NL1025525C2

NL1025525C2 - Inrichting voor het vervaardigen van vormelingen voor de steenindustrie.

Info

Publication number: NL1025525C2
Application number: NL1025525A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Jacobus Maria Kosman
Original assignee: Beheermij De Boer Nijmegen Bv
Priority date: 2003-08-06
Filing date: 2004-02-19
Publication date: 2005-02-08
Also published as: DE602004009373D1; ES2291812T3; ATE375239T1; EP1504867B1; EP1504867A1; DE602004009373T2

Description

INRICHTING VOOR HET VERVAARDIGEN VAN VORMELINGEN VOOR DE

STEENINDUSTRIE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van vormelingen uit klei voor de steenindustrie, omvattende een vormbakken dragende rondgaande transporteur voor het transporteren van de 5 vormbakken, kleiaanbrengmiddelen voor het aanbrengen van klei in vormbakken, en middelen voor het met droogplaten afdekken van de open zijde van de vormbakken.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP 0 917 938 van de aanvraagster. 10 In de bekende inrichting zijn de vormbakken verenigd tot vormbakdelen, waarbij elk vormbakdeel tenminste twee afneembaar met elkaar te koppelen delen omvat, waarbij het eerste, stationaire deel de wanden van de vormbakken omvat en het tweede, beweegbare deel de beweegbare bodems van de 15 vormbakken omvat. De bekende inrichting is geheel vervaardigd van staal en is geschikt voor het vervaardigen van grote aantallen vormelingen, waarbij elke vormeling door de beweegbare bodem uit de betreffende vormbak wordt uitgestoten.

20 Alhoewel de bekende inrichting op zich geschikt is voor vervaardiging van vormelingen van verschillende formaten, bijvoorbeeld door het stationaire deel en in sommige gevallen tévens het beweegbare deel van de vormbakdeel te vervangen door een ander stationair 25 vormbakdeel respectievelijk beweegbaar deel, vergt de omstelling toch tamelijk veel arbeid. Bovendien is de constructie van de bekende inrichting vrij gecompliceerd en kostbaar. De bekende inrichting is hiermee minder geschikt 1025525

2 I

voor vervaardiging van relatief kleine series van vormelingen I

van verschillende formaten. I

Tevens zijn inrichtingen bekend waarin de vormbakken I

geen beweegbare bodem hebben en de vormelingen onder invloed I

5 van de zwaartekracht uit de vormbakken moeten worden gelost. I

Vaak is de lossing van de vormelingen hierbij onvoldoende, I

bijvoorbeeld in het geval van vette kleisoorten en bij I

geperste stenen. I

Het is een doel van onderhavige uitvinding de I

10 bovengenoemde bezwaren te ondervangen en een inrichting te I

verschaffen waarbij op efficiënte en eenvoudige wijze I

relatief kleine series vormelingen te vervaardigen zijn. I

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een I

inrichting verschaft voor het vervaardigen van vormelingen I

15 uit klei voor de steenindustrie, omvattende: I

- een vormbakken dragende rondgaande transporteur I

voor het transporteren van de vormbakken; I

- kleiaanbrengmiddelen voor het aanbrengen van klei I

in vormbakken; I

20 - middelen voor het met droogplaten afdekken van de I

open zijde van de vormbakken; I

- aan de transporteur gekoppelde houders waaraan de I

vormbakken zijn aangebracht; I

waarbij de vormbakken verplaatsbaar ten opzichte van de I

25 transporteur zijn aangebracht om in de ontvormfase waarin de I

open zijde van de vormbakken in hoofdzaak neerwaarts zijn I

gericht de vormbakken neerwaarts te verplaatsen en waarin de I

houders zijn ingericht voor het abrupt stoppen van de I

neerwaartse verplaatsing voor het daarmee lossen van de in de I

30 vormbakken aanwezige vormelingen tot op de bijbehorende I

droogplaat. In plaats van het eerste deel van de vormbakdelen I

stationair te houden en de vormelingen met behulp van een I

beweegbare bodem te lossen, worden volgens de uitvinding de I

1025525_I

3 vormbakken zodanig aan beweegbaar aan de transporteur of althans de aan de transporteur aangebrachte houders gekoppeld, dat deze vormbakken tijdens het ontvormen neerwaarts kunnen bewegen. Door de naar beneden bewegende 5 vormbakken vervolgens te laten stoppen of althans in vaart laten verminderen zullen de vormelingen met meer zekerheid uit de vormbakken gedwongen worden.

