NL1023325C2 - Inrichting en werkwijze voor verwarmen van stukken voedsel en verpakte stukken voedsel voor gebruik bij de werkwijze. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor verwarmen van stukken voedsel I en verpakte stukken voedsel voor gebruik bij de werkwijze I De uitvinding betreft een inrichting overeenkomstig de I aanhef van conclusie 1. Een dergelijke inrichting is bekend I 5 uit WO 9711628. Het nadeel van de bekende inrichting is dat I voor het sluiten en openen van de pan of korf te veel han- I delingen noodzakelijk zijn waardoor het in de pan of korf I brengen van stukken voedsel en ze er weer uit te nemen te I gecompliceerd is en huishoudelijk gebruik belemmerd wordt.

I 10 Ten einde dit nadeel te vermijden is de inrichting I uitgevoerd in overeenstemming met het kenmerk van conclusie I 1. Hierdoor is het voor de gebruiker mogelijk om met één I handeling de pan of korf te koppelen met de rotatiemiddelen I en tegelijk de pan of korf te sluiten waardoor de stukken I 15 voedsel bij rotatie in de pan of korf blijven. Hierdoor is I het gebruik van de inrichting vereenvoudigd.

I In overeenstemming met een verbetering is de inrich- I ting uitgevoerd volgens conclusie 2. Hierdoor is een com- I pacte en eenvoudig te bedienen inrichting gerealiseerd.

I 20 In overeenstemming met een verdere verbetering is de I inrichting uitgevoerd volgens conclusie 3. Hiermee kunnen I de stukken voedsel op eenvoudige wijze en zonder toevoegen I van vet verhit worden, terwijl de eventueel aanwezige I schoepen het schuiven van deze stukken voedsel langs de I 25 binnenzijde van de pan onderbreken en de stukken ten op- I zichte van elkaar en de bodem bewegen.

I In overeenstemming met een verdere verbetering is de I inrichting uitgevoerd volgens conclusie 4. Hierdoor kunnen I de stukken voedsel zonder problemen langs de wand van de I pan glijden en wentelen en kan de pan op eenvoudige wijze gereinigd worden.

In overeenstemming met een verdere verbetering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 5. Hierdoor kan ook 5 na verwarming van de stukken voedsel de pan of korf zonder bezwaar of hulpmiddelen door de gebruiker ontkoppeld worden van de behuizing.

In overeenstemming met een verdere verbetering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 6. Hierdoor wordt 10 op eenvoudige wijze bereikt dat het voedsel tijdens het verwarmen goed mengt, waardoor de warmte ook beter verdeeld wordt over alle stukken voedsel.

Tevens betreft de uitvinding een werkwijze overeenkomstig de aanhef van conclusie 7 of 8. Een dergelijke werk-15 wijze is onder meer bekend uit WO 9711628. Het nadeel van de bekende werkwijze is dat de verwarmde stukken voedsel niet altijd voldoende gaar worden omdat de warmte niet voldoende diep door kan dringen in de tijd die voor het opwarmen beschikbaar is. Als de opwarmtijd verlengd zou worden 20 zouden de delen die nabij het oppervlak van het voedsel liggen kunnen verbranden, hetgeen ongewenst is. Ten einde dit nadeel te vermijden bij stukken voedsel met onregelmatige afmetingen, zoals stukken voedsel gesneden in lange repen, wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig het 25 kenmerk van conclusie 7. Teneinde dit nadeel te vermijden bij stukken voedsel met doorsneden die in verschillende doorsnijdingen en in verschillende richtingen min of meer even groot zijn wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig het kenmerk van conclusie 8. Hierdoor wordt bereikt 30 dat ook de binnenzijde van de stukken voedsel voldoende gaar worden zonder dat verbranding, verkolen of andere ver- 3 I mindering van smaak optreedt van nabij het oppervlak gele- I gen delen van de stukken voedsel tengevolge van oververhit- I ting.

I In overeenstemming met een verbetering wordt de werk- I 5 wijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 9. Hierdoor wordt I bereikt dat stukken voedsel die van twee zijden bestraald I kunnen worden voldoende dik zijn en wordt vermindering van I smaak tengevolge van oververhitting vermeden.

I In overeenstemming met een verdere verbetering wordt I 10 de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 10. Door I het gebruik van de roterende korf of pan kunnen de stukken I voedsel op eenvoudige wijze aan alle kanten verhit worden I waarbij door de afmeting van de stukken voedsel te beperken I zeker gesteld wordt dat ze in de korf of pan ten opzichte I 15 van de korf of pan en elkaar bewegen.

