<Desc/Clms Page number 1>
Zitmeubel.
Deze uitvinding heeft betrekking op een zitmeubel, meer bijzonder een stoel die van een beweeglijke rugleuning is voorzien.
Meer speciaal nog heeft de uitvinding een zitmeubel tot voorwerp waarvan de positie van de rugleuning zieh gemakkelijk aanpast aan de rug van de gebruiker. Hierbij wordt een stevige, doch constructief eenvoudige verbinding tussen de rugleuning en het geraamte van het zitmeubel beoogd, die bijzonder geschikt is om bijvoorbeeld bij schoolstoelen en dergelijke te worden aangewend.
Het zitmeubel volgens de uitvinding bestaat hiertoe uit een geraamte en een hierdoor gedragen zitting en rugleuning, waarbij de rugleuning aan het geraamte is bevestigd door middel van één of meer verbindingselementen die een torsievering van de rugleuning rond een hoofdzakelijk horizontale as toelaten.
Bij voorkeur bestaat ieder verbindingselement uit twee delen die verend kunnen roteren ten opzichte van elkaar rond een horizontale of nagenoeg horizontale as, door middel van een tussen de beide delen aangebrachte bladveer die volgens haar langsas op torsie wordt belast.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
<Desc/Clms Page number 2>
figuur 1 in perspectief een zitmeubel, meer speciaal een stoel, volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op grotere schaal een zieht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ; figuur 3 in perspectief een geperfectioneerde uitvoeringsvorm weergeeft van een zitmeubel volgens de uitvinding ;
figuur 4 op grotere schaal een zieht weergeeft volgens pijl F4 in figuur 3 ; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4 ; figuur 6 in uiteengenomen toestand een zieht weergeeft van de samenstellende delen van het bevestigingselement volgens figuur 4 ; figuren 7 en 8 doorsneden weergeven volgens de lijnen
VII-VII en VIII-VIII in figuur 6 ; figuren 9,10 en 11 doorsneden weergeven volgens de lijnen IX-IX ; X-X en XI-XI in figuur 4 ; figuur 12 een doorsnede weergeeft analoog aan deze van figuur 11 doch voor een andere stand.
Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat het zitmeubel 1 volgens de uitvinding uit een geraamte 2, een zitting 3 en een rugleuning 4.
In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt het geraamte 2 gevormd door buisvormige profielen waarop de zitting 3 is bevestigd. De rugleuning 4 is bevestigd aan zieh aan weerszijden van het zitmeubel 1 bevindende steunen 5-6 die deel uitmaken van het voornoemde geraamte 2.
Volgens de uitvinding is de rugleuning 4 aan het geraamte 2, meer speciaal aan de steunen 5-6 bevestigd door middel van verbindingselementen 7-8 die een torsievering van de
<Desc/Clms Page number 3>
rugleuning 4 langs een hoofdzakelijk horizontale as toelaten.
De verbindingselementen 7 en 8 zijn analoog aan elkaar, doch vormen elkaars spiegelbeeld.
Zoals meer in detail in figuur 2 is weergegeven bestaan de verbindingselementen 7 en 8 uit twee delen 9 en 10, die respectievelijk vast met het geraamte 2 en de rugleuning 4 zijn verbonden en waartussen een verend element, bij voorkeur een op torsie belastbare bladveer 11, is aangebracht. Deze bladveer 11 die een rechthoekig langwerpige vorm vertoont, strekt zieh volgens haar lengterichting hoofdzakelijk volgens voornoemde as 12 uit. leder deel 9 wordt gevormd door een lichaam dat op geschikte wijze bevestigd is op een steun 5-6, terwijl de delen 10 worden gevormd door lichamen die bijvoorbeeld voorzien zijn van een flens 13 waarmede de rugleuning 4 is verbonden.
De beide delen 9 en 10 zijn in hun naar elkaar gekeerde vlakken voorzien van een zitting, respectievelijk 14 en 15, meer speciaal een gleuf, waarin de bladveer 11 met haar uiteinden 16-17 is aangebracht, en waarin de bladveer 11 bevestigd is bijvoorbeeld door middel van klinknagels 19, schroeven, pennen, of dergelijke, 18-19.
Wanneer er bij het gebruik van het zitmeubel een druk op de onderzijde of bovenzijde van de rugleuning 4 uitgeoefend wordt, zal onder invloed hiervan de bladveer 11 een torsie ondergaan met het effect dat de rugleuning roteert rond de voornoemde as 12. Wanneer de druk op de rugleuning 4
<Desc/Clms Page number 4>
afneemt zal door de veerkracht van de bladveer 11 de rugleuning terugdraaien tot in de uitgangspositie.
