NL1020605C2

NL1020605C2 - Programmeren van een afdrukopdracht.

Info

Publication number: NL1020605C2
Application number: NL1020605A
Authority: NL
Inventors: Maria Johanna Bos; Edward Constantijn Bosma; Bastiaan Jeroen Hermus
Original assignee: Ocu Technologies B V
Priority date: 2002-05-15
Filing date: 2002-05-15
Publication date: 2003-11-18
Also published as: US20030214671A1; JP4971479B2; JP4951748B2; EP1365572A1; US7253912B2; JP2004038942A; JP2010152936A

Description

Programmeren van een afdrukopdracht.

5 De uitvinding betreft een werkwijze voor het verwerken van een afdrukopdracht in een systeem voor het afdrukken van digitale documenten, omvattende: een programmeerstap voor de afdrukopdracht, waarin - beelddragers ten gebruike voor de afdrukopdracht en - ten minste één instelling voor een afdrukproces voor de afdrukopdracht, geldig voor 10 ten minste één beeld van de afdrukopdracht, worden gespecificeerd met behulp van een eerste bedieningsfunctie, en een verwerkingsstap, waarin het systeem automatisch het afdrukproces inricht zoals gespecificeerd in de programmeerstap, en vervolgens dienovereenkomstig digitale beelden op de beelddragers afdrukt. De uitvinding betreft bovendien een systeem 15 voor het afdrukken van digitale documenten waarin de genoemde werkwijze wordt toegepast, en een computerprogramma dat de stappen van de uitvinding uitvoert, wanneer het is geladen in een computer.

Een werkwijze en inrichting volgens de aanhef is bekend uit US 5 124 731 A, waarin een digitale kopieermachine/printer wordt beschreven. Voor een printopdracht 20 dient hierin een soort beelddragers te worden gekozen uit een verzameling soorten die op het display van de bedieningseenheid wordt getoond. Ook kunnen aan een afgedrukt document kaften worden toegevoegd. Voor de kaften moet worden aangegeven, of ze blank moeten worden gelaten, dan wel bedrukt moeten worden aan voorzijde, achterzijde of beide zijden. Deze keuze leidt dus tot een eigenschap, 25 die aan de functie “kaft” wordt gekoppeld, en die de procesgang van het afdrukken gaat beïnvloeden, doordat digitale beelden zodanig moeten worden verschoven, dat ze op de goede beelddragers terechtkomen. Voorts dient voor de kaften ook weer een soort beelddragers te worden gekozen.

Deze bekende werkwijze heeft als nadeel, dat hij is gekoppeld aan de functie 30 van de betreffende beelddragers en dus geen rekening kan houden met specifieke eigenschappen van het materiaal van de beelddragers. Stel dat een af te drukken i Π ? Γ- 'n 0 fi 2 document wordt voorzien van een aan twee zijden te bedrukken kaft. Als nu de bedienaar vervolgens een transparante beelddrager-soort kiest voor de kaften, dan zullen de voor- en achterteksten beide zichtbaar zijn en daardoor slecht leesbaar.

Ook kan bijvoorbeeld een luxe papier met speciale opdruk als beelddrager gebruikt 5 worden, dat slechts op de voorzijde bedrukt mag worden. Dubbelzijdig bedrukken zou afdoen aan de bedoelde uitstraling van het drukwerk en is daarom niet gewenst.

De uitvinding heeft het doel om een werkwijze te verschaffen, die zulke ongewenste effecten voorkomt en een eenvoudige manier biedt om rekening te houden met specifieke eigenschappen van de gebruikte beelddrager-materialen.

10 Dit doel wordt bereikt, doordat voorafgaande aan het verwerken van een afdrukopdracht een instelbare procesgerichte eigenschap wordt gekoppeld aan ten minste een eerste soort specificeerbare beelddragers met behulp van een tweede bedieningsfunctie, en doordat in de programmeerstap een specificatie van instellingen voor het afdrukproces die in strijd is met genoemde procesgerichte 15 eigenschap, door de eerste bedieningsfunctie wordt verboden wanneer de genoemde eerste soort beelddragers is gespecificeerd.

