NL1026947C2

NL1026947C2 - Veerarm met geplet eindgedeelte.

Info

Publication number: NL1026947C2
Application number: NL1026947A
Authority: NL
Inventors: Derk Geert Aalderink; Hans Bramer
Original assignee: Weweler Nv
Priority date: 2004-09-01
Filing date: 2004-09-01
Publication date: 2006-03-02
Also published as: EP1632370A1; ATE502801T1; DE602005027026D1; EP1632370B1

Description

1 ι

Korte aanduiding: Veerarm met geplet eindgedeelte

De uitvinding heeft betrekking op een veerarm bestemd om te worden toegepast in een wielophangsysteem met luchtvering van een voertuig, welke veerarm een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede heeft, een eerste eindgedeelte heeft dat is ingericht voor het 5 scharnierend bevestigen van de veerarm aan het chassis van een voertuig en een tweede eindgedeelte heeft dat is ingericht voor het op de veerarm monteren van een luchtveerbalg.

Dergelijke veerarmen zijn bekend. Bekende veerarmen worden meestal door een walsbewerking in de vereiste vorm gebracht, waarbij 10 over de lengte van de veerarm de dikte varieert en de breedte in hoofdzaak gelijk is. Het eerste eindgedeelte heeft de vorm van een bevestigingsoog waar een bevestigingsbout doorheen kan steken. Het eerste eindgedeelte wordt gevormd door het betreffende eindgedeelte op de gewenste dikte te walsen en vervolgens tot een bevestigingsoog om 15 te buigen. Het tweede eindgedeelte wordt eveneens door walsen op de gewenste dikte gebracht, welke dikte naar het uiteinde van de veerarm geleidelijk kleiner wordt.

Tegenwoordig worden veerarmen smaller gemaakt dan voorheen, bijvoorbeeld 70 - 75 mm in plaats van 100 mm, waarbij tegelijkertijd 20 de dikte wordt vergroot om de benodigde buigstijfheid te verkrijgen. Een smallere veerarm leidt tot problemen bij de montage van de veerbalg aangezien slechts een betrekkelijk smal montagevlak ter beschikking is. Dit geldt in het bijzonder in de situatie waarin de luchtveerbalg versprongen ten opzichte van de langshartlijn van de 25 veerarm moet worden gemonteerd in verband met de ruimte naast de luchtbanden van het voertuig. Deze problemen worden opgelost door tussen de veerarm en de luchtveerbalg een balgdrager te monteren of door in het gedeelte van de luchtveerbalg dat met de veerarm wordt verbonden een versterkingsplaat aan te brengen. Ook wordt in bepaalde 30 gevallen het tweede eindgedeelte van de veerarm in zijwaartse richting gebogen, waarbij de veerarm ongeveer de vorm van een hockeystick krijgt. Deze oplossingen leiden echter tot extra kosten.

De uitvinding heeft tot doel een veerarm te verschaffen waarbij bij een betrekkelijk smalle veerarm een luchtveerbalg zonder extra 35 hulpmiddelen op de veerarm kan worden gemonteerd, ook als de 1026947 > I.

2 luchtveerbalg zijwaarts versprongen ten opzichte van de langshartlijn van de veerarm moet worden gemonteerd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een veerarm volgens conclusie 1.

5 Voorkeursuitvoeringsvormen van de veerarm volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de afhankelijke conclusies.

De uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een weergave in perspectief is van een bepaalde 10 uitvoeringsvorm van de veerarm volgens de uitvinding, fig. 2 een bovenaanzicht is van de veerarm van fig. 1, fig. 3 een zijaanzicht is van de veerarm van fig. 1, fig. 4 een bovenaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de veerarm volgens de uitvinding, 15 fig. 5 een bovenaanzicht is van nog een andere uitvoeringsvorm van de veerarm volgens de uitvinding, fig. 6 een zijaanzicht is van een veerarm volgens de uitvinding met een krukvorm, en fig. 7 een bovenaanzicht is van nog een andere uitvoeringsvorm 20 van de veerarm volgens de uitvinding.