I In overeenstemming met een verdere verbetering wordt I de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 11. Hier- I door wordt op eenvoudige wijze bereikt dat de stukken voed- I sel tijdens het verwarmen plaatselijk extra verhit wordt en I 20 eventueel een korst krijgen, wat tot verbetering van de smaakervaring leidt.

I Tevens betreft de uitvinding verpakte en eventueel ge- I conserveerde stukken voedsel overeenkomstig de aanhef van conclusie 12. Het is bekend om stukken voedsel te verpakken I 25 en eventueel te conserveren. De bekende stukken voedsel hebben echter allerlei verschillende afmetingen waarbij I dikke en dunne stukken in een verpakking door elkaar ge- I mengd zijn zodat tijdens verhitten met een infrarode stra- lingsbron in een pan of korf de te dunne stukken ongewenste I 30 smaakverandering zullen ondergaan door oververhitting. Ten H einde hierin verbetering te brengen zijn de verpakte stuk- H ken voedsel gesorteerd, geselecteerd, gesneden en/of op an- H dere wijze bewerkt in overeenstemming met het kenmerk van conclusie 12. Hierdoor zijn de verpakte stukken voedsel 5 zonder verdere bewerking te gebruiken bij verhitting met een infrarode stralingsbron zonder dat tijdens het verhit- ten ongewenste smaakveranderingen optreden.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden met behulp van een tekening.

10 In de tekening toont

Figuur 1 een schematische doorsnede van een eerste uitvoe- ringsvorm van een verwarmingsinrichting voor het verwarmen van stukken voedsel, I Figuur 2 een schematische doorsnede van een tweede uitvoe- 15 ringsvorm van een verwarmingsinrichting voor het verwarmen H van stukken voedsel, I Figuur 3 een schematische doorsnede van een tweede uitvoe- ringsvorm van een pan voor gebruik met de verwarmingsin- richting volgens figuur 1, en I 20 Figuur 4 schematisch aanzichten en doorsneden van stukken I voedsel geschikt voor verwarmen in de inrichting volgens figuur 1.

I Figuur 1 toont een verwarmingsinrichting 1 voor voed- sel. De verwarmingsinrichting 1 omvat een voet 9 met daarop 25 een behuizing 10 waarin een ring 7 roteerbaar is gemonteerd in een lager 8. De ring 7 wordt aangedreven door een motor I 11 met behulp van een aandrijfwiel 12. De rotatie-as van de ring 7 maakt een hoek met de verticaal. Aan de ring 7 kan I een pan 3 gekoppeld zijn, bij voorkeur met een rand van een I 30 vulopening van de pan 3 waarbij de ring 7 eventueel voor- I zien is van niet getoonde verende elementen voor het klem- I men van de pan 3. De pan 3 heeft een bakoppervlak 5A dat in 5 het in figuur 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld een U-vormige ring 5 omvat, waarbij stukken voedsel 6 aan de binnenzijde tegen het oppervlak van de ring 5 rusten. Aan de van de behuizing 10 afgekeerde zijde heeft de pan 3 een opening 4 5 die bij voorkeur is afgesloten door gaas. Het is vanzelfsprekend ook mogelijk dat de pan 3 aan de van de behuizing afgekeerde zijde volledig gesloten is, zoals getoond in figuur 2, en de pan een gladde bodem heeft.

Aan de tegen de ring 7 geklemde zijde heeft de pan 3 10 een opening waardoor een verwarmingselement 15 in de pan steekt. Om het verwarmingselement 15 is een kap 16 aangebracht. De kap 16 is gemaakt van draadmateriaal zodat deze geen belemmering vormt voor overdracht van warmte en zorgt er voor dat er geen stukken voedsel 6 tegen het verwar-15 mingselement 15 komen en sluit tegelijkertijd de vulopening van de pan 3. De rand van de pan 3 is aan de naar de ring 7 gekeerde zijde voorzien van nokken 14 die in ingrijping komen met inkepingen 13 in de ring 7 zodat de pan 3 met de ring 7 roteert. De pan 3 is aan de buitenzijde van de U-20 vormige ring 5 voorzien van handvaten 2, het bakoppervlak 5A is eventueel voorzien van een anti-aanbak laag. Het materiaal van de pan 3 kan metaal zijn of ook glas waardoor de gebruiker het bakproces kan volgen.