Een voorbeeld van toepassing is een verbod op dubbelzijdig bedrukken voor transparanten, om te voorkomen dat beelden aan beide zijden van de beelddrager alkaar onleesbaar maken. Een ander voorbeeld is een verbod op nieten, bijvoorbeeld 20 wanneer de betreffende beelddrager later uit het pakket beelddragers moet worden genomen. Wanneer dan voor die beelddrager een beelddrager-soort wordt gekozen waaraan de eigenschap “niet nieten” is gekoppeld, dan wordt automatisch verhinderd dat een set beelddragers waar deze bijzondere beelddrager deel van uitmaakt, wordt geniet.

25 Voordelige uitvoeringen van de uitvinding worden beschreven in de onderconclusies.

De uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van een niet-limitatief uitvoeringsvoorbeeld, met betrekking op de bijgevoegde figuren.

In de figuren is: 30 Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van een systeem voor het afdrukken van digitale documenten volgens de huidige uitvinding; 3

Fig. 2 een tweede uitvoeringsvorm van een dergelijk systeem;

Fig. 3-7 displaybeelden die worden vertoond bij gebruik van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van een systeem voor het afdrukken van 5 digitale documenten volgens de uitvinding. Een aantal werkstations 1,2 is via een data-netwerk 3 gekoppeld met een printserver 4 (een geschikt geprogrammeerde PC), die afdrukopdrachten uit de werkstations ontvangt, zonodig voorbewerkt, en doorstuurt naar een van de eveneens gekoppelde printers 5,6. De printers hebben voorraden 7, 8,9 van verschillende soorten beelddragers, in de regel vellen papier of 10 ander materiaal, zoals overhead sheets, waaruit een keuze kan worden gemaakt voor een afdrukopdracht.

Een afdrukopdracht bevat een digitaal document en kan, behalve digitale gegevens die de inhoud van het document bepalen, ook gegevens bevatten die het het uiterlijk van het uiteindelijk afgedrukte document specificeren, zoals de te 15 gebruiken beelddragers, bijvoorbeeld vellen papier van een bepaalde grootte en kleur, enkel- of dubbelzijdig bedrukken, afwerking door middel van nieten, lijmen, etc.

De laatste gegevens kunnen echter onvolledig of zelfs afwezig zijn. In dat geval vult het systeem, d.w.z. de printserver of de printercontroller, zogenaamde defaultwaarden in voor de ontbrekende instellingen. Ook kan het zijn, dat de eigenaar 20 van een digitaal document speciale instellingen van het afdrukproces wenst, die hij niet met de printerdriver in zijn werkstation kan of wil specificeren. Hij kan dan, bijvoorbeeld mondeling, zijn wensen kenbaar maken aan de bedienaar van de printserver, in de regel gesitueerd in een centrale repro-afdeling, die dan, bijvoorbeeld met behulp van een pagina-programmeerfunctie in de printserver, de afwerking 25 alsnog specificeert, waarbij hij bijvoorbeeld voor het gehele afgedrukte document of per gedeelte daarvan een soort beelddrager kiest uit een verzameling van mogelijke soorten. Deze soorten zijn gekenmerkt door fysieke eigenschappen zoals formaat, kleur en/of materiaal, en kunnen daarnaast nog toegevoegde eigenschappen hebben, die apart kunnen worden ingesteld.

