NL1020660C2 - Stal met mat op vloer. - Google Patents

Description

f STAL MET MAT OP VLOER 5

De onderhavige uitvinding betreft een stal voor'vee, omvattende een gebouw met een vloer van beton en een mat van veerkrachtig materiaal, zoals kunststof en/of rubber, op de 10 betonvloer.

Een dergelijke stal is bekend, waarbij de mat op de betonvloer gewenst is, omdat veelal vee, bijv. koeien, niet graag op de betonvloer loopt, in het bijzonder, wanneer de betonvloer glad is. Dit is in de praktijk gebleken. Het vee 15 is het dan ook meestal gewend om buiten in de wei te lopen op een veel meer veerkrachtige ondergrond van het weiland.

De mat is aldus bedoeld om de situatie buiten in de wei in enige mate te simuleren, voorzover mogelijk. Het welzijn van het vee is vanuit maatschappelijk oogpunt van belang 20 en verder, zo is gebleken, is de productie van het vee, bijv. in melkhoeveelheden gemeten, hoger wanneer het vee zich comfortabeler voelt.

Het is echter een probleem gebleken om een mat uit een materiaal, waarmee de omstandigheden in de wei in enige 25 mate kunnen worden gesimuleerd, zonder gevaar op verschuiving daarvan op de betonvloer aan te brengen. Dergelijk materiaal van de mat is bijv. rubber en/of kunststof, eventueel met een vulling, waar het een gesloten mat betreft. Er zijn geen werkbare hechtmiddelen bekend, waarmee een dergelijke mat op 30 de betonvloer duurzaam te fixeren is. Dergelijke hechtmiddelen moeten dan ook nog eens bestand zijn tegen de vigerende omstandigheden in een stal. Daarmee wordt in het bijzonder

h/iiRP A

2 het effect van inwerking van urine en mest op dergelijke hechtmiddelen bedoeld. Deze zijn hier niet tegen bestand.

Vanzelfsprekend is het gewenst, dét de mat wordt gefixeerd, omdat als deze zou kunnen schuiven, de dieren van 5 het vee door het lopen op de mat, wanneer deze verschuift, kunnen vallen.

Een eerste oplossing hiervoor uit de bekende techniek is, dat de matten zo dik worden gemaakt, dat die op het eigen gewicht blijven liggen. Een duidelijk nadeel hiervan zijn de 10 bijbehorende kosten. Er wordt voor de mat, om deze te fixeren op het eigen gewicht, veel meer materiaal gebruikt dan nodig is om het gewenste effect van simulatie van een wei te bereiken.

, Bovendien is het in het bijzonder bij losliggende 15 matten een nadeel, dat zich daaronder, vuil kan verzamelen.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd om de problemen van de bekende techniek te verhelpen of althans aanzienlijk te verlichten, waartoe de mat is aangebracht op en tegen verschuiven is gefixeerd door ten minste één aan de stalvloer 20 te bevestigen en met de mat te verbinden element. Een dergelijk element volgens de onderhavige uitvinding vormt dan een intermediair tussen de betonvloer en de mat om de mat op de betonvloer te fixeren. De mat kan de voor het gewenste effect benodigde dikte hebben en hoeft niet dikker te worden ge-25 maakt. Daarmee zijn ook de kosten aanzienlijk beperkt ten opzichte van de uit de techniek bekende oplossingen. Bovendien is verzekerd, dat de mat dan op de betonvloer is gefixeerd.

Binnen het aldus gedefinieerde kader volgens conclu-30 sie 1 van de onderhavige uitvinding zijn verscheidene voorkeursuitvoeringsvormen, doch ook alternatieven daarvoor mogelijk. Enkele daarvan zijn gedefinieerd in de afhankelijke conclusies 2-6.

1 0 ά ü Ó O ü 3

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 2, waarbij het element in het beton van de betonvloer is aangebracht vormt de betonvloer zelf een verankering voor de mat, doordat het beton van de betonvloer het element aangrijpt en 5 door de verbinding van het element met de mat een effectieve fixering is bewerkstelligd.

Daarbij kan volgensconclusie 3 het element een ras-tervorm hebben. Hiermee is een effectieve vormgeving verwezenlijkt om een hoge mate van aangrijping door het te storten 10 beton van de betonvloer op het element is verwezenlijkt, terwijl gelijktijdig een groot oppervlak van het element, dat vrij ligt aan het oppervlak van de betonvloer, beschikbaar is voor het fixeren van de mat. Een rastervormig of anders , vormgegeven element kan volgens conclusie 4 bij de bouw van 15 de stal of op afstand (prefabricatie) in nog niet uitgehard beton worden gedrukt. Daarmee wordt een doelmatige en efficiënte verankering van het element in de betonvloer verzekerd, alsmede fixering van de mat daarop. De mat kan dan in een later stadium worden aangebracht, wanneer het beton 20 daadwerkelijk is uitgehard, of op voorhand; voor het storten van het beton.

