BE1022729B1 - Lattenbodem voor een bed - Google Patents

Abstract

Lattenbodem (8) voorzien van latten (24) gevat in lattenhouders (13) voor het ondersteunen van een matras (3) in een bed, die vijf zones omvat, zijnde een hoofdzone (15), een schouder- en bovenrugzone (16), een onderrug of lumbale zone (17), een bekkenzone (18) en een been- en voetzone (19), daardoor gekenmerkt dat voor de lattenbodem (8) in horizontale toestand het niveauverschil van de latten (24) tussen het niveau bepaald door de hoogste lattenhouder van de lumbale zone (17) en het niveau bepaald door de hoogste lattenhouder van de schouder- en bovenrugzone (16) en/of de bekkenzone (18) op elk ogenblik tenminste 4 cm bedraagt.

Description

Lattenbodem voor een bed.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een lattenbodem voor een bed.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld om te dienen voor het ondersteunen van een matras in een bed, waarop een persoon kan slapen.

Het is bekend dat lattenbodems gebruikt worden ter ondersteuning van een matras, waarbij de lattenbodem voorzien is van verende latten, die de breedte van de lattenbodem overspannen.

Traditioneel bestaan deze lattenbodems uit een horizontaal kader, waarvan de lengtes met elkaar verbonden worden door middel van latten die in lattenhouders gevat zijn die dikwijls uitgevoerd zijn in een veerkrachtig materiaal zoals rubber of kunststof.

Soms bestaan deze traditionele lattenbodems uit meerdere segmenten die ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren. Hierbij kan dikwijls het hoofdeinde of het voeteneinde van het horizontaal kader uit het horizontaal vlak worden gedraaid en onder een bepaalde hoek met het horizontaal vlak worden vastgezet, teneinde het hoofd of de benen van de slaper beter te ondersteunen.

Dikwijls draagt één lattenhouder twee (dubbellat) of zelfs drie (triolat) latten waarbij de latten niet alleen alleen individueel kunnen kantelen, maar ook de veerkracht van een dubbel- of triolat kan ingesteld worden door het verschuiven van twee of meer schuivers, die minder of meer steun bieden door een extra {derde of vierde) onderliggende lat met hardere veerkracht die tussen de bovenliggende latten van de dubbellat ligt maar op een lager niveau,

Lattenbodems zijn ook bekend met individueel instelbare lattenhouders waarmee de veerkracht van de betrokken latten kan beïnvloed worden. Het doel van deze instelbare veerkracht van de lattenbodems is om deze beter aan te passen aan de menselijke anatomie van de slaper.

Het is ook bekend dat een goede slaaphouding in zij lig voor de mens zich onderscheidt door het feit dat de wervelkolom bij het slapen op de zijde, waarbij de twee bovenbenen best opgetrokken zijn in een hoek van ongeveer 120° ten opzichte van het bovenlichaam, op één rechte lijn blijft, hetgeen het rusten van de wervelkolom ten goede komt en het opbouwen van ongewenste spanningen tussen de wervels en tussenwervelschijven voorkomt. Het is ook bekend dat een goede slaaphouding op de rug er voor zorgt dat de natuurlijke neklordose, de schouder- en bovenrugkyfose, de iumbale lordose en de sacrale kyfose bewaard worden.

Deze rechtlijnige houding van de wervelkolom in zijlig of het behouden van de natuurlijke opeenvolging van lordoses en kyfoses in ruglig zijn moeilijker te bereiken indien de slaper ligt op een bed waar er geen verschillende zones aanwezig zijn die een verschillende ondersteuning bieden op de juiste plaats, m.a.w, een bed dat geen niveauverschillen vertoont. Deze zones kunnen in een vijftal zones ingedeeld worden: het hoofdsegment, het schouder- en bovenrugsegment, het onderrugsegment of lumbale segment, het bekkensegment en het been- en voetsegment.

Om een rechtlijnige houding van de wervelkolom te verkrijgen in zijlig of een juiste opeenvolging van lordoses en kyfoses, dient men de latten van de lattenbodem in het schouder- en bovenrugsegment alsook in het bekkensegment op een lager niveau te brengen dan deze in het lumbale gedeelte, zodat de natuurlijke, anatomische vorm van het menselijk lichaam in zijlig of in ruglig beter ondersteund wordt.

