NL1023775C2 - Groeiblok met zijuitsparingen. - Google Patents

Description

%

Korte aanduiding: Groeiblok met zijuitsparingen

De uitvinding heeft betrekking op een groeiblok volgens de 5 aanhef van conclusie 1.

Een groeiblok van deze soort is bekend uit US-5,035,080 en heeft, zoals de naam al zegt, in hoofdzaak de vorm van een parallellipipidum. Een dergelijk bekend groeiblok bestaat vaak uit steenwol en de opstaande zijden ervan zijn door een kunststof folie 10 omwikkeld. De folie gaat ongewilde uitdroging van een dergelijk groeiblok tegen. Tijdens een opkweekfase worden de groeiblokken met daarin jonge planten vaak op een betonnen vloer geplaatst en door middel van een eb/vloedsysteem van water en voedingsstoffen voorzien. Tijdens de opkweekfase zullen de planten groeien en zullen 15 zij een of meer keer verder uiteen geplaatst moeten worden. Het is gewenst het verder uiteen zetten machinaal te doen. Het is bekend daartoe rijen groeiblokken, die op kruispunten van een rechthoekig raster opgesteld zijn, tot een groep naar elkaar te schuiven, vervolgens als groep te heffen, naar een andere locatie te 20 transporteren en dan neer te zetten en wijder dan voorheen te * verspreiden. Een daarvoor geschikte, bekende inrichting is zeer ingewikkeld en duur.

Tijdens het opkweken ontwikkelt de plant een wortelstelsel dat zich via de onderzijde van het groeiblok onder het groeiblok en over 25 de opkweekvloer kan uitstrekken. Het is van groot belang het wortelstelsel tijdens alle behandelingen die met het groeiblok gedaan worden zo goed mogelijk in stand te houden. Na de opkweekfase plaatst een tuinder, die eindgebruiker is, het groeiblok met daarin de plant op een bevloeiingssubstraat, zoals een ingehulde 30 steenwolmat. Naarmate het wortelstelsel dan meer volgroeid en minder beschadigd is zal het wortelstelsel zich beter in het substraat ontwikkelen en zal sneller een gewilde sterke plant verkregen kunnen worden.

Het gebruik van de bekende inrichting voor het van een vloer 35 opnemen van groeiblokken heeft als bezwaar dat tijdens het naar elkaar schuiven van rijen groeiblokken wortelstelsels van daarin 1023775 I - 2 - H aanwezige planten beschadigd kunnen worden. Naarmate het vaker I gewenst is de planten wijder te zetten kan de cumulatief ontstane I beschadiging van de wortelstelsels onaanvaardbaar worden.

I Verder heeft de bekende inrichting als bezwaar dat het niet I 5 mogelijk is de groeiblokken op een geschikte werkhoogte, I bijvoorbeeld 70 cm, te brengen terwijl de groeiblokken zich op H afstand van elkaar bevinden om tijdens werkzaamheden aan de planten beschadiging van het gewas te voorkomen.

De uitvinding beoogt de genoemde bezwaren op te heffen.

10 Daartoe verschaft de uitvinding een groeiblok volgens conclusie I 1. Een dergelijk groeiblok maakt het gebruik van een eenvoudige I inrichting voor het een of meer keren wijder uiteen zetten van I dergelijke groeiblokken mogelijk. De inrichting kan bijvoorbeeld een vork omvatten die een aantal paren evenwijdige tanden heeft waarbij 15 elk paar tanden geschikt is voor het in de uitsparingen van de opstaande zijden van de groeiblokken dragen van groeiblokken.

Doordat de groeiblokken op elke hoogte wijd gehouden kunnen worden kan personeel gemakkelijker werkzaamheden aan de planten verrichten.

Er wordt opgemerkt dat inrichting als hiervoor genoemd met een 20 vork op zich bekend is voor gebruik voor vulbare potten die een naar beneden convergerende stijve wand hebben.

