NL1027455C2 - Gestel voor een lig- of zitmeubel. - Google Patents

Description

Gestel voor een lig- of zitmeubel

De uitvinding betreft een gestel voor een lig- of zitmeubel, omvattende een raamwerk uit evenwijdige langsliggers, dwarsliggers die de langsliggers onderling 5 verbinden, welke langsliggers elk uit tenminste twee langsliggerdelen bestaan die aan hun naar elkaar gekeerde einden door een scharnier met elkaar zijn verbonden, welke scharnieren een gemeenschappelijke hartlijn bezitten, alsmede dwars tussen twee tegenoverliggende langsliggerdelen gespannen steunvlakdelen uit in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren.

10 Een dergelijk gestel is algemeen bekend. Het steunvlak, dat zich gewoonlijk continu uitstrekt van het hoofdeind naar het voeteneind, vormt een verend oppervlak waarop het onderoppervlak van de matras is ondersteund. Dit oppervlak kan bijvoorbeeld bestaan uit een stevig materiaal, dat geschikt is om de krachten uit de matras door te leiden naar het gestel. Het bovenoppervlak van de matras bestaat uit een 15 laag van relatief zacht materiaal, zodanig dat een op de matras zich bevindende persoon op comfortabele wijze kan worden ondersteund.

Het hoofdeind en/of het voeteneind van het meubel kan worden opgeklapt teneinde een zittende positie van de persoon mogelijk te maken. Daarbij wordt de matras ter plaatse van de schamierlijn gebogen. Als gevolg van het feit dat het 20 onderoppervlak van de matras relatief stijf is en het bovenoppervlak relatief zacht, wordt bij dat de buigen de relatief zachte bovenlaag in elkaar gestuikt. Daardoor ontstaat een dikke plooi, die oncomfortabel is voor de zich op de matras bevindende persoon.

Reeds is voorgesteld om, ter ondervanging van dat probleem, het onderoppervlak 25 van de matras gedwongen te doen rekken bij het opklappen van het hoofdeind, zoals bekend uit NL-C-1013960. Daarbij treden echter schuifbewegingen op van het onderoppervlak van de matras, waardoor slijtage kan ontstaan.

Doel van de uitvinding is daarom een gestel te verschaffen waarbij zich deze problemen niet of in veel mindere mate voordoen. Dat doel wordt bereikt doordat de 30 hartlijn van de scharnieren dwars is versprongen ten opzichte van de steunvlakdelen.

Het hoofdeind danwel het voeteneind van het gestel kan nu om een hartlijn scharnieren die hoger ligt dan het steunvlak van het gestel. Dat betekent dat de schamierbeweging dichter bij het bovenoppervlak van de matras plaatsvindt, met als 1027455 2 gevolg dat dat oppervlak niet of nauwelijks meer in elkaar wordt gestuikt en het comfort ook in de opgeklapte stand behouden blijft.

De uitvinding kan in het bijzonder worden toegepast in een uitvoering waarbij de steunvlakdelen onderdeel vormen van een continu steunvlak, welk steunvlak is 5 versprongen ter plaatse van de scharnieren, zodanig dat de hartlijn der scharnieren in wezen samenvalt met een schamierlijn van het steunvlak. Het blijkt dat een continu steunvlak zonder problemen vanaf de langsliggerdelen naar de hoger gelegen schamierlijn kan verlopen. Het steunvlak uit in elkaar hakende schroeflijnvormige veren wordt eenvoudigweg omgebogen, en behoudt daarbij grotendeels zijn verend 10 ondersteunende functie. Bij het verstellen van het hoofdeind of het voeteneind kan het steunvlak meebuigen, zodat steeds de juiste ondersteuning van de matras is verzekerd, ook ter hoogte van de schamierhartlijn.

Het steunvlak strekt zich continu uit tussen de twee dwarsliggers die zich bevinden aan de langs uiteinden van het raamwerk. Dit betekent dat het gehele 15 steunvlak, ook ter plaatste van de scharnierende gesteldelen, in wezen dezelfde verende ondersteuning biedt zonder relatief harde gedeelten. In bijzonder kan het daarbij gaan om een steunvlak uit in elkaar grijpende schroeflijnvormig en veren, welke veren de overgang tussen de steunvlakdelen ook bij het verstellen daarvan zonder problemen goed kunnen volgen.