In een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de houders uitgevoerd om de vormbakken daarin 10 te geleiden om in de ontvormfase de houders te laten vallen en waarbij de houders ten minste een aanslag omvatten voor het abrupt remmen van de valbeweging van de houders voor het daarmee uitstoten van de in de vormbakken aanwezige vormelingen tot op de bijbehorende droogplaat. In de 15 ontvormfase vallen de vormbakken onder invloed van de zwaartekracht naar beneden totdat de vormbakken tegengehouden worden door de aanslag van de houder. Afhankelijk van de uitvoering van de aanslag zorgt deze ervoor dat de neerwaartse beweging van de vormbak sterk vertraagd wordt of 20 zelfs abrupt gestopt wordt. Door de traagheid van de vormelingen in de vormbakken worden deze met grote zekerheid uit de vormbakken gelost.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de houders ten opzichte van de 25 transporteur beweegbare uitstoters, aan welke uitstoters de vormbakken koppelbaar zijn, waarbij de uitstoters zijn ingericht voor het tijdens de ontvormfase verplaatsen van de daaraan gekoppelde vormbakken en het uitstoten van de in de vormbakken aanwezige vormelingen tot op de bijbehorende 30 droogplaat.

In plaats van het eerste deel van de vormbakdelen stationair te houden en de vormelingen met behulp van een beweegbare bodem te lossen, worden volgens deze 1025525

uitvoeringsvorm de vormbakken direct bevestigd aan de I

uitstoters. De uitstootbeweging van de uitstoter zorgt voor I

een zodanige op de klei in de vormholtes van de vormbak I

uitgeoefende uitdrukkracht, dat ervoor gezorgd wordt dat I

5 vormeling gelost wordt en op de droogplaat terecht komt. I

Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van reeds I

bestaande inrichting voor het vervaardigen van vormelingen. I

Dit is echter niet noodzakelijk. Er kan ook een speciaal voor I

dit doel geschikte machine worden toegepast. In beide I

10 gevallen heeft het echter de voorkeur om vormbakken van I

relatief laag gewicht toe te passen. Hierdoor behoeven I

slechts relatief lichte eisen aan de constructie van het I

uitstootmechanisme gesteld worden. Volgens een in het I

bijzonder voordelige uitvoering zijn de vormbakken I

15 vervaardigd van kunststof, zoals bij voorkeur polyetheen. Een I

voorbeeld van een in het bijzonder geschikte kunststof is een I

onder de handelsnaam "Hakorit" bekend staande kunststof. I

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de uitstoters ingericht voor het tijdens de ontvormfase naar

20 buiten en naar binnen toe stoten van de daaraan gekoppelde I

H

vormbakken. Bij voorkeur geschiedt het naar buiten toe stoten I

van de vormbak wanneer de open (door de afdekplaat afgedekte) I

zijde van de vormbak zijwaarts of neerwaarts is gericht I

teneinde de vormelingen mede onder invloed van de I

25 zwaartekracht te kunnen lossen. I

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de I

inrichting een op de vormbakken en/of transporteur I

aangrijpend uitstoot en trilmechanisme voor het tijdens de ontvormfase zijwaarts doen trillen van de vormbakken. Vóór, 30 tijdens en/of net na de uitstootbeweging wordt een in dergelijke uitvoering de vormbakken heen en weer geschud met

als doel de bevordering van het lossen van de vormeling, I

bijvoorbeeld wanneer (een deel van) de vormeling onverhoopt

1025525 I

5 toch aan de wanden of de bodem van de vormbak dreigt te kleven. Het trillen geschiedt bij voorkeur in hoofdzaak zijwaarts en dwars op de transportrichting van de transporteur.

5 Om het omstellen van de inrichting voor het vervaardigen van series vormelingen van verschillende afmetingen te vereenvoudigen zijn de vormbakken losneembaar aan de uitstoters aangebracht. Wanneer derhalve vormelingen van andere afmetingen vervaardigd moeten worden, kunnen de 10 verschillende vormbakken daarom eenvoudig en snel verwisseld worden.

In een verdere voorkeursuitvoering omvat de vormbak: - opstaande wanden, die een of meer vormholtes definiëren; 15 - een aan de wanden bevestigbaar koppelelement, waarbij het koppelelement aan een of meer van de uitstoters koppelbaar is.