Op deze wijze kan de rugleuning 4 zieh in grote mate aanpassen aan de vorm en de houding van de rug van de gebruiker.
Een voorkeurdragende variante van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm is weergegeven in de figuren 3 tot 12.
Hierbij zijn de delen 9 en 10 voorzien van tegen elkaar aansluitende cilindrische gedeelten 20-21, die een behuizing vormen voor de bladveer 11.
De bladveer 11 zit, zoals weergegeven in de figuren 9 en 10, met haar uiteinden 16-17 gevat in zittingen 14-15, die in de bodem van de cilindrische gedeelten 20-21 uitgeven, en is overigens, analoog als in de uitvoering van de figuren 1 en 2 bevestigd door middel van klinknagels of dergelijke 18-19.
Verder zijn de verbindingselementen 7-8 volgens de uitvoering van de figuren 3 tot 12 voorzien van geleidingsmiddelen waardoor de delen 10 kunnen scharnieren ten opzichte van de delen 9, alsmede van aanslagvormende middelen die de verdraaiing bij het scharnieren beperken.
De delen 9 en 10 zijn hiertoe ieder voorzien van twee elementen 22-23 en 24-25, die zieh aan de binnenzijden van de cilindrische gedeelten 20-21 bevinden en bijvoorbeeld één deel hiermee vormen.
De elementen 22 en 23 bevinden zieh diagonaal tegenover elkaar en geven ieder met een gedeelte uit tot buiten het
<Desc/Clms Page number 5>
cilindrisch gedeelte 20. Hetzelfde geldt voor de elementen 24 en 25, die dan tot buiten het cilindrisch gedeelte 21 uitsteken.
In de gemonteerde toestand liggen de elementen 22-23 tussen de elementen 24-25 te zitten, zoals afgebeeld in figuur 11.
De elementen 22-23-24-25 zijn voorzien van uitsparingen 26-27-28-29 die een vrije ruimte 30 laten voor de bladveer 11.
De elementen 22 en 23 vertonen aanslagvlakken 31-32-33-34 die door verdraaiing in de ene of andere richting in kontakt kunnen komen met aanslagvlakken 35-36-37-38 die aan de elementen 24 en 25 zijn aangebracht. De respectievelijke aanslagvlakken bevinden zieh op zodanige afstanden van elkaar dat de maximale rotatie vanuit de rustpositie tot in de meest naar achteren gekantelde toestand in de orde van grootte is van 7 graden. In een typische uitvoeringsvorm zal deze hoek 6, 25 graden bedragen.
Tevens zijn de elementen 22-23 voorzien van geleidingsvlakken 39-40 waarmee zij precies in het cilindrisch gedeelte 21 passen, terwijl de elementen 24-25 voorzien zijn van geleidingsvlakken 41-42 waarmee zij in het cilindrisch gedeelte 20 passen.
Zoals nog is weergegeven in de figuren 6 en 9 tot 12 is de bladveer 11 bijvoorkeur samengesteld uit verschillende lamellen, bijvoorkeur drie in aantal, respectievelijk 43-44 en 45.
De werking van de verbindingselementen 7 en 8 is analoog aan deze van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2, met dit verschil dat de delen 9 en 10 uitsluitend rond
<Desc/Clms Page number 6>
elkaar kunnen verdraaien en vervormingen in andere richtingen worden uitgesloten, en dat de beweging van de rugleuning 4 door middel van de voornoemde aanslagvlakken 31 tot 38 wordt beperkt.
Het gebruik van bladveren 11 die bestaan uit meerdere lamellen biedt het voordeel dat een stevige koppeling wordt gevormd tussen de delen 9 en 10, terwijl toch een voldoend soepel veereffect wordt behouden. Bovendien ontstaat het. voordeel dat zulke koppeling niet wordt verbroken wanneer een breuk in een lamel optreedt.
Het is duidelijk dat het geraamte 2 verschillende vormen kan aannemen en bijvoorbeeld ook kan bestaan uit een gesloten onderstel. Ook kan de uitvinding worden toegepast op stoelen waarvan de rugleuning 4 slechts op één steun in plaats van de voornoemde twee steunen 5-6 is bevestigd.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijk zitmeubel kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.