NL1021596C2 - Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. - Google Patents
Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1021596C2 NL1021596C2 NL1021596A NL1021596A NL1021596C2 NL 1021596 C2 NL1021596 C2 NL 1021596C2 NL 1021596 A NL1021596 A NL 1021596A NL 1021596 A NL1021596 A NL 1021596A NL 1021596 C2 NL1021596 C2 NL 1021596C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- crate
- rope
- recess
- crates
- upright walls
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D25/00—Details of other kinds or types of rigid or semi-rigid containers
- B65D25/20—External fittings
- B65D25/205—Means for the attachment of labels, cards, coupons or the like
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D21/00—Nestable, stackable or joinable containers; Containers of variable capacity
- B65D21/02—Containers specially shaped, or provided with fittings or attachments, to facilitate nesting, stacking, or joining together
- B65D21/0209—Containers specially shaped, or provided with fittings or attachments, to facilitate nesting, stacking, or joining together stackable or joined together one-upon-the-other in the upright or upside-down position
- B65D21/0215—Containers with stacking feet or corner elements
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D71/00—Bundles of articles held together by packaging elements for convenience of storage or transport, e.g. portable segregating carrier for plural receptacles such as beer cans or pop bottles; Bales of material
- B65D71/02—Arrangements of flexible binders
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Stackable Containers (AREA)
- Details Of Rigid Or Semi-Rigid Containers (AREA)
- Rigid Containers With Two Or More Constituent Elements (AREA)
Description
s
Titel: Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een krat, omvattende een bodemdeel en ten minste één op het bodemdeel aansluitende opstaande wand.
In het hiernavolgende wordt bij de hantering van de begrippen 5 "onderzijde" en "bovenzijde" uitgegaan van een gangbare oriëntatie van het krat, waarbij het bodemdeel zich aan de onderzijde bevindt. Uitgaande van een vlak bodemdeel, wordt een hoogterichting gedefinieerd als haaks op het bodemdeel, terwijl met een zijwaartse richting een richting in het vlak van het bodemdeel wordt bedoeld, 10 met andere woorden: een richting haaks op de hoogterichting. Voorts wordt een verticaal vlak gedefinieerd als een vlak dat zich haaks ten opzichte van het vlak van het bodemdeel uitstrekt.
Kratten zijn in de praktijk bekend, en worden gebruikt voor opslag en transport van allerlei soorten producten, bijvoorbeeld 15 groenten die los in de kratten worden gestort. De bekende kratten omvatten een rechthoekig bodemdeel en vier opstaande wanden, die bij hun onderzijden op het bodemdeel aansluiten en die bij hun opstaande zijden op elkaar aansluiten. De kratten kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als zogenaamde klapkratten, en ze kunnen nestbaar of 20 stapelbaar zijn. In het hiernavolgende zullen bekende stapelbare kratten en problemen die dit type krat met zich meebrengt, worden beschreven.
Om het stapelen en het onderling positioneren van de stapelbare kratten te vergemakkelijken, is elk krat bij zijn onderzijde 25 voorzien van vier verdiepingen en bij zijn bovenzijde voorzien van vier nokken. De posities van de verdiepingen en de nokken zijn zodanig gekozen, dat wanneer de kratten gecentreerd op elkaar worden gestapeld, de nokken van een onderliggend krat worden opgenomen door de verdiepingen van een bovenliggend krat. Op deze wijze kunnen met 30 de kratten hoge stapels worden gemaakt, waarbij onderlinge zijwaartse verschuiving van de kratten door de nokken en de verdiepingen wordt verhinderd.
Wanneer een stapel kratten steeds hoger wordt gemaakt, wordt deze op een gegeven moment instabiel. Een zijwaartse uitwijking van 35 een bovenste krat brengt via de verdiepingen en de nokken eveneens "j ' s ' ·.
♦ 2 een zijwaartse uitwijking van onderliggende kratten teweeg, waarbij deze zijwaartse uitwijking zo groot kan worden, dat de stapel kratten omvalt. Ook in gangbare situaties waarin meerdere stapels kratten naast elkaar op een pallet worden opgebouwd, en waarin de 5 stapels tegen elkaar worden geplaatst om zoveel mogelijk kratten op de pallet te kunnen plaatsen, kunnen hoge stapels omvallen, omdat de buitenste stapels zijwaarts uit kunnen wijken.
