NL1023757C2 - Werkwijze en inrichting voor het storten van beton. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het storten van beton. Download PDF

Info

Publication number
NL1023757C2
NL1023757C2 NL1023757A NL1023757A NL1023757C2 NL 1023757 C2 NL1023757 C2 NL 1023757C2 NL 1023757 A NL1023757 A NL 1023757A NL 1023757 A NL1023757 A NL 1023757A NL 1023757 C2 NL1023757 C2 NL 1023757C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
concrete mortar
temperature
concrete
cooling
heating
Prior art date
Application number
NL1023757A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Schouwenaar
Mark Robert Van Der Wolf
Original Assignee
Ballast Nedam Infra B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1022669A external-priority patent/NL1022669C1/nl
Application filed by Ballast Nedam Infra B V filed Critical Ballast Nedam Infra B V
Priority to NL1023757A priority Critical patent/NL1023757C2/nl
Priority to EP04075425A priority patent/EP1447192A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1023757C2 publication Critical patent/NL1023757C2/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C04CEMENTS; CONCRETE; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES
    • C04BLIME, MAGNESIA; SLAG; CEMENTS; COMPOSITIONS THEREOF, e.g. MORTARS, CONCRETE OR LIKE BUILDING MATERIALS; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES; TREATMENT OF NATURAL STONE
    • C04B40/00Processes, in general, for influencing or modifying the properties of mortars, concrete or artificial stone compositions, e.g. their setting or hardening ability
    • C04B40/0075Processes, in general, for influencing or modifying the properties of mortars, concrete or artificial stone compositions, e.g. their setting or hardening ability making use of a decrease in temperature
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28BSHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28B17/00Details of, or accessories for, apparatus for shaping the material; Auxiliary measures taken in connection with such shaping
    • B28B17/02Conditioning the material prior to shaping
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28CPREPARING CLAY; PRODUCING MIXTURES CONTAINING CLAY OR CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28C5/00Apparatus or methods for producing mixtures of cement with other substances, e.g. slurries, mortars, porous or fibrous compositions
    • B28C5/42Apparatus specially adapted for being mounted on vehicles with provision for mixing during transport
    • B28C5/4203Details; Accessories
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28CPREPARING CLAY; PRODUCING MIXTURES CONTAINING CLAY OR CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28C5/00Apparatus or methods for producing mixtures of cement with other substances, e.g. slurries, mortars, porous or fibrous compositions
    • B28C5/46Arrangements for applying super- or sub-atmospheric pressure during mixing; Arrangements for cooling or heating during mixing, e.g. by introducing vapour
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C04CEMENTS; CONCRETE; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES
    • C04BLIME, MAGNESIA; SLAG; CEMENTS; COMPOSITIONS THEREOF, e.g. MORTARS, CONCRETE OR LIKE BUILDING MATERIALS; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES; TREATMENT OF NATURAL STONE
    • C04B40/00Processes, in general, for influencing or modifying the properties of mortars, concrete or artificial stone compositions, e.g. their setting or hardening ability
    • C04B40/0082Processes, in general, for influencing or modifying the properties of mortars, concrete or artificial stone compositions, e.g. their setting or hardening ability making use of a rise in temperature, e.g. caused by an exothermic reaction
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/02Conveying or working-up concrete or similar masses able to be heaped or cast
    • E04G21/04Devices for both conveying and distributing
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/02Conveying or working-up concrete or similar masses able to be heaped or cast
    • E04G21/04Devices for both conveying and distributing
    • E04G21/0418Devices for both conveying and distributing with distribution hose
    • E04G21/0436Devices for both conveying and distributing with distribution hose on a mobile support, e.g. truck
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C04CEMENTS; CONCRETE; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES
    • C04BLIME, MAGNESIA; SLAG; CEMENTS; COMPOSITIONS THEREOF, e.g. MORTARS, CONCRETE OR LIKE BUILDING MATERIALS; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES; TREATMENT OF NATURAL STONE
    • C04B2111/00Mortars, concrete or artificial stone or mixtures to prepare them, characterised by specific function, property or use
    • C04B2111/00034Physico-chemical characteristics of the mixtures
    • C04B2111/00146Sprayable or pumpable mixtures

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Ceramic Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • On-Site Construction Work That Accompanies The Preparation And Application Of Concrete (AREA)