20 In dat verband heeft het steunvlak twee schuin naar elkaar gerichte verbindingsdelen die aan een rand overgaan in telkens een steunvlakdeel en die aan de andere rand in elkaar overgaan ter plaatse van de schamierlijn. Deze verbindingsdelen sluiten, in de neergeklapte toestand van het hoofdeind en/of voeteneind, onderling een vrij scherpe hoek in. De schroeflijnvormige veer/veren die zich aan de top van de 25 verbindingsdelen bevinden, kunnen dan relatief gemakkelijk worden neergedrukt: deze vinden in die toestand immers weinig steun van de naburige veren. Het gunstige effect, daarvan is dat de verbindingsdelen in die toestand niet hinderlijk voelbaar zijn.

Wanneer daarentegen het hoofdeind/voeteneind wordt opgeklapt, neemt de gesloten hoek van de verbindingsdelen toe. Zij naderen daardoor meer een ligging in 30 een gemeenschappelijk vlak, met als gevolg dat de spiralen elkaar meer gaan ondersteunen en het steunvlak steviger wordt. Het gunstige effect daarvan is dat een zittende persoon, die ter plaatse van deze verbindingsdelen juist een geconcentreerde belasting uitoefent, beter wordt ondersteund.

1 n97/KS

3

De uitvinding betreft verder een lig- of zitmeubel, met een gestel zoals hiervoor beschreven dat een raamwerk omvat uit evenwijdige langsliggers, dwarsliggers die de langsliggers onderling verbinden, welke langsliggers elk uit tenminste twee langsliggerdelen bestaan die aan hun naar elkaar gekeerde einden door een scharnier 5 met elkaar zijn verbonden, welke scharnieren een gemeenschappelijke hartlijn bezitten, en dwars tussen twee tegenoverliggende langsliggerdelen gespannen steunvlakdelen uit in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren, alsmede een matras met een onderoppervlak dat is ondersteund op de steunvlakdelen van het gestel.

Volgens de uitvinding is voorzien dat de hartlijn van de scharnieren dwars in de 10 richting van de matras is versprongen ten opzichte van de steunvlakdelen, en dat het onderoppervlak van de matras een dwars verlopende uitsparing bezit tegenover de versprongen hartlijn van elk scharnier.

Volgens een de voorkeur genietende uitvoering vormen de steunvlakdelen onderdeel van een continu steunvlak, welk steunvlak is versprongen ter plaatse van de 15 scharnieren, zodanig dat de hartlijn der scharnieren in wezen samenvalt met een schamierlijn van het steunvlak, ai elke schamierlijn van het steunvlak is opgenomen in een uitsparing van de matras .

De uitvinding betreft verder een matras voor een lig- of zitmeubel zoals hiervoor beschreven, waarbij het onderoppervlak van de matras een dwars verlopende uitsparing 20 bezit.

Gewezen wordt op de stand van de techniek zoals bekend uit het Duitse Gebrauchsmuster 20.210.510. Daaruit is een gestel bekend voor een ligmeubel, waarvan de steunvlakdelen zijn begrensd door opstaande, dwars verlopende schotten. Deze schotten, die onderling scharnierend zijn verbonden, vormen geen voortzetting 25 van de steunvlakdelen. Daardoor verschaffen zij geen ongestoorde overgang tussen deze steunvlakdelen, hetgeen afbreuk doet aan het comfort.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een ligmeubel met een gestel volgens de 30 uitvinding in platte toestand.

Figuur 2 toont het ligmeubel met het gestel enigszins opgeklapt.

Figuur 3 toont het gestel in verder opgeklapte toestand.

Figuur 4 toont het gestel in de volledig opgeklapte toestand.

1027455 4

Figuur 5 toont een bovenaanzicht van het gestel.

Figuur 6 toont een gedeeltelijk aanzicht in perspectief van het gestel.

Het in de figuren 1-4 weergegeven ligmeubel omvat een in zijn geheel met 1 aangeduid gestel, waarop zich een matras 2 bevindt. Verder bevindt zich op de matras 2 5 een deklaag 3.

Het gestel 1 omvat, zoals weergegeven in figuur 5, een raamwerk 4 uit langsliggers 5, 6, die aan het hoofdeinde zijn verbonden door een dwarsligger 7 en aan het voeteneinde door een dwarsligger 8. Het raamwerk 4 is op zijn beurt door middel van een in zijn geheel met 9 aangeduide voet ondersteund op een ondergrond.