In de bekende systemen voor het verbeteren van de ondersteuning wordt hiervoor onvoldoende gecorrigeerd. Bij een zijdelingse lighouding is de verbindingslijn tussen de schouders niet verticaal maar gekanteld, zodat de wervelkolom niet meer rechtlijnig is en ook de benen zich niet in de gewenste evenwijdige positie bevinden. Bij de ruglig worden de natuurlijke lordoses en kyfoses niet bewaard.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een lattenbodem voorzien van latten gevat in lattenhouders voor het ondersteunen van een matras in een bed, die minstens vijf zones omvat, zijnde een hoofdzone, een schouder- en bovenrugzone, een onderrug- of lumbale zone, een bekkenzone, en een been- en voetzone, daardoor gekenmerkt dat voor de lattenbodem in horizontale toestand het niveauverschil van de latten tussen het niveau bepaald door de hoogste lattenhouder van de lumbale zone en het niveau bepaald door de hoogste lattenhouder van de schouder- en bovenrugzone en/of de bekkenzone op elk ogenblik tenminste 4 cm bedraagt.

Bij voorkeur zijn de latten gevat in lattenhouders die op een vaste positie aangebracht zijn in een buitenkader of in een binnenkader dat al dan niet geflankeerd is door een buitenkader.

Een voordeel van dergelijke lattenhouders die op een vaste positie zijn aangebracht is dat ze er voor zorgen dat het gewenste niveauverschil van tenminste 4 cm tussen de hoogste punten van de latten die de lumbale zone ondersteunen en de latten die tenminste één van de aangrenzende zones ondersteunen voldoende groot is om de gewenste ondersteuning te geven.

Bij voorkeur bestaat het buitenkader uit twee flanken waarin boorgaten zijn aangebracht waarin lattenhouders op een vaste positie ingebracht zijn en die door latten met de overeenstemmende lattenhouders van de tegenoverliggende flank verbonden zijn.

Een voordeel van dergelijke vast gemonteerde lattenhouders is dat deze de relatieve positie van de latten op elk ogenblik vasthouden en de gewenste ondersteuning waarborgen.

Bij voorkeur zijn de lattenhouders vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal zoals rubber of kunststof, zodat ze zich lokaal kunnen aanpassen aan de anatomische en antropometrische eigenschappen van de slaper.

Bij voorkeur bestaat het binnenkader uit twee flanken waarin boorgaten zijn aangebracht waarin lattenhouders op een vaste positie ingebracht zijn en die door latten met de overeenstemmende lattenhouders van de andere flank verbonden zijn en waarbij het binnenkader verdeeld is in vijf segmenten, het hoofdsegment, het schouder- en bovenrugsegment, het onderrugsegment of lumbale segment, het bekkensegment en het been- en voetsegment waarbij elk segment van het binnenkader afzonderlijk kantelbaar is onder een instelbare hoek met het horizontale vlak, met uitzondering van het lumbale segment, dat integraal vast deel uitmaakt van of geflankeerd wordt door het buitenkader van de lattenbodem, en daarom niet kantelbaar is uit het horizontale vlak.

Een voordeel van de kantelbare segmenten is dat zij toelaten de ondersteuning van de gebruiker ook in andere houdingen dan de horizontale slaaphouding te verzekeren, waarbij het lumbale segment niet kantelbaar is en de onderrug steeds afdoend ondersteund blijft.

Bij voorkeur kunnen de vier beweegbare segmenten van het binnenkader elektrisch of mechanisch gepositioneerd worden, zodat een gebruiker de lattenbodem gemakkelijk in meerdere posities kan brengen.

Alle Segmenten van het binnenkader kunnen ook niet kantelbaar zijn maar integraal vast deel uitmaken van het buitenkader, waardoor hun onderlinge positie steeds dezelfde blijft en het binnenkader alleen geschikt is voor een horizontale lighouding.