Ter verbetering van de stabiliteit van hoge stapels die tegen elkaar zijn geplaatst, worden in de praktijk touwen om de kratten 10 gespannen. Op deze manier wordt zijwaartse uitwijking van de buitenste stapels voorkomen, waardoor een stabiel geheel wordt verkregen.
Een probleem dat bij het omspannen van de stapels met touwen optreedt, wordt veroorzaakt door het feit dat de omvang van het 15 geheel het voor een mens onmogelijk maakt om het ene uiteinde van een touw vast te houden en tegelijkertijd het touw om de stapels heen te slaan en daarbij het andere uiteinde van het touw vast te houden of te grijpen. Daarom is in de praktijk een handelswijze ontstaan, waarbij degene die het touw om de kratten wil spannen 20 eerst een uiteinde van het touw tussen twee kratten klemt, waarna deze persoon vervolgens de vrijheid heeft om met de rest van het touw om de kratten heen te gaan. Teneinde daarna tot bevestiging van het touw over te kunnen gaan, dient deze persoon het uiteinde weer tussen de twee kratten vandaan te halen.
25 Een belangrijk nadeel van de hierboven beschreven handelswijze is dat ten behoeve van het bevestigen van het touw tot twee maal toe één of meer kratten enigszins dienen te worden opgetild; de eerste maal om het touw tussen twee kratten te klemmen en de tweede maal om het touw weer tussen de twee kratten vandaan te halen. Naast het 30 feit dat dit onhandig is voor degene die het touw om de kratten wil spannen, beperkt dit ook de mogelijkheden voor het aanbrengen van het touw. Immers, deze handelswijze kan alleen worden uitgevoerd ter hoogte van kratten waarboven zich slechts één krat of een lage stapel van kratten bevindt, ten eerste omdat het bovenliggende 35 gewicht niet te hoog mag zijn en ten tweede omdat kanteling van het bovenliggende krat of de bovenliggende kratten optreedt, hetgeen bij een hoge stapel tot omvallen van de stapel kan leiden.
De onderhavige uitvinding beoogt het mogelijk te maken om stapels kratten op een eenvoudige wijze met touw te omspannen zonder 40 dat het nodig is om één of meer kratten enigszins op te tillen.
3
Hiertoe wordt volgens de onderhavige uitvinding een krat verschaft, omvattende vasthoudmiddelen die bestemd zijn voor het vasthouden van bevestigingsmiddelen die dienen om ten minste een gedeelte van het krat te omspannen.
5 Wanneer stapels kratten volgens de onderhavige uitvinding met touw dienen te worden omspannen, kan een uiterst eenvoudige handelswijze worden toegepast waarbij allereerst een gedeelte van het touw met de vasthoudmiddelen van een krat worden gekoppeld, zodat de vasthoudmiddelen het gedeelte vasthouden. Vervolgens wordt het 10 overige gedeelte van het touw om de stapels heen gelegd. Tot slot kan het touw worden geknoopt of op een andere geschikte wijze stevig rondom de stapels kan worden vastgemaakt, waarbij het touw al dan niet van de vasthoudmiddelen wordt losgemaakt. Doordat het touw door de vasthoudmiddelen kan worden vastgehouden, hoeft degene die het 15 touw om de kratten wil spannen één uiteinde van het touw niet vast te houden, waardoor deze persoon de vrijheid heeft om het overige gedeelte van het touw om de kratten heen te leggen. Tevens kunnen de kratten op hun plaats blijven; het klemmen van touw tussen twee kratten kan achterwege blijven doordat het touw door de vasthoud-20 middelen wordt vastgehouden.
De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een stapelbaar krat volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin 25 gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een voorkeursuitvoeringsvorm van een krat volgens de onderhavige uitvinding; 30 figuur 2 een meer gedetailleerd vooraanzicht is van de in figuur 1 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van het krat volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3 een alternatief toont voor het in figuur 2 getoonde gedetailleerde vooraanzicht; 35 figuur 4 een bovenaanzicht is van een hoekgebied van het krat volgens de onderhavige uitvinding; en figuur 5 een gedeeltelijk zijaanzicht is van een doorsnede over de lijn A-A in figuur 4.
• >> ' . : ’ .
r • : j 4
Figuur 1 toont schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van een krat 1 volgens de onderhavige uitvinding. Het krat 1 kan uit allerlei geschikte materialen zijn vervaardigd, zoals kunststof of hout. Het getoonde krat 1 is van het stapelbare type, hetgeen niet 5 wegneemt dat de onderhavige uitvinding ook betrekking heeft op andere types kratten, zoals bijvoorbeeld klapkratten en nestbare kratten.