Bij gebruik wordt de pan 3 van de houder 10 genomen en 25 door de vulopening gevuld met stukken voedsel 6. De stukken voedsel 6 worden op de bodem van de pan 3 gelegd, of indien aanwezig op het gaas in de opening 4. De openingen in het gaas zijn daarbij zo gekozen dat kleine stukken voedsel 6 door het gaas vallen, niet in de pan 3 blijven en niet mee- 30 verwarmd worden, zodat voorkomen wordt dat deze kleine de len door verbranding de smaak bederven. De pan 3 wordt met de ring 7 gekoppeld waarbij de kap 16 de vulopening sluit.

H Door de gekantelde stand van de pan 3 rusten de stukken voedsel 6 aan de onderzijde tegen het bakoppervlak 5A van ring 5. Vervolgens wordt de verwarmingsinrichting 1 inge- H schakeld door activeren van de motor 11 en het verwarmings- 5 element 15.

Het verwarmingselement 15 zendt na inschakelen infra- rode straling uit die de stukken voedsel 6 direct verwarmt H en die ook de U-vormige ring 5 verwarmt, zodat de stukken v H voedsel 6 ook door het bakoppervlak 5A verwarmd worden.

10 Voor het verhitten van de stukken voedsel 6 door in- H frarode straling is de temperatuur van het verwarmingsele- ment 15 bij voorkeur meer dan 350° Celsius. Eventueel is het verwarmingselement 15 voorzien van een ventilator waar- mee door het verwarmingselement 15 verwarmde lucht naar de I 15 stukken voedsel 6 wordt geblazen. Een voordeel van de geko- I zen methode van verwarming is dat de stukken voedsel 6 per- I manent in beweging zijn, zodat ze niet aanbakken op de pan 3 en ook dat de warmte van de infrarode straling op steeds I wisselende oppervlakken van de stukken voedsel 6 inwerkt.

I 20 Het is dan ook niet nodig om tijdens het verwarmen en/of I gaar maken van de stukken voedsel vet toe te voegen om aan- I bakken of verbranden te voorkomen, zodat de met de verwar- I mingsinrichting 1 stukken voedsel 6 geen toegevoegd vet hebben en dus voor vetarme diëten zeer geschikt zijn.

25 Het inschakelen van de verwarmingsinrichting 1 kan op bekende wijze plaats vinden bijvoorbeeld met schakelaars I voor de motor 11 en het verwarmingselement 15, waarbij het I verwarmingselement 15 bij voorkeur niet ingeschakeld kan I worden bij stilstaande motor 11. Eventueel zijn er tijd- I 30 schakelaars voor instellen van de inschakelduur en/of in- I schakelmoment. De opening 4 maakt het mogelijk dat de ge- 7 bruiker het verwarmings- en/of garingsproces volgt en dat vrijkomende dampen kunnen vrijkomen. Ook is het mogelijk om tijdens het bereiden door de opening 4 kruiden toe te voegen of kunnen stukken voedsel toegevoegd worden zonder dat 5 de pan 3 van de ring 7 moet worden los genomen. In dit geval is het gaas in de opening 4, als dit aanwezig is, los-I neembaar. Het zal duidelijk zijn dat de grootste afmeting I van het in de pan 3 te verwarmen stukken voedsel 6 beperkt I moet zijn om te bereiken dat de stukken voedsel 6 bij het I 10 roteren van de pan 3 voldoende ten opzichte van elkaar en I de pan 3 bewegen. Het blijkt daarbij voldoende te zijn als I de grootste lengte 1 van de stukken voedsel (zie figuur 4) I kleiner is dan een radius r en/of een diepte d van pan 3.

I Figuur 2 toont een alternatieve uitvoering van de ver- I 15 warmingsinrichting 1, waarbij in plaats van een verwar- I mingselement 15 met infrarode straling een gasbrander 18 I gebruikt wordt, waarbij de gasbrander 18 de buitenzijde van I de pan 3 en met name de U-vormige ring 5 verwarmt. Voor het I sluiten van de vulopening van de pan 3 is in de behuizing I 20 10 een geleideplaat 17 aangebracht. Het handvat 2 is zoda- I nig geplaatst dat het bij rotatie van de pan 3 niet door de I gasbrander 18 wordt verhit. Het zal duidelijk zijn dat de I verhitting van de stukken voedsel 6 het op meer traditione- I le wijze plaats vindt. Door het ononderbroken roteren van I 25 de pan en het over elkaar rollen van de stukken voedsel 6 I zal de plaatselijke verhitting beperkt blijven en kan het I gebruik van vet tijdens het verwarmen ook hier minimaal I zijn. In de in figuur 2 getoonde uitvoering is de bodem van I de pan 3 gesloten en voor afvoer van tijdens verwarmen in 30 de pan 3 ontstane dampen zijn de behuizing 10 en de gelei- deplaat 17 voorzien van ventilatieopeningen 19.