30 Een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is weergegeven in

Fig. 2. Hier is een kopieermachine 10 weergegeven, die voorzien is van een J > J s "V ) 4 bedieningseenheid 11, waarin een keuze gemaakt kan worden uit een aantal beelddrager-soorten die zich in de verschillende papierbakken 12 bevinden. De verschillende soorten beelddragers kenmerken zich door fysieke eigenschappen zoals formaat, kleur en/of materiaal, en kunnen daarnaast nog toegevoegde 5 eigenschappen hebben, die met behulp van de bedieningseenheid kunnen worden ingesteld. De bedieningseenheid kan voorts zijn uitgerust met een pagina-programmeerfunctie, waarmee per kopiebeeld instellingen kunnen worden gemaakt. De kopieermachine kan digitaal zijn, d.w.z. een combinatie van een scanner en een printer, maar ook analoog, d.w.z. een machine die een origineel document direct 10 afbeeldt en afdrukt op kopievellen.

In het hierna volgende voorbeeld wordt uitgegaan van een situatie, waarin digitale beelden door middel van een pagina-programmeringsfunctie worden gekoppeld aan de zijden van, eveneens te specificeren, beelddragers. De situatie zonder pagina-programmering is analoog hieraan, met dien verstande, dat daar 15 steeds instellingen gemaakt worden die gelden voor het gehele afgedrukte document. Dit voorbeeld betreft een afdrukopdracht die vanuit een werkstation is opgestuurd naar een centrale repro-afdeling.

Fig. 3 toont het beeld dat wordt weergegeven op het beeldscherm van de printserver of bedieningseenheid, wanneer de opgestuurde afdrukopdracht is 20 geselecteerd om deze verder te programmeren. In het linkervenster 20 is de naam van de opdracht weergegeven, en in het rechtervenster 21 zijn de gegevens over de opdracht zoals die door de opdrachtgever zijn meegestuurd. Deze gegevens bevatten specificaties van de gewenste beelddragers, de gewenste afwerking en een aantal huishoudelijke gegevens voor de afwikkeling van de opdracht. Bovendien is er een 25 mededelingenvenster 22 voor opmerkingen van de opdrachtgever.

Door op de toets “Page program” 24 in de toolbar bovenaan het beeld te klikken, kan de pagina-programmeringsfunctie worden ingeschakeld. Er wordt dan een nieuw beeld op het beeldscherm van de printserver of bedieningseenheid vertoond, dat is weergegeven in Fig. 4. Dit beeld bevat een eerste venster 26, een 30 tweede venster 28, een menubalk 30 en een toolbar 32.

ii W --w sJ O

5

In het eerste venster 26, genaamd “Sheet view”, worden de beelddragers in ikoonvorm afgebeeld (34), naar keuze van de bedienaar separaat onder elkaar of als groepjes (dit wordt bediend met de uit Windows® bekende + en - toetsen). De kolom “Pages” (27) aan de linkerzijde van het eerste venster 26 bevat de nummers van de 5 beelden die op de respectieve beelddragers worden afgedrukt. Een ikoon toont de voor- en achterzijde van de beelddrager gedeeltelijk gesuperponeerd, met symbolische beelden er op. Enkel- of dubbelzijdige bedrukking is daaruit af te lezen. Bovendien wordt een ikoon in de geselecteerde kleur van de beelddrager weergegeven. In het tweede venster 28, genaamd “Page view”, worden dezelfde 10 beelddragers met de daarop aangebrachte beelden op een wat grotere schaal natuurgetrouw afgebeeld, met een in het eerste venster geselecteerde beelddrager 36 in het focus. De toolbar 32 bevat toetsen voor de meest gebruikte functionaliteit in het programmeringsproces.

Links onderin het beeld zijn enkele keuzetoetsen aangebracht, waarvan hier 15 nog de “Media view”-toets 33 wordt vermeld. Met deze toets kan in het eerste venster een overzicht van de gebruikte beelddrager-soorten worden getoond. Dit zal verderop worden toegelicht.