Het krat 1 omvat een rechthoekig, vlak bodemdeel 10, een opstaande voorwand 11 die aansluit op een korte zijde van het bodem-10 deel 10, een opstaande achterwand 12 die aansluit op een tegenovergelegen korte zijde van het bodemdeel 10 en twee opstaande zijwanden 13, 14 die aansluiten op lange zijden van het bodemdeel 10. Bij het getoonde krat maakt elke opstaande wand 11, 12, 13, 14 een hoek van 90' met het bodemdeel 10. De opstaande wanden 11, 12, 13, 14 15 strekken zich over de gehele lengte van de zijden van het bodemdeel 10 uit, en sluiten op elkaar aan. Gebieden waarin de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 op elkaar aansluiten, zullen in het hiernavolgende worden aangeduid als hoekgebieden 15.
Aan de bovenzijde van elk hoekgebied 15 is een nok 22 aan-20 gebracht. In de onderzijde van elk hoekgebied 15 is een verdieping 25 aangebracht. In figuur 1 zijn twee verdiepingen 25 aan de voorzijde van het krat 1 door middel van streeplijnen weergegeven.
Een nok 22 en een verdieping 25 die zich bij een zelfde hoekgebied 15 bevinden, hebben in hoofdzaak dezelfde middellijn. Daarbij 25 zijn de afmetingen van de nokken 22 en de verdiepingen 25 zodanig op elkaar afgestemd, dat de verdiepingen 25 in staat zijn om de nokken 22 van een onderliggend, identiek krat 1 met weinig speling op te nemen, met andere woorden: binnenafmetingen van de verdiepingen 25 zijn enigszins groter dan buitenafmetingen van de nokken 22. Doordat 30 de posities en de afmetingen van de nokken 22 en de verdiepingen 25 op elkaar zijn afgestemd, kunnen tijdens het stapelen van de kratten 1 de nokken 22 van een onderliggend krat 1 worden opgenomen door de verdiepingen 25 van een bovenliggend krat 1. Hierdoor worden de kratten 1 tijdens het stapelen ten opzichte van elkaar gecentreerd, 35 en wordt een geordende stapel verkregen waarbij alle kratten 1 in zijwaartse richting in hoofdzaak gelijke posities hebben.
Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding omvat het krat 1 vasthoudmiddelen als hulpmiddelen voor het vasthouden van touw. Zoals reeds in het voorgaande is beschreven, wordt 40 in het geval van een aantal tegen elkaar geplaatste stapels kratten 5 1 gebruik gemaakt van touw dat om de stapels heen wordt gelegd en 1 wordt geknoopt, teneinde het geheel van stapels meer stabiliteit te geven. De vasthoudmiddelen zijn bedoeld om tijdens het aanbrengen van touw een gedeelte van het touw al dan niet tijdelijk vast te 5 houden, zodat een persoon die het touw om de kratten 1 heen wil leggen, vrijheid heeft om het overige gedeelte van het touw in een geschikte positie te brengen. Wanneer het touw zich eenmaal in de juiste positie bevindt, kan het worden geknoopt, waarbij de vasthoudmiddelen desgewenst het touw vast kunnen blijven houden. Dit is 10 echter niet noodzakelijk; het touw kan ook van de vasthoudmiddelen los worden gemaakt en dan worden geknoopt.
In figuur 1 zijn de vasthoudmiddelen schematisch weergegeven als uitsparingen 30 die in de hoekgebieden 15 zijn aangebracht. In het kader van de onderhavige uitvinding zijn ook andere uitvoerings-15 vormen van de vasthoudmiddelen mogelijk. Hierbij is het belangrijk, dat de vasthoudmiddelen in staat zijn om touw vast te houden. De vasthoudmiddelen kunnen bijvoorbeeld een aan het krat 1 aangebracht uitsteeksel omvatten, waaraan een uiteinde van het touw kan worden vastgeknoopt. Het uitsteeksel kan bijvoorbeeld de vorm hebben van 20 een gesloten ring. Het zal echter duidelijk zijn dat de uitvoering van de vasthoudmiddelen als uitsparing 30 de voorkeur heeft, omdat een gedeelte van het touw op eenvoudige wijze in de uitsparing 30 kan worden gelegd, waarbij de uitsparing 30 een zodanige vorm kan hebben, dat de uitsparing 30 in staat is om het touw in zijwaartse 25 richting vast te houden.