10 De langsliggers 5, 6 zijn elk door een drietal scharnieren 10, 11, 12 verdeeld in een viertal langsliggerdelen 13, 14, 15, 16. De scharnieren 10 van de langsliggers 5, 6 hebben een gemeenschappelijke hartlijn, evenals de scharnieren 11 en de scharnieren 12.

Dwars tussen de langsliggers 5, 6 is een in zijn geheel met 17 aangeduid 15 steunvlak gespannen uit op zich bekende, in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren. Dat steunvlak 17 strekt zich continu uit vanaf de dwarsligger 8 tot de dwarsligger 7.

Zoals te zien is in de figuren 1-4 en in figuur 6 is de hartlijn van de scharnieren 10 versprongen gepositioneerd. Datzelfde geldt voor de hartlijn van de scharnieren 11 en de scharnieren 12. Aangezien de uitvoering ter plaatse van de scharnieren 11 en de 20 scharnieren 12 identiek is aan de uitvoering ter plaatse van de scharnieren 10, zal slechts de laatste worden beschreven.

Tussen de langsliggerdelen 13 is het steunvlakdeel 18 gespannen, tussen de langsliggerdelen 14 het steunvlakdeel 19. Overeenkomstige steunvlakdelen 20 respectievelijk 21 zijn gespannen tussen de langsliggerdelen 15 respectievelijk 16. 25 Omdat de hartlijn van de scharnieren 10 is versprongen, kan het steunvlak 17 niet direct overgaan van het steunvlakdeel 18 in het steunvlakdeel 19. In plaats daarvan is het steunvlak 17 vanaf de bevestiging aan de langsliggerdelen 13 respectievelijk 14 omhoog omgeleid tot een positie ter hoogte van de schamierhartlijn van de scharnieren 10. Dat maakt dat het steunvlak 17 ook twee schuin naar elkaar gerichte 30 verbindingsdelen 22, 23 bezit, die aan één rand 24 respectievelijk 25 overgaan in een respectievelijk steunvlakdeel 18,19, en die aan de tegenoverliggende rand 26 in elkaar overgaan. Deze rand 26 valt ongeveer samen met de hartlijn van de scharnieren 10.

1ü?7ARR

I Zoals weergegeven in de figuren 1-4 bezit het onderoppervlak 30 van de matras 2 I

uitsparingen 27, 28, 29, waarin telkens de schuin naar elkaar geplaatste I

verbindingsdelen 22, 23 van het steunvlak 17 steken, en wel ter plaatse van de I

scharnieren 10, de scharnieren 11 en de scharnieren 12. Zoals blijkt uit de figuren 1-4 I

5 wordt daardoor het bovenoppervlak 31 van de matras 2 minder of vrijwel niet in elkaar I

gedrukt, bij het opklappen van het ligmeubel. De schamierhartlijnen van de scharnieren I

10, van de scharnieren 11 en van de scharnieren 12 liggen zo hoog, dat wil zeggen op I

zo’n kleine afstand van dat bovenoppervlak 31 dat aldaar vrijwel alleen buiging en I

geen stuiking optreedt. Het onderoppervlak 30 kan als het ware langer worden door de I

10 hoge positie van de genoemde schamierhartlijnen. I

Het gestel volgens de uitvinding kan worden toegepast in combinatie met allerlei I

typen matrassen. Zo kan de matras in plaats van een variërende dikte in langsrichting, I

de gebruikelijke constante dikte bezitten. Verder kan de matras pocketveren bezitten, I

waarbij ter weerszijden van de schuin naar elkaar gerichte verbindingsdelen zich I

15 verschillende rijen pocketveren bevinden. I

Het steunvlak kan op gebruikelijke wijze bestaan uit in elkaar grijpende I

schroeflijnvoimige veren, zoals hierboven toegelicht. De uitvinding omvat echter ook I

andere matrasdragers, bijvoorbeeld in de vorm van een dun flexibel materiaal zoals een I

textieldoek. I

1 U 2 7 4 b 5

Claims (11)

1. Gestel (1) voor een lig- of zitmeubel, omvattende een raamwerk (4) uit evenwijdige langsliggers (5, 6), dwarsliggers (7, 8) die de langsliggers (5, 6) onderling 5 verbinden, welke langsliggers (5, 6) elk uit tenminste twee langsliggerdelen (13-16) bestaan die aan hun naar elkaar gekeerde einden door een scharnier (10-12) met elkaar zijn verbonden, welke scharnieren (10-12) een gemeenschappelijke hartlijn bezitten, alsmede dwars tussen twee tegenoverliggende langsliggerdelen (13-16) gespannen steunvlakdelen (18-21), met het kenmerk dat de hartlijn van de scharnieren (10-12) 10 dwars is versprongen ten opzichte van de steunvlakdelen (18-21).