In een verdere uitvoering omvat het koppelelement een van uitsparingen in de beide langsranden voorziene 20 koppelplaat omvat. De uitsparingen zijn voorzien om de vormbak eenvoudig aan de koppelplaat te kunnen bevestigen.

Het koppelelement zelf en de uitstoter zijn daarbij bij voorkeur zodanig gevormd dat deze een zwaluwstaart koppeling verschaffen. Hierdoor is het mogelijk om door een enkele 25 schuifbeweging een vormbak aan een uitstoter te koppelen of daarvan los te koppelen. Dit verkort verder de omsteltijd van de inrichting.

Volgens een voorkeursuitvoering is aan de gehele rij uitstoters een enkel koppelelement is. In deze uitvoering 30 volstaat het derhalve om een enkele, doorlopende plaat dwars op de transportrichting van de transporteur te bevestigen, waarna de vormbak(ken) aan de plaat gekoppeld kunnen worden, In een andere uitvoering is daarentegen per uitstoter een 1025525

I I

I afzonderlijk koppelelement en een afzonderlijke vormbak I

I bevestigd. Hierbij worden de vormbakken individueel aan de I

I uitstoters bevestigd. I

I In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat een I

I 5 vormbak tevens een of meer in de vormholtes aan te brengen I

I bodems, waarbij tussen het koppelelement en de bodems I

I afstandhouders zijn voorzien. De afstandhouders zorgen voor I

I een juiste afstand tussen de betreffende uitstoter en bodem I

I van de vormbak. Afhankelijk van de door de af standhouder I

I 10 verschafte afstand tussen de uitstoter en de bodem, wordt de I

I diepte van de holte in de vormbak en daarmee de afmeting van I

I de vormeling aangepast. I

I Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de I

I aflegmiddelen ingericht voor het in hoofdzaak synchroon met I

I 15 de uitstootbeweging van vortnbaJcken verplaatsen van de I

I betreffende droogplaten. De droogplaten moeten tijdens de I

I uitstootbeweging mee bewegen met de vormbakken om na vallen I

I te voorkomen. I

I Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een I

I 20 inrichting verschaft voor het vervaardigen van vormelingen I

I

I uit klei, omvattende: I

I - een rondgaande, vormbakken dragende transporteur; I

I - een boven de transporteur aangebracht klei I

I reservoir; I

I 25 - middelen voor het uit het reservoir in de I

I vormbakken brengen van klei; I

I - middelen voor het aandrukken en af strijken van klei I

I in de vormbakken; I

I - middelen voor het af voeren van uit de vormbakken I

I 30 geloste vormelingen en middelen voor het aanvoeren en I

I plaatsen van droogplaten voor de vormelingen; I

I - aan de transporteur aangebrachte beweegbare I

I uitstoters, I

I 10255 2. ‘ · _ I

7 waarbij in een eerste toepassing aan de rij uitstoters een uitstootplaat kan worden aangebracht, aan welke uitstootplaat een van een of meer vormholtes voorziene vormbak zodanig koppelbaar is dat de vormbak met de 5 uitstoters meebeweegt en waarbij in een andere toepassing aan de uitstoters afzonderlijke bodems kunnen worden aangebracht en een van een of meer vormholtes voorziene vormbak zodanig is uitgevoerd, dat de bodems in de vormholtes beweegbaar zijn.

10 Volgens dit aspect van de uitvinding wordt een inrichting verschaft die zowel geschikt is voor het vervaardigen van grote series vormelingen met behulp van beweegbare bodems voorziene vormbakken alsook geschikt is voor het vervaardigen van relatief kleine series vormelingen 15 bij gebruik van met de uitstoters meebewegende vormbakken. Opgemerkt wordt dat een enkele transporteur tegelijkertijd voorzien kan zijn van zowel de bovengenoemde stationaire als de meebewegende vormbakken. In de praktijk zal echter meestal gekozen worden voor toepassing van hetzij de meebewegende 20 hetzij de stationaire vormbakken.

Tevens heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van de boven beschreven inrichting.