Bij voorkeur is het element volgens conclusie 5 verbindbaar met de mat. Een voorbeeld daarvan is het vulkanise-ren van het element en het materiaal van de mat. Door de 25 eigenschappen van het als intermediair fungerende element is aldus een betrouwbare verbinding tussen de betonvloer en de mat te verwezenlijken, die een aanzienlijke verbetering betekent ten opzichte van de bekende techniek.

Hieronder zal op niet voor de uitvinding limitatieve 30 wijze een uitvoeringsvorm worden beschreven aan de hand van enkele productiestappen bij het verwezenlijken daarvan, die in de tekening zijn getoond, en waarin: 102Ü6Bn 4 fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een rastervormig element volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een perspectivisch aanzicht op schematische , wijze toont van een stap en een werkwijze voor het vervaardi-5 gen van een vloer in een stal volgens de onderhavige uitvinding; fig. 3 een op de in fig. 2 volgende stap toont;' en fig. 4 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht toont van een stalvloer voor een stal volgens de 10 onderhavige uitvinding.

In fig. 1 is een rastervormig element 1 getoond, dat kan worden gebruikt om een intermediair component tussen een betonnen stalvloer en een mat daarop te vormen. Het rastervormige element 1 omvat een aantal in fig. 1 onder gelegen 15 draden 2 en tevens een aantal daaroverheen aangebrachte en vast met de draden 2 verbonden draden 3.

Zoals in fig. 2 is getoond, kan het rastervormige element 1, zijnde een als voorbeeld gegeven specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding, worden gedrukt in een nog 20 niet uitgeharde betonlaag 4. Daarbij verzinken de ondergelegen draden 2 in de nog niet uitgeharde laag beton 4, hetgeen bewerkstelligd met een rol 5 of een wals, welke laatste optie niet is getoond. Daarbij blijven de draden 3 (bovenop de draden 2) zichtbaar en bereikbaar in of boven het oppervlak 25 van de nog uit te harden betonlaag 4 en te contacteren.

Zoals in fig. 3 is getoond kan, in een later stadium, wanneer het beton is uitgehard, een mat 7 worden geplaatst op de uitgeharde betonlaag 6, en worden bevestigd aan de hoger gelegen draden 3 van het rastervormige element 1, waarbij de 30 onder het oppervlak van het uitgeharde beton 6 gelegen draden 2 zorg dragen voor een fixering van het element 1, en de daarboven gelegen draden 3 van het rastervormige element 1 bloot liggen in het bovenoppervlak van het uitgeharde beton 6 1 0 'l ü 8 δ 0 5 om in contact gebracht te worden met de mat 7. Dit laatste kan plaatsvinden door te vulkaniseren, te hechten, of anderszins, met middelen, die goed geschikt zijn om de bovengelegen draden 3 van het rastervormig element 1 gefixeerd te verbin-5 den met de mat 7, waar dit aanzienlijk minder goed mogelijk zou zijn zonder tussenkomst van het als intermediair fungerende rastervormige element 1.

De situatie, waarbij de mat is bevestigd aan de bovengelegen draden 3 van het rastervormig element 1 en derhal-10 ve is gefixeerd ten opzichte van het uitgeharde beton 6 van de betonvloer, is in fig. 4 weergegeven. De draden 2 zijn verzonken in het uitgeharde beton en de draden 3 van het rastervormig element 1 liggen bloot aan het oppervlak van het uitgeharde beton 6. De mat 7 is gehecht aan de bovengelegen 15 draden 3 en derhalve gefixeerd ten opzichte van het uitgeharde beton 6 en kan een dikte hebben, die overeenstemt met het beoogde effect van het simuleren van een wei in een stal, zonder de noodzaak voor een grotere dikte.

In het voorgaande is beschreven, dat eerst het ras-20 tervormig element 1 in nog niet uitgehard beton wordt gedrukt om later daaraan de mat 7 aan te brengen. In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt de mat 7 op voorhand voorzien van een rastervormig element 1 door onderlinge verbinding daarmee of met een soortgelijke, een intermediair vormende configuratie. 25 Dit verdient zelfs een mate van voorkeur, omdat daarmee geprefabriceerde elementen geproduceerd kunnen worden. In een dergelijke voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de mat 7 en een, een intermediair vormende constructie op voorhand met elkaar zijn bevestigd, kan de mat met die constructie daar bovenop 30 worden geplaatst in een bak of iets dergelijks om vervolgens daaroverheen het beton uit te gieten. De bak, die daarbij wordt gebruikt, heeft dusdanige afmetingen, dat geprefabriceerde elementen worden vervaardigd met standaard afmetingen, 1 f;" rv":': 6 hetgeen plaatsing op de plaats van bestemming in de stal kan vergemakkelijken, voorzover in die stal dan ook standaard afmetingen worden gebruikt. Na het uitgieten van het beton over de mat 7 met daarbovenop een, willekeurige intermediair 5 constructie worden trillingen toegepast om het beton gelijkmatig over de intermediair constructie te verdelen en hier goed in te laten dringen. Daarna laat men het beton uitharden en kan het aldus geproduceerde, geprefabriceerde element met bij voorkeur standaard afmetingen, worden omgekeerd en op de 10 plaats van bestemming in de stal worden gelegd en verankerd. Op deze wijze is ook aanpassing van een bestaande stal mogelijk. In een dergelijke voorkeursuitvoeringsvorm worden derhalve niet eerst het beton en het een intermediair vormende - rastervormige element met elkaar verbonden, maar de mat en 15 het element. Hierin schuilt het voordeel, dat de raakvlakken van het een intermediair vormende element en de mat goed bereikbaar en met zekerheid te verbinden zijn. Als in tegenstelling eerst het een intermediair vormende element wordt ingegoten in beton, kan de bevestiging aan de mat moeilijkhe-20 den opleveren, zij het dat deze moeilijkheden niet onoverkomelijk zijn.