Voor elk beeld kunnen instellingen met betrekking tot het afdruk-resultaat worden gekozen, zoals het formaat en de kleur van de beelddrager waarop het wordt 20 afgedrukt en de instelling enkel- of dubbelzijdig. Zo een keuze wordt uitgevoerd, door een beeld te selecteren in het eerste of tweede venster en er dan een instelling aan te koppelen, bijvoorbeeld door op de toets “1 -sided” 38 in de toolbar 32 te klikken. De keuze wordt zichtbaar gemaakt in het eerste en/of het tweede venster. Zo wordt bijvoorbeeld de gekozen kleur ook werkelijk weergegeven en een enkelzijdige 25 bedrukking wordt zichtbaar doordat de achterzijde van het vel als blank wordt weergegeven.

Een verandering van een instelling kan invloed hebben op beelddrager-indeling. Wanneer bijvoorbeeld in Fig. 4 beeld 32 (nummer in de kolom 27) zou worden ingesteld op “kleur beelddrager: rood”, dan zou dit beeld worden verwijderd 30 van de achterkant van de huidige beelddrager (deze is immers wit) en op de voorzijde van een daaropvolgende, in te voegen, rode beelddrager worden geplaatst. Indien 6 beeld 11 (in dezelfde figuur) zou worden geherdefinieerd als “enkelzijdig”, dan zou beeld 12 van de achterzijde van die beelddrager worden verwijderd en geplaatst op de voorzijde van de volgende beelddrager en zouden de daaropvolgende beelden 13 tot en met 19 overeenkomstig worden verplaatst.

5 Selecteren van een beeld in het eerste venster 26 geschiedt door op de corresponderende beelddrager te klikken met een muis of ander element met soortgelijke functie. Het beeld of de beelden op die beelddrager worden dan geselecteerd. In het tweede venster 28 kan een individueel beeld worden geselecteerd, doordat de beelden op voor- en achterzijde van een beelddrager 10 separaat zijn afgebeeld. Ook groepen van beelden kunnen worden geselecteerd, zowel in het eerste als het tweede venster.

Eigenschappen van de beelddragers worden gekozen door voor een geselecteerd beeld of groep van beelden de toets “Media” (40) in de toolbar aan te klikken. In reactie hierop opent zich een keuzevenster 42 met een lijst van 15 voorgedefinieerde soorten beelddragers, waarin voor elke soort beelddragers eigenschappen als formaat, materiaal en kleur staan opgesomd. Dit is weergegeven in Fig. 5. In dit keuzevenster 42 kan de bedienaar een van de soorten selecteren door er op te klikken en dan de toets “Apply” (44) aan te klikken, waardoor de geselecteerde beelddrager-soort wordt gekoppeld aan het beeld. Alternatief is het 20 natuurlijk ook mogelijk, om niet voorgedefinieerde beelddrager-soorten ter selectie aan te bieden, maar een reeks beelddrager-eigenschappen aan te bieden, waarvoor waarden moeten worden gekozen.

Tot de beelddrager-eigenschappen behoren ook de instelbare procesgerichte eigenschappen “enkelzijdig bedrukbaar” (“Single sided”), nog nader gespecificeerd 25 als “alleen voorzijde” (“Fronf) of “alleen achterzijde” (“Rear”), “niet nieten” (“No staple”), “niet inbinden” (“No bind”) en “niet doorboren” (“No drill”). Deze procesgerichte eigenschappen heten instelbaar, omdat ze niet door fysieke beperkingen van de beelddragers (zoals bijvoorbeeld de afmetingen of de dikte) of van het productieproces worden bepaald, maar door de bedienaar als 30 randvoorwaarde worden opgelegd aan het productieproces. Zo een randvoorwaarde

' 'i 'v ··. > . F

• V.y J W %J

7 heeft het hoogste niveau in programmering en kan daarom niet door een instelling in de pagina-programmering (hierboven besproken) worden overstemd.