Verdere details, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van 25 de beschrijving van enige voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde tekeningen, waarin: - figuur 1 een schematisch, gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van een eerste voorkeursuitvoering 30 van de uitvinding toont; - figuur 2 in meer detail de voorkeursuitvoering van het vormbakelement toont; 1025525

- figuren 3 tot en met 5 een aantal doorsneden toont I

waarin het ontvormen van de vormbakken uiteengezet wordt; I

- figuur 6 een doorsnede toont van een vormbakelement I

in ontkoppelde toestand; I

5 - figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een I

voorkeursuitvoering toont, welke voorzien is van een I

trilmechanisme; en I

- figuren 8 tot en met 10 een aantal doorsneden toont I

waarin het ontvormen van de vormbakken volgens de tweede I

10 voorkeursuitvoering van de uitvinding uiteengezet wordt. I

De inrichting 1 voor het vervaardigen van de I

vormelingen voor de steenindustrie omvat een recht opgestelde I

kettingtransporteur 3, die een rondgaande beweging in de I

richting van de pijl Px uitvoert. Een dergelijke I

15 kettingtransporteur is op zich reeds bekend en wordt I

bijvoorbeeld beschreven in EP-A-0 917 938 van Aanvraagster, I

de inhoud waarvan door verwijzing als ingelast kan worden I

beschouwd.

De ketting van de transporteur wordt gevormd door een

20 aantal aaneengeschakelde vormbakelementen 4, die elk voorzien I

zijn van een aantal (zestien in de uitvoering van figuur 1) I

vormbakken 14. Boven de vormbakken 4 is een reservoir 5 voor I

klei geplaatst dat voortdurend in beweging wordt gehouden I

door een roerder 6 welke aangedreven wordt door een I

25 elektromotor 7. Klei wordt aan het reservoir 5 toegevoegd I

door een rondgaande transporteur 8. Vanuit het reservoir 5 I

wordt de klei in de vormbakken gebracht en vervolgens door de I

aandrukinrichting 9, die zwenkbaar is rond as 10, aangedrukt.

Tevens wordt met behulp van de niet-getekende middelen het I

30 teveel aan klei afgestreken. De inrichting 11 brengt I

droogplaten 12 op een vormbakdeel aan zodanig dat, in de I

zogenaamde ontvormfase na het keren van het vormbakdeel, de I

102552._I

9 vormelingen 13 op de platen komen te liggen, nadat ze uit de vormbakken 14 zijn gelost.

Figuur 2 toont een tweedelige uitvoeringsvorm van het vormbakelement 4 volgens de uitvinding. Het eerste deel 4A 5 omvat een aantal losse vormbakken 14, terwijl het tweede deel 4B wordt gevormd door een kettingdeel 15 van de kettingtransporteur 13. Het kettingdeel 15 is hierbij voorzien van een uitstootmechanisme, zoals verderop wordt uiteengezet.

10 Het kettingdeel 15 van kettingtransporteur 3 omvat oren 18 en 19 die dienst doen als schalmen van de transporteur. Aan het kettingdeel 15 zijn verschillende uitstoters 24 in een rij aangebracht. Een verplaatsbare uitstootplaat 23, die aan de uitstoters 24 is bevestigd, 15 wordt aangedreven door de uitstoters 24. Deze staan onder voorspanning van veren 25 welke de uitstoters zodanig centreren dat geen aparte geleiding in het kettingdeel 15 noodzakelijk is. Door verplaatsing van een element 20 worden de uitstoters 24 bediend bij het lossen van de vormelingen.

20 Het element 20 wordt op zijn beurt verplaatst door een niet-getekende, op zichzelf staande, aandrijfinrichting.

Het deel 15 met uitstootplaat 23 is door middel van bouten aan het kettingdeel bevestigd en kan snel worden afgenomen en worden vervangen door een complete stalen 25 vormbak met beweegbare uitstootbodems.

De uitstoters 24 zorgen ervoor dat de verplaatsbare uitstootplaat 23 op en neer (pijl P2) verplaatst wordt. In de uit EP-A-0 917 938 bekende inrichting drukken de respectievelijke uitstootbodems in één uitstootbeweging de 30 klei uit de respectievelijke vormholtes van de vormbakken, waarbij de vormbakken zelf stationair ten opzichte van de kettingtransporteur blijven. Volgens de in figuur 2 weergegeven voorkeursuitvoering van de uitvinding worden 1025525