Figuren 2 en 3 tonen een vooraanzicht van het krat 1 volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een hoekgebied 15 van het krat 1. In deze figuren worden een aantal details getoond, die dienen te worden opgevat als praktische 30 mogelijkheden voor de uitvoering van het krat 1 volgens de onderhavige uitvinding, en die zeker niet als beperkend dienen te worden opgevat.
In figuren 2 en 3 is duidelijk te zien, dat de voorwand 11 van het krat 1 niet volledig gesloten is. In plaats daarvan is de voor-35 wand 11 voorzien van een patroon van banen 16 en openingen 17. De overige opstaande wanden 12, 13, 14 kunnen ook van een dergelijk patroon zijn voorzien. Dit maakt het getoonde krat 1 geschikt voor de opslag van bijvoorbeeld producten die moeten worden gedroogd en/of gelucht. Op de voorwand 11 bevindt zich een paar sleuven 18 40 waarvan de bovenzijde en de naar elkaar gerichte zijden open zijn.
6
Hierdoor is het paar sleuven 18 geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld een kaart waarop is aangeduid welke producten zich in het krat 1 bevinden. Tevens is de voorwand 11 voorzien van een gesloten gedeelte 19, dat in de in figuren 2 en 3 getoonde 5 voorbeelden een achthoekige vorm heeft. Het gesloten gedeelte 19 is bestemd om bijvoorbeeld met een sticker of etiket te worden beplakt. Ook de overige opstaande wanden 12, 13, 14 kunnen van een paar sleuven 18 en/of een gesloten gedeelte 19 zijn voorzien.
Bij de in figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm zijn de banen 16 en 10 de openingen 17 ter plaatse van het gesloten gedeelte 19 achterwege gelaten, zodat een sticker zich volledig kan hechten aan een buitenoppervlak van het gesloten gedeelte 19.
Figuur 3 toont een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij ter plaatse van het gesloten gedeelte 19 ten minste een buitenste 15 gedeelte van de banen 16 zich voortzet. Het buitenoppervlak van het gesloten gedeelte 19 ligt derhalve enigszins verzonken ten opzichte van een buitenoppervlak van de banen 16, waarbij zich ter plaatse van het gesloten gedeelte 19 tussen de banen 16 ondiepe uitsparingen 20 ten opzichte van het buitenoppervlak van de banen 16 bevinden.
20 Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel, dat een sticker zich niet aan het volledige buitenoppervlak van het gesloten gedeelte 19 kan hechten. In plaats daarvan hecht een sticker zich voornamelijk aan de banen 16. Hierbij dient het buitenoppervlak van het gesloten gedeelte 19 niet zozeer om hechtingsoppervlak voor een sticker of 25 etiket te verschaffen, als wel om te voorkomen dat de plakkerige achterkant van de sticker of het etiket in aanraking kan komen met de inhoud van het krat 1. Wanneer de sticker onder toepassing van waswater wordt verwijderd, kan het water tijdens het loskomen van de sticker via de uitsparingen 20 gemakkelijk onder het gedeelte van de 30 sticker komen dat nog vastgeplakt zit.
Onder toepassing van de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm wordt bewerkstelligd, dat enerzijds voldoende hechting tussen het voorvlak 11 en de sticker wordt verkregen, en dat anderzijds de sticker gemakkelijk afneembaar of afwasbaar is. Bij de in figuur 2 35 getoonde uitvoeringsvorm is het verwijderen van de sticker moeilijker, doordat de sticker zich aan het volledige buitenoppervlak van het gesloten gedeelte 19 hecht. Het zal duidelijk zijn dat de vormgeving van het krat 1 ter plaatse van het gesloten gedeelte 19 onafhankelijk is van overige vormgeving van het krat 1, 40 bijvoorbeeld ter plaatse van de hoekgebieden 15.
7
In de getoonde voorbeelden strekken de hoekgebieden 15 zich uit tot voorbij de bovenzijden van de opstaande wanden 11, 12, 13, 14. Hiermee wordt bereikt dat het krat 1 tot aan de bovenzijden van de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 kan worden gevuld, zonder dat het 5 bodemdeel 10 van een bovenliggende identieke krat 1 op de inhoud drukt. De nokken 22 omvatten drie opstaande nokvlakken 23, die in hoofdzaak in verticale vlakken zijn gelegen, en die over een zich in hoogterichting uitstrekkende middellijn 24 op elkaar aansluiten. De verdiepingen 25 zijn cilindervormig, waarbij een centrale as van de 10 cilinder zich in hoofdzaak in het verlengde van de middenlijn 24 uitstrekt.
