NL8502104A - Diepgetrokken kunststofhouder, in het bijzonder substraatbak, alsmede samenstel van dergelijke bakken, en een koppelstuk uit dit samenstel. - Google Patents

Description

* -,,1(1,'JN

855083/M/vL

-1-

Korte aanduiding: Diepgetrokken kunststofhouder, in het bijzonder substraat-bak, alsmede samenstel van dergelijke bakken, en een koppelstuk uit dit samenstel

De uitvinding heeft betrekking op een diepgetrokken kunststofhouder, zoals tialtbak of -pot voorzien van een bodem en een opstaande omtreksrand. Dergelijke bakken of potten zijn in vele uitvoeringen bekend bijvoorbeeld vierkant, rond, rechthoekig of ovaal en vormen een belangrijk hulpmiddel 5 in de tuinbouw voor het kweken van planten voor het daarmede verkrijgen vein bloemen of vruchten. Aan de bekende houders kleeft echter een met de huidige kweekcultuur toenemend bezwaar van een wanverhouding tussen het bruikbare volume van de houder en het voor de betrokken teelt optimaal vereiste kweekvolume.

10 Een moeilijkheid voor het vinden van de juiste verhouding tussen de dimensies van de houder en het voor de beoogde planten optimale kweekvolume wordt gevormd door de minimaal vereiste diepte van de houder welke noodzakelijk is voor de wortelvorming van de plant. Derhalve kam een vermindering vam het volume van de bak niet worden gevonden in een verkleining van de 15 hoogte van de bak op grond van de voor elke plant vereiste diepte van de teeltgrond c.q. substraat.

De uitvinding beoogt een houder te verschaffen die een vermindering van het kweekvolume mogelijk maakt, ondamks de hierboven aamgegeven beperking. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat een deel van 20 de bodem is uitgevoerd met tenminste een verhoging waarvam de bovenzijde onder het niveau van de omtreksrand ligt. Door deze maatregel kan elke gewenste volumevermindering van de houder c.q. teeltbaik of -pot verkregen worden zonder aantasting van de diepte van de houder. Tevens wordt hiermede een vergroting verkregen van de verhouding tussen het volume van de houder 25 en het wandoppervlak, hetgeen nuttig kan zijn met het oog op de warmteoverdracht tussen de atmosfeer en de inhoud (grond + wortels) van de houder.

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een houder zoals bak of pot waarbij de omtreksrand bovenwaarts divergerend is uitgevoerd.

30 Volgens de uitvinding is de (elke) verhoging bovenwaarts convergerend gevormd zodat een - in doorsnede - wigvormige ruimte binnen de houder aanwezig is. Deze vormgeving maakt een "nesten" van de houders mogelijk, hetgeen betekent dat ledige houders op elkaar kunnen worden gestapeld en daarbij - „» J! ff. f

Cs : £ V « _- .

¥ S

-2- in elkaar schuiven om zodoende een aanzienlijke volume verkleining tijdens transport en opslag mogelijk te maken.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding heeft de bovenkant van de (elke) verhoging een iets verzonken gedeelte.

5 Deze vormgeving is van belang voor de watervoorziening van ontkiemende planten, zulks met het oog op de eerste wortelvorming. Door toepassing van het iets verzonken gedeelte van de bovenkant van de verhoging kan een onbelemmerde watertoevoer plaatsvinden, waarbij het teveel aan water afstroomt naar lagere, al of niet met grond of substraat gevulde gedeelten van de 10 houder. Wanneer daarbij de zijwand van de (elke) verhoging is voorzien van een perforatie, kan daarmee een hoogte begrenzing van het watemiveau in de bak worden verkregen. Deze perforaties bevorderen ook een beluchting van de plantenwortels door het ontstaan van een luchtcirculatie.

In het bijzonder betreft de uitvinding een zogenaamde substraatbak 15 waarvan de omtreksrand rechthoekig is. Volgens de uitvinding zijn daarin een aantal onderling gelijke en evenwijdige verhogingen aanwezig, zodanig dat de vrij opvulbare inhoud van de bak met ongeveer 1/3 is verminderd.

Een dergelijke bak kan de basis vormen van een zeer compact gebruik van een kweekruimte (broeikas of soortgelijke werkplaats) wanneer dergelijke 20 bakken volgens aaneengesloten rijen in een. dergelijke ruimte worden opgesteld. De volume vermindering van elke bak veroorzaakt een belangrijke besparing aan substraat zoals steenwol of schuimvlokken, terwijl ook het gewicht van elke gevulde bak wordt verminderd. Voorts kan op de aangegeven wijze een vereenvoudiging van de watervoorziening worden bereikt en wordt 25 de warmtewisseling met de binnen de werkruimte aanwezige atmosfeer vergroot.

Ook de bodem van de substraatbak kan zijn voorzien van een verdiept gedeelte, zodanig dat de bak eveneens in omgekeerde stand bruikbaar is.

