NL1020825C2 - Transportinrichting met langs dragers verschuifbare duwschoenen. - Google Patents
Transportinrichting met langs dragers verschuifbare duwschoenen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1020825C2 NL1020825C2 NL1020825A NL1020825A NL1020825C2 NL 1020825 C2 NL1020825 C2 NL 1020825C2 NL 1020825 A NL1020825 A NL 1020825A NL 1020825 A NL1020825 A NL 1020825A NL 1020825 C2 NL1020825 C2 NL 1020825C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- push
- guide
- carrier
- shoe
- bearing surface
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G47/00—Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
- B65G47/74—Feeding, transfer, or discharging devices of particular kinds or types
- B65G47/84—Star-shaped wheels or devices having endless travelling belts or chains, the wheels or devices being equipped with article-engaging elements
- B65G47/841—Devices having endless travelling belts or chains equipped with article-engaging elements
- B65G47/844—Devices having endless travelling belts or chains equipped with article-engaging elements the article-engaging elements being pushers transversally movable on the supporting surface, e.g. pusher-shoes
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G2207/00—Indexing codes relating to constructional details, configuration and additional features of a handling device, e.g. Conveyors
- B65G2207/36—Pushing shoes on conveyors
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Branching, Merging, And Special Transfer Between Conveyors (AREA)
- Footwear And Its Accessory, Manufacturing Method And Apparatuses (AREA)
- Intermediate Stations On Conveyors (AREA)
- Discharge Of Articles From Conveyors (AREA)
- Special Conveying (AREA)
Description
Transport!nrichti’ng met langs dragers verschuifbare duwschoenen.
BESCHRIJVING
De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting 5 omvattende onderling scharnierend gekoppelde, in een verplaatsings- richting volgens een eindloze verplaatsingsbaan verplaatsbare, dwars op de verplaats!ngsrichting in een langsrichting uitstrekkende, dragers met ieder aan hun bovenzijde een in hoofdzaak vlak, tussen een voorste bovenlangsrand van de drager en een achterste bovenlangsrand van de 10 drager uitstrekkend draagvlak voor het dragen van door de transporting chting te transporteren producten, langs ten minste een deel van welke dragers per drager een duwschoen die bijvoorbeeld met behulp van langs de verplaatsingsbaan opgestelde geleidingsmiddelen die samenwerken met een onder de drager uitstrekkend aangrijpingsdeel van de duwschoen, 15 verplaatsbaar is voor het in de langsrichting verplaatsen van de producten ten opzichte van de drager, ieder duwschoen omvattende een zich onder het niveau van het draagvlak uitstrekkend geleidingslichaam voor geleidende samenwerking met de bijbehorende drager, welk geleidingslichaam is voorzien van een omtreksdeel dat zich vanaf een eerste 20 bovenlangsrand van de drager schuin neerwaarts uitstrekt, iedere duwschoen verder omvattende een zich boven het niveau van het draagvlak uitstrekkend, met het geleidingslichaam verbonden, duwlichaam voor het zijdelings wegduwen van producten.
Een dergelijke transportinrichting is bekend uit de 25 Europese octrooiaanvrage EP-A1-602694 en wordt toegepast voor het uitsorteren van producten, bijvoorbeeld ten behoeve van pakketpost. De producten worden hiertoe door geschikte aansturing van de geleidingsmiddelen zijdelings weggeduwd waarbij de duwschoenen langs de dragers worden geschoven. Bij de genoemde Europese octrooiaanvrage heeft de 30 drager in dwarsdoorsnede in hoofdzaak de vorm van een parallellogram.
Deze drager wordt volledig door een duwschoen omgeven. Het gel ei dings- 1020825« 2 lichaam van de duwschoen omgeeft de drager aan de onderzijde en de scheve voor- en achterkant, terwijl het boven het geleidingslichaam aanwezige duwlichaam van de duwschoen de bovenkant oftewel het draagvlak van de drager afsluit. Het gel eidingslichaam en het duwlichaam volgen aan hun 5 binnenzijden de contouren van de buitenzijde van de drager waarbij er tevens sprake is van binnenwaarts gerichte geleidingsranden van het gel eidingslichaam van het duwlichaam die geleidend samenwerken met overeenkomstige gevormde geleidingssleuven van de drager. Aldus vindt geleiding van het duwlichaam langs de drager uitsluitend plaats via het 10 geleidingsdeel ervan. Hierbij is er sprake van opsluiting van de duwschoen ten opzichte van de drager zowel in verticale richting als in de (horizontale) verplaatsingsrichting.
De doorgang die wordt gevormd door de binnenzijden van respectievelijk het gel eidingslichaam en het duwlichaam heeft derhalve 15 eveneens de vorm van een parallellogram. De scheve voor- en achterkant van dit parallellogram strekken zich vanaf het horizontale bovenvlak neerwaarts in de transportrichting uit zodat de voorste punt van het parallellogram zich aan de onderzijde van het parallellogram bevindt.
Tussen naburige dragers bevindt zich een spleet. De breedte 20 van deze spleet wordt bepaald door een aantal factoren. Zo is het uiteraard vereist dat het voor de duwschoenen mogelijk moet zijn om langs de dragers en langs elkaar te verschuiven. Dit betekent dat de spleetbreedte ten minste groter moet zijn dan twee maal de scheve wanddikte van de duwschoen binnen de spleet. Daarnaast is het zo dat in 25 het gebied van de spleet tussen de binnenzijde van de duwschoen en de buitenzijde van de drager er in de transportrichting gezien sprake is van een vrijloop afstand. Aldus wordt voorkomen dat er in te grote mate wrijvend contact optreedt tussen de duwschoen en de drager. Dit vergroot de minimaal vereiste spleetbreedte verder. Tevens dient men zich te 30 realiseren dat vanwege het eindloze karakter van de verplaatsingsbaan, de dragers aan twee uiteinden van de transportinrichting worden geroteerd om 10^0^2 5^1 3 180 graden om een horizontale rotatie-as die zich evenwijdig aan de langsrichting van de dragers uitstrekt. Vanwege onvermijdelijke speling is het ter voorkoming van onderling contact tussen twee naburige duwschoenen vereist dat er ook een bepaalde minimale afstand bestaat 5 tussen de buitenzijden van twee naburige duwschoenen. Al deze eisen beperken de mogelijkheid bij de transportinrichting volgens EP 602694 Al om de grootte van de spleetbreedte tussen twee naburige dragers te verkleinen.
De aanwezigheid van een spleet brengt het risico met zich 10 mee dat producten of delen daarvan in de spleet tussen naburige dragers en/of duwschoenen vast komen te zitten hetgeen aanleiding zou kunnen geven tot stilstand van de transportinrichting of beschadiging van de transportinrichting of van het desbetreffend product.
♦
Eenzelfde bezwaar is van toepassing bij de transport-15 inrichting volgens het Amerikaanse octrooi US 5127510. Alhoewel deze transportinrichting zich op wezenlijke aspecten onderscheidt van de transportinrichting volgens de reeds besproken Europese aanvrage EP 602694 Al is de omschrijving volgens de aanhef gegeven in de eerste alinea van deze aanvrage eveneens van toepassing op de transport-20 inrichting volgens het Amerikaanse octrooi US 5127510. Het wezenlijke onderscheid tussen de beide transportinrichtingen volgens de beide octrooi schriften is gelegen in het feit dat bij de transportinrichting volgens EP 602694 BI slechts het geleidingslichaam van de duwschoen bijdraagt aan de geleiding van de duwschoen langs de drager, terwijl bij 25 de transportinrichting volgens US 5127510 niet alleen het geleidings lichaam van de duwschoen maar ook het duwlichaam bij draagt aan de geleiding van de duwschoen langs de drager aangezien bij genoemd Amerikaans octrooi de duwschoen met de onderzijde van het duwlichaam ervan wordt ondersteund door het draagvlak van de drager. Hierbij dient 30 men zich ervan bewust te zijn dat binnen het kader van de onderhavige uitvinding het geleidingslichaam is gedefinieerd als zijnde dat deel van 1 0 c 0 - Γ. Gg 4 de duwschoen dat gelegen is onder het niveau van het draagvlak, terwijl het duwlichaam is gedefinieerd als zijnde dat deel van de duwschoen dat gelegen is boven het niveau van het draagvlak. Dit heeft tot gevolg dat het ondersteun!ngslichaam (E: support member) zoals dat wordt beschreven 5 in genoemd Amerikaans octrooi schrift binnen het kader van bovenbeschreven definities voor de beschrijving van de onderhavige uitvinding zowel deel uitmaakt van het duwlichaam als van het gel eidingslichaam aangezien dit ondersteuningslichaam zich aan weerszijden van het draagvlak uitstrekt. In die zin is het dus binnen het kader van de onderhavige uitvinding niet 10 noodzakelijk dat het gel eidingslichaam en het duwlichaam van de duwschoen afzonderlijk te identificeren onderdelen zijn. Eén en hetzelfde onderdeel van de duwschoen kan dus zowel deel uitmaken van het gel eidingslichaam als van het duwlichaam van de duwschoen.
De uitvinding beoogt nu om een transportinrichting volgens 15 de aanhef te verschaffen waarbij de spleetbreedte tussen twee naburige dragers in beginsel kleiner kan zijn dan de toegepaste spleetbreedte volgens de bovenstaand beschreven stand van de techniek waardoor het risico dat producten of (uitstekende) delen daarvan terecht komen tussen naburige dragers en/of duwschoenen verder wordt beperkt. De uitvinding 20 kenmerkt zich hiertoe doordat iedere duwschoen open is aan de tegenover het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het gel eidingslichaam gelegen zijde ervan. Dit houdt dus in dat de duwschoen de bijbehorende drager slechts ten dele omsluit. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid de spleetbreedte te beperken ten opzichte van de stand van de techniek door 25 de duwschoen op het niveau van het draagvlak open uit te voeren aan de tegenover het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het gel eidingslichaam gelegen zijde ervan. Bij een kleinere spleetbreedte kan de transportinrichting op een betrouwbaardere wijze worden bedreven aangezien het risico dat producten of delen daarvan zich zullen 30 uitstrekken tussen twee naburige dragers wordt verkleind. Bij gelijk blijvende steekafstand tussen twee dragers wordt dan de breedte van het 1020825· 5 draagvlak verder vergroot in vergelijking met de situatie volgens de stand van de techniek, hetgeen een verdere verbetering ten aanzien van het risico van het vast komen zitten van producten betekent. Het gemeenschappelijke draagvlak voor de producten dat wordt gevormd door de 5 draagvlakken van de individuele dragers krijgt dankzij de uitvinding een nog minder door de spleten tussen naburige dragers onderbroken karakter.