I

I 10

I echter losse vormbakken 14, of een uit één stuk gevormde en I

I van een aantal vormholtes voorziene vormbak, vastgekoppeld I

I aan een enkele beweegbare uitstootplaat 23. Door de vaste I

bevestiging zullen de vormbakken 14 meebewegen met de I

5 verplaatsing van de beweegbare uitstootplaat 23. De I

I vormbakken 14 zijn hiermee niet meer stationair ten opzichte I

van de kettingtransporteur, maar kunnen door verplaatsing van I

I de beweegbare uitstootplaat worden bewogen. I

I De verplaatsing van de vormbakken is in meer detail I

I 10 weergegeven in figuren 3 tot en met 5. Deze figuren tonen I

I doorsnedes; waarbij telkens aan de linkerzijde van de I

I tekening (links ten opzichte van de streep-stippellijn) een I

I uitvoering getoond is die geschikt is voor vervaardiging van I

I een relatief grote vormeling v', terwijl aan de rechterzijde I

I 15 van de tekening telkens een uitvoering is weergegeven die I

I geschikt is voor vervaardiging van een relatief kleine I

vormeling v. De werking van beide uitvoeringen is voor het I

I overige geheel identiek. I

I Figuur 3 toont een vormbak 14 die bestaat uit I

I 20 opstaande wanden 16 en een bevestigingsdeel 17. Tevens is een I

I afstandhouder 41 of 41' voorzien, waaraan respectievelijk een I

I bodem 42 of 42' is bevestigd. Het afstandstuk 41 in het I

rechtèrdeel van figuur 3 is groter dan het afstanddeel 41' I

I dat is weergegeven in het linkerdeel van de figuur. Dit I

I 25 betekent dat de in het rechter deel van figuur 3 weergegeven I

uitvoering de bodem 42 zodanig ten opzichte van de opstaande I

I wanden 16 is gepositioneerd dat er relatief ondiepe holte I

I ontstaat voor het vervaardigen van stenen, terwijl in de in I

I het linker deel van het figuur weergegeven uitvoering de I

I 30 bodem 42' zodanig gepositioneerd is, dat een relatief grote I

I holte ontstaat waarmee derhalve relatief grote stenen zijn te I

I vervaardigen. I

I 1025525’ 11

In figuur 3 is de situatie weergegeven waarbij de beweegbare uitstootplaat zich in zijn uitgangspositie bevindt, waarbij de open zijde van de vormbak 14 is afgeschermd door middel van een van de eerder genoemde 5 droogplaten 12. De droogplaat 12 zorgt ervoor dat de klei in de holte van de vormbak 14 wordt vastgehouden.

In figuur 4 is de eindtoestand weergegeven waarbij de beweegbare uitstootplaat in de richting van pijl P3 naar beneden is verplaatst. Tijdens deze verplaatsing wordt een 10 dynamische kracht uitgeoefend op de vormelingen en de vormbak 14. Deze dynamische kracht zorgt ervoor dat de vormeling beter uit de vormbak 14 gelost wordt dan het geval zou zijn wanneer de vormeling alleen onder invloed van de zwaartekracht gelost moet worden. De situatie waarin de 15 vormeling v,v' gelost is, is weergegeven in figuur 5. Daarbij rust de geloste vormeling op de droogplaat en kan vervolgens afgevoerd worden, bijvoorbeeld naar een drogerij waar de vormeling een droogproces ondergaat. Na de vormeling gelost te hebben, brengt de uitstoter 24 de beweegbare uitstootplaat 20 (koppelelement) 23 weer terug naar de in figuur 3 weergegeven uitgangsstand.

Door de bovengenoemde dynamische kracht die wordt uitgeoefend op de vormelingen als gevolg van de verplaatsing van de vorm van de gehele vormbak 14, ontstaat er een betere 25 ontvorming ten opzichte van ontvorming uit vormbakken waarbij de vormelingen alleen door middel van de zwaartekracht uit de vormbak moeten zakken. Indien de ontvorming nog niet geheel voldoende is, kan het nodig zijn aanvullende maatregelen te nemen om het ontvormproces te bevorderen.

30 In figuren 1 en 7 is daartoe een verdere voorkeursuitvoering weergegeven, waarin op het vormbakelement 4 een trilmechanisme 32 aangrijpt. In de getoonde voorkeursuitvoering omvat het trilmechanisme 32 een frame 33 1 02552 o