Dit schept de mogelijkheid de bak toe te passen met een inhoudsvermindering die bijvoorbeeld 35% of 65% bedraagt, afhankelijk van de stand waarin de 30 bak wordt gebruikt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een samenstel van substraat-bakken van het type zoals hiervoor beschreven waarbij de rand van tenminste een van de zijkanten van elke bak is voorzien van een verlenging en waarbij twee aangrenzende bakken met elkaar zijn verbonden door middel van een wig-35 vormig tussen beide bakken passend koppelstuk. Hiermede kan een aanzienlijk werkvlak worden samengesteld en een zeer efficiënt gebruik van de beschik- 33ö2104 * - ·~«ρ -3- bare werkvloer worden verkregen. Volgens een uitvoeringsvorm bedraagt de hoogte van elk koppelstuk een veelvoud van de diepte van een bak zodanig dat elke bak zich op werkniveau bevindt.

Het koppelstuk kan ook zodanig zijn uitgevoerd dat aan de brede onder-5 kant een of meer rolorganen zijn gelegerd voor samenwerking met een buis of stang. Door het plaatsen van deze buizen op een bepaalde hoogte, kan een rij gekoppelde bakken worden verreden en kan een nog intensiever gebruik van het beschikbare vloeroppervlak worden verkregen omdat elk vereist werk-pad tot stand kan worden gebracht door het op de juiste wijze heen en weer 10 schuiven van aangrenzende reeksen van substraatbakken.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een aantal uitvoeringsvormen toont van de houder c.q. van het daarmede te verkrijgen samenstel.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een ronde houder die een 15 substraatbak vormt overeenkomstig de conventionele bloempot.

Fig. 2 is eveneens een perspectivisch aanzicht van een rechthoekige substraatbak.

O

De Figs. 3A, 3B en 3C tonen een bovenaanzicht en twee onder 90 staande zijaanzichten van een substraatbak volgens het type uit fig. 2.

20 Fig. 4 is een doorsnede op vergrote schaal volgens een vlak IV-IV in fig. 2.

Fig. 5 is een omgekeerde bak in perspectief getekend.

Fig. 6 toont het samenstel van substraatbakken die reeksgewijs met elkaar zijn gekoppeld en zijwaarts verschuifbaar zijn.

25 Fig. 7 is een doorsnede over een koppelorgaan dat kan worden toegepast in het samenstel volgens fig. 6.

Fig. 8 is een koppelorgaan uitgevoerd als piloon.

Zoals het duidelijkst te zien in de fig. 1 en 2 kan de houder rechthoekig of rond en eventueel vierkant of elliptisch worden uitgevoerd en 30 bestaat deze uit een diepgetrokken kunststofhouder 1 voorzien van een bodem 2 en een opstaande omtreksrand 3. Een deel van de bodem 2 is uitgevoerd met tenminste een verhoging 4 waarvan de bovenzijde onder het niveau van de omtreksrand 3 ligt. Deze verhoging vormt een tegenprofiel waarmede geen vermindering van de diepte van de houder maar wel van het volume ervan wordt 35 verkregen.

De omtreksrand 3 is bovenwaarts divergerend uitgevoerd en de verhoging (en) is (zijn) bovenwaarts convergerend gevormd, zodat een - in door- 3502104 -4- * ν' snede - wigvormige ruimte binnen de houder 1 aanwezig is. In deze uitvoering zijn de aldus verkregen substraatbakken volledig nestbaar zodat transport en opslag geen problemen geeft. De hoek van divergentie en convergentie is ± 5 è. 7i°.

5 Zoals te zien in de fig. 3 en 4 is de bovenkant van elke verhoging 4 voorzien van een iets verdiept gedeelte 5. Aldus ontstaat de mogelijkheid op deze verhoging 4 een gootje te verwezenlijken waarop ontkiemende plantjes kunnen worden geplaatst. In het gootje of verdiepte gedeelte 5 kan water worden toegevoegd zodat wortel vorming kan optreden,· zie fig. 4.

10 In de zijwand van elke verhoging 4 kan een perforatie 6, bijvoorbeeld enkele gaten of spleten zijn aangebracht (zie fig. 7). Tijdens gebruik van de houder is de wigvormige ruimte meestal gevuld met grond of substraat bestaande uit steenwol of schuimvlokken, zie fig. 4. De perforaties 6 hebben een tweeledig doel nl. het toelaten van lucht in het substraat en het 15 afvoeren van water zodra dit boven de hoogte van de perforatie uitstijgt.

Aldus kan overtollig water afkomstig uit de gootjes 5 boven op de verhogingen 4 worden afgevoerd.

Naast het voordeel van de volumeverkleining van de houder 1 door toepassing van de verhogingen 4 (en de daarmee verkregen besparing aan sub-20 straat) treedt het bijkomend gunstige effekt op van een toename van het bo-demoppervlak, zodat een betere uitwisseling tussen het substraat enerzijds en de omringende atmosfeer anderzijds wordt verkregen.