H In de hiervoor getoonde uitvoeringsvoorbeelden is een pan 3 getoond met een ü-vormige ring 5 met een bakoppervlak 5A. Doordat bij gebruik van verhitting met infrarood en eventueel warme lucht tijdens het verhitten geen vet wordt 5 toegevoegd, kan in plaats van de pan met de gesloten U- vormige ring 5 ook een open korf worden toegepast. Eventu- eel wordt de behuizing 10 dan geplaatst in een afsluitbare omkapping om de verwarming te verbeteren en om verspreiden van heet materiaal te vermijden.

10 Figuur 3 toont een pan 3 voor gebruik met de verwar- mingsinrichting 1 zoals getoond in figuur 1, eventueel in combinatie met de ventilatieopeningen 19. De pan 3 heeft H een buitenwand 21 en een binnenwand 20, waarbij de buiten- I wand 21 zodanig is uitgevoerd dat deze koel blijft als de 15 binnenwand 20 verhit wordt door het verwarmingselement 15.

I Hiertoe kan de pan 3 dubbelwandig zijn uitgevoerd bijvoor- I beeld van roestvast staalplaat. In een andere uitvoering is I alleen de binnenwand 20 uitgevoerd als roestvast staalplaat I en is de buitenwand 21 uitgevoerd in isolerend materiaal 20 zoals een tegen hitte van de binnenwand bestendige kunst- stof. De vorm van deze uitvoering van de pan 3 is zodanig dat de buitenomtrek die overeenkomt met de ü-vormige ring 5 een conische vorm heeft, waardoor bij rotatie van de pan 3

I om de niet verticale rotatie-as de op het bakoppervlak 5A

I 25 liggende stukken voedsel 6 verschillende snelheden ten op- I zicht van elkaar hebben en er betere menging van de stukken I voedsel 6 in de pan 3 optreedt. Eventueel wordt de menging I van de stukken voedsel 6 tijdens rotatie verder verbeterd door aan de binnenwand 20 van de pan 3 langs het bakopper- I 30 vlak 5A niet getoonde schoepen aan te brengen.

I In figuur 4 zijn stukken voedsel 6 getoond waarbij met I een arcering doorsneden K zijn aangegeven van het te ver- 9 warmen materiaal. De stukken voedsel 6 worden voordat ze in de pan 3 verwarmd worden gesneden, geselecteerd of op andere wijze bewerkt opdat de stukken voedsel zodanige afmetingen hebben dat smaakvermindering door oververhitting en/of 5 verbranden wordt vermeden. Door stukken voedsel 6 met min of meer homogene afmetingen te gebruiken kan de bij de vet-loze verwarming met infraroodstraling de straling doordringen in het gehele voedsel en zorgen voor voldoende garen van het voedsel zonder dat oververhitting optreedt. Daarbij 10 is gebleken dat de kleinste doorsnede K van een bewerkt stuk voedsel bepalend is voor de juiste werking van de infraroodstraling. De garing vindt op een juiste wijze plaats als de afstand tot het te bestralen oppervlak niet meer is dan 7 ram waarbij bij voorkeur de afstand tussen twee tegen-15 over elkaar liggende oppervlakken t ook niet meer is dan 7 mm. Bij bolvormige of nagenoeg bolvormige stukken voedsel kan deze afstand groter zijn en treedt nog juiste garing op als de afstand tot het te bestralen oppervlak niet meer is dan 12 mm.

20 Teneinde het gebruik van de inrichting te bevorderen wordt het volgens de hiervoor beschreven wijze voorbereide voedsel verpakt, eventueel nadat het diepgevroren is en wordt het in verpakte vorm in de winkels aangeboden. Bij voorkeur wordt er voor gezorgd dat de uit verschillende I 25 grondstoffen bestaande stukken voedsel 6 die in dezelfde I verpakking zitten een even lange bereidingstijd hebben, I bijvoorbeeld door sommige maaltijd componenten te blanche- ren of op andere wijze een voorbehandeling te geven.

