NL1022917C2 - Monoski. - Google Patents

Description

I - -

Monoski Eén van de mogelijkheden van het afdalingskien bestaat uit het zogeheten snowboarden met een monoski. Om te kunnen wenden dient de snowboarder op de plank te balanceren met zijn II 5 of haar evenwicht. Het gevaar van het verliezen van het evenwicht is daarbij sterk aanwezig.

Vanuit het snowboarden is dan ook de behoefte ontstaan om de plank meer onder controle te I1 krijgen en nog beter te kunnen besturen.

H Het Oostenrijkse octrooischrift AT 2329421 beschrijft een lange, smalle monoski, halverwege 10 uitgevoerd met een scharnierpunt in het horizontale vlak en voorzien van een neerklapbare H stuur- en zitvoorziening. De Amerikaanse publicatie US 5.865.446 laat een plank zien in twee H delen, waarvan de delen ten opzichte van elkaar in beperkte mate kunnen bewegen.

Het Europese document EP 0 378 859 beschrijft een opvouwbare ski, bestaande uit twee delen, waarvan het scharnier op verschillende wijzen kan zijn uitgevoerd.

15 Het Nederlandse octrooidocument NL 1007750 laat een monoski zien die aan de bovenzijde is voorzien van een in hoogte instelbaar verend steunorgaan.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel bovengenoemde inrichtingen verder te verbeteren, in I het bijzonder door de plank beter bestuurbaar en transporteerbaar te maken en te kunnen skiën I 20 zonder dat de voeten van de skiër aan de ski gefixeerd zijn zoals bij een snowboard of monoski.

Aan de hand van de volgende figuren zal de vinding nader worden toegelicht:

Fig. 1 toont het zijaanzicht van de bobski; I Fig. 2 toont de bobski in opgevouwen toestand van opzij gezien; 25 Fig. 3 toont de bobski in opgevouwen toestand van boven af gezien; I Fig. 4 toont in zijaanzicht de bewegingsvrijheden van het steunorgaan en skidelen ten opzichte van elkaar; I Fig. 5 toont de stuurmogelijkheden van de achterste plank in een bovenaanzicht.

30 Om het zogeheten snowboarden een nog actievere, sportievere uitstraling te geven, en scherpe wendingen tijdens de afdaling mogelijk te maken, bestaat de inrichting 1 uit twee delen, te weten een voor- en een achterplankdeel 2 en 3, met elkaar verbonden door middel van scharnier 4. Het scharnier 4 is dubbel uitgevoerd, waardoor de plankdelen 2 en 3 zowel in het horizontale vlak als in het verticale vlak schamierbaar zijn. Bij een afdaling staat de skiër of 35 skister met één voet op het voorste plankdeel 2 en één voet op het achterste plankdeel 3.

Door het gewicht te verplaatsen en verdraaiing van de stand van de voeten is een besturing van de inrichting mogelijk. Voor een goede balancering en om een nog betere besturing van de I -2- I inrichting mogelijK te maken is daartoe op het voorste plankdeel 2 een uit meerdere delen I samengesteld scharnierend steunorgaan 5 gemonteerd. Dit steunorgaan 5 is voorzien van een verend en schokdempend element 8. Het veer/schokdempende element 8 is met voorste I plankdeel 2 verbonden door middel van een snelkoppelingelement 9.Hiermee kan het I 5 veer/schokdempende element 8 ontkoppeld worden van plankdeel 2 en kan het steunorgaan I samen met plankdeel 3 opgevouwen worden tot een klein makkelijk te vervoeren pakket.

I Doordat de delen van het steunelement scharnierend met elkaar verbonden zijn, wordt bewerkstelligd dat de hoogte van het steunorgaan 5 zich automatisch aanpast aan de houding I van de skiër. Tevens zorgt dit steunorgaan ervoor dat de skiër voldoende contact houdt met de 10 ski zonder dat zijn voeten aan de ski gefixeerd zijn zoals bij een snowboard of monoski.

Het verende en schokdempende element 8 zorgt er voor dat, tijdens het skiën, oneffenheden in het terrein makkelijk kunnen worden opgevangen door de skiër.

Wanneer tijdens een afdaling - al of niet gewenst - van koers veranderd dient te worden, 15 dient dit op een veilige manier uitgevoerd te kunnen worden en wel door te voorkomen dat de inrichting 1 gaat driften. Daartoe zijn aan de onderzijde van het achterste plankdeel 3 enkele profielen 6 aangebracht ten einde beter te kunnen sporen. In een uitvoeringvorm kunnen dat twee parallel gemonteerde profielen zijn, uitgevoerd in een metaal of een slijtvaste kunststof, maar in een andere uitvoeringvorm kan het achterste plankdeel 3 aan de onderzijde H 20 geprofileerd zijn uitgevoerd.

H Na gebruik van de inrichting 1 is deze op simpele wijze, door het ontkoppelen van het H koppelingsmechanisme 9 van het steunorgaan 5, op te klappen tot een handzaam plat en makkelijk te vervoeren pakket 7.

Claims (11)

1. Een inrichting voor het beoefenen van de skisport, bestaande uit een tweedelige plank voorzien van een steunorgaan, met het kenmerk dat de twee plankdelen scharnierend met 5 elkaar zijn verbonden.

2. Een inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het voorste plankdeel is voorzien van een uit meerdere delen bestaand steunorgaan die scharnierend met elkaar verbonden zijn.

3 . Een inrichting volgens conclusie 1en 2, met het kenmerk dat tussen het voorste plankdeel en het steunorgaan een verend en schokdempend element geplaatst is.

4. Een inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk dat het verende en schokdempende element door middel van een snelkoppeling verbonden is met het voorste plankdeel

5. Een inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk dat het scharnier een beweging in horizontale vlak mogelijk maakt, zodat de twee plankdelen ten opzichte van elkaar onder een beperkte hoek draaibaar zijn.

6. Een inrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk dat het scharnier tevens een beweging in het verticale vlak mogelijk maakt, zodat het achterste plankdeel makkelijk over het voorste plankdeel is neer te klappen.

7. Een inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk dat één of beide plankdelen kan worden voorzien van voetbinding.

8. Een inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de achterste plank aan de onderzijde is voorzien van enkele profielen.

9. Een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de profielen aan de onderzijde van het achterste plankdeel parallel ten opzichte van elkaar in de lengterichting van het plankdeel zijn aangebracht.

10. Een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de profielen een langgerekte vorm hebben.

11. Een inrichting volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de profielen kunnen zijn uitgevoerd in metaal of in slijtvaste kunststof, maar ook in het plankdeel kunnen zijn geïntegreerd. (ΠΟ/1Μ -7'"*