12 I

dat vormbakdeel 4 overspant. Aan weerszijden is frame 33 I

voorzien van aanslagorganen 34, die zich ter plaatse van de I

zijwanden van het vormbakdeel bevinden. De afstand tussen de I

aanslagorganen 34 is groter dan de lengte van het I

5 vormbakdeel. Door middel van aandrijving 36 is het frame 33 I

heen en weer beweegbaar. Bij voorkeur staat de bewegingsrichting P4 van frame 33 in hoofdzaak dwars op de

transportrichting van de transporteur, zoals aangeduid I

middels pijl P4. Door herhaaldelijke beweging van frame 33 I

10 slaan de aanslagorganen 34 beurtelings tegen de zijwanden 35 I

van het vormbakdeel 4, dat op dat moment wordt overspannen I

door frame 33. Ten gevolge hiervan wordt het betreffende I

vormbakdeel als het ware heen en weer geschud, waardoor ook I

de vormelingen in de vormholtes 14 heen en weer worden I

15 geschud. Dit zorgt voor een betere ontvorming van de I

vorme1ingen. I

Overigens is in figuur 7 weergegeven dat het I

trilmechanisme zich bevindt op een positie van de I

transporteur waarin de open zijde van de vormbakken naar I

20 boven toe gericht zijn. Alhoewel het schudden ook in deze I

uitvoering ervoor zorgt dat de vormelingen losser in de I

vormholtes komen te liggen zodat latere ontvorming wordt I

verbeterd, is in een andere voorkeursuitvoeringsvorm het I

trilmechanisme 32 zodanig opgesteld, dat het trillen I

25 geschiedt tijdens het ontvormingsproces zelf. Het

trilmechanisme 32 is daarbij opgesteld op de positie waarin I

de vormbakken naar beneden zijn gericht. I

Het trilmechanisme 32 zorgt er derhalve voor dat I

vóór, tijdens en/of na het in figuren 3 tot en met 5 I

30 weergegeven verplaatsingsproces van de vormbakken 14 de I

vormbakken 14 tevens een aanvullende verplaatsing in een I

richting loodrecht daarop ondervinden (pijl P4), waardoor het I

ontvormproces van de vormelingen uit de vormbak 14 verder I

1025525' | 13 wordt bevorderd. Voor een verdere beschrijving van een uitvoering van het trilmechanisme wordt verwezen naar EP 1 000 000 B van onderhavige aanvraagster, de inhoud waarvan als hierin ingelast dient te worden beschouwd.

5 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de vormbakken 14 vervaardigd van kunststof, bijvoorbeeld polyetheen (PE), zoals onder de handelsnaam "Hakorit"(leverancier Kors Kunststoffen B.V.) leverbaar is. Dergelijke kunststof vormbakken hebben een relatief laag 10 gewicht, zodat er relatief lage constructieve eisen behoeven te worden gesteld aan het toegepaste uitstootmechanisme.

In figuur 6 is de toestand weergegeven waarbij de vormbak 14 verwijderd is van de uitstootplaat 23. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het verbindingsstuk 17 van de 15 vormbak 14 voorzien van uitsparingen 30 die aangrijpen op corresponderende uitsteeksels 31 aan de uitstootplaat 23. De vorm van de uitstootplaat en het verbindingsstuk definiëren hiermee een zogenaamde zwaluwstaartverbinding, waardoor een vormbak eenvoudig, snel, en door middel van slechts een 20 enkele schuifbeweging aan het uitstootmechaniscme kan worden gekoppeld of van het uitstootmechanisme worden losgekoppeld. Dit maakt een snelle en eenvoudige verwisseling van de vormbakken 14, bijvoorbeeld voor de vervaardiging van verschillende formaten bakstenen, mogelijk.

25 Figuren 8-10 tonen een andere voorkeursuitvoering van de uitvinding, waarin de vormbakken onder invloed van de zwaartekracht naar beneden kunnen bewegen. Weergegeven is een vormbak 44 die bestaat uit opstaande wanden 46, waaraan een of meer afstandhouders 41,41' zijn bevestigd. Aan de 30 afstandhouders 41,41' is een bodem 42 of 42' bevestigd. Het afstandstuk 41 in het rechterdeel van figuur 7 is groter dan het afstanddeel 41' dat is weergegeven in het linkerdeel van de figuur. Dit betekent dat de in het rechter deel van figuur 1025525