De verklaring dat het dankzij de uitvinding mogelijk is om de spleetbreedte kleiner uit te voeren is gelegen in het feit dat. slechts materiaal behorend bij één duwschoen aanwezig hoeft te zijn tussen twee 10 naburige dragers op het niveau van het draagvlak. Dit in tegenstelling tot de stand van de techniek waarbij op genoemd niveau materiaal van twee duwschoenen aanwezig is tussen twee naburige dragers vanwege het volledig omsluiten van de drager door de duwschoen. Dankzij de uitvinding ontstaat een mogelijkheid tot het reduceren van de spleetbreedte met enkele 15 tientallen procenten. Daar komt nog bij dat vanwege de slechts gedeeltelijk omsluiting van de drager door de duwschoen een materiaalbesparing kan worden gerealiseerd waardoor de duwschoen lichter kan worden uitgevoerd.
De voordelen van de uitvinding komen met name tot 20 uitdrukking indien de geleidingsdelen van naburige duwschoenen elkaar gezien in een dwarsrichting loodrecht op de verplaatsingsrichting en op de langsrichting deels overlappen. Hierdoor ontstaat tussen twee naburige duwschoenen geen zuiver verticale doorgang waartussen producten of delen daarvan kunnen geraken.
25 Het is echter nog voordeliger indien naburige dragers elkaar gezien in hun dwarsrichting loodrecht op de verplaatsingsrichting en de langsrichting deels overlappen. Dan is er ook tussen naburige dragers geen zuiver verticale doorgang waarin producten of delen daarvan bekneld zouden kunnen geraken en is logischerwijs de spleetbreedte tussen 30 twee naburige dragers op het niveau van het draagvlak nog kleiner.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding 1020825* 6 strekt het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam zich vanaf de eerste bovenlangsrand uit in de richting van de aan de zijde van de eerste bovenlangsrand gelegen naburige drager. Aldus wordt de situatie gecreëerd dat het betreffende omtreksdeel een 5 naar boven gericht oppervlak heeft dat als weerstand kan functioneren voor het naar beneden bewegen tussen twee naburige schoenen of tussen een schoen en een naburige drager door van producten of delen daarvan.
Het is zeer voordelig indien de eerste bovenlangsrand overeenkomt met de voorste bovenlangsrand. Dit betekent dat het schuin 10 neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van een geleidingslichaam is gelegen aan de voorzijde van de duwschoen. Het schuin neerwaarts uitstrekkende deel heeft daardoor een buitenoppervlak waarvan de naar buiten gerichte normaallijn een component heeft die gericht is in de verplaatsings- » richting hetgeen betekent dat producten of delen daarvan die onverhoopt 15 in de spleet tussen twee naburige dragers terecht zouden komen, door het genoemde oppervlak naar boven worden geforceerd, waardoor de storingsgevoeligheid verder afneemt.
Om dit naar boven doen bewegen van voorwerpen of delen daarvan verder te stimuleren geniet het de voorkeur indien het duwlichaam 20 van de duwschoen een frontaal oppervlak heeft dat in het verlengde is gelegen van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam.
Een zeer voordelige uitvoeringsvorm van de transportinrichting wordt gekenmerkt doordat de drager onder het draagvlak is 25 voorzien van ten minste één verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van de duwschoen ter voorkoming van contact tussen de onderzijde van het duwlichaam en het draagvlak. Het zal duidelijk zijn dat bij een dergelijke uitvoeringsvorm de duwschoen niet óver het draagvlak van de drager verschuift zoals beschreven in eerder genoemd 30 Amerikaans octrooi US 5127510 waarbij er dus sprake is van glijdend contact tussen de bovenzijde van het draagvlak en de duwschoen maar wel 7 daar langs waarbij er dus geen sprake is van een dergelijk contact. Het voorkomen van contact, met name van glijdend contact, tussen de duwschoen en het draagvlak beperkt het ophopen van vuil resten zoals die bijvoorbeeld kunnen ontstaan door vloeistof lekkende producten, tussen de 5 duwschoen en het draagvlak van de drager waardoor andere producten bevuild zouden kunnen worden en de betrouwbaarheid van het transportsysteem afneemt.
Bij voorkeur is de drager op ten minste twee in de transportschting gezien verschillende posities voorzien van een 10 verticaal werkzame geleiding. Aldus kan op efficiënte wijze weerstand worden geboden tegen kantelende momenten om een as gelegen parallel aan de langsrichting van de drager, welke momenten in bedrijf worden uitgeoefend op de duwschoen.
♦
Vanwege het niet gesloten karakter van de duwschoen geniet 15 het de voorkeur indien de drager op ten minste twee posities is voorzien van een verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van delen van de duwschoen gelegen aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam. Aangezien het schuin neerwaarts uitrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam bij voorkeur 20 zo dun mogelijk wordt uitgevoerd om de spleetbreedte tussen twee naburige dragers zo klein mogelijk te kunnen kiezen, bestaat het risico dat de stijfheid van de duwschoen ter plaatse van het schuin neerwaarts uitstrekkende deel te gering is om in voldoende mate het vervormen van de duwschoen te voorkomen. Dergelijke vervormingen zouden met name kunnen 25 optreden bij het in de langsrichting wegduwen van producten door de duwschoen. Hierbij is een complex van mechanische belastingen op de duwschoen werkzaam waarvan de grootte uiteraard toeneemt bij een toenemend gewicht van het desbetreffend product. Bij dergelijke vervormingen zou in het gebied van het schuin neerwaarts uitstrekkende 30 omtreksdeel van het geleidingslichaam een virtuele, zich in de langsrichting van de dragers uitstrekkende, buig-as aanwezig zijn, ten 1020825· 8 opzichte waarvan delen van de duwschoen gelegen aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam, ten opzichte van elkaar zouden kunnen buigen. Daarnaast kan er sprake zijn van een virtuele, zich verticaal uitstrekkende,.torsie-as gelegen in 5 het gebied van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam waardoor de delen van de duwschoen gelegen aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam, ten opzichte van elkaar kunnen torderen. ,
Ter voorkoming van gewenste en ongewenste vervormingen 10 veroorzaakt door verplaatsingen van een deel van de duwschoen in de transportrichting of de richting tegengesteld daaraan is de drager bij voorkeur onder het draagvlak voorzien van ten minste twee horizontaal werkzame geleidingen voor het in de transportrichting gezien geleidend opsluiten van de duwschoen ten opzichte van de drager. Deze twee 15 horizontaal werkzame geleidingen zouden bijvoorbeeld kunnen worden gevormd door twee tegen over elkaar gelegen verticale zijden van een rib of een sleuf.
Vanwege vervormingen van de duwschoen die in beginsel kunnen optreden vanwege een geringe stijfheid van het schuin neerwaarts 20 uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam ervan, geniet het de voorkeur indien de drager aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam is voorzien van ten minste twee horizontaal werkzame geleidingen voor het geleiden van delen van de duwschoen gelegen aan weerszijden van het schuin neerwaarts 25 uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam.
Volgens een voorkeurs uitvoeringsvorm van de uitvinding is in het draagvlak van de drager een geleidingsgroef aangebracht voor geleidende samenwerking met een zich binnen de geleidingsgroef uitstrekkende geleidingsrand van de duwschoen. Een dergelijke geleidings-30 groef kan in beginsel zowel horizontaal als verticaal werkzaam zijn. Bovendien is het met een dergelijke geleidingsgroef ook op zeer 1020825* 9 voordelige wijze mogelijk om het torderen van de duwschoen om een virtuele, zich verticaal uitstrekkende torsie-as, te voorkomen of althans aanzienlijk te beperken.
Een dergelijke geleidingsgroef is bij voorkeur voorzien van 5 een onder het draagvlak uitstrekkende verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van de duwschoen ter voorkoming van contact tussen de duwschoen en het draagvlak van de drager. Net voordeel verbonden aan het voorkomen van een dergelijk contact is bovenstaand reeds toegelicht.
10 Het is alternatief of bij verdere voorkeur in combinatie met een dergelijke verticale werkzame geleiding ook met voordeel mogelijk dat de geleidingsschroef is voorzien van een onder het draagvlak uitstrekkende horizontaal werkzame geleiding voor het in de transport- * richting gezien geleidend opsluiten van de duwschoen ten opzichte van de 15 drager. Aldus kunnen met behulp van een dergelijke geleidingsschroef een groot aantal geleidende functies worden gecombineerd.
Een alternatieve voordelige uitvoeringsvorm van de transportinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de drager uit twee parallelle dragerdelen bestaat met daartussen een zich 20 verticaal uitstrekkende doorgang over de volledige hoogte van de drager voor passage van een deel van de duwschoen. Doordat de constructieve verbinding tussen een boven de drager gelegen deel van de duwschoen en een onder de drager gelegen deel van de duwschoen verloopt via de genoemde doorgang, kan de hoeveelheid materiaal tussen twee naburige 25 dragers tot een minimum worden beperkt. Doordat bovendien de genoemde verbinding tussen het boven de drager gelegen van de duwschoen en het onder de drager gelegen deel van de duwschoen, in de transportrichting gezien tussen de uiteinden van de duwschoen plaats vindt, zullen in beginsel mechanische belastingen en met name buigende momenten 30 uitgeoefend op de duwschoen minder aanleiding geven tot vervormingen van de duwschoen vergeleken met de situatie dat de verbinding tussen het 1020825* 10 onder de drager gelegen deel van de duwschoen en het boven de drager gelegen deel van de duwschoen buiten een drager om plaatsvindt.
Het is hierbij zeer voordelig indien naar elkaar toe gerichte zijden van de dragerdelen van een drager ieder zijn voorzien van 5 ten minste één verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van de duwschoen ter voorkoming van contact tussen de duwschoen en het draagvlak van de drager. Het voordeel van het voorkomen van een dergelijk contact is bovenstaand reeds toegelicht. Door genoemde zijden te voorzien van één of meer werkzame geleidingen wordt een 10 constructief eenvoudige oplossing verkregen.