De hoekgebieden 15 omvatten een strook 21, die zich onder een hoek van 45” ten opzichte van de aangrenzende opstaande wanden 11, 12, 13, 14 in een verticaal vlak naar buiten toe uitstrekt. In het 15 kader van de uitvinding kan de hoek ten opzichte van elk van de aangrenzende opstaande wanden 11, 12, 13, 14 een andere geschikte waarde tussen 0' en 90” hebben. Het is niet noodzakelijk dat de strook 21 deel uitmaakt van de hoekgebieden; de strook 21 kan ook op een andere positie zijn aangebracht.
20 In de strook 21 is een uitsparing 30 aangebracht, die aansluit op een vrije rand van de strook 21 en die dient voor het opnemen en vasthouden van touw. In figuur 5 is deze uitsparing 30 meer in detail getoond. De uitsparing 30 omvat een cirkelvormig vasthoud-gedeelte 31 en een inbrenggedeelte 32 dat taps toeloopt in de 25 richting van het vasthoudgedeelte 31. Bij een uiteinde van het inbrenggedeelte 32 bevindt zich een externe inbrengopening 33. Ter hoogte van de aansluiting van het inbrenggedeelte 32 op het vasthoudgedeelte 31 bevindt zich een interne inbrengopening 34, waarbij de afmetingen in hoogterichting van de interne inbrengopening 34 30 kleiner zijn dan die van de externe inbrengopening 33. De afmetingen van de uitsparing 30 zijn afgestemd op de afmetingen van het touw dat doorgaans voor het onderling verbinden van stapels kratten 1 wordt toegepast, zodat het touw beide inbrengopeningen 33, 34 kan passeren, zowel in de richting van het vasthoudgedeelte 31 als in 35 tegenovergestelde richting.
De uitsparing 30 is in hoogterichting bij voorkeur in een centrale zone van het krat 1 gepositioneerd.
Wanneer een touw in de uitsparing 30 wordt gelegd, passeert dit eerst de externe inbrengopening 33. De afmetingen van de externe in-40 brengopening 33 ten opzichte van de diameter van het touw zijn bVMQUX ^ f V«IQ L llv ί WvWW VJv vAL^lllC 4- i Ik/ L dlV^V^wlXXH^ J •J ^ ^1UQ Λ Ivv 1XJ Iv J\uli passeren. Vervolgens komt het touw via het inbrenggedeelte 32 bij de interne inbrengopening 34. De afmetingen van de interne inbreng-opening 34 ten opzichte van de diameter van het touw zijn zodanig, 5 dat het touw de interne inbrengopening 34 alleen kan passeren wanneer in de richting van het vasthoudgedeelte 31 enige kracht op het touw wordt uitgeoefend. Hiertoe zijn de afmetingen van de interne inbrengopening 34 enigszins kleiner dan de diameter van het touw. Wanneer het touw de interne inbrengopening 34 is gepasseerd, 10 bevindt het zich in het vasthoudgedeelte 31. Het touw kan het vasthoudgedeelte 31 niet verlaten zonder dat hierop enige kracht in de richting van het inbrenggedeelte 32 wordt uitgeoefend. Op deze wijze is de uitsparing 30 geschikt om al dan niet tijdelijk touw op te nemen en vast te houden. Tevens dient de uitsparing 30 om 15 beschadiging van de strook 21 door bijvoorbeeld insnijden of inscheuren tijdens het aanspannen van het touw te voorkomen.
Onder toepassing van het krat 1 volgens de uitvinding kan op eenvoudige wijze touw rondom een aantal stapels kratten 1 worden aangebracht. Het enige dat een gebruiker hoeft te doen, is een 20 gedeelte van het touw in de uitsparing 30 leggen en vervolgens het overige gedeelte van het touw om de stapels heen leggen, waarna het touw kan worden geknoopt of op een andere geschikte wijze stevig rondom de stapels kan worden vastgemaakt. Bij voorkeur wordt hieraan voorafgaand een knoop in het touw gelegd of op een andere geschikte 25 wijze een verdikking aangebracht, zodat wordt voorkomen dat het touw langs het krat 1 uit de uitsparing 30 kan worden getrokken. Het aanbrengen van een lus in het touw is een praktische manier om snel een knoop te maken.