De veerarm 1 volgens de uitvinding is bestemd om te worden toegepast in een wielophangsysteem met luchtvering van een voertuig, zoals bijvoorbeeld is getoond in EP-A-1273464.

De in fig. 1-3 weergegeven veerarm 1 heeft een in hoofdzaak 25 rechthoekige dwarsdoorsnede, bij voorkeur met afgeronde hoeken, een eerste eindgedeelte 2 dat is ingericht voor het scharnierend bevestigen van de veerarm 1 aan het chassis van een voertuig en een tweede eindgedeelte 3 dat is ingericht voor het op de veerarm 1 monteren van een luchtveerbalg.

30 Het eerste eindgedeelte 2 heeft de vorm van een bevestigingsoog waar een bevestigingsbout doorheen kan steken. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het eerste eindgedeelte 2 wordt gevormd door het op de gewenste dikte walsen en vervolgens tot een bevestigingsoog buigen van het betreffende eindgedeelte.

35 Het tweede eindgedeelte 3 vormt één geheel met de rest van de veerarm 1. Het tweede eindgedeelte 3 heeft een breedte B die groter is dan de breedte b van de rest van de veerarm 1 en een in hoofdzaak uniforme dikte D die kleiner is dan de dikte d van het aangrenzende 1026947 > l 3 gedeelte 4 van de veerarm 1. Bij voorkeur is de breedte B ten minste 25% groter dan de breedte b.

Door de veerarm 1 op deze wijze uit te voeren kan bij een betrekkelijk kleine breedte van de veerarm 1 een luchtveerbalg zonder 5 extra hulpmiddelen op de veerarm 1 kan worden gemonteerd, ook als de luchtveerbalg zijwaarts versprongen ten opzichte van de langshartlijn 5 van de veerarm 1 moet worden gemonteerd. Verder kunnen in het tweede eindgedeelte 3 gaten 6 voor de bevestiging van een luchtveerbalg haaks op het vlak van het tweede eindgedeelte 3 worden aangebracht. Door het 10 tweede eindgedeelte 3 in dikterichting van de veerarm 1 asymmetrisch aan te brengen, zoals in fig. 2 is getoond, kan een zelfde veerarm voor verschillende rijhoogten worden toegepast. De veerarm 1 kan eenvoudig worden omgekeerd.

Het tweede eindgedeelte 3 is bij voorkeur gevormd door pletten.

15 Dit in tegenstelling tot de gebruikelijke veerarmen waarvan het tweede eindgedeelte is gevormd door walsen.

Pletten heeft een aantal voordelen ten opzichte van walsen. Door pletten kan het tweede eindgedeelte 3 van de veerarm 1 volgens de uitvinding betrekkelijk eenvoudig worden gevormd. Door het verloop van 20 de dikte van het tweede eindgedeelte 3, welke dikte in hoofdzaak uniform is en kleiner dan de dikte van het aangrenzende deel van de veerarm 1, is er minder materiaal nodig dan bij een gewalst, schuin toelopend tweede eindgedeelte, zodat de veerarm lichter is. Verder is bij een geplet .eindgedeelte 2 de hoeveelheid afvalmateriaal 25 (knipafval) aanzienlijk kleiner dan bij een gewalst eindgedeelte of er is in het geheel 'geen afvalmateriaal. Bij pletten ontstaan bolle zijranden van het tweede eindgedeelte terwijl bij walsen het risico bestaat dat de zijranden van het tweede eindgedeelte hol gaan staan met als nadeel hoge spanningen in de uiterste vezels.

30 Verder biedt pletten de mogelijkheid om het tweede eindgedeelte 3 te voorzien van een of meerdere zich in langsrichting van de veerarm uitstrekkende verstevigingsribben of om het tweede eindgedeelte een andere vorm te geven, zoals in fig. 4 en 5 is getoond.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 4 heeft het tweede eindgedeelte 35 13 van de veerarm 11 in hoofdzaak een V-vorm. Bij de uitvoeringsvorm van fig. 5 is het tweede eindgedeelte 23 van de veerarm 21 voorzien van een gat 24.