Een zelfde voordeel geldt indien naar elkaar toe gerichte zijden van de dragerdelen van een drager ieder zijn voorzien van ten minste één horizontaal werkzame geleiding voor het in de transport- richting gezien geleidend opsluiten van de duwschoen ten opzichte van de 15 drager. Overigens is het hierbij zeer wel denkbaar dat de naar elkaar toe gerichte zijden van de dragerdelen zelf dienst doen als een horizontaal werkzame geleiding.
Om nu te voorkomen dat de breedte van de doorgang op het niveau van het draagvlak groter is dan gewenst, is het op voordelige 20 wijze mogelijk dat de breedte van de doorgang op het niveau van het draagvlak kleiner is dan op een positie onder het niveau van het draagvlak. Aldus kunnen bijvoorbeeld verticaal werkzame geleidingen bij de naar elkaar toe gerichte zijden van de dragerdelen op een afstand van elkaar worden gepositioneerd die groter is dan de breedte van de doorgang 25 ter hoogte van het draagvlak.
Een zeer voordelige uitvoeringsvorm van de transporting chting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de duwschoen een metalen verbinding omvat voor het onderling ten minste mede verbinden van het geleidingslichaam en het duwlichaam. Hierbij wordt met nadruk 30 opgemerkt dat het binnen het kader van deze voorkeursuitvoeringsvorm niet noodzakelijk is dat het geleidingslichaam en het duwlichaam twee aparte 1020825* 11 onderdelen zijn, maar dat het tevens mogelijk is dat het geleidings-lichaam en het duwlichaam een integraal onderdeel vormen. Door gebruik te maken van een metalen verbinding kan een grotere inherente stijfheid van de duwschoen worden bereikt, waardoor het aantal geleidingen met de 5 drager kan worden beperkt zonder dat dit leidt tot ontoelaatbare vervormingen van de duwschoen. Zeer geschikte metalen zijn bijvoorbeeld aluminium, roestvrijstaal en plaatstaal.
Een zeer geschikte uitvoeringsvorm van de metalen verbinding wordt gevormd door een metalen beugel waarvan uiteinden zich 10 zowel binnen het geleidingslichaam als binnen het duwlichaam uitstrekken.
Een zeer geschikte uitvoeringsvorm wordt eveneens verkregen indien de metalen verbinding een integraal onderdeel vormt met het geleidingslichaam. Aldus doet de metalen verbinding niet alleen dienst ter verbinding van twee delen maar tevens ten behoeve van de geleiding 15 van de duwschoen ten opzichte van de drager.
Om een goede geleiding te waarborgen geniet het de voorkeur dat het geleidingslichaam ter plaatse van de geleidingsdelen daarvan die geleidend samenwerken met geleidingen van de drager is voorzien van glijlagers. Deze glijlagers bewerkstelligen een goede geleiding en kunnen 20 tevens bij slijtage eenvoudig worden vervangen. Bovendien wordt in bedrijf een lager geluidsniveau verkregen, terwijl de levensduur toeneemt.
Bij voorkeur zijn kunststof delen van het geleidingslichaam en/of het duwlichaam verbonden met de metalen verbinding.
25 Voor wat betreft een eventueel kunststof deel van het duwlichaam geldt dat deze bij voorkeur is verbonden met een zich parallel aan het draagvlak uitstrekkend recht deel van de metalen verbinding. Ten behoeve van de verbinding tussen de metalen verbinding en het kunststof deel van het duwlichaam is het dan bijvoorbeeld mogelijk een duwlichaam 30 over het zich parallel aan het draagvlak uitstrekkend recht deel van de metalen verbinding te schuiven en vervolgens aan de metalen verbinding te 1020825* 12 bevestigen.
Uit productietechnische oogpunt kan het zeer voordelig zijn indien de kunststof delen van het geleidingslichaam en het duwlichaam een integraal kunststof deel vormen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat dit 5 integrale kunststof deel vervaardigd wordt middels het spuitgietproces, waardoor men dan slechts één matrijs nodig heeft en zowel het geleidingslichaam en het duwlichaam in één bewerkingsslag kunnen worden vervaardigd. Overigens beperkt deze voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zich niet tot uitvoeringen waarbij het geleidingslichaam en 10 het duwlichaam star onderling zijn verbonden. Het is namelijk tevens mogelijk dat zij scharnierend ten opzichte van elkaar zijn verbonden bijvoorbeeld middels een filmscharnier. Dit filmscharnier kan gelegen zijn precies op de overgang tussen het geleidingslichaam en het duwlichaam. Alternatief is het ook mogelijk dat het filmscharnier zich op 15 een andere positie bevindt, bijvoorbeeld om het schuin neerwaarts uitstrekkende opdrachtsdeel van het geleidingslichaam.
Een zeer eenvoudig te realiseren verbinding tussen de kunststof delen van het geleidingslichaam en het duwlichaam enerzijds en de metalen verbinding anderzijds wordt verkregen indien de kunststof 20 delen van het geleidingslichaam en het duwlichaam zijn bevestigd aan de metalen verbinding middels klikverbindingen.
Productietechnisch kan het ook zeer grote voordelen bieden indien ten minste één kunststof deel van de kunststof delen van het geleidingslichaam en het duwlichaam middels het spuitgietproces is 25 vervaardigd en de metalen verbinding tijdens de uitvoering van het spuitgietproces ingespoten is in het ten minste ene spuitgegoten kunststof deel. Hierdoor wordt bereikt dat een latere separate assemblagehandeling ten behoeve van het verbinden van het ten minste ene kunststof deel van de kunststof delen van het geleidingslichaam en het 30 duwlichaam en de metalen verbinding overbodig is geworden, terwijl tevens een zeer betrouwbare verbinding is gerealiseerd tussen de metalen 1020825· 13 verbinding en het ten minste ene kunststof deel. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat door gebruikmaking van de term "ingespoten" niet wordt beoogd die situatie uit te sluiten waarbij de metalen verbinding aan een buitenoppervlak van de duwschoen is gelegen.
5 Een zeer voordelige uitvoeringsvorm van de transport ing chting volgens de uitvinding wordt verkregen indien het materiaal van tenminste het geleidingslichaam van de duwschoen ten minste grotendeels een aluminiumlegering is. Een aluminiumlegering laat zich in geschikte soorten, middels diverse productietechnieken verwerken, zoals nader zal 10 worden toegelicht. Voor wat betreft het geleidingslichaam geldt dat deze zich uitstekend laat vormen door een geëxtrudeerd profiel. Aluminium-legeringen zijn in daartoe bestemde soorten, zeer geschikt om te worden geëxtrudeerd en derhalve om als geleidingslichaam van een duwschoen te ♦ worden toegepast.
15 De uitvinding onderkent dat het eveneens zeer gunstig kan zijn indien eveneens het materiaal van ten minste een deel van het duwlichaam van de duwschoen een aluminiumlegering is. Hierbij gaat de gedachte in eerste instantie uit naar het deel van het duwlichaam dat in langsrichting gezien een constante dwarsdoorsnede heeft, zodat ook voor 20 dit deel geldt dat het zich door het extrusieproces laat vervaardigen.
Aan het deel van het duwlichaam waarvan het materiaal een aluminiumlegering is, is bij voorkeur ten minste één kunststof contour-deel van het duwlichaam bevestigd. Dergelijke contourdelen hebben in langsrichting gezien geen constante dwarsdoorsnede. Hierdoor kunnen zij 25 niet het directe resultaat zijn van een extrusieproces.
Binnen het kader van de uitvinding is het zelfs mogelijk dat het materiaal van de gehele duwschoen, dus inclusief het duwlichaam, ten minste grotendeels een aluminiumlegering is. Hierdoor wordt het separaat bevestigen van de kunststof contourdelen zoals bovenstaand 30 beschreven aan het aluminumlegeringmateriaal van de duwschoen overbodig, met uitzondering eventueel van rubberen kussens op de duwvlakken van de 1020825· 14 duwschoen.
Een dergelijk vrijwel geheel uit aluminiumlegering vervaardigde duwschoen kan op volledige wijze worden verkregen indien de gehele duwschoen ten minste grotendeels een gegoten product is. 5 Aluminiumlegeringen zijn hiertoe in geschikte soorten beschikbaar:
Zoals bovenstaand reeds aangegeven kan het alternatief ook zeer voordelig zijn indien het deel van het duwlichaam waarvan het materiaal een aluminiumlegering is, een geëxtrudeerd product is.
Indien het duwlichaam van de duwschoen uitgevoerd dient te 10 worden met een contourdeel, dat wil zeggen met een deel waarvan de dwarsdoorsnede in langsrichting gezien niet constant is, kan dit op zeer geschikte wijze worden bewerkstelligd indien het geëxtrudeerde deel van het duwlichaam machinaal is nabewerkt voor het creëren van ten minste één contourdeel van het duwlichaam. De uitvinding zal nader worden toegelicht 15 aan de hand van de beschrijving van de navolgende figuren: figuur 1 toont in dwarsdoorsnede een drager met duwschoen volgens de stand van de techniek; figuur 2a tot en met 2e tonen een eerste sét voorkeursuitvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties toepasbaar in een 20 transportinrichting volgens de uitvinding; figuren 3a en 3b tonen een tweede set voorkeursuitvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties toepasbaar in de transportinrichting volgens de uitvinding; figuren 4a tot en met 4g tonen een derde set voorkeurs-25 uitvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties toepasbaar in een transportinrichting volgens de uitvinding; figuren 5a tot en met 5c tonen een vierde set voorkeursui tvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties toepasbaar in een transportinrichting volgens de uitvinding; 30 figuur 6a en 6b tonen een vijfde set voorkeursuitvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties toepasbaar in de 1020825m 15 transportinrichting volgens de uitvinding; figuren 7a tot en met 7k tonen een zesde set voorkeursuitvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties toepasbaar in de transportinrichting volgens de uitvinding, waarbij figuur 7i een 5 bovenaanzicht van figuur 7h is en figuur 7k een bovenaanzicht van figuur 7j is.
Figuur 1 toont in dwarsdoorsnede drie combinaties van naburige dragers 1 met bijbehorende duwschoenen 2 volgens de stand van de techniek. Deze combinatie komt vrijwel overeen met de drager en de 10 duwschoen zoals beschreven in de Europese octrooiaanvrage EP-A1-602694. Deze overeenkomst betreft met name de duwschoen 2.