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET STORTEN VAN BETON
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en op een inrichting voor het op een ondergrond in een daartoe bestemde stortruimte storten van beton.
Bij het bouwen van betonconstructies, zoals betonwanden en 5 vloeren van een huis, de wanden en het dak van een tunnel, etc., wordt betonspecie vervaardigd in een bekisting gestort, waarna de betonspecie gedurende geruime tijd in de bekisting blijft om ze de gelegenheid te geven om uit te harden. Bij het proces van uitharden van betonspecie ontwikkelt zich warmte, 10 hetgeen tot gevolg heeft dat de temperatuur van het net gestorte beton aanzienlijk kan toenemen. De betonspecie wordt in de meeste gevallen aangebracht op een ondergrond die relatief koud is. Als gevolg van de opwarming van het zojuist gestorte beton en de relatief lage temperatuur van de 15 ondergrond treden in het gestorte beton relatief grote spanningen op. Dergelijke spanningen kunnen de kwaliteit van het beton negatief beïnvloeden. De spanningen kunnen bijvoorbeeld de sterkte van het beton aantasten of scheuren veroorzaken, waardoor het beton niet meer waterdicht is. Het 20 laatstgenoemde effect is met name in de tunnelbouw ontoelaatbaar.
Om de spanningen in de net gestorte betonspecie te verminderen, wordt de beton(specie) gewoonlijk gekoeld. Om dit te bereiken zijn verschillende technieken bekend. Een eerste 25 techniek, ook wel interne koeling genoemd, betreft het voorzien van de stortruimte tussen de bekisting van een aantal koelhuizen. Meer specifiek worden koelhuizen meegevlochten met de wapening. Wanneer de betonspecie eenmaal in de bekisting is aangebracht, wordt relatief koude vloeistof door de koelhuizen 1023757 geleid met als gevolg waarvan de betonspecie rondom de koelhuizen afkoelt of althans minder snel opwarmt. Hierdoor H nemen de trekspanningen in het beton af en wordt beton van II goede kwaliteit verschaft.
H 5 Een bezwaar hiervan is dat tijdens het vlechten (van de H betonwapening) extra handelingen nodig zijn om de koelhuizen H aan te brengen, hetgeen tijd en materiaal kost. Bovendien H bestaat het gevaar dat de koelhuizen gaan lekken tijdens de uitvoering, hetgeen de kwaliteit van het beton aanzienlijk kan H 10 verlagen.
Een verder bezwaar van toepassen van koelleidingen is dat de koelhuis, nadat het beton uitgehard is, blijft zitten, de H koelvloeistof uit de buizen moet worden verwijderd en een geschikte injectiemortel in de buizen moet worden geïnjecteerd.
15 Bovendien moeten de buizen aan hun mondingen afgestopt worden.
Een dergelijk koelsysteem is derhalve gecompliceerd, vergt veel additionele handelingen en heeft een kostenverhogend effect op de totale bouwkosten van de constructie.
Een tweede techniek betreft het aanbrengen van koelhuizen I 20 aan de buitenzijde van de bekisting. Hiermee kan de bekisting I zelf en daarmee ook de aan de bekisting grenzende betonspecie gekoeld worden. Een bezwaar van deze techniek is dat alleen het I buitenoppervlak van de wand te koelen is, terwijl de kern van de wand niet te koelen is. Dit betekent dat de spanningen I 25 binnen in de wand onvoldoende afnemen.
I Een andere techniek om de spanningen, en dan met name H trekspanningen, in het net gestorte beton te verminderen I betreft het tijdens het mengproces toevoegen van relatief koud toeslagmateriaal of het tijdens het mengproces toevoegen van 30 relatief koud aanmaakwater. In plaats van water om de betonspecie te verkrijgen, kunnen ook bijvoorbeeld ijsschilfers 1023757 3 worden toegevoegd. Het koude toeslagmateriaal en/of het koude aanmaakwater en/of de ijsschilfers zorgen ervoor dat na het mengen de temperatuur van de betonspecie lager is. Een bezwaar van deze techniek is dat het toeslagmateriaal en/of 5 aanmaakwater bepaalde fysische eigenschappen van de betonspecie negatief kunnen beïnvloeden en dat de temperatuur van de betonspecie weinig nauwkeurig kan worden ingesteld.
Voorts is het bekend om de betonspecie met behulp van vloeibare stikstof te koelen. Deze werkwijze heeft echter het 10 bezwaar dat ze omslachtig is en extra handelingen vergt. Dit maakt de werkwijze kostbaar. Bovendien is de temperatuur van het uiteindelijke betonspecie minder nauwkeurig op een bepaalde gewenste temperatuur te brengen en te houden.
Een ander bezwaar van de bekende wijzen van het bouwen van 15 betonconstructies is dat bij een lage omgevingstemperatuur, bijvoorbeeld bij een buitenluchttemperatuur van om en nabij het vriespunt de betonspecie te koud is en het storten geen doorgang kan vinden en derhalve uitgesteld dient te worden. Dit kan tot (kostbare) vertragingen in het bouwproces leiden.
20 Ook bij hogere omgevingstemperaturen kunnen problemen ontstaan. Als relatief korte ontkistingstijden wenselijk zijn, bijvoorbeeld bij werkzaamheden aan het treinspoor of bij het aanbrengen van onderwaterbeton in een tunnelkuip in verband met het ontpompen van de tunnelkuip, schieten de bekende bouwwijzen 25 vaak tekort. De gebruikte betonspecie is dan relatief koud hetgeen een (te) lange ontkistingstijd impliceert.
Om het beton te verwarmen zijn verscheidene technieken bekend. Het is mogelijk om relatief warm toeslagmateriaal tijdens het mengproces en/of relatief warm aanmaakwater toe te 30 voegen. Ook kunnen stoffen worden toegevoegd die een chemische reactie met bepaalde bestanddelen van de betonspecie aangaan.
1023757 I De betonspecie wordt dan verwarmd door de bij deze reactie vrijkomende reactiewarmte. Het bezwaar van deze bekende technieken is dat de temperatuur van de betonspecie tijdens het storten slechts onnauwkeurig in te stellen is. Bovendien kunnen 5 eventuele chemische reacties een slechte invloed hebben op bepaalde fysische eigenschappen van het beton.
Een andere bekende techniek voor het opwarmen van beton is het met behulp van kachels, zoals straalkachels of heteluchtkachels, opwarmen van reeds gestort beton, zoals 10 bijvoorbeeld gebruikelijk is bij tunnelbekisting in de woningbouw. Deze techniek is omslachtig en arbeidsintensief. Bovendien wordt slechts het buitenoppervlak van het beton verwarmd, terwijl de kern nagenoeg de aanvangstemperatuur behoudt.
15 Uit het Duitse Offenlegungsschrift DE 25 37 173 Al is een werkwijze bekend voor het met een vloeibaar gemaakt gas, zoals bijvoorbeeld stikstof, koelen van het toeslagmateriaal en/of het aanmaak-water. De hieraan klevende bezwaren zijn hierboven reeds genoemd. Tevens is uit dit document bekend het met een 20 mantelkoeler rondom een cementaanvoerbuis koelen van cement. Door het cement en het toeslagmateriaal afzonderlijk te koelen is niet alleen gecompliceerde en kostbare apparatuur benodigd, het is tevens moeilijker de uiteindelijke temperatuur van het gemengde cement en toeslagmateriaal, dat wil zeggen de 25 betonspecie, op een juiste temperatuurwaarde in te stellen.
Het is doel van de onderhavige uitvinding de aan de stand van de techniek klevende bezwaren te ondervangen en een verbeterde werkwijze en inrichting te verschaffen waarmee de temperatuur van de betonspecie op nauwkeurige wijze is in te 30 stellen.
Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding 1023757 5 wordt daartoe een werkwijze verschaft voor het op een I ondergrond in een daartoe bestemde stortruimte storten van I beton, omvattende: I - het verschaffen van plastische betonspecie; I 5 het toevoeren van warmte aan de betonspecie of het I onttrekken van warmte uit de betonspecie om de temperatuur van I de verschafte betonspecie in te stellen op een gewenste, vooraf I bepaalde temperatuurwaarde; en I - het storten van de op de genoemde temperatuurwaarde I 10 gebrachte betonspecie in de daartoe bestemde stortruimte I waarbij het met de verwarmingsmiddelen toevoeren van warmte aan I de betonspecie of het met koelmiddelen onttrekken van warmte I uit de betonspecie omvat het leiden van fluïdum van geschikte I temperatuur door een aantal doorstroombare elementen voor het I 15 overbrengen van warmte vanaf het fluïdum op de betonspecie I respectievelijk het onttrekken van warmte uit de betonspecie I naar het fluïdum.