De eigenschap “enkelzijdig bedrukbaar” legt het productieproces de randvoorwaarde op, dat beelddragers van deze soort nooit dubbelzijdig mogen 5 worden bedrukt. Dit is bijvoorbeeld zinvol voor overheadsheets. In het tweede venster 28 (“Page View”) wordt dit aan de bedienaar duidelijk gemaakt met een verbodsikoon 46 op de blanke achterzijde van de beelddrager. Kiest de bedienaar toch “dubbelzijdig” voor dit beeld in de pagina-programmering, dan zal het systeem dit weigeren en een boodschap op het beeldscherm tonen, waarop deze weigering wordt 10 verklaard.

De eigenschap “niet nieten”, “niet inbinden” en “niet doorboren” spreken voor zich. Zij leggen het systeem de randvoorwaarde op, dat een set afdrukken waartoe zij behoren, niet de genoemde nabewerking mag krijgen. Wanneer de bedienaar dus voor zo een set de nabewerking “nieten” selecteert, zal het systeem middels een 15 boodschap op het display van de printserver of bedieningseenheid laten weten, dat deze instelling verboden is en waarom. Eventueel kan het systeem hierbij tevens een advies geven over een alternatieve oplossing, in dit geval bijvoorbeeld het splitsen van de afrdukopdracht in aparte delen.

De instelling “nieten” kan worden gemaakt in de pagina-programmeerfunctie 20 voor een deelverzameling van de beelden (en daarmee de bijbehorende beelddragers) door eerst een aantal opeenvolgende beelden in een van beide vensters 26,28 te selecteren en dan de toets “Staple” (48) in de toolbar 32 aan te klikken. Anderzijds kan deze instelling, en ook de typische nabewerkingsinstellingen “inbinden” en “doorboren”, ook worden gemaakt voor het gehele afgedrukte 25 document buiten de pagina-programmeerfunctie. Deze wordt verlaten door in de menubalk 30 op “File” en vervolgens “Exit” te klikken. Dan opent zich weer het venster met de algemene instellingen van de afdrukopdracht, dat is afgebeeld in Fig.

3. Hierin kunnen de bewuste nabewerkingen worden gespecificeerd.

De eigenschappen van een voorgedefinieerde beelddrager-soort kunnen 30 worden aangepast door voor een geselecteerde soort in het keuzevenster 42 de “Edif-toets 50 aan te klikken. Er opent zich dan een specificatie-venster 52 zoals 8 getoond in Fig. 6, waarin eigenschappen en instellingen kunnen worden ingevuld. Hierin kunnen de genoemde procesgerichte eigenschappen worden ingesteld door de overeenkomstige tick-boxen aan te klikken. De tick-box “Single sided” (enkelzijdig bedrukbaar) (54) maakt de radio-buttons “Front” en “Rear" (56) werkzaam voor een 5 nadere precisering van deze eigenschap. Voorts zijn in dit voorbeeld tick-boxen 62 aangegeven voor de eigenschappen “No staple” (niet nieten), “No bind” (niet inbinden) en “No drill” (niet doorboren).

Ook kan een nieuwe beelddrager-soort worden voorgedefinieerd door in het keuzevenster 42 de “New...’’-toets 58 aan te klikken. Dan opent zich het zelfde 10 specificatie-venster 52 als getoond in Fig. 6. Na invulling van de instellingen kan de bedienaar op de toets ΌΚ” (60) drukken en wordt de nieuwe beelddrager-soort automatisch toegevoegd aan de lijst in het keuzevenster 42 van Fig. 5.

Het zij hierbij vermeld, dat bij het uiteindelijjke afdrukproces in een printer de verschillende beelddrager-soorten niet noodzakelijk ook met verschillende fysieke 15 voorraden in de printer of kopieermachine overeen hoeven te komen. Het is dus mogelijk, dat twee soorten in werkelijkheid fysiek geheel gelijk zijn en uit dezelfde voorraad worden betrokken, maar dat deze soorten verschillen, doordat aan de eerste soort geen procesbeperkende eigenschap is toegevoegd, en aan de tweede wel. Hierdoor kan de overeenkomstige randvoorwaarde aan het proces worden 20 opgelegd door de tweede soort beelddragers te selecteren, terwijl bij selectie van de eerste soort het proces niet is onderworpen aan de betreffende randvoorwaarde.