2. Gestel volgens conclusie 1, waarbij de steunvlakdelen (18-21) onderdeel vormen van een continu steunvlak (17), welk steunvlak (17) is versprongen ter plaatse van de scharnieren (10-12), zodanig dat de hartlijn der scharnieren (10, 12) in wezen 15 samenvalt met een schamierlijn (26) van het steunvlak (17).

3. Gestel volgens conclusie 2, waarbij het steunvlak (17) zich continu uitstrekt tussen twee dwarsliggers (7, 8) die zich bevinden aan de langsuiteinden van het raamwerk (4). 20

4. Gestel volgens conclusie 2 of 3, waarbij het steunvlak (17) twee schuin naar elkaar gerichte verbindingsdelen (22, 23) heeft die aan een rand (23, 24) overgaan in telkens een steunvlakdeel (18,19) en die aan de andere rand (26) in elkaar overgaan ter plaatse van de schamierlijn. 25

5. Gestel volgens conclusie 4, waarbij de scharnieren (10-12) een schamierpen bezitten.

6. Gestel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het steunvlak (17) in 30 elkaar grijpende schroeflijnvormige veren omvat.

7. Gestel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste twee paren scharnieren (10-12) zijn voorzien die zich in de langsrichting op afstand van elkaar 1. z / 4 S Z> bevinden, en de langsliggers elk ten minste drie langsliggerdelen (13-16) omvatten die onderling door de scharnieren (10-12) zijn verbonden.

8. Lig- of zitmeubel, met een gestel (1) volgens een der voorgaande conclusies 5 dat een raamwerk (4) omvat uit evenwijdige langsliggers (5, 6), dwarsliggers (7, 8) die de langsliggers (5, 6) onderling verbinden, welke langsliggers (5, 6) elk uit tenminste twee langsliggerdelen (13, 16) bestaan die aan hun naar elkaar gekeerde einden door een scharnier (10-12) met elkaar zijn verbonden, welke scharnieren (10-12) een gemeenschappelijke hartlijn bezitten, en dwars tussen twee tegenoverliggende 10 langsliggerdelen (13-16) gespannen steunvlakdelen (18-21), alsmede een matras (2) met een onderoppervlak (30) dat is ondersteund op de steunvlakdelen (18, 21) van het gestel (1), met het kenmerk dat de hartlijn van de scharnieren (10-12) dwars in de richting naar de matras (2) is versprongen ten opzichte van de steunvlakdelen (18-21), en dat het onderoppervlak (31) van de matras een dwars verlopende uitsparing (32) 15 bezit tegenover de versprongen hartlijn van elk scharnier (10-12).

9. Meubel volgens conclusie 8, waarbij de steunvlakdelen (18-21) onderdeel vormen van een continu steunvlak (17), welk steunvlak (17) is versprongen ter plaatse van de scharnieren (10-12), zodanig dat de hartlijn der scharnieren (10-12) in wezen 20 samenvalt met een schamierlijn (26) van het steunvlak (17), en elke schamierlijn (26) van het steunvlak (17) is opgenomen in een uitsparing (32) van de matras (2).

10. Meubel volgens conclusie 9, waarbij het steunvlak (17) twee schuin naar elkaar gerichte verbindingsdelen (22, 23) heeft die aan een rand (23, 24) overgaan in 25 telkens een steunvlakdeel (18-21) en die aan de andere rand (26) in elkaar overgaan ter plaatse van de schamierlijn, en de verbindingsdelen (22, 23) elk zijn opgenomen in een uitsparing (32) in het onderoppervlak (31) van de matras (2).

11. Matras (2) voor een lig- of zitmeubel volgens een der conclusies 7-10, 30 waarbij het onderoppervlak (31) van de matras ten minste een dwars verlopende uitsparing (32) bezit. i ü l i 4 5 5