I Door toevoeging van warmte aan of onttrekking van warmte uit de betonspecie, in de toestand waarin de betonspecie reeds I 20 gemengd is, kan de temperatuur van de betonspecie op I nauwkeurige wijze worden beïnvloed. De temperatuur van de I betonspecie wordt daarbij zodanig ingesteld, dat de I betonspecie, wanneer deze eenmaal in de stortruimte (gevormd door de bekisting) gearriveerd is, een geschikte, vooraf I 25 ingestelde temperatuur heeft.
I Bij voorkeur omvat de werkwijze het leiden van de I verschafte betonspecie in een houder en het met in of nabij de I houder opgestelde verwarmingsmiddelen en/of koelmiddelen verwarmen respectievelijk koelen van de houder voor het I 30 verwarmen respectievelijk koelen van de betonspecie in de houder. De verwarmings-/koelmiddelen omvatten bij voorkeur een I 1023757 aantal in of op de wand van de houder voorziene leidingen waarlangs een fluïdum (vloeistof of gas) van een geschikte (relatief hoge of lage) temperatuur te leiden is voor het verwarmen respectievelijk koelen van de betonspecie in de II 5 houder. De werkwijze omvat derhalve bij voorkeur het leiden van het fluïdum langs de leidingen voor het koelen of verwarmen van de betonspecie.
Bij voorkeur omvat de werkwijze het bepalen van de temperatuur van de betonspecie en het op basis van de bepaalde H 10 temperatuur verwarmen of verkoelen van de betonspecie. Door een H dergelijke terugkoppeling kan de betonspecie op de juiste H temperatuur gehouden, ook bij wisselende omstandigheden, zoals H bij verandering van de omgevingstemperatuur.
H Bij voorkeur omvat de werkwijze het herhalen van de H 15 stappen van het bepalen van de temperatuur en het verwarmen en/of verkoelen van de betonspecie totdat de betonspecie de gewenste, vooraf bepaalde temperatuurwaarde bereikt heeft. Een dergelijk iteratief proces maakt een nauwkeurige instelling van H de temperatuur van de betonspecie mogelijk.
20 Bij voorkeur omvat de werkwijze voorts: - het aanvoeren van plastische betonspecie; - het voeren van de aangevoerde betonspecie door een betonspecie-houder, in het bijzonder een betonspecie- aanvoerbui s; 25 het met de verwarmingsmiddelen of koelmiddelen verwarmen respectievelijk koelen van de betonspecie in de houder; - het uitvoeren van de aldus behandelde betonspecie uit de I houder. De betonspecie wordt in deze uitvoering tijdens het voeren (pompen, gieten, etc.) van de specie door de aanvoerbuis I 30 waarmee het beton op de plaats van bestemming gebracht wordt, I verwarmd of verkoeld. Hierbij vindt het koelen/verwarmen van I 1023757 7 betonspecie plaats in de transport pijp van een al dan niet mobiele betonpomp. Het koelen c.q. verwarmen van de betonspecie geschiedt door de buis van de betonpomp te voorzien van een koel/verwarmingssysteem aangesloten op een 5 koel/verwarmingsmodule. Ook kan het koel en/verwarmen van betonspecie in een transport pijp met een losse koel-/verwarmingsinstallatie tot stand worden gebracht. Hierbij kan men denken aan een vaste transportpijp bij hoogbouw of een I (drijvende) transportpijp bij het storten van onderwaterbeton.
I 10 Het koelen c.q. verwarmen van de betonspecie geschiedt door de I transportbuis te voorzien van een koel- en/of I verwarmingssysteem dat is aangesloten op een koel- en/of I verwarmingsmodule.
I In een ander voorkeursuitvoering omvat de werkwijze het I 15 mengen van betonspecie in een menginrichting; het met de I verwarmingsmiddelen of koelmiddelen verwarmen respectievelijk I koelen van ten minste een deel van de menginrichting tot de I betonspecie de gewenste, vooraf ingestelde temperatuur bereikt I heeft; en het uitvoeren van de aldus behandelde betonspecie uit I 20 de menginrichting. Een voorbeeld hiervan is het I koelen/verwarmen van betonspecie in een op een voertuig I (vrachtwagen) gemonteerd mengvat (ook wel truckmixer genoemd).
I Het koelen c.q. verwarmen van de betonspecie geschiedt dan I door de schoepen in de trommel en/of de wand van de trommel te I 25 voorzien van een koel/verwarmingssysteem dat is aangesloten op een koel/verwarmingsmodule. Bij voorkeur omvat de werkwijze dan ook: - het mengen van betonspecie in een menginrichting; I - het uit de menginrichting naar een houder leiden van de I 30 betonspecie; I - het met de verwarmingsmiddelen of koelmiddelen verwarmen I 1023757 respectievelijk koelen van ten minste een deel van de houder tot de betonspecie de gewenste, vooraf ingestelde temperatuur bereikt heeft; - het uit de houder voeren van de aldus behandelde 5 betonspecie.
Verder omvat de werkwijze volgens een bijzonder voordelige uitvoering het tijdens het storten van de betonspecie in de daartoe bestemde ruimte veranderen van de temperatuur van de II betonspecie. Het veranderen van de temperatuur kan batchgewijs H 10 tot stand worden gebracht, dat wil zeggen dat voor elke opeenvolgende batch van te storten specie de temperatuur van de specie op een voor die betreffende batch geschikte temperatuur H wordt gebracht. Het is echter tevens mogelijk om de aanpassing van de temperatuur continue te laten verlopen. Door aanpassing 15 van de temperatuur kan voor aangrenzende delen van een bouwwerk verschillende temperaturen worden toegepast, waarbij elk H bouwdeel wordt opgebouwd uit betonspecie van de voor dat H betreffende bouwdeel optimale temperatuur.
Bij voorkeur omvat de werkwijze het op een relatief koude I 20 ondergrond aanbrengen van een eerste hoeveelheid betonspecie op een relatief lage temperatuur voor het beperken van de in het I gestorte beton optredende spanningen en het brengen van de tweede, navolgende hoeveelheid betonspecie op een relatief hoge temperatuur voor het verkorten van de uithardtijd van het I 25 gestorte beton.
Bij voorkeur omvat de werkwijze het instellen van de temperatuur op de vooraf bepaalde temperatuurwaarde die I maximaal een vooraf ingesteld temperatuurverschil afwijkt van I de temperatuur van de ondergrond. Hierdoor kunnen de in het I 30 beton optredende spanningen binnen de perken worden gehouden, I hetgeen de kwaliteit van de betonconstructie ten goede komt. In I 1023757 9 de praktijk is gebleken dat bij een ingesteld maximaal temperatuurverschil van circa 20 a 25 graden Celsius in het geval van koelen en 40 a 50 graden Celsius in het geval van I verwarmen, verrassend goede resultaten te bereiken zijn.
I 5 Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een I inrichting verschaft voor het in een stortruimte aanbrengen van I beton, omvattende: I - een houder; I - toevoermiddelen voor het in de houder toevoeren van I 10 plastische betonspecie; I - temperatuuraanpasmiddelen voor het aanpassen van de I temperatuur van de betonspecie in de houder; I - afvoermiddelen voor het af voeren van de betonspecie naar I de stortruimte; I 15 waarbij de temperatuuraanpasmiddelen in de houder I aangebrachte verwarmingsmiddelen en/of koelmiddelen omvatten I voor het verwarmen respectievelijk koelen van de betonspecie in I de houder en de verwarmingsmiddelen en/of koelmiddelen een I aantal met fluïdum van geschikte temperatuur doorstroombare I 20 elementen omvatten.
I Bij voorkeur omvatten de temperatuuraanpasmiddelen in de houder aangebrachte koelmiddelen voor het koelen van de I betonspecie wanneer de temperatuur van de betonspecie hoger is I dan de genoemde temperatuurwaarde en omvatten de I 25 temperatuuraanpasmiddelen in de houder aangebrachte I verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van de betonspecie I wanneer de temperatuur van de betonspecie lager is dan de I genoemde temperatuurwaarde.
I In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten I 30 de temperatuuraanpasmiddelen in de houder aangebrachte I verwarmingsmiddelen en koelmiddelen voor het verwarmen I 1023757 respectievelijk koelen van de betonspecie in de houder.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de uitvinding een of meer temperatuursensoren voor het bepalen van de temperatuur van de betonspecie in de houder; alsmede 5 besturingsmiddelen voor het op basis van de bepaalde temperatuur van de betonspecie aansturen van de temperatuuraanpasmiddelen waarmee de temperatuur van de betonspecie tot een gewenste, vooraf ingestelde temperatuurwaarde te brengen is.
10 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de H houder een roteerbaar aangedreven trommel en omvatten de H temperatuuraanpasmiddelen een of meer verwarmings- en/of H koelelementen die zijn aangebracht in of aan de trommelwand.
H Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 15 houder een roteerbaar aangedreven, van een of meer mengschoepen H voorziene mengtrommel en omvatten de temperatuuraanpasmiddelen H een of meer verwarmings- en/of koelelementen die zijn aangebracht in of aan de schoepen.
H In een andere voorkeursuitvoering zijn de verwarmings- 20 en/of koelelementen aangebracht zowel in of aan de trommelwand alsmede in of aan de schoepen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de houder gevormd door een betonspecie-aanvoerbuis en omvatten de H temperatuuraanpasmiddelen een of meer langs de buiswand 25 aangebracht koel-elementen en/of verwarmingselementen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een pomp voor het door de betonspecie-aanvoerbuis pompen van de betonspecie.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de I 30 houder een opvangbak van een vrachtwagen en omvatten de I temperatuuraanpasmiddelen een of meer langs de houderwand I 1023757 11 voorziene koel- en/of verwarmingselementen.
Volgens een andere voorkeursuitvoering omvat de houder ten minste een van specieverplaatsingsmiddelen voorziene buis en zijn de temperatuuraanpasmiddelen voorzien in de 5 specieverplaatsingsmiddelen en/of in de buiswand. De houder is bij voorkeur op een afzonderlijk voertuig geplaatst, die tussen een truckmixer en een kubel te brengen is.
In een verdere voorkeursuitvoering omvat de houder twee of meer in zigzag-verband gerangschikte buizen. Hierdoor kan de 10 houder, en daarmee het voertuig waarop de houder geplaatst is, een relatief kleine lengte hebben, terwijl toch een voldoende koel- en/of verwarmingscapaciteit wordt verzekerd. Afhankelijk van de vereiste mate van verwarming kan hierbij het aantal toe te passen buizen gevarieerd worden.
15 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting besturingsmiddelen die zijn ingericht voor het koelen van een eerste hoeveelheid betonspecie voor het beperken van de in het gestorte beton optredende spanningen en voor het verwarmen van het tweede, navolgende hoeveelheid betonspecie 20 voor het verkleinen van de uithardtijd van het gestorte beton.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting besturingsmiddelen die zijn ingericht voor het verlagen van de temperatuur van op een ondergrond te storten betonspecie voor het verminderen van de in het beton optredende 25 spanningen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het aanpassen van de temperatuur van de te storten betonspecie op een temperatuur die minder dan een ingesteld maximaal 30 temperatuurverschil afwijkt van de temperatuur van de ondergrond. Het maximale temperatuurverschil bedraagt bij 1023757 H voorkeur 25 graden Celsius bij koelen en 40 graden Celsius bij verwarmen, en bij voorkeur 15 graden Celsius bij koelen en 30 graden Celsius bij verwarmen.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige 5 uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van een beschrijving van enige voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de volgende figuren.
Figuur la toont een voorkeursuitvoering van een mobiele H pompinstallatie waarmee betonspecie in een bekisting kan worden H 10 gestort; H Figuur lb toont een voorkeursuitvoering van een aparte H koel- en/of verwarmingsinrichting in combinatie met een pompinstallatie waarmee betonspecie in een bekisting kan worden gestort ,- 15 Figuur lc toont een andere voorkeursuitvoering van een aparte koel- en/of verwarmingsinrichting in combinatie met een H pompinstallatie waarmee betonspecie in een bekisting kan worden H gestort;
Figuur 2 toont een truckmixer volgens een uitvoeringsvorm 20 van de uitvinding;
Figuren 3 en 4 zijn dwarsdoorsneden door de in figuur 2 weergegeven truckmixer of de door in figuur lb weergegeven koel- en/of verwarmingsunit;
Figuur 5 toont de temperatuurverdeling van een op een 25 vloer gestorte wand, waarbij een systeem van koelhuizen is I toegepast.
Figuur 6a toont een grafiek van het temperatuurverloop in de tijd op positie xl wanneer geen koelsysteem wordt toegepast; I Figuur 6b toont een grafiek van het temperatuurverloop in I 30 de tijd op posities xl en x2 in de wand van figuur 5; I Figuur 7 toont de spanningsverdeling in de wand van I 1023757 ..... ~'τ*' ' I figuur 5;
Figuur 8 toont een grafiek van het spanningsverloop in de tijd op posities xl en x2 van figuur 5;
Figuur 9 toont de temperatuurverdeling in een op een vloer 5 gestorte wand, waarbij de wand volgens de werkwijze conform de uitvinding is aangebracht;
Figuur 10 toont een grafiek van het temperatuurverloop in de tijd op positie xl in de wand van figuur 9;
Figuur 11 toont de spanningsverdeling in de wand volgens 10 figuur 9;
Figuur 12 toont een grafiek van het spanningsverloop in de tijd voor positie xl van de wand van figuur 9; en
Figuur 13 toont op schematische wijze een doorsnede door een tunnelelement.
15 Figuur 14 toont een meer gedetailleerde doorsnede door het tunnelelement van figuur 13;
Figuur 15 toont de temperatuurverdeling als functie van de plaats in een met ongekoelde betonspecie vervaardigde tunnel;
Figuur 16 toont een grafiek van het temperatuurverloop als 20 functie van de tijd;
Figuur 17 toont de spanningsverdeling als functie van de plaats;
Figuur 18 toont een grafiek van de spanning als functie van de tijd op posities xl en x3; 25 Figuur 19 toont de temperatuurverdeling als functie van de plaats van een tunnel waarbij een systeem van koelhuizen is toegepast voor het koelen van de wand;
Figuur 20 is een grafiek van het temperatuurverloop als functie van de tijd op posities xl-x3; 30 Figuur 21 toont de spanningsverdeling als functie van de plaats van de tunnelmoot van figuur 19; 1023757
Figuur 22 toont een grafiek van het spanningsverloop als functie van de tijd voor de tunnelmoot van figuur 19;
Figuur 23 toont de temperatuurverdeling als functie van de plaats in een tunnel waarbij de betonspecie voorts een aspect 5 van de uitvinding is aangebracht;
Figuur 24 toont het temperatuurverloop als functie van de ^B tijd op posities xl-x3 van het tunneldeel van figuur 25: H Figuur 25 (T = 247 uur) toont de spanningsverdeling als H functie van de plaats voor de tunnel van figuur 23; en II 10 Figuur 26 toont het spanningsverloop als functie van de H tijd op posities xl-x3 voor de tunnel van figuur 23.
H In figuur la is een aanzicht weergegeven van een eerste H voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. Figuur la toont een mobiele pompinstallatie 1, H 15 waarmee plastische betonspecie te koelen en te verwarmen is.
H Opgemerkt wordt dat de term "plastisch" in het vakgebied gebruikelijk is om alle nog niet uitgeharde betonspecie aan te duiden. Onder de term "plastische betonspecie" dient derhalve niet alleen te worden verstaan betonspecie dat zich in een 20 kneedbare of vormbare toestand bevindt, maar ondermeer ook betonspecie in een vloeibare en/of stroombare toestand.
De getoonde pompinstallatie 1 omvat een vrachtwagen 2, in een laadbak 3 waarvan via een opvangbak 4 plastische betonspecie is aan te brengen. Een niet-weergegeven betonpomp I 25 leidt de plastische betonspecie door een betonspecie- aanvoerbuis. De betonspecie-aanvoerbuisbuis is in de I weergegeven uitvoeringsvorm geleed uitgevoerd, dat wil zeggen I dat de buis is opgebouwd uit een aantal achter elkaar I opgestelde en ten opzichte van elkaar scharnierbare I 30 buissegmenten 6, waardoor het eenvoudig is om de uitvoermond I van de buis op de gewenste positie boven een bekisting te I 1023757 15 positioneren. Het uiteinde van de buis is in de weergegeven uitvoeringsvorm vervaardigd van flexibel (rubber) materiaal om de uitvoermond eventueel handmatig nog door een bouwvakker te laten verplaatsen.
5 Op een of meer posities in de buis zijn langs de buiswand daarvan elementen 8 geplaatst, waarmee de daarlangs stromende I betonspecie te koelen en/of te verwarmen is. De elementen I kunnen gecombineerde koel/verwarmingselementen zijn waarmee I naar believen kan worden gekoeld of verwarmd. De elementen I 10 kunnen echter ook afzonderlijke koelelementen en aparte I verwarmingselementen zijn. De elementen omvatten leidingen I waarlangs vloeistof van geschikte temperatuur wordt gestuurd.