Uit US-3,877,172 is een langwerpig, geprofileerd substraat bestaande uit geschuimde kunststof bekend met, dwars op de lengterichting van het substraat, een doorsnede die de vorm heeft 25 van een gelijkbenig trapezium met een smallere bovenzijde dan een daaraan evenwijdige onderzijde. De onderzijde en de twee zijvlakken van het substraat zijn voorzien van groeven die zich in de lengterichting van het substraat uitstrekken. Om het geschuimde kunststof materiaal is in de lengterichting van het substraat een in 30 hoofdzaak luchtdichte krimpfolie aangebracht, zodanig dat de groeven en de folie kanalen vormen die van en naar de uiteinden van het substraat voor beluchting van het geschuimde materiaal dienen. De groeven zijn relatief ondiep en de daarmee gevormde kanalen hebben een te kleine doorsnede om met een praktische snelheid een 35 langwerpig draagorgaan, zoals een tand'van een vork, in te steken en nog minder wanneer meerdere van dergelijke substraten het draagorgaan moeten ontvangen om daarna samen opgetild te worden. Bij gebruik van groeiblokken volgens de uitvinding kunnen gebruikte I 1023775 - 3 - langwerpige draagorganen een grotere doorsnede hebben dan de doorsnede van uitsparingen waarin zijn gestoken moeten kunnen worden. Dit vereenvoudigt de constructie van een met dergelijke draagorganen voorziene inrichting, in het bijzonder voor het 5 verkrijgen en behouden van een voldoende stijfheid van de draagorganen. De uitsparingen van het groeiblok volgens de uitvinding staan bovendien toe dat langwerpige draagorganen in een richting dwars op de lengterichting van de draagorganen in en uit de uitsparingen van het blok bewogen worden. Een dergelijke uitvoering 10 is gunstig wanneer een rij van met een paar langwerpige draagorganen van de inrichting op te pakken groeiblokken zich niet precies op één lijn bevinden.

Andere eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna in combinatie met de bijgevoegde 15 tekeningen volgende toelichting van uitvoeringsvormen van het groeiblok volgens de uitvinding. In de tekeningen tonen:

Fig. 1 in perspectief een aanzicht van een bekend groeiblok;

Fig. 2 in perspectief een eerste uitvoeringsvorm van een groeiblok volgens de uitvinding; 20 Fig. 3 in perspectief een tweede uitvoeringsvorm van een groeiblok volgens de uitvinding;

Fig. 4 een bovenaanzicht van een aantal verspreid op een vloer geplaatste groeiblokken volgens de uitvinding;

Fig. 5 een aanzicht als van fig. 4 maar met verder uiteen 25 geplaatste groeiblokken; en

Fig. 6 een aanzicht als van fig. 5 maar waarbij de groeiblokken van rij naar rij versprongen geplaatst zijn.

Fig. 1 toont een bekend groeiblok 11 dat een onderzijde 12, vier opstaande zijden 13 en een bovenzijde 15 heeft. Vanaf de 30 bovenzijde 15 is een langwerpig gat 16 aangebracht dat geschikt is voor het daarin plaatsen van een jonge plant (niet getoond). Het groeiblok bestaat bijvoorbeeld uit steenwol en de opstaande zijden 13 kunnen omwikkeld zijn door een kunststof folie (niet getoond).

Het groeiblok kan via de onderzijde 12 water en daarin opgeloste 35 voedingsstoffen opnemen. In de loop der tijd kan een in het groeiblok geplaatste plant een wortelstelsel ontwikkelen dat zich via de onderzijde 12 over de vloer, of na een opkweekfase een substraat, waarop het blok geplaatst is uitbreidt.

f1023775 I ’ - 4 - I Fig. 2 toont een eerste uitvoeringsvorm 21 van een groeiblok I volgens de uitvinding dat van het in fig. 1 getoonde bekende I groeiblok 11 verschilt door andere opstaande zijden 23 en 24. In een H paar tegenoverliggende opstaande zijden 23 zijn over de gehele I 5 horizontale afmeting ervan uitsparingen 27 aangebracht waarvan bovenste begrenzingen zich nabij of boven de halve hoogte van het I blok 11 bevinden. Een aanzicht van het andere paar tegenoverliggende I opstaande zijden 24 heeft dan een I-vorm (I met schreef).

