NL1027446C2 - Behandelingsinrichting en werkwijze voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Behandelingsinrichting en werkwijze voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten

De uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een behandelingsinrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, in het bijzonder in massaproductie, omvattende een behuizing met een productinlaat en productuitlaat welke 5 behuizing ten minste een behandelkamer definieert, ten minste één transportmiddel voor het door een behandelkamer heen transporteren van de producten vanaf de productinlaat naar de productuitlaat, luchtcirculatiemiddelen voor het door een behandelkamer heen laten stromen van een luchtstroom, alsmede luchtconditioneringsmiddelen voor 10 het conditioneren van de luchtstroom welke luchtconditioneringsmiddelen ten minste verwarmingsmiddelen en vochttoevoermiddelen omvatten.

Een behandelingsinrichting in de vorm van een gaaroven voor massaproductie van voedselproducten is bijvoorbeeld bekend uit WO 15 91/11660. Deze bekende oven omvat een behuizing die een gaarkamer vormt. In deze kamer is een eindloze transporteur opgesteld, die zich vanaf een benedeningang van de behuizing naar een bovenuitgang daarvan uitstrekt langs een spiraalvormig transporttraject. De transporteur heeft een draagoppervlak voor het dragen van de 20 voedselproducten, dat voor het behandelingsmedium doorlaatbaar is. De oven is voorzien van de benodigde leidingen en een ventilator voor het laten circuleren van lucht in de gaarkamer vanaf de onderkant van de spiraaltransporteur langs stoominjectiemiddelen en verwarmingsmiddelen terug naar de bovenkant van de 25 spiraaltransporteur. Bij een uitvoeringsvorm is de gaarkamer in een bovenste deelkamer met hoge druk en een onderste deelkamer met lagere druk verdeeld door middel van een zogeheten "mezzanine" vloer. Teneinde problemen met de warmtehuishouding in deze uitvoeringsvorm van de oven als gevolg van drukverschil tussen de ingang en uitgang 30 te verminderen, in het bijzonder de uitstoot van verwarmd behandelingsmedium of de intrede van lucht, zijn bij de ingang en. uitgang daarmee samenwerkende afvoerschoorstenen voorzien om de 1 027446 -2- uitstoot of opname van lucht te regelen en zodoende warmteverlies te reduceren en de druk op deze plaatsen ter wille van de veiligheid in evenwicht te brengen. Deze afvoerschoorstenen kunnen eveneens worden gebruikt om een gedeelte van het verwarmde gasvormige kookmedium 5 tegen een toevoer van verse lucht uit te wisselen om de gewenste gaaromstandigheden te handhaven, waarbij het gebruik van een gaarmedium dat ongewenste smaakstoffen of dergelijke omvat, in gegaarde voedselproducten wordt vermeden. Het ovengedeelte met hoge druk is bij voorkeur voorzien van een schoorsteen waarin een 10 instelbare klep bestuurd door een servomotor is opgesteld, om de druk te regelen. Deze schoorsteen kan eveneens worden aangewend om periodiek een gedeelte van gebruikt gaarmedium tegen vers medium uit te wisselen.

Verder is uit US-A-4949629 een lineaire oven voor het garen 15 van voedselproducten bekend, die in meerdere zones is verdeeld die elk afzonderlijke gaar- en verwarmingskamers bezitten. In de zones kan de luchtvochtigheid worden geregeld met behulp van een regelinrichting met een sensor, besturingseenheid en stoominjectiemiddelen.

20 Het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, in het bijzonder vleesproducten, omvat diverse typen behandelingen elk type met eigen daarbij behorende omstandigheden van onder meer temperatuur, luchtsnelheid en vochtigheid.