De in dit voorbeeld opgesomde instelbare procesgerichte eigenschappen zijn slechts als voorbeeld bedoeld. Het zal de vakman duidelijk zijn, dat ook andere eigenschappen kunnen worden toegepast. Een additioneel voorbeeld is “niet 25 vouwen”.

Fig. 7 toont een schermbeeld, dat wordt weergegeven wanneer in het beeld van Fig. 4 de “Media view”-toets 33 wordt aangeklikt. Nu wordt in het eerste venster 26 een overzicht getoond van de verschillende in de afdrukopdracht gebruikte beelddrager-soorten, in dit geval de soorten “Letter standard” en ‘Transparant". Van 30 elke soort wordt het aantal vermeld, hier dus respectievelijk 148 en 1. Dit overzicht is

i···· UK

9 handig voor een bedienaar van de printer die de opdracht zal uitvoeren, om te zien welke soorten beelddragers in de voorraadbakken moeten worden geladen.

Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van het bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeeld, is zij hier niet toe beperkt. Het zal de vakman onmiddellijk 5 duidelijk zijn, dat ook andere uitvoeringen van de uitvinding mogelijk zijn binnen de reikwijdte van de hierna volgende conclusies. Zo is de uitvinding toe te passen in elk systeem voor het maken van beelden op beelddragers, zoals printers, digitale en analoge kopieerapparaten, waarin een keuze kan worden gemaakt uit typen beelddragers, hetzij uit een lijst vooraf gedefinieerde beelddragers, hetzij door 10 achtereenvolgens de eigenschappen van de gewenste beelddragers te benoemen, waarbij in het laatste geval aan een vooraf gedefinieerde combinatie van eigenschappen automatisch de instelbare procesbeperkende eigenschappen worden toegevoegd.

Claims

1. Werkwijze voor het verwerken van een afdrukopdracht in een systeem voor het afdrukken van digitale documenten, omvattende 5 een programmeerstap voor de afdrukopdracht, waarin - beelddragers ten gebruike voor de afdrukopdracht en - ten minste één instelling voor een afdrukproces voor de afdrukopdracht, geldig voor ten minste een aantal beelden van de afdrukopdracht, 10 worden gespecificeerd met behulp van een eerste bedieningsfunctie, en een verwerkingsstap, waarin het systeem automatisch het afdrukproces inricht zoals gespecificeerd in de programmeerstap, en vervolgens dienovereenkomstig digitale beelden op de beelddragers afdrukt, 15 met het kenmerk, dat voorafgaande aan het programmeren van een afdrukopdracht een instelbare procesgerichte eigenschap wordt gekoppeld aan ten minste een eerste soort 20 specificeerbare beelddragers met behulp van een tweede bedieningsfunctie, en dat in de programmeerstap een specificatie van instellingen voor het afdrukproces die in strijd is met genoemde procesgerichte eigenschap, door de eerste bedieningsfunctie wordt verboden wanneer de genoemde eerste soort beelddragers 25 is gespecificeerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin de stap van het specificeren van beelddragers wordt gevormd door een toekenning van een type beelddrager, gekozen uit een aantal voorgeprogrammeerde typen beelddragers, elk met specifieke 30 eigenschappen waaronder, voor ten minste één type beelddragers, een genoemde instelbare procesgerichte eigenschap. • '^05