In fig. 6 is een uitvoeringsvorm van de veerarm 31 volgens de uitvinding met een krukvorm weergegeven, waarvan het tweede 1026947

I I

4 eindgedeelte 33 eveneens door pletten is gevormd. Bij deze uitvoeringsvorm kan de maat L2 kleiner zijn dan bij een vergelijkbare veerarm waarbij het tweede (schuin toelopende) eindgedeelte is gevormd door walsen.

5 Bij een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de veerarm volgens de uitvinding, die in fig. 7 is weergegeven, is ook het eerste eindgedeelte 42 van de veerarm 41 met bevestigingsoog breder dan de rest van de veerarm 41. Dit bredere eindgedeelte 42 is bij voorkeur gevormd door pletten en vervolgens tot een bevestigingsoog buigen van 10 het geplette eindgedeelte. Het tweede eindgedeelte 42 is bijvoorbeeld net zo breed als bij tot nu toe bekende betrekkelijk brede veerarmen.

Dit heeft als voordeel dat de bekende brede veerarmen eenvoudig kunnen worden vervangen door smallere veerarmen volgens de uitvinding, zonder dat het bevestigingspunt aan het voertuig hoeft te worden aangepast.

15 Ook is nog een (niet weergegeven) uitvoeringsvorm van een veerarm denkbaar waarbij alleen het eerste eindgedeelte van de veerarm met bevestigingsoog breder is dan de rest van de veerarm. Het eindgedeelte is ook dan bij voorkeur gevormde door pletten en tot een bevestigingsoog buigen. Het tweede eindgedeelte kan daarbij dezelfde 20 breedte hebben als de rest van de veerarm.

i 1026947

Claims

1. Veerarm bestemd om te worden toegepast in een wielophangsysteem met luchtvering van een voertuig, welke veerarm een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede heeft, een eerste eindgedeelte heeft dat is ingericht voor het scharnierend bevestigen van de veerarm 5' aan het chassis van een voertuig en een tweede eindgedeelte heeft dat één geheel vormt met de rest van de veerarm en is ingericht voor het op de veerarm monteren van een luchtveerbalg, met het kenmerk, dat het tweede eindgedeelte een breedte heeft die groter is dan de breedte de rest van de veerarm.

2. Veerarm volgens conclusie 1, waarbij het tweede eindgedeelte een in hoofdzaak uniforme dikte heeft, die kleiner is dan de dikte van het aangrenzende gedeelte van de veerarm.

3. Veerarm volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede eindgedeelte is gevormd door pletten.

4. Veerarm volgens een van de conclusies 1-3, waarbij de breedte van het tweede eindgedeelte ten minste 25% breder is dan de rest van de veerarm.

5. Veerarm volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarbij het tweede eindgedeelte is voorzien van een of meerdere zich in 20 langsrichting van de veerarm uitstrekkende verstevigingsribben.

6. Veerarm volgens een van de conclusies 1-3, waarbij het tweede eindgedeelte in hoofdzaak een V-vorm heeft.

7. Veerarm bestemd om te worden toegepast in een wielophangsysteem met luchtvering van een voertuig, welke veerarm een in hoofdzaak 25 rechthoekige dwarsdoorsnede heeft, een eerste eindgedeelte heeft dat is ingericht voor het scharnierend bevestigen van de veerarm aan het chassis van een voertuig en een tweede eindgedeelte heeft dat één geheel vormt met de rest van de veerarm en is ingericht voor het op de veerarm monteren van een luchtveerbalg, met het 30 kenmerk, dat het eerste eindgedeelte een breedte heeft die groter is dan de breedte de rest van de veerarm.

8. Veerarm volgens conclusie 7, waarbij het eerste eindgedeelte is gevormd door pletten en vervolgens buigen, zodanig dat een bevestigingsoog ontstaat waarvan de hartlijn dwars op de 35 langsrichting van de veerarm staat. 1026947'"'