14 I

7 weergegeven uitvoering de bodem 42 zodanig ten opzichte van I

de opstaande wanden 16 is gepositioneerd dat er relatief I

ondiepe holte ontstaat voor het vervaardigen van stenen, I

terwijl in de in het linker deel van het figuur weergegeven I

5 uitvoering de bodem 42' zodanig gepositioneerd is, dat een I

relatief grote holte ontstaat waarmee derhalve relatief grote I

stenen zijn te vervaardigen. I

De vormbak 44 is aangebracht aan een stalen houder 43 I

die aan de transporteur is bevestigd. De opstaande wanden 50 I

10 van de houder 43 zijn aan hun uiteinden voorzien van een of I

meer uitstekend delen 45. De onderlinge afstand tussen de I

opstaande wanden 50 is groter dan de afstand tussen de I

opstaande wanden 46 van de vormbak 44, zodat de vormbak 44 I

tussen de wanden 50 geleidbaar is. De wanden 50 zijn I

15 bovendien zodanig van vorm, dat ze aan hun uiteinden voorzien I

zijn van een bovenste uitstekend deel 51 en een onderste I

uitstekend deel 47. . I

In figuur 8 is de situatie weergegeven waarbij de

vormbak 44 zich in zijn uitgangspositie bevindt, waarbij de I

20 open zijde van de vormbak 44 is af geschermd door middel van I

een van de eerder genoemde droogplaten 12. De droogplaat 12 I

zorgt ervoor dat de klei in de holte van de vormbak 44 wordt I

vast gehouden. I

In figuur 9 is de eindtoestand weergegeven waarbij de I

25 vormbak 44 onder invloed van de zwaartekracht in de richting I

van pijl P5 naar beneden is verplaatst. Een corresponderende I

verplaatsing wordt door de droogplaat 12 uitgevoerd. De I

verplaatsing van de vormbak 44 wordt beperkt doordat het I

uitstekend deel 51 van de vormbak 44 terechtkomt op het I

30 uitsteeksel 45 van de houder 43. Doordat het uitsteeksel 45 I

als aanslag fungeert, wordt de neerwaartse beweging van de I

vormbak 44 abrupt gestopt. Als gevolg van de traagheid van de

klei in de vormbak wordt een zodanige dynamische kracht op de I

1025525_I

15 klei uitgeoefend, dat de vormeling met hoge zekerheid uit de vormbak 14 gelost wordt. De situatie waarin de vormeling v,v' gelost is, is weergegeven in figuur 10. Daarbij rust de geloste vormeling op de droogplaat 12 en kan vervolgens 5 afgevoerd worden, bijvoorbeeld naar een drogerij waar de vormeling een droogproces ondergaat. Na de vormeling gelost te hebben, brengt een niet weergegeven mechanisme de vormbak 44 weer terug naar de in figuur 8 weergegeven uitgangestand.

In andere, niet-weergegeven voorkeursuitvoeringen van 10 de uitvinding is de uitvoering waarin de vormbakken onder invloed van de zwaartekracht naar beneden vallen gecombineerd met een trilmechanisme, zoals eerder in verband met figuren 1 en 7 beschreven is. In nog andere, niet-weergegeven uitvoeringen zijn bovendien de uitvoeringen van figuren 3-6 15 en 8-10 gecombineerd. In deze gecombineerde uitvoering worden de vormbakken door uitstoters verplaatst totdat deze terechtkomen op een aanslag, zodat een zeer abrupte vertraging van de vormbakken optreedt.

De gevraagde rechten worden niet bepaald door de 20 hierboven beschreven voorkeursuitvoeringsvormen van de ^ uitvinding. De rechten worden veeleer bepaald door navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn. Er zijn bijvoorbeeld uitvoeringen denkbaar waarbij de vormbakken aan een speciaal voor toepassing van 25 lichte en meebewegende vormbakken ingerichte kettingtransporteur zijn aangebracht. Voor de uitstoot- en/of trilbeweging kunnen bovendien vele alternatieve, binnen het bereik van de vakman liggende, constructies worden toegepast.

1025525

Claims

1. Inrichting voor het vervaardigen van vormelingen I 5 uit klei voor de steenindustrie, omvattende: I - een vormbakken dragende rondgaande transporteur voor I het transporteren van de vormbakken; I - kleiaanbrengmiddelen voor het aanbrengen van klei in I vormbakken; I 10. middelen voor het met droogplaten afdekken van de open I zijde van de vormbakken, I - aan de transporteur gekoppelde houders waaraan de I vormbakken zijn aangebracht; I waarbij de vormbakken verplaatsbaar ten opzichte van de I 15 transporteur zijn aangebracht om in de ontvormfase waarin de I open zijde van de vormbakken in hoofdzaak neerwaarts zijn I gericht de vormbakken neerwaarts te verplaatsen en waarin de I houders zijn ingericht voor het abrupt stoppen van de I neerwaartse verplaatsing voor het daarmee lossen van de in de I 20 vormbakken aanwezige vormelingen tot op de bijbehorende I droogplaat. I