Ook de bodem 2 kan zijn voorzien van een verdiept gedeelte 5 zodanig dat de bak eveneens in omgekeerde stand bruikbaar is. Dit is onder meer van 25 belang bij de tomatenteelt aangezien dan de eerste vier weken van de groei een zeer hoge EC op het substraat wordt gegeven om de trosvorming te bespoedigen. De planten worden daartoe op het verdiepte gedeelte 5 geplaatst en na afloop van de eerste periode van vier weken verplaatst naar het substraat in de wigvormige tussenruimte. Deze omgekeerde toepassing is te zien 30 in fig. 5 en maakt de bak bijzonder geschikt voor de tomatenteelt.

Fig. 6 toont een samenstel van substraatbakken bijvoorbeeld toe te passen in een bloemen- of plantenkas, waarbij de bovenrand 7 van tenminste een van de zijkanten van elke bak is voorzien van een verlenging 8. Twee aangrenzende bakken zijn dan met elkaar verbonden door middel van een wig-35 vormig tussen beide bakken passend koppelstuk 9. Aan de brede onderkant van dit koppelstuk 9 kunnen een of meer rolorganen 10 zijn gelegerd voor 3 5 ö 210 4 - ,. Λ -5- samenwerking met een buis of stang 11. Op deze wijze kunnen de substraat-bakken op rolletjes worden <pzet zoals afgebeeld in fig. 6. Hiermede kan een zeer efficiënte benutting van het werkoppervlak worden verkregen waarbij de aan een kas toegevoerde warmte kan worden gebruikt door een groter 5 aantal planten dan bij toepassing van vaste bakken mogelijk is.

Volgens fig. 8 kunnen de koppelstukken 9 een hoogte hebben die een veelvoud bedraagt van de diepte van een bak, zodanig dat daarmede elke bak zich op werkniveau d.w.z. ± 75 cm boven de grond bevindt. Aangezien zowel de bakken als de koppelstukken en verdere toebehoren van kunststof kunnen 10 worden vervaardigd, wordt daarmede het gevaar van roest of rotting voorkomen, terwijl voorts een ontsmetting van de bakken gemakkelijk uitvoerbaar is. De afmetingen van de bakken kunnen elke waarde hebben doch een voorkeursuitvoering heeft een lengte van ongeveer 2 m. en een breedte van 1 m. terwijl de diepte van de bak 20 cm bedraagt. Bij een juiste keuze van 15 het kunststofplaatmateriaal waaruit de bak wordt diepgetrokken, is het gewicht van een ledige bak + 7 S. 10 kg en van een met substraat gevulde bak ± 12-18 kg.

3502104

Claims (5)

1. Diepgetrokken kunststofhouder, zoals teeltbak of -pot voorzien van een bodem en een opstaande omtreksrand met het kenmerk dat een deel van de bodem (2) is uitgevoerd met tenminste een verhoging (4) waarvan de bovenzijde onder het niveau van de omtreksrand (3) ligt.

2. Houder zoals bak of pot volgens conclusie 1, waarbij de omtreksrand bovenwaarts divergerend is uitgevoerd met het kenmerk dat de (elke) verhoging (4) bovenwaarts convergerend is gevormd, zodat een - in doorsnede - wigvormige ruimte binnen de houder aanwezig is.

3. Houder zoals bak of pot volgens conclusie 1 of 2 met het ken-10 merk dat de bovenkant van de (elke) verhoging (4) is voorzien van een iets verdiept gedeelte (5).

4. Houder zoals bak of pot volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de zijwand van de (elke) verhoging (4) is voorzien van een perforatie (6).

5. Substraatbak volgens een der voorgaande conclusies, waarvan de omtreks rand rechthoekig is met het kenmerk dat een aantal onderling gelijke en evenwijdige verhogingen (4) aanwezig zijn, zodanig dat de vrij opvulbare inhoud van de bak met ongeveer één derde is verminderd.

6. Substraatbak volgens conclusie 5 en 3 met het kenmerk 20 dat ook de bodem (2) is voorzien van een verdiept gedeelte (5) zodanig dat de bak eveneens in omgekeerde stand bruikbaar is.

7. Samenstel van substraatbakken volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de bovenrand (7) van tenminste een van de zijkanten van elke bak is voorzien van een verlenging (8) en dat twee aangrenzende bak- 25 ken met elkaar zijn verbonden door middel van een wigvormig tussen beide bakken passend koppelstuk (9).

8. Samenstel volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de hoogte van elk koppelstuk (9) een veelvoud bedraagt van de diepte van een bak (1) zodanig dat elke bak zich op werkniveau bevindt.

9. Koppelstuk uit het samenstel volgens conclusie 7 met het ken merk dat aan de brede onderkant een of meer rolorganen (10) zijn gelegerd voor samenwerking met een buis of stang (11).

5. C 2 1 ö 4