I Door warmteoverdracht via de vloeistof en de leidingswand naar I het betonspecie in de betonspecie-aanvoerbuis of onttrekking I 15 van warmte vanaf de betonspecie via de leidingswand naar de I vloeistof in de genoemde leidingen is de temperatuur van het I betonspecie op een gewenste waarde te brengen en te houden.
I In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de koel- I /verwarmingselementen 8 in een enkel buissegment 6 aangebracht.
I 20 Het is echter tevens mogelijk om in twee of meer buissegmenten I 6 dergelijke koel-/verwarmingselementen aan te brengen. Tevens I is het mogelijk om koel-/verwarmings elementen 8' (gestippeld I weergegeven) in de opvangbak 3 van de vrachtwagen 2 te voorzien I of in een van de andere buissegmenten 6.
I 25 Bij voorkeur echter zijn de koel-/verwarmingselementen 8 I in de nabijheid van de uittreedmond van de buis 6 voorzien om I een zo nauwkeurig mogelijke instelling van de temperatuur van I de betonspecie te garanderen. In het andere geval zou de betonspecie nog op kunnen warmen respectievelijk af kunnen 30 koelen gedurende het transport door het resterende deel van de I buis.
I 1023757
In figuur la is voorts op schematische wijze weergegeven dat de betonspecie-aanvoerbuis voorzien kan zijn van een aantal H temperatuursensoren 15, 16. Bij voorkeur zijn temperatuursensoren 15 stroomafwaarts van de koelof 5 /verwarmingselementen 8 aangebracht. Aan de hand van temperatuursensoren 15 is de temperatuur van de daarlangs H stromende betonspecie te bepalen. Afhankelijk van de aldus H bepaalde temperatuur kunnen (niet weergegeven) besturingsmiddelen de koel-/verwarmingselementen 8 aansturen.
H 10 Wanneer het langs temperatuursensoren 15 stromende mengsel bijvoorbeeld te koel is, kan de werking van de koelelementen 8 worden verminderd en/of de werking van de verwarmingselementen 8 worden vergroot. Indien daarentegen de temperatuur van het H langs temperatuursensoren 15 stromende mengsel te hoog is, kan 15 de werking van koelelementen 8 en verwarmingselementen 8 worden H vergroot respectievelijk verkleind. Dergelijke aansturing vindt zodanig plaats, zodat de temperatuur (binnen vooraf bepaalde marges) op een gewenste waarde kan worden ingesteld en gehouden. Ook als de omgevingscondities veranderen bijvoorbeeld 20 als de buitentemperatuurgrote schommelingen ondergaat, kan de betonspecie op een nagenoeg constante waarde worden gehouden.
I Temperatuursensoren 16 zijn daarentegen stroomopwaarts ten opzichte van de koel-/verwarmingselementen 8 voorzien. Ook deze temperatuursensoren 16 zijn verbonden met (niet weergegeven) I 25 besturingsmiddelen, waarmee de werking van de koel- I /verwarmingselementen 8 te sturen is.
I Figuur lb toont een andere uitvoeringsvorm, waarin het koelen c.q. verwarmen van betonspecie in een van een houder voorziene koel- en/of verwarmingsunit 5 plaatsvindt welke 30 tussen een niet-weergegeven truckmixer (invoer punt A, truckmixer zonder koelings/verwarmings module) en een betonpomp 1023757 17 of kubel 17 e.d. (uitvoer punt B, pomp zonder koelings/verwarmings module) geplaatst kan worden. De verwarmingsunit omvat een gestel 20 waarop een houder 21 schuin is opgesteld. De houder is voorzien van schoepen waarmee de 5 specie verplaatsbaar is. Het koelen c.q. verwarmen van de betonspecie geschiedt door de schoepen in de houder en/of de I wand van de houder te voorzien van een I koel/verwarmingsleidingen die zijn aangesloten op een I koel/verwarmingsmodule.
I 10 In figuur lc is een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van I de uitvinding weergegeven, waarin het koelen en/of verwarmen I van betonspecie in de afzonderlijke, mobiele koel- en/of I verwarmings-unit 5 welke tussen een niet-weergegeven truckmixer I (invoer punt A, truckmixer zonder koelings/verwarmings module) I 15 en een betonpomp of kubel 17 e.d. (uitvoer punt B, pomp zonder koelings/verwarmings module) geplaatst kan worden. Het koelen I c.q. verwarmen van de betonspecie geschiedt door de I beton(specie) te transporteren door een aantal (drie in de weergegeven uitvoering) op het mobiel gestel 20 van de unit 5 I 20 voorziene buizen 22 (die in het vakgebied vijzels worden I genoemd). De buizen 22 zijn voor transportdoeleinden voorzien I van wormwielen en voor koel- en/of verwarmingsdoeleinden voorzien van koel- en/of verwarmingsleidingen. De leidingen I kunnen zijn aangebracht aan de binnen- en/of buitenzijde van de I 25 buiswand, aan de buitenzijde van de wormwielen en/of zelfs I binnen in de wormwielen. De leidingen zijn aangesloten op een I koel/verwarmingsmodule 23.
I De buizen hebben een voorafbepaalde lengte (circa 6 m) en I hebben een min of meer vaste koel- en/of verwarmingscapaciteit.
I 30 Het aantal toegepaste buizen 22 is afhankelijk van de vereiste mate van koeling of verwarming. Indien de betonspecie slechts I 1023757 Η weinig verwarmd of gekoeld moet worden, kan volstaan worden met een klein aantal (bijvoorbeeld 2 buizen), terwijl bij een grotere vereiste koelcapaciteit het aantal buizen groter is (bijvoorbeeld 3 of meer). Het gestel is hierbij zodanig 5 uitgevoerd, dat het aantal toegepaste buizen 22 alsmede de hoek waaronder deze zich uitstrekken kan variëren.
Een andere, niet weergegeven uitvoering betreft een combinatie van de hierboven in verband met figuur 1c beschreven uitvoering (koelen en/of verwarmen met vijzels) die is 10 geïntegreerd in de installatie van een stationaire of mobiele H betoncentrale.
H In figuur 2 is een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de H inrichting volgens de uitvinding weergegeven. De figuur toont H een truckmixer 9 bestaande uit een vrachtwagen 10 die voorzien 15 is van een draaibare trommel 11. De trommel 11 is draaibaar H gelagerd in een frame 12, 13 dat aan de vrachtwagen 10 is H bevestigd. De draaibeweging van de trommel 11 wordt op bekende wijze aangedreven door een (niet weergegeven) elektromotor.
Figuur 3 is een dwarsdoorsnede ter plaatse van III-III
H 20 door de trommel 11 van de truckmixer 9 weergegeven. De dwarsdoorsnede toont een trommel 11, die aan de binnenzijde voorzien is van een drietal gekromde schoepen 12. In de schoepen 12 zijn elementen 13 aangebracht, waarmee eventuele in de trommel 11 aanwezige betonspecie b te verwarmen 25 respectievelijk te koelen is.
In figuur 4 is een alternatieve uitvoering weergegeven, I waarin de koel-/verwarmingselementen 14 in de wand 11 van de trommel zijn voorzien in plaats van in de schoepen 12. Andere uitvoeringsvormen waarin de koel-/verwarmingselementen 13 en 14 I 30 zowel in de wand 11 als in de schoepen 12 zijn aangebracht, I zijn echter evenzeer mogelijk.
I 1023757 I 19 I Met de koel-/verwarmingselementen 13, 14 is de temperatuur I van de betonspecie b in de trommel 11 op vrij nauwkeurige wijze I in te stellen. De trommel ondergaat een rotatiebeweging (pijl I PI) die als doel heeft om op bekende wijze de verschillende I 5 bestanddelen van de betonspecie b te mengen. Door de I rotatiebeweging zal echter tevens de betonspecie b zodanig I gemengd kunnen worden, dat een relatief uniforme temperatuur I van de betonspecie b tot stand wordt gebracht.
I Om de invloed te bepalen die de temperatuur van I 10 betonspecie (tijdens het storten) heeft op de kwaliteit van I bouwconstructie, is een aantal simulaties uitgevoerd van de in I het beton optredende spanningen. De simulatie omvat tevens het I visualiseren van het verschil in spanningsopbouw tussen de I verschillende eerdergenoemde uitvoeringsmethodes. De simulaties I 15 zijn uitgevoerd voor een tweetal situaties.
I In de eerste situatie (figuren 5-8) wordt op een relatief I koude ondergrond van een reeds eerder gestorte betonvloer 35 I een wand 36 aangebracht door betonspecie te storten in een I daartoe geschikte bekisting. In de door de bekisting I 20 gedefinieerde stortruimte is een systeem van een achttal I koelhuizen 30 voorzien die, wanneer de specie eenmaal gestort I is, de betonwand van binnenuit kunnen koelen. Een tweede I situatie (figuren 9-12) heeft betrekking op dezelfde I configuratie, maar waarin nu de te storten betonspecie volgens I 25 de uitvinding wordt gekoeld. In de hieronder weergegeven tabel I zijn de waarden van een aantal bij de simulatie gebruikte parameters opgesomd.
I Tabel 1. Fysische gegevens van de eerste en tweede simulatie I 30 I 1023757 Η
Omgevingstemperatuur buiten ‘C 20 ±5
Specietemperatuur ongekoeld 'C 25
Specietemperatuur gekoeld *C 10