Claims (12)

1. Inrichting voor het verwarmen van stukken voedsel H (6) omvattende een behuizing (10) met rotatiemidde- H len (7,11,12) voor het om een niet verticale rote- H 5 ren van een pan of korf (3), een verwarmingselement H (15;18) voor het verwarmen van de in de pan of korf H aanwezige stukken voedsel en koppelmiddelen (13,14) voor het met de rotatiemiddelen koppelen van de pan of korf waarbij de pan of korf een vulopening heeft 10 voor het inbrengen van de stukken voedsel en af- sluitmiddelen (16; 17) voor sluiten van de vulope- ning met het kenmerk dat de afsluitmiddelen (16;17) de vulopening sluiten door het koppelen van de pan of korf (3) met de rotatiemiddelen 7,11,12).

2. Inrichting volgens conclusie 1 waarbij het verwar- mingselement (15) omsloten is door een kap (16) en de kap deel uit maakt van de afsluitmiddelen I (16;17) .

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 waarbij het I 20 verwarmingselement (15) een infrarood stralingsbron is met een temperatuur van ten minste 350° Celsius.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3 waarbij de I pan of korf (3) is uitgevoerd met een gladde bin- I nenzijde (20), eventueel voorzien van schoepen. I 25

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies I waarbij de pan of korf (3) is uitgevoerd met een I isolerende buitenzijde (21).

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusie waarbij de buitenomtrek van de pan of korf (3) conisch is.

7. Werkwijze voor verwarmen van stukken voedsel (6) 5 door een pan of korf (3) zodanig te bewegen dat de stukken voedsel langs een binnenzijde (20) van de pan of korf verplaatsen en door de stukken voedsel te verhitten met infrarode straling afkomstig van een stralingsbron (15) met een temperatuur van ten 10 minste 350° Celsius en eventueel ook hete lucht te blazen langs de stukken voedsel met het kenmerk dat voorafgaande aan verwarmen de stukken voedsel (6) zodanig gesorteerd, geselecteerd, gesneden en/of op andere wijze bewerkt zijn dat in een kleinste door-15 snede (K) van de stukken voedsel de te verwarmen delen een afstand tot de omhullende (0) van de kleinste doorsnede hebben die kleiner is dan 7 mm is.

8. Werkwijze voor verwarmen van stukken voedsel door 20 een pan of korf (3) zodanig te bewegen dat de stuk ken voedsel langs een binnenzijde (20) van de pan of korf verplaatsen en door de stukken voedsel te verhitten met infrarode straling veroorzaakt door een stralingsbron (15) met een temperatuur van ten 25 minste 350° Celsius en eventueel ook hete lucht te blazen langs de stukken voedsel met het kenmerk dat voorafgaande aan verwarmen de stukken voedsel (6) zodanig gesorteerd, geselecteerd, gesneden en/of op andere wijze bewerkt zijn dat de verschillende 30 doorsneden door de stukken voedsel ongeveer even groot zijn en dat in een doorsnede van de stukken voedsel de te verwarmen delen een afstand tot de i f\ ·Γϊ ‘ ;· f‘,· Λ ··' omhullende (O) van een doorsnede hebben die kleiner is dan 12 mm.

9. Werkwijze in overeenstemming met conclusie 7 of 8 waarbij de stukken voedsel zodanig gesorteerd, ge- 5 selecteerd, gesneden en/of op andere wijze bewerkt I zijn dat de kleinste afstand (t) tussen twee tegen- over elkaar liggende buitenoppervlakken van een stuk voedsel niet minder is dan de maximale afstand I tot de omhullende van de kleinste doorsnede van het I 10 stuk voedsel.

10. Werkwijze in overeenstemming met een der conclu- sies 7-9 waarbij de stukken voedsel (6) worden ver- warmd in een de korf of pan (3) door deze te rote- I ren om een niet verticale hartlijn en de korf of 15 pan een radius (r) en een diepte (d) heeft en de grootste lengte (1) van een stuk voedsel kleiner is I dan de radius en/of de diepte.

11. Werkwijze in overeenstemming met een der conclu- I sies 7-10 waarbij de korf of pan (3) aan de bui- I 20 tenomtrek een plaatvormig oppervlak (5A) heeft dat I met een gasbrander (18) verhit wordt op een baktem- peratuur.

12. Verpakte en eventueel geconserveerde stukken I voedsel met het kenmerk dat de stukken voedsel ge- I 25 sorteerd, geselecteerd, gesneden en/of op andere I wijze bewerkt zijn zodanig dat ze zonder verdere I bewerkingen geschikt zijn voor gebruik overeenkom- I stig de werkwijze volgens een der conclusies 7-11.