25 De uit de stand van de techniek bekende inrichtingen zijn echter niet uitgerust om een regeling van die omstandigheden binnen vooraf bepaalde grenzen mogelijk te maken, in het bijzonder ten aanzien van de vochtigheid. De bewaking van de vochtigheid bestaat bij de stand van de techniek uit een regeling op de ondergrens door 30 middel van gecontroleerde injectie van stoom.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 4 167 585 zijn een werkwijze en inrichting voor het behandelen van voedselproducten bekend, waarbij het vochtgehalte in de behandelkamer wordt geregeld. De lineaire behandelinrichting omvat een verwarmingskamer voor het 35 bereiden van de procesdamp. Verder omvat de behandelinrichting een behandelkamer waarin de voedselproducten met de verkregen hete procesdamp in aanraking worden gebracht. De procesdamp laat men in de inrichting circuleren. Tijdens deze circulatie kan vocht worden 1027446 -3 - toegevoegd door middel van stoomtoevoermiddelen bij het verlaten van de behandelkamer en het terugkeren naar de verwarmingskamer. Bij de ingang en uitgang en uitgang van de behandelinrichting zijn schoorstenen voorzien. Deze schoorstenen voeren verse lucht af, die 5 via de ingang en uitgang naar binnen stroomt. Daardoor ontstaat trek, die een zeer klein deel van de procesdamp mee afvoert. Deze afname van de hoeveelheid procesdamp wordt aangevuld door de processtoom.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel een behandelingsinrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen 10 van voedselproducten, in het bijzonder een vleesmassa omvattende producten zoals snacks e.d. te verschaffen, waarin de behandelingsomstandigheden, meer in het bijzonder het vochtgehalte, aan de toe te passen behandeling kunnen worden aangepast.

Nog een ander doel van de uitvinding is een dergelijke 15 behandelingsinrichting te verschaffen waarmee het vochtgehalte van de luchthuishouding kan worden beheerst.

Volgens de uitvinding is een behandelingsinrichting van het hierboven besproken type daartoe voorzien van regelbare luchtafvoermiddelen voor het afvoeren van lucht uit de behandelkamer, 20 alsmede van een regelinrichting voor het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht in een behandelkamer binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied, omvattende een meetinrichting voor het meten van ten minste een aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid, welke meetinrichting 25 is verbonden met een besturingseenheid voor het op basis van een vanaf de meetinrichting afkomstig signaal regelen van de vochttoevoermiddelen en de luchtafvoermiddelen, welke besturingseenheid met de vochttoevoermiddelen en de luchtafvoermiddelen is verbonden.

30 De uitvinding berust op het inzicht dat voor bepaalde typen behandelingen het nodig kan zijn op gecontroleerde wijze vocht uit de behandelkamer te laten ontwijken en voor andere typen behandelingen j vocht in de behandelkamer in te voeren teneinde het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht die in de behandelkamer rondstroomt, binnen 35 een vooraf bepaald gebied te houden. Dit hangt ook samen met het feit dat het vochtgehalte van de producten bij binnenkomst in de behandelingsinrichting kan variëren, en derhalve van invloed kan zijn op de heersende omstandigheden. De uitvinding maakt het aldus 1 027446 -4- mogelijk om bijvoorbeeld bij producten die een "roast"-behandeling dienen te ondergaan, relatief vochtige lucht uit de behandelingsinrichting af te voeren. Dit is bij een dergelijke behandeling noodzakelijk omdat de toegevoerde producten door 5 uitdamping vocht aan de geconditioneerde lucht in de behandelkamer afstaan. De behandelingsinrichting volgens de uitvinding staat via de productinlaat en productuitlaat in open verbinding met de omgeving, zodat via die inlaat en uitlaat verse en drogere omgevingslucht kan worden ingevoerd.

10 In de inrichting volgens de uitvinding wordt een aan het vochtgehalte gerelateerde grootheid of verandering daarvan in de tijd gemeten, zoals dauwpunt, absolute vochtigheid of relatieve vochtigheid. Deze wordt vergeleken met het vooraf ingestelde gebied daarvan, en vervolgens wordt afhankelijk van de uitkomst daarvan 15 desgewenst vocht ingevoerd door aansturing van de vochttoevoermiddelen of vocht afgevoerd door aansturing van de regelbare luchtafvoermiddelen.