30 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
35 In de voorgaande beschrijving van het krat 1 volgens de onderhavige uitvinding is aangegeven dat de vasthoudmiddelen dienen voor het vasthouden van touw. Dat betekent niet, dat de vasthoudmiddelen niet geschikt zouden zijn voor het opnemen van andere soorten bevestigingsmiddelen die geschikt zijn om ten minste een 40 gedeelte van het krat 1 te omspannen, zoals elastiek of tape.
9
Er zijn vele mogelijkheden voor de vorm van de nokken 22 en de verdiepingen 25. De nokken 22 kunnen bijvoorbeeld een cirkelvormige omtrek hebben. Een andere mogelijkheid is dat zowel de nokken 22 als de verdiepingen 25 met een vierkante omtrek zijn uitgevoerd.
5 Het is niet essentieel dat alle nokken 22 zich aan de boven zijde van het krat 1 bevinden, en dat alle verdiepingen 25 zich aan de onderzijde van het krat 1 bevinden. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat alle verdiepingen 25 in de bovenzijde zijn aangebracht, terwijl alle nokken 22 op de onderzijde zijn geplaatst. De getoonde 10 uitvoeringsvorm heeft echter de voorkeur, omdat hierbij een onderste krat 1 van een stapel met zijn volledige bodemdeel 10 op een vlakke ondergrond kan rusten.
Zoals reeds eerder is opgemerkt, dienen de in verband met figuren 2 tot en met 5 beschreven details niet als beperkend te 15 worden opgevat. Met name de details met betrekking tot de vormgeving van de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 zijn in het kader van de onderhavige uitvinding niet essentieel. De openingen 17, het paar sleuven 18 en het gesloten gedeelte 19 kunnen achterwege worden gelaten. Voorts geldt voor zowel de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 20 als het bodemdeel 10 dat een vlakke vormgeving niet noodzakelijk is. Het bodemdeel 10 kan bijvoorbeeld van uitsteeksels of verdiepingen zijn voorzien. Tevens is het niet essentieel dat het bodemdeel 10 en de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 rechthoekig zijn. Het bodemdeel 10 kan bijvoorbeeld vierkant, zeshoekig, rond of ovaal zijn. De vorm 25 van de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 hangt samen met de vorm van het bodemdeel 10. Wanneer het bodemdeel 10 bijvoorbeeld ovaal is, dan is het krat 1 voorzien van een enkele opstaande wand, die gekromd is en waarvan een omtrek bij de onderzijde correspondeert met een omtrek van het bodemdeel 10.
30 Het is in het kader van de onderhavige uitvinding niet noodzakelijk dat het krat 1 aan de bovenzijde open is. Het krat 1 kan bijvoorbeeld ook van een scharnierbaar of losneembaar deksel zijn voorzien.
De uitsparing 30 kan op elke geschikte plaats in het krat 1 35 worden aangebracht. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een strook 21 die zich onder een hoek 45' ten opzichte van de opstaande wanden 11, 12, 13, 14 uitstrekt, zoals dat in de getoonde voorbeelden het geval is, maar dat is niet noodzakelijk.
Wanneer de vasthoudmiddelen zijn uitgevoerd als een uitsparing 40 30, zoals dat in de getoonde voorbeelden het geval is, dan zijn er 10 vele mogelijkheden voor de vorm van deze uitsparing 30. De uitsparing 30 kan bijvoorbeeld een U-vorm hebben. Tevens is het bijvoorbeeld niet noodzakelijk dat de uitsparing 30 een inbreng-gedeelte 32 heeft. Met veel voordeel zijn de vorm en de afmetingen 5 van de uitsparing 30 zodanig, dat de uitsparing 30 zonder meer in staat is om te voorkomen dat in de uitsparing 30 opgenomen touw ten opzichte van het krat 1 naar buiten toe kan bewegen, en dat de uitsparing 30 tevens in staat is om te voorkomen dat het touw langs het krat 1 kan bewegen wanneer het touw van een knoop of andersoortige 10 verdikking is voorzien.