Fig. 3 toont een tweede uitvoeringsvorm 31 van een groeiblok 10 volgens de uitvinding dat van het in fig. 1 getoonde bekende groeiblok 11 verschilt door andere opstaande zijden 33 en 34. In een paar tegenoverliggende opstaande zijden 33 zijn over de gehele horizontale afmeting ervan uitsparingen 37 aangebracht die zich naar beneden tot aan de onderzijde 32 van het groeiblok 31 uitstrekken.

15 Een aanzicht van het andere paar tegenoverliggende opstaande zijden I 34 heeft dan een T-vorm.

De uitsparingen 27 en 37 van de respectieve groeiblokken 21 en 31 zijn geschikt om in de lengterichting ervan horizontale tanden van een vork van een verwerkingsinrichting (niet getoond) te steken 20 waardoor de tanden de respectieve groeiblokken 21 en 31 kunnen dragen.

Wanneer de groeiblokken 21, 31 uit steenwol bestaan kunnen de respectieve uitsparingen 27 en 37 eenvoudig door frezen aangebracht worden.

25 De bredere basis van het groeiblok 21, ten opzichte van de afstand tussen de tegenoverliggende uitsparingen 27 en 37 van de respectieve groeiblokken 21 en 31, is gunstiger voor de ontwikkeling van het wortelstelsel van een in het groeiblok geplaatste plant.

Fig. 4 toont een bovenaanzicht van een aantal op kruispunten 30 van een rechthoekig rooster gerangschikte groeiblokken 41 die elk een groeiblok 21 of 31 volgens de respectieve fig. 2 en 3 met uitsparingen 47, overeenkomend met de respectieve uitsparingen 27 en 37, voorstellen. Groeiblokken 41 van een rij in een eerste richting hebben een onderlinge eerste afstand 48. Groeiblokken 41 van een rij

35 in een tweede richting die loodrecht op de eerste richting is hebben I

een onderlinge tweede afstand 49. De eerste afstand 48 kan verschillend zijn van de tweede afstand 49.

' inoo77R

- 5 -

Wanneer het gewenst is de groeiblokken machinaal, zoals met gebruik van een hiervoor genoemde inrichting, verder uiteen te zetten worden de groeiblokken groepsgewijs opgepakt door het in de uitsparingen 47 steken en vervolgens heffen van tanden van een vork 5 van de inrichting. Gelet op de afmetingen van de uitsparingen 27 van het groeiblok 21 zal het insteken van de tanden voor het groeiblok 31 minder nauwkeurig hoeven te gebeuren en zal daardoor sneller gedaan kunnen worden. Na transport naar een andere locatie voor de vastgepakte groep groeiblokken 41 wordt de vork in een licht 10 hellende stand neergelaten totdat een voorste rij groeiblokken de grond raakt. Vervolgens rijdt de inrichting achterwaarts en verkleint ondertussen geleidelijk de hellingshoek van de vork. Hierdoor worden dwars op de rijrichting van de inrichting uitgerichte rijen groeiblokken 41 successievelijk op de grond 15 geplaatst. De afstand 48 tussen de groeiblokken 41 van deze rijen blijft gelijk. Daarbij kan, zoals getoond in fig. 5, de oorspronkelijke afstand 49 tussen groeiblokken 41 in de rijrichting van de inrichting gewijzigd worden naar een afstand 50 waarvan de grootte afhankelijk gemaakt kan worden van de achterwaartse 20 rijsnelheid van de inrichting en van de snelheid waarmee de hellingshoek van de vork veranderd wordt. Wanneer met het verkleinen van een hellingshoek van verschillende paren tanden met daartussen gedragen groeiblokken 41 op verschillende tijdstippen begonnen wordt kan, zoals getoond in fig. 6, een spreiding met bijvoorbeeld om en 25 om versprongen rijen groeiblokken 41 verkregen worden, wat gunstig is voor het per plant verkrijgen van een rondom gelijkmatig gewas.