Bij voorkeur kunnen de hoogste lattenhouders in het lumbale segment vast gepositioneerd worden in een hoogste ofwel in een minder hoge positie ten opzichte van het horizontale vlak.

Een voorkeur van deze twee mogelijke posities voor de latten die de lumbale zone ondersteunen is dat in functie van de leeftijd, het geslacht en de antropometrische en anatomische eigenschappen van de gebruiker, de hoogste latten voor de lumbale zone in een hoogste of een minder hoge positie kunnen vastgezet worden.

Nog een voordeel van een dergelijke positionering van de hoogste latten is dat de lumbale zone in horizontale toestand steeds hoog genoeg ligt ten opzichte van de aangrenzende zones om de natuurlijke vorm van het lichaam te volgen, zodat de wervelkolom bij een zijdelingse slaaphouding steeds een rechte lijn kan vormen. In ruglig worden de natuurlijke lordoses en kyfoses bewaard.

Bij voorkeur zijn één of meer dubbellatten of triolatten tussen de lattenhouders voorzien van twee of meer schuivers, die minder of meer steun bieden door een extra (derde of vierde) onderliggende lat met hardere veerkracht die tussen de bovenliggende latten van de dubbellat of triolat ligt maar op een lager niveau.

Een voordeel van deze schuivers is dat de lokale veerkracht van de betrokken latten kan aangepast worden naar minder of meer veerkracht naargelang het gewicht en de anatomische en antropometrische kenmerken van de gebruiker.

Bij voorkeur kan de lengte van het binnenkader of van het buitenkader gekozen worden door het gebruik van een langer of korter been- en voetsegment, zodat ook de lengte van de gehele lattenbodem kan aangepast worden aan de lengte van de gebruiker.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een lattenbodem volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in zijaanzicht een slaaphouding weergeeft op een lattenbodem volgens de gekende stand van techniek; figuur 2 schematisch en in zijaanzicht een slaaphouding weergeeft op een lattenbodem volgens de uitvinding ; figuur 3 schematisch en in zijaanzicht een buitenkader van de lattenbodem volgens de uitvinding weergeeft; figuur 4 schematisch en in zijaanzicht een binnenkader van de lattenbodem volgens de uitvinding weergeeft; figuur 5 een zijaanzicht van een lattenbodem volgens de uitvinding in horizontale toestand weergeeft; figuur 6 figuur 5 weergeeft maar nu in opgeklapte toestand; figuur 7 in perspectief meer in detail een lattenhouder van de lattenbodem volgens de uitvinding weergeeft.

In figuur 1 is schematisch de slaaphouding weergegeven van een persoon slapend op een lattenbodem 1 van de gekende stand van techniek. De slapende persoon 2 ligt zijdelings op de matras 3 die door de lattenbodem 1 gedragen wordt, waarbij de verbindingslijn 4 tussen de twee schouders 5, 6 niet loodrecht staat maar gekanteld is ten opzichte van de rechte lijn door de wervelkolom. Deze stand geeft aanleiding tot een vervormde wervelkolom 7. Hetzelfde is zichtbaar bij de verbindingslijn 4' door de heupen.

In figuur 2 is schematisch de slaaphouding weergegeven van een persoon slapend op een lattenbodem 8 van de lattenbodem volgens de uitvinding. De slapende persoon 2 ligt zijdelings op de matras 3 die door de lattenbodem 8 gedragen wordt, waarbij de verbindingslijn 4 tussen de twee schouders 5, 6 en de heupen 4' nu wel loodrecht staat ten opzichte van de rechte lijn door de wervelkolom 7.

In figuur 3 wordt een buitenkader 9 van de lattenbodem 8 volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven, waarbij het buitenkader 9 gesneden is uit een monolithisch materiaal zoals hout of metaal of uit kunststof is vervaardigd, en aan de bovenzijde 10 voorzien is van welvingen 11, en aan de binnenkant voorzien is van boorgaten 12, waarin laiienhouders 13 kunnen vastgezet worden.