Drager 1 betreft een geëxtrudeerd aluminiumprofieldeel dat aan zijn bovenzijde is voorzien van een draagvlak 3 dat zich uitstrekt tussen een voorste bovenlangsrand 4 en achterste bovenlangsrand 5. 15 Ondanks de aanwezigheid van langsrillen 6, onder andere ter.plaatste van de voorste bovenlangsrand 4 en de achterste bovenlangsrand 5, is het draagvlak 3 in hoofdzaak als vlak te beschouwen. De duwschoen 2 kan geacht worden opgebouwd te zijn uit een duwlichaam 7 dat zich uitstrekt boven het niveau van het draagvlak 3 en een geleidingslichaam 8 dat zich 20 uitstrekt onder het niveau van het draagvlak 3. Het duwlichaam 7 omvat een vlak bovenvlak 9 dat zich uitstrekt evenwijdig aan het draagvlak 3, een neerwaarts hellend voorvlak 10, een verticaal duwvlak 11 een verticaal driehoekig begrenzingsvlak 12 en een tussen het bovenvlak 9, het voorvlak 10, het duwvlak 11 en het begrenzingsvlak 12 gelegen 25 afschuifvlak 13. Aangezien de duwschoen 2 spiegel symmetrisch is ten opzichte van een denkbeeldig verticaal spiegelvlak dat zich evenwijdig aan de transportrichting 14 uitstrekt, zijn de genoemde vlakken 9 tot en met 13 per duwschoen 2 of meer specifiek per duwlichaam 7 tweemaal aanwezig. De contouren van het duwlichaam 7 die worden bepaald door de 30 genoemde vlakken 9 tot en met 13 maken het duwlichaam 7 zeer geschikt voor het zijdelings wegduwen van producten gelegen op de draagvlakken 3 1 0ίΤι;···?5>·- 16 van naburige dragers 1. Ook bij de nog nader te beschrijven voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding is er sprake van overeenkomstige contouren van het duwlichaam van de desbetreffende duwschoen. Derhalve kan voor wat betreft een nadere omschrijving van de contouren van het 5 duwlichaam 7 tevens worden verwezen naar de figuren 7i en 7k waarin in bovenaanzicht duwschoenen zijn weergegeven, waarbij de genoemde vlakken 9 tot en met 13 eveneens zichtbaar zijn. Voor wat betreft ondervlak 15 van duwlichaam 7 wordt opgemerkt dat deze wél afwijkt van de ondervlakken van de sorteerlichamen van de duwschoenen volgens de nog nader te beschrijven 10 voorkeursuitvoeringsvormen. Voor wat betreft dit ondervlak 15 van duwlichaam 7 wordt volstaan met de opmerking dat deze is voorzien van neerwaarts uitstrekkende randen 16 waarvan de onderzijden zich onder de bovenzijden van langsrillen 6 bevinden. Aldus wordt voorkomen dat producten die op de toppen van langsrillen 6 zijn gelegen, hoe plat ook, 15 tussen het ondervlak 15 en het draagvlak 3 van de drager 1 kunnen geraken terwijl het anderzijds wel mogelijk is om dergelijke producten in de langsrichting van de drager 1, loodrecht op het vlak van tekening, te verplaatsen teneinde deze producten te sorteren. Binnen het kader van de uitvinding is het tevens van belang de aandacht te vestigen op de 20 aanwezigheid en breedte van spleet 32 tussen de voorste bovenlangsrand 4 van een eerste duwschoen 2 en de achterste bovenlangsrand 5 van een voor de eerste duwschoen 2 gelegen tweede duwschoen 2. Deze breedte moet ten minste zo groot zijn dat het mogelijk is voor twee duwschoenen 2 om elkaar te passeren.
25 Het geleidingslichaam 8 volgt in hoofdzaak de contouren van de drager 1 en omgeeft tezamen met het duwlichaam 7 de drager 1 volledig. Zowel aan zijn achterzijde als aan zijn voorzijde is het geleidingslichaam 8 hiertoe voorzien van een schuin voorwaarts en neerwaarts uitstrekkende respectievelijke wand 17, 18 vanaf de onderzijde van deze 30 wanden 17, 18 strekken zich verticale wanden 19, 20 uit die op hun beurt aan hun onderzijde onderling zijn verbonden door bodem 21 van het 1020825m 17 gel ei di ngsli chaam 8. Aan de onderzijde van de bodem 21 is een roteerbaar geleidingswiel 22 en geleidingspen 23 gepunt. Geleidingswiel 22 is roteerbaar gelegen ten opzichte van bodem 21 om een verticale as. Aan de binnenzijde, ter plaatse van de respectievelijke overgangen tussen 5 schuine wand 17, 18 en verticale wand 19, 20 zijn naar binnen gerichte, horizontaal georiënteerde geleidingsranden 24, 25 aanwezig. Centraal boven geleidingswiel 22 en geleidingspen 23 bevindt zich tevens,,een verticaal georiënteerde geleidingsrand 26, die zich uitstrekt vanaf de binnenzijde van bodem 21. De geleidingsranden 24, 25, 26 strekt zich uit 10 binnen U-vormige geleidingskanalen 27, 28, 29 die deel uitmaken van gel eidingsl ichaam 8. Beide poten van iedere U-vorm van de geleidingskanalen 27, 28, 29 doen dienst als geleiding voor de naar de desbetreffende poot gerichte zijde van de desbetreffende geleidingsranden 24, 25, 26. In dit verband kan men stellen dat iedere poot van de U-15 vormige geleidingskanalen 27, 28, 29 dienst doet als geleiding. De geleidingskanalen 27 en 28 zijn hierbij in verticale richting werkzaam, aangezien ze de geleidingsranden 24, 25 en daarmee de duwschoen 2 als geheel, in verticale richting opsluiten, terwijl geleidingskanaal 29 in horizontale richting werkzaam is, aangezien dit geleidingskanaal 29 20 geleidingsrand 26 en daarmee de gehele duwschoen 2 in horizontale richting opsluit. Het is tevens van belang op te merken dat de drager 1 is voorzien van twee verbindingsgaten 30, 31 die het mogelijk maken om op eenvoudige wijze een niet nader getoonde koppelingsplaat aan ieder uiteinde van iedere drager 1 te bevestigen. Tevens met deze niet nader 25 getoonde koppelingsplaat verbonden is een ketting, waarvan de steek- afstand overeenkomt met de afstand tussen twee naburige verbindingsgaten 30, 31 en door middel van de aandrijving van welke eindloze ketting, de dragers 1 met duwschoenen 2 in de richting van de transportrichting 14 kan worden bewogen.
30 Zoals nog uit het navolgende duidelijk zal worden, omvatten ook de dragers van de voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding 1 020*25« 18 dergelijke verbindingsgaten 30, 31 die zich op eenzelfde steekafstand van elkaar bevinden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om dragers 1 en duwschoenen 2 volgens de stand van de techniek zoals toegelicht aan de hand van figuur 1 te vervangen door de. nog navolgend te bespreken drager-5 duwschoen combinaties aangezien die verder ook zijn voorzien op dezelfde positie van een geleidingswiel 22 en een geleidingspen 23. Met nadruk wordt opgemerkt dat het uiteraard ook mogelijk is om de koppeling van de dragers met de koppelingsplaten dan wel de uitvoering van de geleidingswiel en 22 en geleidingspennen 23 binnen het kader van de uitvinding op 10 een andere manier te realiseren. Tevens wordt nu reeds opgemerkt dat voor alle sorteerlichamen van de duwschoenen van de nog te beschrijven voorkeursuitvoeringsvormen geldt dat deze ten minste in hoofdzaak gelijke buitencontouren hebben als het duwlichaam 7 van de duwschoen 2 volgens de i stand van de techniek. Een uitzondering hierop wordt gevormd door het 15 ondervlak 15 van het duwlichaam 7 die in bepaalde voorkeurs uitvoeringsvormen wel afwijkend is van de stand van de techniek.
De figuren 2a t/m 2e tonen vijf verschillende aanverwante voorkeursuitvoeringsvormen van drager-duwschoen combinaties die geschikt zijn om toegepast te worden bij een transportinrichting volgens de 20 uitvinding. Aangezien de dragers en duwschoenen van de verschillende voorkeursuitvoeringsvormen slechts in beperkte mate onderling afwijken, zullen hiervoor overeenkomende verwijzingscijfers worden gebruikt, namelijk 40 en 41. Drager 40 is aan zijn onderzijde voorzien van twee in de transportrichting 14 gezien tegenover elkaar gelegen buisgelei dingen 25 42, 43. Op bodem 44 is een T-vormig geleidingsprofiel 45 aanwezig dat tezamen met bodem 44 een H-vormig geleidingsprofiel vormt. Buis- gelei dingen 42, 43 bevinden zich tussen de respectievelijke poten van deze H-vorm waardoor tenminste het onder de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46 gelegen deel van de duwschoen 41 zowel in 30 horizontale richting als in verticale richting volledig is opgesloten.
Binnen het kader van de uitvinding is het van belang op te 1020825m 19 merken dat bodem 44 en duwlichaam 47 van duwschoen 41 slechts aan één zijde van drager 40 met elkaar zijn verbonden, namelijk via de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46. Dit brengt mét zich mee dat, vanwege het niet-gesloten karakter van de duwschoen 41, de stijfheid ervan 5 aanmerkelijk lager is dan die van de gesloten duwschoen 2 volgens de stand van de techniek uitgaande van eenzelfde materiaalkeuze en vergelijkbare dimensionering daarvan. Deze geringere stijfheid komt met name tot uitdrukking in het gebied van de schuin neerwaarts uitstekkende wand 46 waardoor het risico bestaat dat bodem 44 en duwlichaam 47 zich 10 ten opzichte van elkaar kunnen verplaatsen door vervormingen van de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46. Ter voorkoming hiervan zijn extra geleidingsvoorzieningen aangebracht. In draagvlak 48 is tussen de voorste, als langsril, uitgevoerde bovenlangsrand 49 en de daarachter gelegen langsril 50 een neerwaarts uitstrekkende geleidingssleuf 51 15 aanwezig. Binnen deze geleidingssleuf 51 strekt zich een vanaf het ondervlak 52 neerwaarts uitstrekkende geleidingsrand 53 uit, waardoor de verticale wanden van geleidingsrand 53 geleidend kunnen samenwerken met de verticale wanden van geleidingssleuf 51. Hierdoor wordt het duwlichaam 47 in de transportrichting 14 opgesloten ten opzichte van de drager 40 20 ter voorkoming van ontoelaatbare vervomingen van de duwschoen 41 ten gevolge van uitwendig op de duwschoen 41 met name via duwlichaam 47 inwerkende mechanische belastingen.