De inrichting volgens de uitvinding laat een beheersing van de vochthuishouding in de behandelkamer voor elk van de 20 behandelingstypen en producttypen toe, zodat de inrichting veelzijdig inzetbaar is.

De behandelingsinrichting volgens de uitvinding kan van elk type zijn, zoals een lineaire oven, een oven met paternostersysteem of een spiraaloven, al dan niet met meerdere behandelkamers of zones. 25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het transportmiddel een spiraaltransporteur, die een spiraalvormig transporttraject in de behandelkamer omvat. Met voordeel omvat de spiraaltransporteur een holle cilindrische trommel, opgebouwd uit met elkaar verbonden verticale spijlen, die draaibaar is opgesteld en wordt aangedreven 30 door geschikte aandrijfmiddelen, zoals een elektromotor. Verder omvat de spiraaltransporteur met voordeel een langs de trommel volgens een spiraalvormig traject geleide transportband zonder einde met een gedeeltelijk open draagoppervlak voor het dragen van de producten.

Een dergelijke transportband wordt door middel van wrijving 35 meegenomen door de draaiende trommel. Bij voorkeur is het inwendige van de trommel verbonden met de luchtcirculatiemiddelen, en wordt tijdens bedrijf de geconditioneerde lucht vanuit de omtrek van de trommel, bij voorkeur een omtreksgedeelte daarvan over de wikkelingen 1027446 -5- van de spiraaltransporteur verdeeld. Deze verdeling kan verder worden geregeld met behulp van luchtverdeelmiddelen, die in het inwendige van de trommel zijn opgesteld. Een dergelijke spiraaltransporteur is bijvoorbeeld beschreven in het Nederlandse octrooi 1011199 van 5 aanvraagster.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm ‘zijn de vochttoevoermiddelen opgesteld op een positie stroomafwaarts van de luchtafvoermiddelen. Aldus wordt op doelmatige wijze voorkomen dat vocht dat is toegevoerd door de vochttoevoermiddelen, direct zou 10 worden afgevoerd wanneer de luchtafvoermiddelen zouden worden bekrachtigd als gevolg van gemeten veranderde omstandigheden. De vochttoevoermiddelen die regelbaar zijn, omvatten met voordeel stoomtoevoermiddelen, die via geschikt leidingwerk met een stoombron zijn verbonden.

15 Volgens nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de luchtafvoermiddelen een afvoerkanaal, waarin een regelbare klep is opgesteld. De regelbare klep wordt aangestuurd door de besturingseenheid van de regelinrichting. Volgens de uitvinding is het afvoerkanaal met voordeel aan de bovenzijde van de behuizing 20 gelegen.

Met voordeel omvatten de luchtcirculatiemiddelen een circulatiekanaal, met een daarin opgestelde ventilator, waarbij de luchtafvoermiddelen zijn verbonden met het circulatiekanaal op een positie stroomafwaarts van de ventilator. Meer in het bijzonder is 25 het luchtafvoerkanaal van de luchtafvoermiddelen in de directe nabijheid van de drukzijde van de ventilator gelegen. Bij deze uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van de door de ventilator of ander pompmiddel opgebouwde druk van de geconditioneerde lucht om indien nodig lucht uit de inrichting af te voeren. De 30 luchtafvoermiddelen behoeven bij deze uitvoeringsvorm geen eigen afzuiging te bezitten. Teneinde voldoende trek te verzekeren kan echter met voordeel een ventilator onderdeel uitmaken van de luchtafvoermiddelen. Het circulatiekanaal omvat bij de eerder beschreven voorkeursuitvoeringsvorm van de spiraaltransporteur een 35 open invoerzijde die zich over een deel van de omtrek van de transportband in het spiraalvormige transporttraject daarvan uitstrekt, zoals in eerder genoemd Nederlands octrooi is beschreven. Deze open zijde staat in verbinding met de aanzuigzijde van de 1027446 -6- ventilator. Het circulatiekanaal staat aan de afvoerzijde daarvan met voordeel in verbinding met het inwendige van de trommel van de spiraaltransporteur.