In figuur 4 wordt een binnenkader 14 volgens de uitvinding weergegeven waarbij het binnenkader 14 verdeeld is in vijf segmenten, het hoofdsegment 15, het schouder- en bovenrugsegment 16, het onderrugsegment of lumbale segment 17, het be kkensegment 18 en het been- en voetsegment 19. Het hoofdsegment 15 is kantelbaar om zijn rotatieas 20, het schouder- en bovenrugsegment 16 is kantelbaar om zijn rotatieas 21, het bekkensegment 18 is kantelbaar om zijn rotatieas 22, en het been- en voetsegment 19 is kantelbaar om zijn rotatieas 23. Het lumbale segment 17 is niet kantelbaar en maakt deel uit van het buitenkader 9. Alle segmenten kunnen ook niet roteerbaar zijn en vast deel uitmaken van het buitenkader 9, waarbij alleen een horizontale stand van de lattenbodem 8 mogelijk is.

In figuur 5 is in perspectief een lattenbodem 8 volgens de uitvinding weergegeven in horizontale toestand, waarbij de lattenbodem 8 samengesteld is uit twee buitenkaders 9, 9', die voorzien zijn van lattenhouders 13, en die verbonden zijn door latten 24 die enerzijds door een lattenhouder 13 van de eerste flank en anderzijds door de overeenstemmende lattenhouder 13' van de tweede flank vastgehouden worden. Eén lattenhouder 13 kan twee latten 24 vasthouden, en in het geval van dubbele latten met regelbare veerkracht, ook nog een derde maar sterkere derde lat 25 vasthouden.

In figuur 6 wordt een openklapbaar binnenkader 14 volgens de uitvinding weergegeven in opengeklapte toestand waarbij het binnenkader 14 verdeeld is in vier roteerbare segmenten, het hoofdsegment 15, het schouder- en bovenrugsegment 16, het bekkensegment 18 en het been- en voetsegment 19 en waarbij het onderrug-segment of lumbale segment 17 niet roteerbaar is en deel uitmaakt van of geflankeerd wordt door het buitenkader 9, 9' van de lattenbodem.

In figuur 7 wordt in perspectief meer in detail een lattenhouder 13 in een verend materiaal zoals rubber of kunststof weergegeven, bestaande uit twee kophouders 26, 27 waarin twee latten 24 met één uiteinde in passen, die elk gedragen worden door een dubbele verende kamer 28, 28' waarbij de onderste kamers bevestigd zijn in twee tappen die bevestigd zijn in twee daartoe voorziene boorgaten 12 in de flank 9, 9' van de lattenbodem 8 volgens de uitvinding.

De werking van de lattenbodem 8 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt,

In volledig horizontale toestand biedt de lattenbodem 8 steun aan een matras 3 waarop een persoon 2 in zij lig kan slapen, waarbij het lumbale segment 17 van de lattenbodem door zijn hoger niveau vooral de onderrug ondersteunt, en de aanliggende segmenten zijnde het schouder- en bovenrugsegment 16 en het bekkensegment 18 een lager niveau vertonen waardoor de natuurlijke vormen van het menselijk lichaam van de gebruiker in zij lig beter kunnen opgevangen worden en de wervelkolom 7 van de gebruiker in een lijnrechte horizontale toestand gehouden wordt, zonder deze te vervormen.

Bij een persoon 2 in ruglig biedt de lattenbodem 8 ook de juiste steun aan een matras 3 waardoor de opeenvolging van natuurlijke lordoses en kyfoses door een verhoogd lumbaal segment en verlaagde schouder- en bovenrugsegment en bekkensegment bewaard blijven.

De lattenbodem 8 kan op twee wijzen aangepast worden aan de individuele afmeting of lichaamsbouw van de gebruiker. Ten eerste door de lattenhouders van het lumbale segment 17 op een lager niveau te plaatsen waarvoor boorgaten voorzien zijn, zodat ook kleinere en jongere mensen aangepaste steun ondervinden. Ten tweede door de lengte van de lattenbodem 8 te vergroten door het been- en voetsegment 19 te vervangen door een been- en voetsegment met een langere afmeting.

Door deze aanpassingsmogelijkheden kan de lattenbodem door vrijwel ieder persoon benut worden, uitgezonderd door kinderen jonger dan 2 jaar.