Nabij de achterste bovenlangsrand 53 is drager 40 voorzien van een naar buiten toe gerichte, aan de achterzijde open, geleidings-25 sleuf 54, mede vanwege de aanwezigheid van horizontale draagrand 55 op relatief korte afstand onder het niveau van het draagvlak 48. Duwlichaam 47 is aan zijn achterzijde voorzien van een, zich vanaf het ondervlak 52 uitstrekkend L-vormig geleidingslichaam 56, waarvan het uiteinde zich binnen de geleidingssleuf 54 bevindt. Aldus wordt ook een opsluiting van 30 het duwlichaam 47 in verticale richting bewerkstelligd. Door de bovenstaand beschreven extra geleidingsvoorzieningen specifiek voor de 1020825ea 20 duwschoen 41 wordt voorkomen dat duwlichaam 47 in ontoelaatbare mate zich verplaatst ten opzichte van bodem 44 van de duwschoen 41 door vervorming van de duwschoen 41 ter plaatse van de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46. Doordat het L-vormig geleidingslichaam 56 veel ranker kan worden 5 uitgevoerd dan schuin neerwaartse wand 17 volgens de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 1 (stand van de techniek), is het mogelijk om ten opzichte van de stand van de techniek de afstand tussen dé voorste bovenlangsrand 49 en de achterste bovenlangsrand 53 van een duwschoen 41 (dus de breedte van draagvlak 48) groter te maken dan die tussen de 10 voorste bovenlangsrand 4 en de achterste bovenlangsrand 5 van · een duwschoen 2 (dus de breedte van draagvlak 3) zodat, bij een gelijkblijvende steekafstand, de afstand 57 tussen de voorste bovenlangsrand 49 van een eerste duwschoen 41 en de achterste bovenlangsrand 53 van een voor de eerste duwschoen gelegen tweede duwschoen 41 te verkleinen ten 15 opzichte van de corresponderende afstand 32 bij de uitvoeringsvorm volgens de stand van de techniek zoals beschreven aan de hand van figuur 1. Hierdoor wordt het risico verkleind dat objecten of delen daarvan tussen twee naburige dragers, dan wel duwschoenen dan wel dragers en duwschoen, terecht komt.
20 Bij de voorkeursuitvoeringsvorm volgens figuur 2b zijn de stijfheidsproblemen ter plaatse van de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46 op een andere manier opgelost, waardoor de extra geleidings-voorzieningen specifiek voor het duwlichaam 47 overbodig zijn geworden en ook het ondervlak 52 overeenstemt met ondervlak 3 van duwlichaam 7 25 volgens de stand van de techniek (figuur 1). De oplossing van het stijfheidsprobleem is gevonden in de toepassing van een roestvast stalen beugel 58 die in hoofdzaak U-vormig is. Overigens kunnen voor beugel 58 ook andere metaal soorten worden toegepast, mits deze de vereiste mechanische sterktewaarden bezitten. Een eerste poot 59 van deze U-vorm 30 strekt zich parallel aan het draagvlak 48 uit in, in verticale richting gezien, het midden van het duwlichaam 47, terwijl de tweede poot 60 zich 1 0 2 0 8 2 511! 21 parallel aan de eerste poot uitstrekt binnen bodem 44 van duwschoen 41. Binnen het kader van de uitvinding is er overigens geenszins een strikte noodzaak dat de eerste poot 59 en de tweede poot 60 zich parallel aan elkaar uitstrekken, dan wel dat één of beide poten 59, 60 zich parallel 5 aan draagvlak 48 uitstrekken. Het, de eerste poot en de tweede poot onderling verbindende, lijf 61 van de U-vormige beugel 58 strekt zich uit via de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46. Aangezien roestvast staal betere stijfheidseigenschappen heeft dan het kunststof materiaal. waarvan de duwschoenen volgens de stand van de techniek zijn vervaardigd, zullen 10 verplaatsingen van het duwlichaam 47 ten opzichte van bodem 44 niet in ontoelaatbare mate plaatsvinden. Beugel 58 kan bijvoorbeeld tijdens het spui tgi eten van het kunststof deel van de duwschoen 41 in de desbetreffende matrijs worden voorgepositioneerd, zodat deze volledig wordt ingespoten binnen het kunststof deel van de duwschoen 41.
15 Figuur 2c toont een uitvoeringsvoorbeeld dat vergelijkbaar is met dat van figuur 2b, aangezien er eveneens sprake is van een beugel, namelijk beugel 62. Beugel 62 betreft een geëxtrudeerd aluminiumprofiel. Vanwege de geringere stijfheidseigenschappen ten opzichte van staal, is de wanddikte van beugel 62 groter dan die van beugel 58 volgens figuur 20 2b. Deze wanddikte komt overeen met de wanddikte van de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 46, zodat beugel 62 ter plaatse aan het buitenoppervlak is gelegen.
Bij de uitvoeringsvorm van figuur 2d is er geen sprake van een metalen beugel zoals bij de uitvoeringsvormen volgens de figuren 2b 25 en 2c, maar is er, net als bij figuur 2a, sprake van extra geleidings-voorzieningen speciaal voor duwlichaam 47. Daar waar bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2a er sprake was van aparte geleidingsvoorzieningen voor de verticale en de horizontale opsluiting, is dit in de uitvoeringsvorm volgens figuur 2d met elkaar verenigd. Hiertoe is drager 40 direct 30 onder het draagvlak 48 voorzien van een geleidingssleuf 63 die ten dele wordt omgeven door verticale geleidingsvlakken 64, 65, horizontale 1020825* 22 gel ei di ngsvlakken 69, 70 en horizontaal geleidingsvlak 66 dat zich bevindt op een naar boven gerichte rand 67. Vanaf het ondervlak 52 van het duwlichaam 47 strekt zich een omgekeerd T-vormig geleidingsprofiel 68 uit, waarbij het liggend deel van de T-vorm in geleidend contact is met 5 de verticale gel eidingsvl akken 64, 65 en de horizontale geleidingsvlakken 66, 69, 70 zodat, los van de verticale en de horizontale opsluiting van de duwschoen 41 die reeds was bewerkstelligd middels het T-vormige geleidingsprofiel 45, er separaat sprake is van een horizontale en verticale opsluiting van het duwlichaam 47. Groot voordeel van de 10 uitvoeringsvorm volgens figuur 2d ten opzichte van die van figuur 2a is dat de spleetbreedte 71 nog kleiner kan worden uitgevoerd vanwege de afwezigheid van geleidingslichaam 56.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 2e onderscheidt zich slechts van de uitvoeringsvorm volgens figuur 2d doordat geleidingssleuf 15 68 een van geleidingssleuf 63 afwijkende vorm heeft die met name geschikt is voor het verwerken van vloei stofhoudende producten waarbij het gevaar van lekkage aanwezig is. Er blijft sprake van een verticale en horizontale opsluiting van duwlichaam 47.
De uitvoeringsvormen volgens de figuren 3a en 3b wijken 20 slechts af van de uitvoeringsvormen volgens resp. figuren 2a en 2d door de wijze waarop de langsgeleiding van bodem 80 van duwschoen 81 langs drager 82 is vormgegeven. Aan de onderzijde is drager 82 voorzien van twee buisvormige delen 83, 84 die aan hun buitenzijde en aan de naar elkaar toe gerichte zijden zijn voorzien van de naar de hartlijn van 25 bijbehorende buisvormige delen 83, 84 gerichte geleidingssleuven 85, 86. Bodem 80 is voorzien van een geleidingsrand 87 die zich uitstrekt tussen de twee buisvormige delen 83, 84, waardoor er sprake is van een horizontale opsluiting van tenminste bodem 80 van de duwschoen 81 ten opzichte van drager 82. Vlak onder de bovenzijde 88 van geleidingsrand 87 30 zijn twee horizontaal gerichte sub-geleidingsranden 89, 90 voorzien die door hun onderlinge samenwerking met geleidingssleuven 85, 86 zorg dragen 10208251 23 voor de verticale opsluiting van tenminste bodem 80 van duwschoen 81 ten opzichte van drager 82.
De uitvoeringsvormen zoals getoond in de figuren 4a en 4c enerzijds en 4b anderzijds wijken slechts af van de uitvoeringsvormen 5 volgens respectievelijk de figuren 2b en 2e voor wat betreft de wijze waarop de geleiding van bodem 100 van duwschoen 101 ten opzichte van drager 102 is vormgegeven. Deze vormgeving komt in wezen volledig overeen met die van figuur 1 volgens de stand van de techniek die bovenstaand reeds is beschreven en derhalve hier geen nadere toelichting behoeft. Het 10 is wel van belang op te merken dat duwschoen 101 bij de uitvoeringsvormen volgens figuur 4a en 4b in tegenstelling tot de stand van de techniek, niet gesloten is zoals duwschoen 2 volgens figuur 1, maar juist open ter plaatse van verwijzingscijfer 103. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de afstand tussen de voorste bovenlangsrand 104 en achterste bovenlangsrand 15 105, met andere woorden de breedte van draagvlak 106, substantieel groter is dan de brèedte van draagvlak 3 volgens de stand van de techniek. Logischerwijs is bij een gelijkblijvende steekafstand tussen twee naburige drager/duwschoen-combinatie de afstand 107 tussen de voorste bovenlangsrand 104 van een eerste duwschoen 101 en de achterste 20 bovenlangsrand 105 van een voor de eerste duwschoen gelegen tweede duwschoen 101 kleiner, hetgeen zoals bovenstaand ruimschoots uiteengezet, voordelig is.
Alhoewel in figuur 4a de beugel 108 ter plaatse van het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel 109 van het geleidingslichaam 25 110 geheel wordt omgeven door kunststof materiaal, is het alternatief ook mogelijk om ter plaatse af te zien van toepassing van het kunststof materiaal (dat immers niet substantieel bijdraagt aan de stijfheid) zodat het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel 109 van het geleidingslichaam 110 slechts bestaat uit het materiaal van de beugel 108 waardoor 30 het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel 109 van het geleidingslichaam 110 nog smaller kan worden uitgevoerd en een nog kleinere 1020825* 24 spleetbreedte 107 kan worden gehanteerd. Een zelfde soort wijziging kan uiteraard ook van toepassing zijn op de uitvoeringsvorm volgens figuur 2b en zoals nog zal blijken op de uitvoeringsvormen volgens figuur 4c en 4f.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 4c wijkt van die volgens 5 figuur 4a af doordat geleidingsrand 26 is vervangen door een gelëidings-wiel 111 dat om een verticale as roteerbaar is gelegerd ten opzichte van bodem 100. De toepassing van een rollend geleidingswiel in plaats van een glijdende geleidingsrand brengt een stillere verplaatsing van de duwschoen 101 langs de drager 102 met zich mee. Dit voordeel is overigens 10 ook aan de orde indien de duwschoen 101 de drager 102 volledig omsluit, overeenkomstig voor wat dit aspect betreft de stand van de techniek. Een dergelijke uitvoeringsvorm is weergegeven in figuur 4d.