Temperatuur vloer ‘C 20 5 Grondtemperatuur 'C 20
Windsnelheid (gem.) buiten m/s 3 wandbreedte m 0,95-0,5 wandhoogte m 7,4 H 10 In figuur 5 is de temperatuurverdeling weergegeven van de H wand 26,5 uur na het storten. Duidelijk zichtbaar is dat op een H aantal posities in de wand de temperatuur redelijk laag is.
Deze posities komen overeen met de posities van de in de wand voorziene koelhuizen 30. Daarbuiten is de temperatuur echter 15 vrij hoog. In figuur 6a is de temperatuur ter plaatse van positie xl weergegeven in de situatie waarin geen koelhuizen worden toegepast, terwijl in figuur 6b de temperatuur ter plaatse van xl en ter plaatse van positie x2 is weergegeven wanneer wel het genoemde systeem van koelhuizen wordt 20 toegepast. In figuur 6b toont curve A de temperatuur ter
I plaatse van positie xl als functie van de tijd, terwijl curve B
de temperatuur op positie x2 toont. Zichtbaar is dat onder invloed van de koelhuizen 30 de temperatuur gedurende de eerste twee dagen aanzienlijk gereduceerd wordt. Na die tijd zal de 25 wand meer de temperatuurschommelingen van de buitenlucht I (dag/nacht cyclus) volgen.
I Figuur 7 toont de spanningsverdeling in de wand als I functie van de plaats (op het tijdstip t = 250 uur), terwijl I figuur 8 het spanningsverloop voor de posities xl en x2 als I 1023757 21 functie van de tijd weergeeft. In figuur 8 tonen curven C en D het spanningsverloop ter plaatse van respectievelijk positie xl en positie x2. τ duidt hierbij op trekspanningen, terwijl O op drukspanningen duidt. Curve Ml toont de ontwikkelde treksterkte 5 in het beton, terwijl curve M2 de maximaal toelaatbare spanning toont die op mag treden in het beton (met een 50% veiligheidsmarge) . In de praktijk dienen de gemiddelde in de wand optredende spanningen onder de curve M2 te blijven.
Duidelijk zichtbaar is uit figuur 8 dat de in de wand 10 optredende spanningen bij tijd en wijle boven curve M2 uit komen. Gemiddeld genomen blijven de spanningen echter onder curve M2.
Figuur 9 toont de temperatuurverdeling (op tijdstip t = 65,5 uur) van een wand waarbij tijdens het storten de 15 temperatuur is verlaagd (zie tabel 1). In figuur 10 is het temperatuurverloop op positie xl als functie van de tijd weergegeven. Zichtbaar is dat op tijdstip t = 0 de temperatuur van de betonspecie veel lager ligt, dan in het vorige geval (figuur 6).
20 In figuur 11 is de spanningsverdeling (op tijdstip t = 513 uur) in de wand weergegeven, terwijl in figuur 12 het spanningsverloop als functie van de tijd is getoond. Duidelijk zichtbaar is dat de spanning op positie xl (curve E toont de spanning op positie xl) altijd ruim onder de maximaal 25 toelaatbare spanning (curve M2) blijft. Dit betekent dat de kans op scheurvorming verder is verkleind.
In figuur 13 is een voorbeeld van een toepassing van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Getoond is een dwarsdoorsnede door een tunnelbak. Op een relatief koude vloer 30 31 zijn wandbekistingselementen 32 en 33 aangebracht, terwijl boven op de wandbekisting 33 een dakbekisting 34 is voorzien.
102376/ Η
De betonspecie wordt van bovenaf (pijl P2) in de door de bekistingselementen 32, 33 en 34 gevormde ruimte gestort. Om te grote spanningsverschillen tussen de relatief koude ondergrond 31 en de relatief warme betonspecie b te vermijden, wordt de 5 betonspecie die direct op de vloer 31 terecht komt, tijdens het storten gekoeld tot een temperatuur die niet al teveel afwijkt van die van de vloer 31. Dit betekent een vermindering van de in de wanden optredende spanningen.
H Wanneer eenmaal de relatief koude betonspecie over een H 10 hoogte hx is aangebracht, wordt de daar boven op over een hoogte H h2 relatief warme betonspecie gestort. Deze betonspecie is tijdens het storten opgewarmd. Door de relatief hoge temperatuur van dit deel van de betonspecie, zal de uithardtijd van dit beton aanzienlijk gereduceerd kunnen worden. Doordat 15 het beton van het dak van de tunnel, dat wil zeggen het H bovenste deel van de in figuur 13 weergegeven betonspecie, veel sneller uithardt, kan de bekisting (34) na kortere tijd worden verwijderd. Dit betekent dat de snelheid waarmee een tunnel aan te leggen is aanzienlijk wordt vergroot.
20 Figuur 14 toont de tunnelmoot van figuur 13 in meer detail. Ook voor deze configuratie is een simulatie uitgevoerd.
I De opstaande wand van de tunnel is verdeeld in twee secties 41 en 42 terwijl het dak als sectie 43 is gedefinieerd.
H In de hieronder weergegeven tabel 2 zijn de waarden van een I 25 aantal bij de simulatie gebruikte parameters opgesomd.
I Tabel 2. Parameterwaarden I Omgevingstemperatuur buiten 'C 20±5 I Specietemperatuur sectie 41 'C 15 30 Specietemperatuur sectie 42 20 I 1023757 23
Specietemperatuur sectie 43 'C 25
Temperatuur vloer ’C 20
Grondtemperatuur 'C 20
Windsnelheid (gem.) buiten m/s 3 5 vloerdikte m 10 wanddikte m 9 dakdikte m 10
Figuur 15 toont de temperatuurverdeling (tijd = 36 uur) in 10 de tunnelwand en het tunneldak, terwijl figuur 16 het temperatuurverloop in de tijd op posities xl en x3 toont, wanneer de tunnelwand en het tunneldak vervaardigd zijn van ongekoelde betonspecie. De positie xl komt overeen met de eerdere genoemde positie xl in de wand, terwijl de positie x3 15 zich ongeveer ter plaatse van de aansluiting van het tunneldak 43 op de tunnelwand 41, 42 bevindt. De als gevolg van de getoonde temperatuurverdeling optredende spanningsverdeling als functie van plaats (op tijdstip t = 220 uur) en het spanningsverloop op posities xl en x3 als functie van de tijd 20 zijn respectievelijk weergegeven in figuren 17 en 18.
In figuur 18 is weergegeven dat het spanningsverloop als functie van de tijd op posities xl en x3 waarden bereikt die boven de maximale toelaatbare curve M2 uitkomen. Gemiddeld gezien vallen de waarden van spanning op positie x3 onder de 25 curve M2, maar komen de waarden op posities xl ver boven de maximaal toelaatbare waarden volgens curve M2 uit. Dit is een ontoelaatbare situatie.
Figuren 19 tot en met 22 tonen de situatie waarin een systeem van koelhuizen wordt toegepast. In deze situatie is de 30 temperatuur en de spanning op een drietal posities bepaald.
1023757
Posities xl en x3 komen overeen met posities xl en x3 van figuur 14. Positie x2 bevindt zich ongeveer op de helft tussen positie xl en x3, ter plaatse van de overgang van de bovenste sectie 42 naar de onderste sectie 41. Duidelijk zichtbaar is 5 dat de gemiddelde spanningsverloop in de tijd op posities xl,x2 en x3 onder de maximaal toelaatbare curve M2 blijft.
In figuren 23 tot en met 26 is respectievelijk de H temperatuurverdeling van de plaats op tijdstip t = 37 uur, het H temperatuurverloop op punten xl tot en met x3 als functie van H 10 de tijd, de spanningsverdeling als functie van de plaats en het H spanningsverloop als functie van de tijd voor posities xl tot H en met x3 weergegeven. Uit deze figuren blijkt, en met name uit figuur 26, dat de gemiddelde waarden van de optredende H spanningen in de tijd gemiddeld onder de waarden van de 15 maximaal toelaatbare curve M2 valt. Dit betekent dat in het H geval dat gekoelde betonspecie wordt gebruikt voor het aanbrengen van de onderste sectie 41 de spanningen altijd beneden de maximaal toelaatbare spanningswaarden blijven.
Vergelijking van figuur 24 met figuur 20 toont bovendien dat 20 ter plaatse van positie x3, dat wil zeggen tussen de tunnelwand en de tunneldak, de temperaturen hoger zijn aangezien de betonspecie van een hogere temperatuur wordt toegepast voor het vervaardigen van dit deel van de constructie. Dit heeft tot gevolg dat de bovenste delen van de constructie, dat wil zeggen 25 de bovenste sectie 42 en het tunneldak 43 veel sneller uitgehard zullen zijn dan in het geval waarin koelhuizen worden toegepast.
I In de bovenstaande beschrijving van enige voorkeurs- uitvoeringsvormen wordt de ondergrond gevormd door een betonnen 30 vloer. De ondergrond kan echter ook een ander willekeurig bouwelement betreffen. In geval van het aanbrengen van een 1023757 25 betonnen dak op een opstaande wand wordt de ondergrond bijvoorbeeld gevormd door de opstaande wand.
De onderhavige uitvinding is bovendien niet beperkt tot de beschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde 5 rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.
1023757