Opgemerkt wordt, dat binnen het kader van de onderhavige uitvinding nog vele aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, die in het voorgaande niet expli-25 ciet aan de orde zijn gesteld, maar desalniettemin vallen binnen het kader van de beschermingsomvang, zoals die is gedefinieerd in de bij gevoegde conclusies. Zo kan in de plaats van een rastervormig element gebruik worden gemaakt van discreet in nog niet uitgehard beton verzonken element-30 jes, waaraan de mat dan kan worden of zijn bevestigd. Dergelijke elementen, verzonken in het beton, kunnen dan al voldoen, wanneer deze bijv. op de hoekpunten van een op de be-tonvloer te plaatsen mat zijn aangebracht, waar het het fixe- i ü u£ n 7 ren van deze mat betreft. Verder wordt opgemerkt, dat het element, dat in het hieraan voorafgaande is beschreven als een rastervormig element, niet alleen een rastervormig element hoeft te zijn, dat wordt verzonken in het nog niet uit-5 geharde beton van de stalvloer, maar dat het evenzeer mogelijk is om een bestaande stalvloer,' die derhalve al is uitgehard, te voorzien van een mat op de volgens de uitvinding voorgeschreven wijze, door verankeringen in het uitgeharde beton aan te brengen voor het fixeren van de daaroverheen te 10 positioneren mat. Van belang voor de onderhavige uitvinding is, dat tussen de uitgeharde betonvloer en de mat een intermediair wordt aangebracht, bijv. in de vorm van een rastervormig element én bijv. in nieuw gestort beton, zoals dat , hier is beschreven en getoond, maar als alternatief anders- 15 zins, om de mat te fixeren ten opzichte van de betonvloer in een uiteindelijk gemonteerde toestand. Dit blijkt ook duidelijk uit de definitie van de onderhavige uitvinding volgens de bij gevoegde conclusies, in het bijzonder de onafhankelijke conclusie. Overigens wordt opgemerkt, dat de situatie van 20 fig. 2 dient te worden beschouwd als het ingieten van het element als intermediair tussen de mat en de betonvloer. Verder wordt opgemerkt, dat het een intermediair tussen de betonvloer en de mat vormende element vooral bedoeld is als mechanische aangrijping door de betonvloer 4 om daaropvolgend 25 een aantal continue of discrete aangrijpingspunten te vormen voor de daarop aan te brengen en te fixeren mat, zoals bijv. in de fig. 4 is getoond. Voor het overige is de rastervorm niet beperkend, en is het inrollen met de rol 5 om het rastervormige element te drukken in nog niet uitgehard beton 30 zeker niet limitatief bedoeld.

J- f ·: '< {«.' .C A

Λ · :·'·! y

Claims (11)

1. Stal voor vee, omvattende een gebouw met een vloer van beton en een mat van een veerkrachtig materiaal, zoals kunststof en/of rubber, op de betonvloer, waarbij de mat is aangebracht op, en tegen verschuiven is gefixeerd door ten minste één aan de stalvloer te bevestigen en met de 'mat te 10 verbinden element.

2. Stal volgens conclusie 1, waarbij het element in het beton van de betonvloer is aangebracht en aan het oppervlak van de betonvloer in contact met de mat te brengen is' voor verbinding daarmee.

3. Stal volgens conclusie 2, waarbij het element een rastervorm heeft.

4. Stal volgens conclusie 2 of 3, waarbij het element in het nog niet uitgeharde beton van de betonvloer in aanbouw of op afstand in nog niet uitgehard beton is gedrukt'.

5. Stal volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het element is vervaardigd uit een met de mat te verbinden materiaal.

6. Stal volgens conclusie 5, waarbij het materiaal van het element te vulkaniseren is met het materiaal van de 25 mat.

7. Vloer voor een stel, zoals gedefinieerd in één van de voorgaande conclusies.

8. Vloer volgens conclusie 7, waarbij de mat op voorhand is verbonden met het element.

9. Vloer volgens conclusie 7 of 8, waarbij de mat op voorhand is verbonden met een betonplaat om een geprefabriceerd samenstel te verschaffen. 1Ü2Ü66 0 * * ' ·ν

10. Vloer volgens conclusie 8, waarbij het samenstel standaard afmetingen heeft.

11. Element voor bevestiging aan éen stalvloer en verbinding met een mat volgens ten minste één van de voor- 5 gaande conclusies. i 1 r 086 0 '