In het voorgaande is een krat 1 beschreven dat is voorzien van vier nokken 22, vier verdiepingen 25 en vier uitsparingen 30, verdeeld over de vier hoekgebieden 15 en vier stroken 21. Het krat 1 kan echter ook van meer of minder nokken 22, verdiepingen 25 en uit-15 sparingen 30 zijn voorzien. Tevens kan het krat 1 meer of minder dan vier stroken 21 omvatten.
Aldus verschaft de onderhavige uitvinding een krat 1, omvattende een bodemdeel 10 en op het bodemdeel 10 aansluitende op-20 staande wanden 11, 12, 13, 14. Het krat 1 is voorzien van uitsparingen 30 voor het opnemen en vasthouden van touw.
De uitsparingen 30 zijn van nut tijdens het omspannen van een aantal tegen elkaar geplaatste stapels kratten 1 met touw. Een gedeelte van het touw kan dan in ten minste één uitsparing 30 worden 25 gelegd. Het overige gedeelte van het touw kan dan eenvoudig om de kratten 1 heen worden gespannen, omdat het touw in de uitsparing 30 wordt vastgehouden.
/ λ
Claims (14)
1. Krat (1), omvattende: - een bodemdeel (10); - ten minste één op het bodemdeel (10) aansluitende opstaande wand (11, 12, 13, 14); en 5. vasthoudmiddelen (30) die bestemd zijn voor het vasthouden van bevestigingsmiddelen die dienen om ten minste een gedeelte van het krat (1) te omspannen.
2. Krat (1) volgens conclusie 1, omvattende ten minste drie 10 opstaande wanden (11, 12, 13, 14), waarbij de opstaande wanden (11, 12, 13, 14) via hoekgebieden (15) op elkaar aansluiten, en waarbij de vasthoudmiddelen (30) zijn aangebracht ter plaatse van ten minste één van de hoekgebieden (15).
3. Krat (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vasthoudmiddelen (30) in hoogterichting in een centrale zone van het krat (1) zijn gepositioneerd.
4. Krat (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-3, waarbij 20 de vasthoudmiddelen ten minste één in het krat (1) aangebrachte uitsparing (30) omvatten.
5. Krat (1) volgens conclusie 4, waarbij de uitsparing (30) is aangebracht in een strook (21) die zich in een verticaal vlak uit- 25 strekt en ten opzichte van de opstaande wanden (11, 12, 13, 14) naar buiten is gericht, en waarbij de uitsparing (30) aansluit op een vrije rand van de strook (21).
6. Krat (1) volgens conclusie 5, waarbij de strook (21) zich uit-30 strekt in een hoekgebied (15) waarin aangrenzende opstaande wanden (11, 12, 13, 14) op elkaar aansluiten.
7. Krat (1) volgens conclusie 6, waarbij de strook (21) zich onder een hoek ten opzichte van elk van de aan het hoekgebied (15) 35 grenzende opstaande wanden (11, 12, 13, 14) uitstrekt, waarbij de hoek groter is dan 0’ en kleiner is dan 90'.
8. Krat (1) volgens conclusie 7, waarbij de hoek ten opzichte van beide aangrenzende opstaande wanden (11, 12, 13, 14) 45’ is.
9. Krat (1) volgens een willekeurige der conclusies 4-8, waarbij 5 de uitsparing (30) een inbrenggedeelte (32) en een vasthoudgedeelte (31) omvat, waarbij het inbrenggedeelte (32) enerzijds een externe inbrengopening (33) heeft en anderzijds via een interne inbreng-opening (34) aansluit op het vasthoudgedeelte (31), en waarbij de externe inbrengopening (33) grotere afmetingen heeft dan de interne 10 inbrengopening (34).
10. Krat (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-9, voorts omvattende koppelmiddelen (22, 25) voor het tegengaan van een onderlinge verschuiving in zijwaartse richting van het krat (1) ten 15 opzichte van een onderliggend en/of een bovenliggend identiek krat (1) .
11. Krat (1) volgens conclusie 10, omvattende ten minste drie opstaande wanden (11, 12, 13, 14), waarbij de opstaande wanden (11, 20 12, 13, 14) via hoekgebieden (15) op elkaar aansluiten, en waarbij de koppelmiddelen (22, 25) zijn aangebracht ter plaatse van de hoekgebieden (15) .
12. Krat (1) volgens conclusie 10 of 11, waarbij de koppelmiddelen 25 een nok (22) en een verdieping (25) omvatten, waarbij de nok (22) en de verdieping (25) in het verlengde van elkaar zijn gepositioneerd, en waarbij binnenafmetingen van de verdieping (25) groter zijn dan buitenafmetingen van de nok (22).