Claims (31)

1. Werkwijze voor het op een ondergrond in een daartoe bestemde stortruimte storten van beton, omvattende: - het verschaffen van plastische betonspecie; - het met verwarmingsmiddelen toevoeren van warmte aan de 5 betonspecie of het met koelmiddelen onttrekken van warmte uit H de betonspecie om de temperatuur van de verschafte betonspecie H in te stellen op een gewenste, vooraf bepaalde H temperatuurwaarde; H - het storten van de op de genoemde temperatuurwaarde H 10 gebrachte betonspecie in de daartoe bestemde stortruimte; H met het kenmerk, dat het met de verwarmingsmiddelen H toevoeren van warmte aan de betonspecie of het met koelmiddelen onttrekken van warmte uit de betonspecie omvat het leiden van H fluïdum van geschikte temperatuur door een aantal 15 doorstroombare elementen voor het overbrengen van warmte vanaf H het fluïdum op de betonspecie respectievelijk het onttrekken H van warmte uit de betonspecie naar het fluïdum.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het leiden van de verschafte betonspecie in een houder en het met in of 20 nabij de houder opgestelde doorstroombare elementen verwarmen respectievelijk koelen van de houder voor het verwarmen respectievelijk koelen van de betonspecie in de houder.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende het bepalen van de temperatuur van de betonspecie en het op basis 25 van de bepaalde temperatuur verwarmen of verkoelen van de I betonspecie.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, omvattende het herhalen I van de stappen van het bepalen van de temperatuur en het I verwarmen en/of verkoelen van de betonspecie totdat de I 1023757 betonspecie de gewenste, vooraf bepaalde temperatuurwaarde bereikt heeft.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende: 5. het aanvoeren van plastische betonspecie; - het voeren van de aangevoerde betonspecie door een betonspeciehouder, in het bijzonder een betonspecie-aanvoerbuis; - het met de doorstroombare elementen verwarmen 10 respectievelijk koelen van de betonspecie in de houder; - het uitvoeren van de aldus behandelde betonspecie uit de houder.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, omvattende: - het mengen van betonspecie in een menginrichting,- 15. het met de doorstroombare elementen verwarmen respectievelijk koelen van ten minste een deel van de menginrichting tot de betonspecie de gewenste, vooraf ingestelde temperatuur bereikt heeft; - het uitvoeren van de aldus behandelde betonspecie uit de 20 menginrichting.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, omvattende: - het mengen van betonspecie in een menginrichting; - het uit de menginrichting naar een houder leiden van de betonspecie; 25. het met de doorstroombare elementen verwarmen respectievelijk koelen van ten minste een deel van de houder tot de betonspecie de gewenste, vooraf ingestelde temperatuur bereikt heeft; - het uit de houder voeren van de aldus behandelde 3 0 betonspecie.
8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, waarbij de 1023757 menginrichting een op een mobiel gestel aangebrachte mengvat omvat.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarin de menginrichting een op een vrachtwagen gemonteerd roteerbaar mengvat omvat.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het tijdens het storten van de betonspecie in de H daartoe bestemde ruimte veranderen van de temperatuur van de H betonspecie.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, omvattende het brengen H 10 van een eerste hoeveelheid betonspecie op een relatief lage H temperatuur voor het beperken van de in het gestorte beton optredende spanningen en het brengen van de tweede, navolgende H hoeveelheid betonspecie op een relatief hoge temperatuur voor het verkleinen van de uithardtijd van het gestorte beton. H 15 12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het instellen van de temperatuur op de vooraf bepaalde temperatuurwaarde die maximaal een vooraf ingesteld temperatuurverschil afwijkt van de temperatuur van de ondergrond.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het ingestelde maximale temperatuurverschil bij het koelen 25 graden Celsius, en bij voorkeur 15 graden Celsius, bedraagt.
14. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het ingestelde maximale temperatuurverschil bij het verwarmen 50 graden I 25 Celsius, en bij voorkeur 30 graden Celsius, bedraagt.
15. Werkwijze voor het op een ondergrond in een daartoe I bestemde stortruimte storten van beton, bijvoorbeeld volgens I een van de voorgaande conclusies, omvattende: I - het verschaffen van plastische betonspecie; 30. het onttrekken van warmte uit de betonspecie om de B temperatuur van de verschafte betonspecie in te stellen op een I 1023757 gewenste, vooraf bepaalde temperatuurwaarde wanneer de temperatuur van de betonspecie hoger is dan de genoemde temperatuurwaarde; - het storten van de op de genoemde temperatuurwaarde 5 gebrachte betonspecie in de daartoe bestemde stortruimte; gekenmerkt door - het toevoeren van warmte aan de betonspecie om de temperatuur van de verschafte betonspecie in te stellen op een gewenste, vooraf bepaalde temperatuurwaarde wanneer de 10 temperatuur van de betonspecie lager is dan de genoemde temperatuurwaarde.
17. Werkwijze volgens conclusie 16 en een van de conclusies 1-15.
18. Inrichting voor het in een stortruimte aanbrengen van 15 beton, omvattende: - een houder; - toevoermiddelen voor het in de houder toevoeren van plastische betonspecie; - temperatuuraanpasmiddelen voor het aanpassen van de 20 temperatuur van de betonspecie in de houder; - afvoermiddelen voor het afvoeren van de betonspecie naar de stortruimte; met het kenmerk, dat de temperatuuraanpasmiddelen in de houder aangebrachte verwarmingsmiddelen en/of koelmiddelen 25 omvatten voor het verwarmen respectievelijk koelen van de betonspecie in de houder en de verwarmingsmiddelen en/of koelmiddelen een aantal met fluïdum van geschikte temperatuur doorstroombare elementen omvatten.
19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de 30 temperatuuraanpasmiddelen in de houder aangebrachte koelmiddelen omvatten voor het koelen van de betonspecie 1023757 wanneer de temperatuur van de betonspecie hoger is dan de genoemde temperatuurwaarde en de temperatuuraanpasmiddelen in de houder aangebrachte verwarmingsmiddelen omvatten voor het verwarmen van de betonspecie wanneer de temperatuur van de 5 betonspecie lager is dan de genoemde temperatuurwaarde.
20. Inrichting volgens een der conclusie 18 of 19, waarbij de houder een roteerbaar aangedreven trommel omvat en de met H fluïdum doorstroombare elementen zijn aangebracht in of aan de H t romme1wand.
21. Inrichting volgens conclusie 18-20, waarbij de houder H een roteerbaar aangedreven, van een of meer mengschoepen H voorziene mengtrommel omvat en de met fluïdum doorstroombare H elementen zijn aangebracht in of aan de schoepen.
22. Inrichting volgens conclusie 20 en 21, waarbij de met H 15 fluïdum doorstroombare elementen zowel zijn aangebracht in of nabij de trommelwand alsmede in of nabij de schoepen.
23. Inrichting volgens een der conclusies 18-22, waarbij de houder wordt gevormd door een betonspecie-aanvoerbuis en de met fluïdum doorstroombare elementen zijn aangebracht langs de 20 buiswand.
24. Inrichting volgens conclusie 23, omvattende een pomp voor het door de betonspecie-aanvoerbuis pompen van de I betonspecie.
25. Inrichting volgens een der conclusies 18-24, waarin de 25 houder een opvangbak van een vrachtwagen omvat en de met fluïdum doorstroombare elementen zijn aangebracht langs de houderwand.
26. Inrichting volgens een der conclusies 18-25, waarbij I de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het koelen van een I 30 eerste hoeveelheid betonspecie voor het beperken van de in het I gestorte beton optredende spanningen en voor het verwarmen van I 1023757 het tweede, navolgende hoeveelheid betonspecie voor het verkleinen van de uithardtijd van het gestorte beton.
27. Inrichting volgens een der conclusies 18-26, waarbij de houder ten minste een van specieverplaatsings-middelen 5 voorziene buis omvat en de met fluïdum doorstroombare elementen zijn aangebracht in de specieverplaatsingsmiddelen en/of in de buiswand.
28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij de houder één of meer in zigzag-verband gerangschikte vijzels omvat.
29. Inrichting volgens een van der voorgaande conclusies 18-28, waarbij de houder is geïntegreerd in een betoncentrale.
30. Inrichting volgens een der conclusies 18-29, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het aanpassen van de temperatuur van de te storten betonspecie op een temperatuur 15 die minder dan een ingesteld maximaal temperatuurverschil afwijkt van de temperatuur van de ondergrond.
31. Inrichting volgens conclusie 30, waarbij het maximale temperatuurverschil bij koelen 20 graden Celsius, en bij voorkeur 15 graden Celsius, bedraagt.
32. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij het maximale temperatuurverschil bij verwarmen 50 graden Celsius, en bij voorkeur 30 graden Celsius, bedraagt.
33. Werkwijze volgens een der conclusies 1-17, waarbij de inrichting volgens een der conclusies 18-32 wordt toegepast. 1023757
NL1023757A 2003-02-13 2003-06-26 Werkwijze en inrichting voor het storten van beton. NL1023757C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023757A NL1023757C2 (nl) 2003-02-13 2003-06-26 Werkwijze en inrichting voor het storten van beton.
EP04075425A EP1447192A1 (en) 2003-02-13 2004-02-10 Method and device for pouring concrete