Optioneel kan de lattenbodem uitgerust zijn met opklapbare segmenten 15, 16, 18, 19 waardoor de lattenbodem 8 kan opgeklapt worden voor het gebruik als ligbed in een niet horizontale positie. Ook in opgeklapte toestand van de lattenbodem zal het lumbale segment 17, dat niet van positie verandert, voldoende steun blijven geven aan de lage rug om het comfort van de gebruiker te verzekeren.

Het spreekt vanzelf dat het opklapmechanisme van de opklapbare segmenten optioneel mechanisch of elektrisch aangedreven kan zijn, en in meerdere tussenstanden kan vastgezet worden.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een lattenbodem volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden zoals deze in de volgende conclusies wordt beschreven.

Claims (10)

1. Conclusies .

   1. - Lattenbodem (8) voorzien van latten (24) gevat in lattenhouders (13) voor het ondersteunen van een matras (3) in een bed, die vijf zones omvat, zijnde een hoofdzone (15), een schouder- en bovenrugzone (16), een onderrug of lumbale zone (17), een bekkenzone (18) en een been- en voetzone (19), daardoor gekenmerkt dat voor de lattenbodem (8) in horizontale toestand het niveauverschil van de latten (24) tussen het niveau bepaald door de hoogste lattenhouder van de lumbale zone (17) en het niveau bepaald door de hoogste lattenhouder van de schouder- en bovenrugzone (16) en/of de bekkenzone (18) op elk ogenblik tenminste 4 cm bedraagt.
2. 2. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de latten (24) gevat zijn in lattenhouders (13) die op een vaste positie aangebracht zijn in een buitenkader (9,9') of in een binnenkader (14) al dan niet geflankeerd door een buitenkader (9,9') .
3. 3. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de lattenhouders (13) vervaardigd zijn uit een veerkrachtig materiaal zoals rubber of kunststof.
4. 4. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het buitenkader bestaat uit twee flanken (9,9') waarin boorgaten (12) zijn aangebracht waarin lattenhouders (13) op een vaste positie ingébracht zijn en die door latten (24) met de overeenstemmende lattenhouders (13) van de andere flank (9') verbonden zijn.
5. 5. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het binnenkader (14) bestaat uit twee flanken (9, 9') waarin boorgaten (12) zijn aangebracht waarin lattenhouders (13) op een vaste positie ingebracht zijn en die door latten (24) met de overeenstemmende lattenhouders (13) van de andere flank verbonden zijn en waarbij het binnenkader (14) verdeeld is in vijf segmenten, het hoofdsegment (15), het schouder- en bovenrugsegment (16), het onderrugsegment of lumbale segment (17), het bekkensegment (18) en het been- en voetsegment (19) waarbij elk segment van het binnenkader (14) afzonderlijk kantelbaar is onder een instelbare hoek met het horizontale vlak, met uitzondering van het lumbale segment (17), dat integraal deel uitmaakt van of geflankeerd wordt door het buitenkader (9, 9') van de lattenbodem (8).
6. 6. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de vier beweegbare segmenten (15, 16, 18, 19) van het binnenkader (14) elektrisch of mechanisch gepositioneerd kunnen worden.
7. 7. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat alle segmenten (15, 16, 17, 18, 19) van het binnenkader (14) niet kantelbaar zijn maar integraal vast uitmaken van het buitenkader (9, 9f ) , waardoor hun onderlinge positie steeds dezelfde blijft.
8. 8. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de hoogste lattenhouders (13) in het lumbale segment (17) vast kunnen gepositioneerd worden in een hoogste ofwel in een minder hoge positie ten opzichte van het horizontale vlak.
9. 9. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat één of meer duolatten of triolatten (24) tussen de lattenhouders (13) voorzien zijn van schuivers, die minder of meer steun toelaten door een derde of vierde dikkere lat (25) met hardere veerkracht die tussen de twee of drie latten (24) van de dubbellat of triolat ligt maar op een lager niveau.
10. 10. - Lattenbodem (8) volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de lengte van het binnenkader (14) of het buitenkader (9, 9') kan gekozen worden door het gebruik van een langer of korter been- en voetsegraent (19).