13. Krat (1) volgens conclusie 12, waarbij de nok (22) drie nok- vlakken (23) omvat, die in hoofdzaak in verticale vlakken zijn gelegen, en die over een zich in hoogterichting uitstrekkende middellijn (24) op elkaar aansluiten.
14. Krat (1), bij voorkeur volgens een willekeurige der conclusies 1-13, omvattende: - een bodemdeel (10); - ten minste één op het bodemdeel (10) aansluitende opstaande wand (11, 12, 13, 14); ' ' waarbij de opstaande wand (11, 12, 13, 14) is voorzien van een i patroon van banen (16) en openingen (17), alsmede van een gesloten gedeelte (19), waarbij ter plaatse van het gesloten gedeelte (19) ten minste een buitenste gedeelte van de banen (16) zich voortzet, 5 en waarbij een buitenoppervlak van het -gesloten gedeelte (19) enigszins verzonken ligt ten opzichte van een buitenoppervlak van de banen (16).
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1021596A NL1021596C2 (nl) | 2002-10-07 | 2002-10-07 | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1021596 | 2002-10-07 | ||
NL1021596A NL1021596C2 (nl) | 2002-10-07 | 2002-10-07 | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1021596C2 true NL1021596C2 (nl) | 2004-04-13 |
Family
ID=32322519
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1021596A NL1021596C2 (nl) | 2002-10-07 | 2002-10-07 | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1021596C2 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2012095544A1 (es) * | 2011-01-12 | 2012-07-19 | Manuel Ruiz Carmona | Caja apilable |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3621833A1 (de) * | 1986-06-28 | 1988-01-07 | Krueger Gmbh | Stapelbarer kunststoffbehaelter |
NL1021595C1 (nl) * | 2002-10-07 | 2002-10-30 | Hollarts Kunststoftechniek B V | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. |
-
2002
- 2002-10-07 NL NL1021596A patent/NL1021596C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3621833A1 (de) * | 1986-06-28 | 1988-01-07 | Krueger Gmbh | Stapelbarer kunststoffbehaelter |
NL1021595C1 (nl) * | 2002-10-07 | 2002-10-30 | Hollarts Kunststoftechniek B V | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2012095544A1 (es) * | 2011-01-12 | 2012-07-19 | Manuel Ruiz Carmona | Caja apilable |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7222471B2 (en) | Pallet packing method and pallet packing tool used in the method | |
US4079835A (en) | Enclosed shipping container for rolls | |
JP5619746B2 (ja) | 積載物緊締システム | |
MXPA02006410A (es) | Recipiente plegable. | |
US4106626A (en) | Stackable material handling container | |
US5064236A (en) | Dish carrier | |
JPH03124550A (ja) | 折り曲げ形成可能な輸送用コンテナ | |
TWI289130B (en) | A loading ledge | |
NL1021596C2 (nl) | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. | |
NL1021595C1 (nl) | Krat met vasthoudmiddelen voor het vasthouden van touw. | |
FR2967138A1 (fr) | Plateau a trottoirs avec centreurs bombes et flan pour la realisation d'un tel plateau | |
FR2727671A1 (fr) | Boite articulee de transport de pieces detachees | |
FR3034408B1 (fr) | Element de conditionnement pour le conditionnement d'une pile de feuilles de substrat et ensemble de conditionnement associe | |
FR2993540A1 (fr) | Systeme de mise en etalage | |
JP4025388B2 (ja) | 梱包ユニット | |
EP0595744A1 (fr) | Palette démontable et gerbable, en particulier pour produits en feuilles | |
WO1996022236A1 (en) | Tray with aperture for article | |
JP4073973B2 (ja) | トレー容器 | |
US4838596A (en) | Dish carrier | |
JPH08113237A (ja) | トレー容器 | |
NL1009326C1 (nl) | Inklapbare opslagcontainer. | |
BE1001359A6 (fr) | Recipient empilable, flan pour la fabrication d'un tel recipient et presentoir forme de tels recipients empiles. | |
US4786096A (en) | Dish carrier | |
EP0382625A1 (fr) | Dispositif pour le conditionnement d'objets allongés creux et fragiles, emboîtables les uns dans les autres | |
EP1172300A2 (en) | Foldable and recyclable box made of corrugated board |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070501 |