstalleerd binnen het uitwendige huis om draaibaar te zijn ten opzichte van het uitwendige huis en verbonden aan een rotatieas die het 35 scharniercentrum is van de bedieningshefboom; en een viskeus beïnvloedingsfluïdum dat een ruimte vult 1028402 tussen het uitwendige huis en het inwendige huis om de relatieve rotatie te beïnvloeden tussen het inwendige huis en het uitwendige huis.

4. Kabelspoelsamenstelling volgens conclusie 3, 5 waarin één van de bedieningshefboom en de demper verder is voorzien van ten minste een verankerend uitsteeksel en de ander omvat ten minste een verankerende uitsparing, waarin het ten minste ene verankerende uitsteeksel en de ten minste ene verankerende uitsparing in aangrijping zijn met elkaar 10 ten tijde van de verbinding van de bedieningshefboom en de demper.

5. Kabelspoelsamenstelling volgens conclusie 1, waarin de terugstelveer is voorzien van een elastisch deel om de bedieningshefboom te duwen naar een richting zodat het 15 bedieningsdeel wordt blootgesteld naar de buitenzijde van de elektronische inrichting.

8. Kabelspoelsamenstelling volgens conclusie 1, waarin de elektronische inrichting een stofzuiger is. 1028402