De meetinrichting althans de sensor daarvan kan in beginsel op 5 elke positie in een behandelkamer zijn opgesteld, wanneer de atmosfeer in de kamer nagenoeg uniform is, zoals bij goed geroerde systemen en/of grote luchtsnelheden het geval zal zijn.

Bij voorkeur is de meetinrichting opgesteld op een positie stroomafwaarts van de luchtafvoermiddelen, bij voorkeur tussen de 10 luchtafvoermiddelen en de afvoerzijde van het luchtcirculatiekanaal. Aldus wordt het vochtgehalte van de aan de behandelkamer en dus de producten toegevoerde geconditioneerde lucht gemeten.

Bij een uitvoeringsvorm omvat de behuizing een bak en een op en neer beweegbare kap voorzien van een afdichting met een fluïdum 15 daartussen, zodat de behandelingsinrichting alleen via de productingang en -uitgang in open verbinding met de omgeving staat.

De luchtafvoermiddelen zijn bij voorkeur bovenin de kap voorzien.

Bij een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de behandelingsinrichting volgens de uitvinding omvat de behuizing ten 20 minste twee met elkaar verbonden behandelkamers, die elk zijn voorzien van eigen luchtcirculatiemiddelen voor het door de behandelkamer heen laten stromen van een luchtstroom, alsmede luchtconditioneringsmiddelen voor het conditioneren van de luchtstroom welke luchtconditioneringsmiddelen ten minste verwarmingsmiddelen en 25 vochttoevoermiddelen omvatten, waarbij verder regelbare luchtafvoermiddelen voor het afvoeren van lucht uit de betreffende behandelkamer zijn voorzien, alsmede een regelinrichting voor het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht in de betreffende behandelkamer binnen een door een vooraf bepaalde 30 ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied, omvattende een meetinrichting voor het meten van ten minste een aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid, welke meetinrichting is verbonden met een besturingseenheid voor het op basis van een vanaf de meetinrichting afkomstig signaal regelen van de vochttoevoermiddelen 35 en de luchtafvoermiddelen, welke besturingseenheid met de vochttoevoermiddelen en de luchtafvoermiddelen is verbonden. Bij deze uitvoeringsvorm kan de vochthuishouding voor elk van de behandelkamers worden geregeld, zodat het desgewenst mogelijk is in de betreffende 1 027446 -7- behandelkamers behandelingen onder verschillende omstandigheden uit te voeren. De transporteur strekt zich met voordeel door elke behandelkamer uit, hoewel het eveneens mogelijk is dat elke behandelkamer is voorzien van een eigen transporteur, waarbij tussen 5 de behandelkamers overgave van producten van de ene naar de andere transporteur plaatsvindt.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm zijn de luchtafvoermiddelen van elke kamer bij voorkeur verbonden met een gemeenschappelijk luchtafvoerkanaal.

10 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de regelinrichting ingericht voor het op basis van absolute vochtigheid regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht bij het toevoeren van vocht. Wanneer het vochtgehalte dient te worden verhoogd (opregelen) bij relatief hoge vochtigheid, is de respons op 15 gebruikelijke voor dit doel beschikbare meters directer dan bij regeling op het dauwpunt. Met andere woorden de regeling op absoluut vochtgehalte is in dit gebied sneller dan een regeling op dauwpunt. Anderzijds is met voordeel de regelinrichting eveneens zo ingericht dat op basis van dauwpunt het vochtgehalte van de geconditioneerde 20 lucht wordt geregeld bij het afvoeren van lucht.