Het verschil tussen de uitvoeringsvorm volgens figuur 4e en die van figuur 4a is gelegen in de toevoeging van geleidingswiel 112 dat 15 ten opzichte van het duwlichaam 113 roteerbaar om een horizontale, zich parallel aan de verplaatsingsrichting 14 uitstrekkende, as is gelegerd. Het geleidingswiel 112 is vrijwel geheel in het inwendige van het duwlichaam 113 ondergebracht en draagt zorg voor aanvullende ondersteuning van het duwlichaam 113 ter vermijding van glijdend contact 20 tussen het draagvlak 106 en het duwlichaam 113. Afhankelijk van de mechanische belasting waaraan de duwschoen in bedrijf wordt blootgesteld, is het alternatief ook mogelijk af te zien van beugel 108, waardoor een uitvoeringsvorm volgens figuur 4f wordt verkregen.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 4g vertoont veel 25 verwantschap met die volgens figuur 4b. De functie van het omgekeerd T-vormige geleidingsprofiel 68 in combinatie met geleidingssleuf 63 is ten minste ten dele overgenomen door een zich vanaf de onderzijde van het duwlichaam 113 neerwaarts uitstrekkende arm 114 ten opzichte waarvan nabij het uiteinde ervan een om een horizontale as roteerbaar 30 geleidingswiel 115 is gelegerd dat in rollend contact is met één van de naar binnen gerichte zijden 116, 117 van een onder het draagvlak 106 1 0 2 0 8 2 5n 25 gelegen geleidingsruimte 118. Aldus wordt het duwlichaam 113 in twee tegengestelde verticale richtingen opgesloten.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 5a bestaat de drager voor een duwschoen 120 uit twee parallelle dragerdelen 121, 122 5 waartussen een. doorgang voor verbindingsdeel 123 van duwschoen 120 aanwezig is. Verbindingsdeel 123 verbindt duwlichaam 124 met het onder de dragerdelen 121, 122 bevindende deel van duwschoen 120, welk deel onder andere geleidingswiel 22 en geleidingspen 23 omvat. In tegenstelling tot de tot dusver beschreven voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding 10 wordt deze verbinding dus niet gerealiseerd via de schuin neerwaarts uitstrekkende wand 125 van de duwschoen 120. Vanwege de robuustere uitvoering en dimensionering van verbindingsdeel 123 is er geen noodzaak om specifiek voor het duwlichaam 124 aparte geleidingsvoorzieningen te treffen. De duwschoen 120 wordt ten opzichte van de dragerdelen 121, 122 15 in horizontale richting opgesloten door de samenwerking tussen de naar de dragerdelen 121, 122 gerichte zijden van verbindingsdeel 123 enerzijds en de naar het verbindingsdeel 123 gerichte zijden van de dragerdelen 121, 122 anderzijds. Voor de verticale opsluiting van duwschoen 120 ten opzichte van de dragerdelen 121, 122 is in ieder van de naar elkaar 20 gerichte zijden van de dragerdelen 121, 122 een respectievelijke geleidingssleuf 126, 127 voorzien waarbinnen zich naar buiten gerichte, horizontaal georiënteerde geleidingsranden 128, 129, onderdeel uitmakend van het verbindingsdeel 123, uitstrekken.
Ten aanzien van de uitvoeringsvorm volgens figuur 5a kan 25 worden opgemerkt dat de breedte van de doorgang tussen de dragerdelen 121, 122 nadelig zou kunnen zijn. De uitvoeringsvorm volgens figuur 5b biedt hiervoor een oplossing, waarbij de breedte van de doorgang tussen dragerdelen 130, 131 op het niveau van het draagvlak 132 kleiner is gekozen dan in een daaronder gelegen deel van de doorgang tussen de 30 dragerdelen 130 en 131. Logischerwijs is ook het verbindingsdeel 133 ter plaatse van het niveau van het draagvlak 132 kleiner gedimensioneerd. Dit 26 betekent dat in beginsel het risico ontstaat dat duwlichaam 134 zich onder invloed van externe mechanische belasting in ontoelaatbare mate verplaatst ten opzichte van het onder de dragerdelen 130 en 131 gelegen deel van de duwschoen 135 door vervorming van het verbindingsdeel ter 5 plaatse van het niveau van het draagvlak 132. Ter voorkoming hiervan is in de eerste plaats voorzien in een geleiding 135 ter plaatse van de achterste bovenlangsrand 136 van dragerdeel 130. Een dergelijke geleiding 135 is reeds toegelicht aan de hand van figuur 2a. Deze geleiding 135 tezamen met de geleidingen behorend bij het verbindingsdeel 133 zoals 10 reeds toegelicht aan de hand van figuur 5a dragen zorg voor een goede verticale opsluiting van duwlichaam 134. Daarnaast is voor de horizontale opsluiting van duwlichaam 134 gekozen voor het verbinden van de schuin neerwaartse wand 137 met verbindingsdeel 133 via bodem 138, waardoor een inherente grotere constructieve stijfheid wordt verkregen.
15 Voor een nog betere horizontale opsluiting van duwlichaam 134 en ter vervanging van geleiding 135 is bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 5c gekozen voor de toepassing van geleiding 139 van het type dat reeds is toegelicht aan de hand van figuur 2d.
Ook bij de uitvoeringsvormen volgens de figuren 6a en 6b is 20 de drager feitelijk opgedeeld in twee dragerdelen, namelijk geëxtrudeerd aluminium dragerprofieldeel 150 en dragerstangdeel 151. Dragerprofieldeel 150 en dragerstangdeel 151 zijn onderling gekoppeld middels de niet nader getoonde koppelingsplaten waarvoor verbindingsgaten 30, 31 zijn voorzien. Het dragerprofieldeel 150 heeft een golvend draagvlak 152 wat niets 25 afdoet aan het feit dat het draagvlak 152 in hoofdzaak als vlak kan worden beschouwd. Alternatief zou overigens ook een draagvlak overeenkomstig draagvlak 3 van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 kunnen worden gehanteerd. Het geleidingslichaam 153 van duwschoen 159 betreft een aluminium geëxtrudeerd profiel deel dat ter plaatse van dragerstangdeel 30 151 een buisvormig deel 154 omvat en dat ter plaatse van geleidingsrand 155 van het dragerprofieldeel 150 is voorzien van een U-vormig uiteinde 1020825« 27 156. Ter plaatse van het buisvormig deel 154 is het geleidingslichaam 153 voorzien van een kunststof buisvormig glijlager 157 en van een U-vormig kunststof glijlager 158 ter plaatse van het U-vormige uiteinde 156. De glijlagers 157, 158 voorkomen direct contact tussen het geleidingslichaam 5 153 enerzijds en het dragend profiel deel 150 of het dragerstangdeel 151 anderzijds. Een dergelijk contact is ongewenst, aangezien genoemde delen van eenzelfde soort metaal zijn vervaardigd, waardoor zonder toepassing van de glijlagers 157, 158 aanzienlijke slijtageverschijnselen zouden optreden. Opgemerkt wordt dat dragerstangdeel 151 dienst doet als een 10 geleiding die zowel in horizontale richting als in verticale richting de duwschoen 159 opsluit, terwijl geleidingsrand 155 slechts zorg draagt voor een verticale opsluiting, maar daardoor wel voorkomt dat duwschoen 159 kan roteren om dragerstangdeel 151. Specifiek voor duwlichaam 160 van duwschoen 159 zijn geen aparte geleidingen voorzien. In plaats daarvan 15 vormt het geleidingslichaam 153 ten dele een beugel die zich parallel aan het draagvlak 152 uitstrekt binnen het duwlichaam 160. Met streepjeslijn 161 is het binnen het duwlichaam 160 uitstrekkende deel van deze beugel in de figuren 6a en 6b weergegeven, waaruit blijkt dat bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 6a de beugel zich aan de onderzijde van 20 het duwlichaam 160 uitstrekt, terwijl bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 6b de beugel zich in het midden van het duwlichaam 160 uitstrekt. Het kunststof materiaal waarvan de duwschoen 160 is vervaardigd, is middels niet nader getoonde middelen, zoals die bijvoorbeeld zouden kunnen bestaan uit een klikverbinding, verbonden met de beugel 161. Ook 25 het tijdens het spuitgieten van de duwschoen 159 ingieten van beugel 161 behoort binnen het kader van de uitvinding tot de mogelijkheden.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 7a vertoont veel overeenkomsten met die van figuur 6a. Het belangrijkste verschil is gelegen in het feit dat dragerstangdeel 151 is vervangen door buis-30 geleiding 170 dat een integraal onderdeel uitmaakt van drager 171. De vorm van het geleidingslichaam 172 is overeenkomstig ter plaatse van de 1020825* 28 buisgeleiding 170 aangepast. In plaats van kunststof buisvormig glijlager 157 is tussen het geleidingslichaam 172 en de buisgeleiding 170 het geleidingslichaam 172 voorzien van een kunststof C-vormige glijlager 173.