Uit de bovenstaande toelichting van uitvoeringsvormen van het groeiblok volgens de uitvinding zal duidelijk zijn dat door een eenvoudige en goedkope wijziging van een bekend type groeiblok een 30 eenvoudige inrichting gebruikt kan worden voor het verwerken, waaronder het transporteren, van telkens een groep groeiblokken waarbij beschadiging van wortelstelsels en gewas van in de groeiblokken groeiende planten in hoge mate voorkomen wordt.

Binnen de door de bijgevoegde conclusies bepaalde omvang van de 35 uitvinding zijn diverse variaties mogelijk.

Het is bijvoorbeeld mogelijk de uitsparingen 27, 37 aan alle respectieve opstaande zijden 23, 24 en 33, 34 aan te brengen.

102 377 5 I - 6 - I Hierdoor hoeft men er niet op te letten of een of meer groeiblokken I om een verticale as over 90° gedraaid zijn.

I Bij voorkeur bevinden bovenzijden van de uitsparingen 27 of 37, I al of niet aan alle opstaande zijden 23, 24 en 33, 34, zich op 5 gelijke hoogten. Hierdoor kan de vork van de genoemde verwerkingsinrichting eenvoudig uitgevoerd worden.

Bij voorkeur is een folie (niet getoond) van kunststof zodanig om de opstaande zijden 23, 24, 33, 34 gewikkeld dat de folie de vorm van de uitsparingen 27, 37 in hoofdzaak in stand houdt. Ten opzichte 10 van een folie die over de gehele hoogte van het groeiblok vlak is geeft dat het voordeel dat de groeiblokken 21, 31, 41 gemakkelijk opgepakt kunnen worden. Een eenvoudige realisatie bestaat uit het gebruik van een krimpfolie over de gehele hoogte van het groeiblok.

Als alternatief kunnen de vlakke verticale gedeelten van de 15 opstaande zijden 23, 24, 33, 34 elk met een eigen strook folie omwikkeld worden. Hierdoor wordt de geometrie van de uitsparingen 27, 37 beter gehandhaafd.

I 102 3775

Claims (7)

1. Groeiblok (21, 31, 41) met een onderzijde (12, 32) en vier opstaande zijden (23, 24, 33, 34) en van een materiaal dat geschikt 5 is voor het daarin laten groeien van een plant, met het kenmerk, dat tenminste twee tegenoverliggende zijden (23, 33) van de opstaande zijden over een gehele horizontale afmeting ervan voorzien zijn van langwerpige uitsparingen (27, 37, 47), die geschikt zijn voor het in de langsrichting ervan opnemen van ten minste een gedeelte van een 10 langwerpig draagorgaan.

2. Groeiblok (21, 31, 41) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat alle opstaande zijden (23, 24, 33, 34) voorzien zijn van de uitsparingen (27, 37, 47). 15

3. Groeiblok (21, 31, 41) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de uitsparingen (27, 37, 47) op gelijke hoogte aangebracht zijn.

4. Groeiblok (31) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de uitsparingen (37) zich omhoog vanaf de onderzijde (32) uitstrekken.

5. Groeiblok (21, 31, 41) volgens een voorgaande conclusie, met 25 het kenmerk, dat de opstaande zijden (23, 24, 33, 34) bedekt zijn met een folie die de vorm van de uitsparingen (27, 37, 47) in hoofdzaak volgt.

6. Groeiblok (21, 31, 41) volgens een voorgaande conclusie, met 30 het kenmerk, dat de folie een krimpfolie is.

7. Groeiblok (21, 31, 41) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de folie verdeeld is in stroken die respectieve vlakke verticale gedeelten van de opstaande zijden (23, 24, 33, 34) 35 en van daarin aangebrachte uitsparingen (27, 37, 47) bedekken. 1023775