Volgens een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten in een in hoofdzaak gesloten behandelingsinrichting omvattende een behuizing met een productinlaat en productuitlaat, 25 welke behuizing ten minste een behandelkamer definieert, welke werkwijze ten minste een conditioneringsstap van het conditioneren van lucht met betrekking tot temperatuur en vochtgehalte omvat, een verplaatsingsstap van het verplaatsen van de producten vanaf de productinlaat door de behandelkamer heen naar de productuitlaat, en 30 een contactstap van het in aanraking brengen van de geconditioneerde lucht met de voedselproducten in de behandelkamer tijdens de verplaatsingsstap, waarbij de conditioneringsstap een regelstap voor het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd 35 gebied omvat, waarbij de regelstap een meetstap van het meten van ten minste een aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid omvat, een rekenstap voor het vergelijken van de gemeten grootheid of afgeleide daarvan met genoemd door een vooraf bepaalde ondergrens en 1027446 -8- bovengrens gedefinieerd gebied, en indien nodig een besturingsstap voor het afvoeren van geconditioneerde lucht op een afvoerpositie uit de behandelingsinrichting en/of voor het toevoeren van vocht op een toevoerpositie aan de behandelingsinrichting. Deze werkwijze volgens 5 de uitvinding, die in het bijzonder wordt toegepast bij de hierboven beschreven inrichting volgens de uitvinding, geeft dezelfde voordelen als hierboven reeds zijn toegelicht. In het bijzonder laat de werkwijze een beheersing van de vochthuishouding in de behandelkamer voor elk van de verschillende behandelingstypen en producttypen toe.

10 Afhankelijk van de uitkomst van de vergelijking in de rekenstap, wordt indien nodig geconditioneerde lucht afgevoerd, dan wel aanvullend vocht toegevoerd. De afvoerpositie uit de behandelingsinrichting is met voordeel de ingangszijde van het afvoerkanaal, zoals dat hierboven ten aanzien van de inrichting is 15 besproken. De toevoerpositie voor vocht is de positie waar aanvullend vocht in de behandelingsinrichting wordt ingebracht.

De verplaatsingsstap omvat bij voorkeur het transporteren van de voedselproducten langs een spiraalvormig transporttraject in een behandelkamer. Aldus neemt de behandelingsinrichting waarin de 20 werkwijze wordt uitgevoerd, weinig vloeroppervlak in.

Met voordeel laat men de geconditioneerde lucht rondstromen via de behandelkamer, meer in het bijzonder op de wijze zoals deze reeds aan de hand van de beschrijving van de inrichting volgens de uitvinding is toegelicht.

25 De toevoerpositie voor het toevoeren van vocht aan de behandelingsinrichting is met voordeel stroomafwaarts van de afvoerpositie voor het afvoeren van geconditioneerde lucht uit de behandelingsinrichting gelegen.

De meetpositie, dat wil zeggen de positie waar het meten van 30 ten minste een aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid plaatsvindt in de behandelkamer, met andere woorden de positie van de meetsensor, bevindt zich met voordeel stroomafwaarts van de afvoerpositie.

Zoals al eerder is toegelicht ten aanzien van de positie van 35 de afvoermiddelen, is de afvoerpositie bij de werkwijze met voordeel bovenin de behuizing gelegen.

Bij het opregelen omvat de regelstap bij voorkeur het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht binnen en door een 1027446 -9- vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied van de absolute vochtigheid. Bij het afregelen omvat de regelstap bij voorkeur het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens 5 gedefinieerd gebied van het dauwpunt.

Bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden de producten in ten minste twee verschillende behandelkamers aan behandelingen met onderscheiden geconditioneerde lucht ten aanzien van temperatuur en/of vochtgehalte 10 onderworpen.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin de enige figuur een schematisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm van een behandelingsinrichting volgens de uitvinding is.