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de houders zijn uitgevoerd om de vormbakken daarin te geleiden om in de ontvormfase de houders te laten vallen en waarbij de houders I 25 ten minste een aanslag omvatten voor het abrupt remmen van de I valbeweging van de houders voor het daarmee uitstoten van de I in de vormbakken aanwezige vormelingen tot op de bijbehorende I droogplaat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de I 30 houders ten opzichte van de transporteur beweegbare I uitstoters omvatten, aan welke uitstoters de vormbakken I koppelbaar zijn, waarbij de uitstoters zijn ingericht voor I het tijdens de ontvormfase verplaatsen van de daaraan 1025525 I gekoppelde vormbakken en het uitstoten van de in de vorrobakken aanwezige vormelingen tot op de bijbehorende droogplaat.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 waarbij de vormbakken zijn vervaardigd van kunststof.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de uitstoters zijn ingericht voor het tijdens de ontvormfase naar buiten en naar binnen toe stoten van de daaraan gekoppelde vormbakken.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een op de vormbakken en/of de transporteur aangrijpend trilmechanisme voor het tijdens de ontvormfase zijwaarts doen trillen van de vormbakken.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 15 3-6, waarbij de vormbakken losneembaar aan de uitstoters zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een vormbak omvat: - opstaande wanden, die een of meer vormholtes 20 definiëren; - een aan de wanden bevestigbaar koppelelement, waarbij het koppelelement aan een of meer van de uitstoters koppelbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het 25 koppelelement een van uitsparingen in de beide langsranden voorziene koppelplaat (23) omvat.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 3-9, waarbij per uitstoter een afzonderlijk koppelelement en een afzonderlijke vormbak is bevestigd.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 3-9, waarbij aan de gehele rij uitstoters een enkel koppelelement is bevestigd. 1025525

12- Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het koppelelement met bouten aan de transporteur I bevestigd. I

13. Inrichting volgens een der conclusies 6-10, I 5 waarbij een uit stoter en het koppelelement zijn gevormd voor I het verschaffen van een zwaluwstaartkoppeling daartussen. I

14. Inrichting volgens een der conclusies 8-13, I waarbij de vormbak tevens een of meer in de vormholtes aan te I brengen bodems omvat, waarbij tussen het koppelelement en de I 10 bodems afstandhouders zijn voorzien. I

15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de door I de afetandhouder verschafte afstand tussen het koppelelement I en de bodem instelbaar is op de gewenste afmetingen van de I met de vormbak te vervaardigen vormelingen. I

16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, I waarbij de aflegmiddelen zijn ingericht voor het in hoofdzaak I synchroon met de uitstootbeweging van vormbakken verplaatsen I van de betreffende droogplaat of droogplaten. I

16 I CONCLUSIES I

17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, I 20 waarbij de transporteur is vervaardigd van staal. I

18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, I waarbij de transporteur een kettingtransporteur is, waarin de I ketting wordt gevormd door een aantal opeenvolgende, scharnierend aan elkaar bevestigde en de vormbakken en I 25 uitstoters dragende vormbakelementen. I

18 I

19. Inrichting voor het vervaardigen van vormelingen I uit klei, omvattende: I - een rondgaande, vormbakken dragende transporteur; I - een boven de transporteur aangebracht klei I 30 reservoir; I - middelen voor het uit het reservoir in de I vormbakken brengen van klei; I 1025525 I - middelen voor het aandrukken en afstrijken van klei in de vormbakken; - middelen voor het afvoeren van uit de vormbakken geloste vormelingen en middelen voor het aanvoeren en 5 plaatsen van droogplaten voor de vormelingen; - aan de transporteur aangebrachte beweegbare uitstoters, waarbij in een eerste toepassing aan de rij uitstoters een uitstootplaat kan worden aangebracht, aan 10 welke uitstootplaat een van een of meer vormholtes voorziene vormbak zodanig koppelbaar is dat de vormbak met de uitstoters meebeweegt en waarbij in een andere toepassing aan de uitstoters afzonderlijke bodems kunnen worden aangebracht en een van een of meer vormholtes voorziene vormbak zodanig 15 is uitgevoerd, dat de bodems in de vormholtes beweegbaar zijn.

20. Inrichting volgens conclusie 19 en ten minste een van de conclusies 1-18.

21. Gebruik van de inrichting volgens een der 20 voorgaande conclusies. 1025525