De wijze van verloop van het binnen het duwlichaam 174 5 uitstrekkende deel van de beugel kan alternatief ook andere verlopen hebben, zoals weergegeven in de figuren 7b en 7c. In figuur 7b ziet men dat de beugel zich uitstekt langs het voorvlak 10 van het duwlichaam 174. Het kunststof deel van het duwlichaam 174 is middels verzonken schroeven 175, 176 met de beugel verbonden. Voor een verdere vergroting van de 10 stijfheid is het, zoals weergegeven in figuur 7c, eveneens mogelijk dat de beugel zich nog verder uitstrekt direct boven het bovenvlak 9 van het duwlichaam 174 alwaar eveneens sprake is van een verzonken schroefverbinding 177. De uitvoeringsvorm volgens figuur 7d wijkt in zoverre van de uitvoeringsvorm volgens figuur 7a af dat geleiding 156 is vervangen 15 door een geleiding waarbij er sprake is van een geleidingswiel 178 dat om een horizontale as gelegerd is ten opzichte van een opstaande poot 179 van geleidingslichaam 180. Het geleidingswiel 178 is in verticale richting gezien opgesloten tussen twee horizontale geleidingsranden 181, 182 van drager 183. Een nog stabielere situatie wordt verkregen indien 20 twee of meer geleidingswielen als geleidingswiel 178 zijn voorzien tussen de twee horizontale geleidingsranden 181, 182, welke geleidingswielen in de langsrichting van de drager 171, loodrecht op het vlak van tekening, zich achter elkaar bevinden.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 7e is geleiding 156 25 volgens de uitvoeringsvorm in figuur 7a vervangen door een tweede buisgeleiding 183. Voor geleidende samenwerking met deze tweede buisgeleiding 183 is het geleidingslichaam 184 voorzien van een C-vormig deel 185 dat de buisgeleiding 183 ten dele opsluit. De buisgeleiding 183 bevindt zich concentrisch met verbindingsgat 30, net zoals de eerste 30 buisgeleiding 170 zich concentrisch bevindt ten opzichte van verbindingsgat 31.
1020^?^ 29
De uitvoeringsvorm volgens figuur 7f maakt, net zoals de uitvoeringsvorm volgens figuur 2b, gebruik van een beugel 186 die tijdens het spuitgietproces is ingespoten in het kunststof deel van de duwschoen 187. Aangezien de duwschoen 187, of meer specifiek het geleidingslichaam 5 188 daarvan, slechts geleidend contact maakt met de geleidingen van aluminiumdrager 188 daar waar het materiaal van de duwschoen 187 een kunststof is, is het gebruik van kunststof glijlagers overbodig. De uitvoeringsvorm volgens figuur 7g betreft een duwschoen 189 die volledig is gegoten uit aluminium. Ter plaatse van duwvlak 11 is de duwschoen 189 10 voorzien van een rubberen kussen 190. Vanwege het volledig metallische karakter van tenminste het geleidingslichaam 191 van duwschoen 189 is de toepassing van kunststof glijlagers 192, 193 zeer voordelig.
De figuren 7h en 7i tonen dat het binnen het kader van de uitvinding tevens mogelijk is om het in de langsrichting 194 gezien, in 15 het midden gelegen deel 195 van duwschoen 196, uit te voeren als een geëxtrudeerd aluminium profieldeel. Het middendeel 195 heeft namelijk in de langsrichting 194 gezien een constante dwarsdoorsnede en leent zich derhalve hier uitstekend voor. De in de langsrichting 194 gezien aan de buitenzijden van het middendeel 195 gelegen delen 197, 198 van de 20 duwschoen 196 zijn als spuitgegoten kunststofdelen uitgevoerd die op niet nader getoonde wijze zijn verbonden met het middendeel 195.
Zoals mag blijken uit de figuren 7j en 7k is het eveneens mogelijk om een duwschoen 199 volledig via het extruderen van aluminium te vervaardigen. Voor het verkrijgen van de specifieke oriëntaties van 25 duwvlak 11 en afschuifvlak 13 wordt de duwschoen 199 vervolgens machinaal nabewerkt, bijvoorbeeld door het zagen van de duwschoen 199.
Zoals uit de grote diversiteit van de bovenstaand beschreven mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding opgemaakt mag worden, is het mogelijk om diverse aspecten van de verschillende 30 uitvoeringsvormen verder te combineren om te komen tot een nieuwe uitvoeringsvorm die binnen de uitvindingsgedachte valt.
1020825·
Claims (34)
1. Transportinrichting omvattende onderling scharnierend gekoppelde, in een verplaatsingsrichting volgens een eindloze 5 verplaatsingsbaan verplaatsbare, dwars op de verplaatsingsrichting in een langsrichting uitstrekkende, dragers met ieder aan hun bovenzijde een in hoofdzaak vlak, tussen een voorste bovenlangsrand van de drager en een achterste bovenlangsrand van de drager uitstrekkend draagvlak voor het dragen van door de transportinrichting te transporteren producten, langs 10 ten minste een deel van welke dragers per drager een duwschoen verplaatsbaar is voor het in de langsrichting verplaatsen van de producten ten opzichte van de drager, ieder duwschoen omvattende een zich onder het niveau van het draagvlak uitstrekkend geleidingslichaam voor geleidende samenwerking met de bijbehorende drager, welk geleidings-15 lichaam is voorzien van een omtreksdeel dat zich vanaf een eerste bovenlangsrand van de drager schuin neerwaarts uitstrekt, iedere duwschoen verder omvattende een zich boven het niveau van het draagvlak uitstrekkend, met het geleidingslichaam verbonden, duwlichaam voor het zijdelings wegduwen van producten, met het kenmerk, dat iedere duwschoen 20 open is aan de tegenover het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het geleidingslichaam gelegen zijde ervan.
2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsdelen van naburige duwschoenen elkaar gezien in een dwarsrichting loodrecht op de verplaatsingsrichting en op de langs- 25 richting deels overlappen.
3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat naburige dragers elkaar gezien in een dwarsrichting loodrecht op de verplaatsingsrichting en de langsrichting deels overlappen.
4. Transportinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het schuin neerwaarts uitstrekkende omtreksdeel van het 1020825»« geleidingslichaam zich vanaf de eerste bovenlangsrand uitstrekt in de richting van de aan de zijde van de eerste bovenlangsrand gelegen naburige drager.
5. Transportinrichting volgens één van de voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de eerste bovenlangsrand overeenkomt met de voorste bovenlangsrand.
6. Transportinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het duwlichaam van iedere duwschoen een frontaal oppervlak heeft dat in het verlengde is gelegen van het schuin neerwaarts uitstrekkende 10 omtreksdeel van het geleidingslichaam.
7. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager onder het draagvlak is voorzien van ten minste één verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van de duwschoen ter voorkoming van contact tussen 15 de onderzijde van het duwlichaam en het draagvlak.
8. Transportinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de drager op ten minste twee in de transportrichting gezien verschillende posities, is voorzien van een verticaal werkzame geleiding.
9. Transportinrichting volgens conclusie 7 of 8, met het 20 kenmerk, dat de drager op ten minste twee posities is voorzien van een verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van delen van de duwschoen gelegen aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkend omtreksdeel van het geleidingslichaam.
10. Transportinrichting volgens één van de voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de drager onder het draagvlak is voorzien van ten minste twee horizontaal werkzame geleidingen voor het in de transportrichting gezien geleidend opsluiten van de duwschoen ten opzichte van de drager.
11. Transportinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, 30 dat de drager aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkend omtreksdeel van het geleidingslichaam is voorzien van ten minste twee 1020825¾ horizontaal werkzame geleidingen voor het geleiden van delen van de duwschoen gelegen aan weerszijden van het schuin neerwaarts uitstrekkend omtreksdeel van het geleidingslichaam.
12. Transportinrichting volgens één van de voorgaande 5 conclusies, met .het kenmerk, dat in het draagvlak van de drager een geleidingsgroef is aangebracht voor geleidende samenwerking met een zich binnen de geleidingsgroef uitstrekkende geleidingsrand van de duwschoen.
13. Transportinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de geleidingsgroef is voorzien van een onder het draagvlak 10 uitstrekkende verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van de duwschoen ter voorkoming van contact tussen de duwschoen en het draagvlak van de drager.
14. Transportinrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de geleidingsgroef is voorzien van een onder het draagvlak 15 uitstrekkende horizontaal werkzame geleiding voor het in de transport-richting gezien geleidend opsluiten van de duwschoen ten opzichte van de drager.
15. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager uit twee parallelle 20 dragerdelen bestaat met daartussen een zich verticaal uitstrekkende doorgang over de volledige hoogte van de drager voor passage van een deel van de duwschoen.
16. Transportinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat naar elkaar toe gerichte zijden van de dragerdelen van een drager 25 ieder zijn voorzien van ten minste één verticaal werkzame geleiding voor het geleidend ondersteunen van de duwschoen ter voorkoming van contact tussen de duwschoen en het draagvlak van de drager.
17. Transportinrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat naar elkaar toe gerichte zijden van de dragerdelen van een 30 drager ieder zijn voorzien van ten minste één horizontaal werkzame geleiding voor het in de transportrichting gezien geleidend opsluiten van 1020 β 2, 5e de duwschoen ten opzichte van de drager.
18. Transportinrichting volgens conclusie 15, 16 of 17, met het kenmerk, dat de breedte van de doorgang ter hoogte van het draagvlak smaller is dan op een positie onder het draagvlak.
19. Transportinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de duwschoen een metalen verbinding omvat voor het onderling tenminste mede verbinden van het geleidings-lichaam en het duwlichaam.
20. Transportinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, 10 dat de metalen verbinding wordt gevormd door een metalen beugel waarvan uiteinden zich zowel binnen het geleidingslichaam als binnen het duwlichaam uitstrekken.
21. Transportinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de metalen verbinding een integraal onderdeel vormt met het 15 geleidingslichaam.
22. Transportinrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het geleidingslichaam ter plaatse van geleidingsdelen daarvan die geleidend samenwerken met geleidingen van de drager is voorzien van glijlagers.
23. Transportinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat kunststof delen van het geleidingslichaam en/of het duwlichaam zijn verbonden met de metalen verbinding.
24. Transportinrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat een kunststof deel van het duwlichaam is verbonden met een zich 25 parallel aan het draagvlak uitstrekkend recht deel van de metalen verbinding.
25. Transportinrichting volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat de kunststof delen van het geleidingslichaam en het duwlichaam één integraal kunststof deel vormen.
26. Transportinrichting volgens conclusie 23, 24 of 25, met het kenmerk, dat de kunststof delen van het geleidingslichaam en het 1020825* duwlichaam zijn verbonden met de metalen verbinding middels klikverbindingen.
27. Transportinrichting volgens conclusie 23, 24 of 25, met het kenmerk, dat ten minste één kunststof deel van de kunststof delen van het 5 gel ei dingslichaam en het duwlichaam middels het spuitgietproces is vervaardigd en de metalen verbinding tijdens uitvoering van het spuitgietproces ingespoten is in het ten minste ene spuitgegoten kunststof deel.
28. Transportinrichting volgens één van de conclusies 1 tot en 10 met 22, met het kenmerk, dat het materiaal van tenminste het geleidings- lichaam van de duwschoen ten minste grotendeels een aluminium legering is.
29. Transportinrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat eveneens het materiaal van ten minste een deel van het duwlichaam van 15 de duwschoen een aluminium legering is.
30. Transportinrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat aan het deel van het duwlichaam waarvan het materiaal een aluminium legering is, ten minste één kunststof contourdeel van het duwlichaam is bevesti gd.
31. Transportinrichting volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat het materiaal van de gehele duwschoen ten minste grotendeels een aluminium legering is.
32. Transportinrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de gehele duwschoen ten minste grotendeels een gegoten product is.
33. Transportinrichting volgens conclusie 28, 29, 30 of 31, met het kenmerk, dat het deel van het duwlichaam waarvan het materiaal een aluminium legering is, een geëxtrudeerd product is.
34. Transportinrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat het geëxtrudeerde deel van het duwlichaam machinaal is nabewerkt voor 30 het creëren van ten minste één contourdeel van het duwlichaam. 1020825·
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1020825A NL1020825C2 (nl) | 2002-06-11 | 2002-06-11 | Transportinrichting met langs dragers verschuifbare duwschoenen. |
EP03076749A EP1371584B1 (en) | 2002-06-11 | 2003-06-06 | Conveyor system with push shoes movable alongside the supports |
DE60331500T DE60331500D1 (de) | 2002-06-11 | 2003-06-06 | Förderanlage mit Schieberelementen bewegbar entlang der Tragschienen |
AT03076749T ATE459559T1 (de) | 2002-06-11 | 2003-06-06 | Förderanlage mit schieberelementen bewegbar entlang der tragschienen |
US10/457,587 US6910567B2 (en) | 2002-06-11 | 2003-06-10 | Conveyor system with push shoes moveable alongside the supports |
CA002431737A CA2431737A1 (en) | 2002-06-11 | 2003-06-11 | Conveyor system with push shoes moveable alongside the supports |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1020825 | 2002-06-11 | ||
NL1020825A NL1020825C2 (nl) | 2002-06-11 | 2002-06-11 | Transportinrichting met langs dragers verschuifbare duwschoenen. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1020825C2 true NL1020825C2 (nl) | 2003-12-17 |
Family
ID=29580104
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1020825A NL1020825C2 (nl) | 2002-06-11 | 2002-06-11 | Transportinrichting met langs dragers verschuifbare duwschoenen. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US6910567B2 (nl) |
EP (1) | EP1371584B1 (nl) |
AT (1) | ATE459559T1 (nl) |
CA (1) | CA2431737A1 (nl) |
DE (1) | DE60331500D1 (nl) |
NL (1) | NL1020825C2 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2007117142A2 (en) * | 2006-04-10 | 2007-10-18 | Van Riet Equipment B.V. | Transport device |
CN113479613A (zh) * | 2021-09-08 | 2021-10-08 | 江苏易飞迅物流科技有限公司 | 一种万向斗输送机 |
Families Citing this family (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US6860376B1 (en) * | 2002-04-08 | 2005-03-01 | Intelligrated, Inc. | Sortation system, components and methods |
CA2536269C (en) * | 2003-08-01 | 2012-02-28 | Dematic Corp. | Positive displacement sorter shoe |
AU2005286623B2 (en) * | 2004-09-23 | 2011-01-27 | Dematic Corp. | Positive displacement sorter |
TWI304390B (en) * | 2005-03-28 | 2008-12-21 | Daifuku Kk | Converting device |
ATE477202T1 (de) * | 2005-03-28 | 2010-08-15 | Daifuku Kk | Förderanlage mit entlang tragschienen bewegbaren schieberelementen |
KR101237315B1 (ko) * | 2006-03-15 | 2013-02-28 | 가부시키가이샤 다이후쿠 | 반송설비 |
US7581632B2 (en) * | 2006-06-09 | 2009-09-01 | Tgw-Ermanco Inc. | Sequential diverter for narrow belt conveyor and associated methods |
US7198145B1 (en) * | 2006-06-09 | 2007-04-03 | Intelligrated, Inc. | Releasable connection for sortation conveyor pusher |
NL2002729C2 (en) * | 2009-04-08 | 2010-10-11 | Riet Equipment B V Van | Conveying device and pusher shoe for use in the device. |
US8602201B2 (en) | 2012-02-28 | 2013-12-10 | Cinetic Sorting Corp. | Releasable shoe and method for shoe sorter |
US8727096B2 (en) * | 2012-02-29 | 2014-05-20 | Cinetic Sorting Corp. | Shoe sorter conveyor switch and method |
Citations (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2388737A1 (fr) * | 1977-04-28 | 1978-11-24 | Canziani Francesco | Installation pour le transfert et le triage d'objets divers |
US5127510A (en) | 1990-10-31 | 1992-07-07 | Rapistan Demag Corporation | Modular diverter shoe and slat construction |
US5191959A (en) * | 1992-06-10 | 1993-03-09 | Alvey Inc. | Sorting conveyor with vertical switching system |
EP0602694A1 (en) | 1992-12-16 | 1994-06-22 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | A conveyor |
EP0782966A1 (en) * | 1996-01-08 | 1997-07-09 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | A conveyor |
US5826695A (en) * | 1996-01-12 | 1998-10-27 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | Conveyor |
WO2000041956A1 (en) * | 1999-01-12 | 2000-07-20 | Buschman Company | Pusher elements for package sortation conveyor |
US6283271B1 (en) * | 1998-09-09 | 2001-09-04 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | Conveyor |
EP1602694A1 (en) | 2003-07-30 | 2005-12-07 | Sony Chemicals Corp. | Releasable composition, thermal transfer recording medium and transferable protective film |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JP2852135B2 (ja) * | 1990-09-17 | 1999-01-27 | トーヨーカネツ株式会社 | 仕分装置のガイド切換装置 |
US5613591A (en) * | 1992-11-09 | 1997-03-25 | Litton Industrial Automation Systems, Inc. | Sortation conveyor and devices |
-
2002
- 2002-06-11 NL NL1020825A patent/NL1020825C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2003
- 2003-06-06 DE DE60331500T patent/DE60331500D1/de not_active Expired - Lifetime
- 2003-06-06 EP EP03076749A patent/EP1371584B1/en not_active Expired - Lifetime
- 2003-06-06 AT AT03076749T patent/ATE459559T1/de not_active IP Right Cessation
- 2003-06-10 US US10/457,587 patent/US6910567B2/en not_active Expired - Fee Related
- 2003-06-11 CA CA002431737A patent/CA2431737A1/en not_active Abandoned
Patent Citations (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2388737A1 (fr) * | 1977-04-28 | 1978-11-24 | Canziani Francesco | Installation pour le transfert et le triage d'objets divers |
US5127510A (en) | 1990-10-31 | 1992-07-07 | Rapistan Demag Corporation | Modular diverter shoe and slat construction |
US5191959A (en) * | 1992-06-10 | 1993-03-09 | Alvey Inc. | Sorting conveyor with vertical switching system |
EP0602694A1 (en) | 1992-12-16 | 1994-06-22 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | A conveyor |
EP0782966A1 (en) * | 1996-01-08 | 1997-07-09 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | A conveyor |
US5826695A (en) * | 1996-01-12 | 1998-10-27 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | Conveyor |
US6283271B1 (en) * | 1998-09-09 | 2001-09-04 | Vanderlande Industries Nederland B.V. | Conveyor |
WO2000041956A1 (en) * | 1999-01-12 | 2000-07-20 | Buschman Company | Pusher elements for package sortation conveyor |
EP1602694A1 (en) | 2003-07-30 | 2005-12-07 | Sony Chemicals Corp. | Releasable composition, thermal transfer recording medium and transferable protective film |
Cited By (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2007117142A2 (en) * | 2006-04-10 | 2007-10-18 | Van Riet Equipment B.V. | Transport device |
WO2007117142A3 (en) * | 2006-04-10 | 2008-01-03 | Riet Equipment B V Van | Transport device |
US8069969B2 (en) | 2006-04-10 | 2011-12-06 | Van Riet Equipment B.V. | Transport device |
CN113479613A (zh) * | 2021-09-08 | 2021-10-08 | 江苏易飞迅物流科技有限公司 | 一种万向斗输送机 |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US20040089513A1 (en) | 2004-05-13 |
DE60331500D1 (de) | 2010-04-15 |
ATE459559T1 (de) | 2010-03-15 |
EP1371584A3 (en) | 2007-06-13 |
CA2431737A1 (en) | 2003-12-11 |
US6910567B2 (en) | 2005-06-28 |
EP1371584B1 (en) | 2010-03-03 |
EP1371584A2 (en) | 2003-12-17 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1020825C2 (nl) | Transportinrichting met langs dragers verschuifbare duwschoenen. | |
CA1036479A (en) | Reclining chair | |
US7337892B2 (en) | Device for sorting products | |
NL1014248C2 (nl) | Railsamenstel met naar de beginstand geleidende inrichting en koppelinrichting. | |
CN107405004B (zh) | 可调节床 | |
NL1012646C2 (nl) | Open-dakconstructie voor een voertuig. | |
US4461378A (en) | Side discharge conveyor assembly | |
EP1557115A1 (en) | Chair with tiltable backrest | |
NL2022537B1 (en) | A device comprising a conveyor | |
US5330045A (en) | Low backline pressure chain | |
US6234297B1 (en) | Device for conveying products, in particular fruit | |
AU3367401A (en) | Extendable conveyor with additional boom section | |
NL1015305C2 (nl) | Heen- en weergaande transporteurs met latvormige delen met drukafdichtingen. | |
NL1024361C2 (nl) | Modulaire transportmat. | |
EP2646351A1 (en) | Module for a modular conveyor mat and modular conveyor mat | |
NL9100690A (nl) | Bochtsegment voor een kettingtransporteur. | |
NZ200832A (en) | Conveyor chain link including rollers for low backline pressure chain | |
CN1065502C (zh) | 链式输送机 | |
NL9000393A (nl) | Transportinrichting. | |
NL9001686A (nl) | Dakpaneelsamenstel voor een motorvoertuig. | |
NL2000049C2 (nl) | Transportinrichting. | |
US20090050449A1 (en) | Conveying system | |
NL1012052C2 (nl) | Open-dakconstructie voor een voertuig. | |
NL8105009A (nl) | Ondersteuningsrail voor een sleepkettingaandrijving. | |
KR101033410B1 (ko) | 슬랫 분류 컨베이어 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20120101 |