15 In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van een behandelingsinrichting volgens de uitvinding weergegeven in de vorm van een dubbele spiraaloven voor het behandelen van voedselproducten met geconditioneerde lucht, meer in het bijzonder het stomen, garen, braden of grillen van vleeshoudende producten. De 20 behandelingsinrichting is in zijn geheel met verwijzingscijfer 10 aangeduid, en omvat een behuizing 12 met steunpoten 14. De behuizing is uit twee delen opgebouwd, een bak 16 en een op en neer beweegbare kap 18. Een afdichting, bijvoorbeeld een waterslot (niet weergegeven) tussen aangrenzende randen van de bak 16 en kap 18 voorkomt het 25 ongecontroleerd ontwijken van geconditioneerde lucht en/of binnentreden van omgevingslucht. De behuizing 12 heeft een invoer 20 voor het invoeren van te behandelen voedselproducten en een afvoer 22 voor het afvoeren van behandelde producten. Vanaf de invoer 20 strekt zich een transportband 24 zonder einde uit naar de afvoer 22. De 30 transportband 24 beweegt vanaf de invoer 20 langs een omhoog gaand spiraalvormig traject in een eerste behandelkamer 26. Aan de bovenzijde van de eerste behandelkamer 26 steekt de band 24 over (bijvoorbeeld direct of via een tussenzone; niet zichtbaar) naar een tweede behandelkamer 28, waar de band 24 zich langs een naar beneden 35 gaand spiraalvormig traject beweegt naar de afvoer 22. De eerste behandelkamer 26 en tweede behandelkamer 28 zijn van elkaar gescheiden - behalve bij een doorgang (niet weergegeven) voor het oversteken van de band 24 van de ene kamer naar de andere kamer -, 1 027446 -10- opdat de omstandigheden daarin afzonderlijk kunnen worden geregeld zoals hierna nog zal worden uitgelegd. Het retourpart van de band 24 is vanwege de duidelijkheid niet weergegeven, maar loopt van de afvoer 22 terug naar de invoer 20 in de bak 16.

5 De band 24 wordt aangedreven door trommels 30, die zijn opgebouwd uit met elkaar verbonden spijlen 32. De trommels 30 zelf worden bijvoorbeeld via een tandwieloverbrenging door elektromotoren aangedreven. In centrale kolommen 34 kunnen niet weergegeven hefmiddelen voor het in verticale richting verplaatsen van de kap 18 10 ten opzichte van de bak 16 zijn voorzien.

In de ringvormige ruimte tussen een kolom 34 en een trommel 30 zijn een of meer warmtewisselaars 36 opgesteld. Bijvoorbeeld zijn deze aan de kap 18 opgehangen, en aldus daarmee beweegbaar opgesteld.

Op vergelijkbare wijze zijn bij deze uitvoeringsvorm 15 stoomtoevoermiddelen 38 in deze ruimte voorzien, die zijn samengesteld uit een of meer sproeimondstukken 40, die via leiding 42 in verbinding staan met een niet weergegeven stoombron.

Circulatiemiddelen bij deze uitvoeringsvorm omvatten een luchtcirculatiekanaal 44. Het circulatiekanaal 44 heeft een invoer 20 45, die zich over een deel van de omtrek van de door de transportband 24 in een behandelkamer 26, 28 gevormde spiraal uitstrekt. In een circulatiekanaal 44 is een ventilator 46 opgesteld. Aan de drukzijde van de ventilator 46 staat het circulatiekanaal 44 in verbinding met luchtafvoermiddelen in de vorm van een luchtafvoerkanaal 48, waarin 25 geregelde afsluitmiddelen - bij deze uitvoeringsvorm in de vorm van een klep 50 - zijn voorzien, alsmede een betrekkelijk kleine ventilator 51. De verbinding tussen het circulatiekanaal 44 en het afvoerkanaal 48 bevindt zich in stromingsrichting gezien benedenstrooms van de ventilator 46 en bovenstrooms van een sensor 52 30 voor het meten van het vochtgehalte en/of relatieve vochtigheid, bijvoorbeeld het dauwpunt en/of absolute vochtigheid, van de circulerende lucht. De afvoerzijde 53 van het circulatiekanaal 44 staat in verbinding met de ruimte tussen een kolom 34 en trommel 30, waar verwarmingsmiddelen 36 zijn opgesteld. In de trommel 30 zijn 35 gebruikelijk verdeelmiddelen (niet weergegeven) opgesteld, die geconditioneerde lucht vanuit genoemde ruimte door de spijlen van de trommel 30 heen verdelen over de gehele binnenomtrek van de betreffende spiraal, of een beperkt gedeelte daarvan.