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022669A NL1022669C1 (nl) 2003-02-13 2003-02-13 Werkwijze en inrichting voor het storten van beton.
NL1022669 2003-02-13
NL1023757 2003-06-26
NL1023757A NL1023757C2 (nl) 2003-02-13 2003-06-26 Werkwijze en inrichting voor het storten van beton.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1023757C2 true NL1023757C2 (nl) 2004-08-16

Family

ID=32684354

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1023757A NL1023757C2 (nl) 2003-02-13 2003-06-26 Werkwijze en inrichting voor het storten van beton.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1447192A1 (nl)
NL (1) NL1023757C2 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA2787125A1 (en) * 2010-01-21 2011-07-28 Construction Research & Technology Gmbh Concrete spraying method using heat recovery
CN203213614U (zh) * 2013-03-21 2013-09-25 三一汽车制造有限公司 一种布料车
JP6473721B2 (ja) * 2016-08-24 2019-02-20 みらい建設工業株式会社 コンクリートひび割れ制御方法
CN110306439A (zh) * 2019-07-08 2019-10-08 浙江海洋大学 一种桥梁施工用混凝土浇筑设备
DE102021201456A1 (de) * 2021-02-16 2022-08-18 Putzmeister Engineering Gmbh Baustoffvorrichtung und Verwendung mindestens eines Teilsensors
CN112976305A (zh) * 2021-03-04 2021-06-18 天造机器人科技(广东)有限公司 一种基于自动化技术的现浇体系
CN115142681B (zh) * 2021-03-31 2023-10-27 三一汽车制造有限公司 工程机械
CN115030511A (zh) * 2022-07-04 2022-09-09 山东工业职业学院 建筑用楼板浇筑方法

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS492153A (nl) * 1972-04-21 1974-01-10
DE2537173A1 (de) * 1975-08-21 1977-03-10 Kuehl Hans Joerg Verfahren und vorrichtung zum kuehlen von frischbeton
JPS5938014A (ja) * 1982-08-25 1984-03-01 新明和工業株式会社 コンクリ−トミキサ
JPS62122709A (ja) * 1985-11-25 1987-06-04 大阪瓦斯株式会社 コンクリ−トの冷却方法
JPH02132271A (ja) * 1988-11-10 1990-05-21 Maeda Corp フレッシュコンクリートの冷却方法
JPH0740334A (ja) * 1993-07-30 1995-02-10 Mitsui Constr Co Ltd コンクリート冷却装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH06328429A (ja) 1993-05-26 1994-11-29 Sekisui Chem Co Ltd セメント材料の原料供給装置
JPH078780A (ja) * 1993-06-23 1995-01-13 Hitachi Zosen Corp 攪拌翼
JPH08127021A (ja) 1994-11-01 1996-05-21 Sekisui Chem Co Ltd セメントモルタル原料の計量供給装置
US6036352A (en) * 1997-05-06 2000-03-14 Kabushiki Kaisha Remic-Asano Method of and device for improving the quality of fresh concrete and preventing adhesion and hardening of the fresh concrete in a mixer drum of a concrete mixer truck or of a concrete mixing plant

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS492153A (nl) * 1972-04-21 1974-01-10
DE2537173A1 (de) * 1975-08-21 1977-03-10 Kuehl Hans Joerg Verfahren und vorrichtung zum kuehlen von frischbeton
JPS5938014A (ja) * 1982-08-25 1984-03-01 新明和工業株式会社 コンクリ−トミキサ
JPS62122709A (ja) * 1985-11-25 1987-06-04 大阪瓦斯株式会社 コンクリ−トの冷却方法
JPH02132271A (ja) * 1988-11-10 1990-05-21 Maeda Corp フレッシュコンクリートの冷却方法
JPH0740334A (ja) * 1993-07-30 1995-02-10 Mitsui Constr Co Ltd コンクリート冷却装置

Non-Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
DATABASE WPI Section Ch Week 198728, Derwent World Patents Index; Class J07, AN 1987-194493, XP002263200 *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 014, no. 367 (M - 1008) 9 August 1990 (1990-08-09) *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1995, no. 05 30 June 1995 (1995-06-30) *

Also Published As

Publication number Publication date
EP1447192A1 (en) 2004-08-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1023757C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het storten van beton.
JP5130371B2 (ja) 加熱アスファルトのリサイクル方法およびシステム
US9587358B2 (en) Pothole repair product and mobile apparatus and method of manufacturing an asphalt patch
NL2007738C2 (nl) Werkwijze voor het gecontroleerd beheersen van verharding van jong beton in productiesituaties.
US9689117B2 (en) Paving machine
CN107208385B (zh) 用于再利用沥青油毡瓦以及生产沥青混合物的系统、方法和设备
CN110966022B (zh) 一种基于中高流动性混凝土的铁路隧道衬砌施工方法
JPH0592254A (ja) 熔融金属収容容器の製造及び修理方法
CZ277704B6 (en) Tubes from sulfur-containing concrete and process for producing thereof
WO2006121166A1 (ja) 改質硫黄固化体製造システム
US20230033232A1 (en) Computer-assisted method and device for controlling a concrete mixing facility
CN107265947A (zh) 一种防温度裂缝的大体积水泥混凝土及其施工工艺
CN108609955B (zh) T型梁混凝土及其施工方法
CN111075196A (zh) 一种混凝土浇筑工艺
NL1022669C1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het storten van beton.
CN110653942A (zh) 一种用于早强型半柔性路面的水泥基砂浆的运输装置
JP7239922B2 (ja) 吹付けコンクリートの製造方法
KR101386060B1 (ko) 상온 재생아스콘 플랜트
KR102302947B1 (ko) 콘크리트블록 급속제작시스템 및 급속제작방법
CN111962341A (zh) 一种桥梁段crtsⅲ型板式无砟轨道冬期施工温控方法
JPH1158361A (ja) 生コンの製造装置
KR100451136B1 (ko) 메스콘크리트의 수화열 제어방법 및 장치
JP7132565B2 (ja) コンクリートの練混ぜ温度管理方法
CN207553102U (zh) 一种大体积混凝土连续降温的裂缝防治结构
CN103608286A (zh) 基于硫的制品的制备方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170701