1027446 -11-

Een afvoerkanaal 48 mondt uit in een centrale schoorsteen 54, die aan de bovenzijde in open verbinding met de omgeving staat.

De sensor 52 is verbonden met een besturingseenheid 56. Een van de sensor afkomstig signaal wordt in de besturingseenheid 5 vergeleken met een vooraf bepaald gebied van de vochtigheid. Zonodig wordt afhankelijk van de geconstateerde afwijking, vocht afgevoerd door klep 50 te openen, dan wel vocht ingevoerd door de stoomtoevoermiddelen 38 te bekrachtigen. Gebruikelijk wordt de besturingseenheid 56 ook gebruikt voor het instellen van de 10 temperatuur en het aansturen van de verwarmingsmiddelen, evenals voor het instellen van de luchtsnelheid, en de transportsnelheid van de producten.

1027446

Claims (20)

1. Behandelingsinrichting (10) voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, omvattende een behuizing (12) met een productinlaat (20) en productuitlaat (22) welke behuizing (12) ten minste een behandelkamer (26, 28) definieert, ten minste één 5 transportmiddel (24) voor het door een behandelkamer heen transporteren van de producten vanaf de productinlaat naar de productuitlaat, luchtcirculatiemiddelen (44, 46) voor het door een behandelkamer heen laten stromen van een luchtstroom, alsmede luchtconditioneringsmiddelen (36, 38) voor het conditioneren van de 10 luchtstroom welke luchtconditioneringsmiddelen ten minste verwarmingsmiddelen (36) en vochttoevoermiddelen (38) omvatten, waarbij de behandelingsinrichting verder is voorzien van regelbare luchtafvoermiddelen (48, 50) voor het afvoeren van lucht uit de behandelkamer, alsmede van een regelinrichting voor het regelen van 15 het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht in een behandelkamer binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied, omvattende een meetinrichting (52) voor het meten van ten minste een aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid, welke meetinrichting (52) is verbonden met een 20 besturingseenheid (56) voor het op basis van een vanaf de meetinrichting afkomstig signaal regelen van de vochttoevoermiddelen en de luchtafvoermiddelen, welke besturingseenheid (56) met de vochttoevoermiddelen (38) en de luchtafvoermiddelen (48, 50) is verbonden. 25

2. Behandelingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij genoemd transportmiddel (24) een spiraaltransporteur met een spiraalvormig transporttraject omvat.

3. Behandelingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vochttoevoermiddelen (38) zijn opgesteld i op een positie stroomafwaarts van de luchtafvoermiddelen (48, 50). 1 0274 4 6 - 13-

4. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtafvoermiddelen een afvoerkanaal (48) omvatten, waarin een regelbare klep (50) is opgesteld.

5. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtcirculatiemiddelen een circulatiekanaal (44) met daarin opgestelde ventilator (46) omvatten, waarbij de luchtafvoermiddelen (48, 50) zijn verbonden met de luchtcirculatiemiddelen op een positie stroomafwaarts van de 10 ventilator (46).

6. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de meetinrichting (52) is opgesteld in de luchtcirculatiemiddelen (44, 46) op een positie stroomafwaarts van de 15 luchtafvoermiddelen (48, 50).

7. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtafvoermiddelen (48, 50) bovenin de behuizing (12) zijn voorzien. 20

8. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing ten minste twee met elkaar verbonden behandelkamers (26, 28) omvat, die elk zijn voorzien van eigen luchtcirculatiemiddelen (44, 46) voor het door de behandelkamer heen 25 laten stromen van een luchtstroom, alsmede luchtconditioneringsmiddelen (36, 38) voor het conditioneren van de luchtstroom welke luchtconditioneringsmiddelen ten minste verwarmingsmiddelen (36) en vochttoevoermiddelen (38) omvatten, waarbij verder regelbare luchtafvoermiddelen (48, 50) voor het 30 afvoeren van lucht uit de betreffende behandelkamer zijn voorzien, alsmede een regelinrichting voor het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht in de betreffende behandelkamer binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied, omvattende een meetinrichting (52) voor het meten van ten minste een 35 aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid, welke meetinrichting (52) is verbonden met een besturingseenheid (56) voor het op basis van een vanaf de meetinrichting afkomstig signaal regelen van de vochttoevoermiddelen en de luchtafvoermiddelen, welke 1027446 -14- besturingseenheid (56) met de vochttoevoermiddelen (38) en de luchtafvoermiddelen (48, 50) is verbonden.

9. Behandelingsinrichting volgens conclusie 8, waarbij de 5 luchtafvoermiddelen (48, 50) van elke behandelkamer zijn verbonden met een gemeenschappelijk luchtafvoerkanaal (54).

10. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de regelinrichting (56) is ingericht voor het op 10 basis van absolute vochtigheid regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht bij het toevoeren van vocht.

11. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de regelinrichting (56) is ingericht voor het op basis van dauwpunt regelen van het vochtgehalte van de 15 geconditioneerde lucht bij het afvoeren van vocht.

12. Werkwijze voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten in een in hoofdzaak gesloten behandelingsinrichting (10) omvattende een behuizing (12) met een productinlaat (20) en 20 productuitlaat (22), welke behuizing ten minste een behandelkamer (26, 28) definieert, welke werkwijze ten minste een conditioneringsstap van het conditioneren van lucht met betrekking tot temperatuur en vochtgehalte omvat, een verplaatsingsstap van het verplaatsen van de producten vanaf de productinlaat door de 25 behandelkamer heen naar de productuitlaat, en een contactstap van het in aanraking brengen van de geconditioneerde lucht met de voedselproducten in de behandelkamer tijdens de verplaatsingsstap, waarbij de conditioneringsstap een regelstap voor het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht binnen een door een vooraf 30 bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied omvat, waarbij de regelstap een meetstap van het meten van ten minste een aan het vochtgehalte gerelateerde fysische grootheid omvat, een rekenstap voor het vergelijken van de gemeten grootheid of afgeleide daarvan met genoemd door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens 35 gedefinieerd gebied, en indien nodig een besturingsstap voor het afvoeren van geconditioneerde lucht op een afvoerpositie uit de behandelingsinrichting en/of voor het toevoeren van vocht op een toevoerpositie aan de behandelingsinrichting. 1 027446 -15-

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de verplaatsingsstap het transporteren van de voedselproducten langs een spiraalvormig transporttraject in een behandelkamer omvat. 5

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij men geconditioneerde lucht laat rondstromen via de behandelkamer.

15. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 12-14, 10 waarbij de toevoerpositie stroomafwaarts van de afvoerpositie is gelegen.

16. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 12-15, waarbij het meten van ten minste een aan het vochtgehalte 15 gerelateerde fysische grootheid in de behandelkamer wordt uitgevoerd op een meetpositie stroomafwaarts van de afvoerpositie.

17. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 12-16, waarbij de afvoerpositie bovenin de behuizing is gelegen. 20

18. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 12-17, waarbij de regelstap het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied van de absolute vochtigheid omvat. 25

19. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 12-17, waarbij de regelstap het regelen van het vochtgehalte van de geconditioneerde lucht binnen een door een vooraf bepaalde ondergrens en bovengrens gedefinieerd gebied van het dauwpunt omvat. 30

20. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 12-19, waarbij de producten in ten minste twee verschillende behandelkamers aan behandelingen met onderscheiden geconditioneerde lucht ten aanzien van temperatuur en/of vochtgehalte worden onderworpen. 1027446