3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het verbieden van een specificatie van een instelling is gesubstantieerd door de verboden instelling onselecteerbaar te maken.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het verbieden van een specificatie van een instelling is gesubstantieerd door de verboden instelling te weigeren en een boodschap te vertonen, waarin dit wordt bekend gemaakt met behulp van de eerste bedieningsfunctie.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het specificeren van voor de afdrukopdracht te gebruiken beelddragers, het specificeren van een correspondentie tussen beelden van de afdrukopdracht en 15 zijden van de beelddragers, het automatisch koppelen van beelden van de afdrukopdracht aan zijden van beelddragers zoals gespecificeerd, en het dienovereenkomstig afdrukken van digitale beelden op de beelddragers, 20 gekenmerkt door het vooraf koppelen van een instelbare procesgerichte eigenschap ten aanzien van zijden-belegging, aan ten minste een soort beelddragers, en 25 het verbieden van een correspondentie-specificatie die in strijd is met genoemde instelbare procesgerichte eigenschap.

6. Werkwijze volgens conclusie 3, waarin de instelbare procesgerichte eigenschap 30 inhoudt, dat de genoemde soort beelddragers slechts aan één zijde bedrukt mag worden. '** W.

7. Werkwijze volgens conclusie 3, waarin de instelbare procesgerichte eigenschap inhoudt, dat de genoemde soort beelddragers slechts aan de voorzijde bedrukt mag worden. 5

8. Werkwijze volgens conclusie 3, waarin de instelbare procesgerichte eigenschap inhoudt, dat de genoemde soort beelddragers slechts aan de achterzijde bedrukt mag worden.

9. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het specificeren van voor de afdrukopdracht te gebruiken beelddragers, het specificeren van een instelling omvattende een afwerkingsparameter voor het 15 geheel of een gedeelte van de beelddragers na bedrukking met digitale beelden, het automatisch afwerken zoals gespecificeerd, van de beelddragers na bedrukking, gekenmerkt door 20 het vooraf koppelen van een instelbare procesgerichte eigenschap ten aanzien van afwerking, aan ten minste een eerste soort beelddragers, en het verbieden van een afwerkings-specificatie die in strijd is met genoemde instelbare 25 procesgerichte eigenschap, voor het gedeelte van de beelddragers waarvoor genoemde instelling gespecificeerd was, wanneer zich in dit gedeelte ten minste één beelddrager bevindt van de eerste soort.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarin genoemde instelbare procesgerichte 30 eigenschap een verbod op nieten omvat.

11. Werkwijze volgens conclusie 9, waarin genoemde instelbare procesgerichte eigenschap een verbod op doorboren omvat.

12. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin de eerste en de tweede bedieningsfunctie 5 dezelfde zijn.

13. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin het systeem gevormd wordt door een een printserver met eigen bedieningsfunctie en een daaraan gekoppelde printer.

14. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin in de programmeerstap een eventuele instelbare procesgerichte eigenschap van een soort beelddragers aan een bedienaar getoond wordt tijdens het maken van instellingen voor de afdrukopdracht.

15. Werkwijze volgens conclusie 1, voorts omvattende het onder controle van een 15 bedienaar koppelen van de digitale beelden van de afdrukopdracht aan beelddragers met behulp van een grafische pagina-programmeringsfunctie in de eerste bedieningsfunctie.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarin beelddragers met een genoemde 20 instelbare procesgerichte eigenschap bij weergave in een overzichtsbeeld van de grafische pagina-programmeringsfunctie als zodanig gekenmerkt worden.

17. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin een afdrukopdracht tevens een stap omvat, inhoudende het aanmaken van een af te drukken digitaal document door 25 middel van scannen van een fysieke beelddragers met behulp van een elektro-optische scanner.

18. Systeem voor het afdrukken van digitale documenten, omvattende 30 een eerste bedieningseenheid voor het programmeren van een afdrukopdracht, ingericht voor het specificeren van 1 Π ? 0 8 0 5 - beelddragers ten gebruike voor de afdrukopdracht en - ten minste één instelling voor een afdrukproces voor de afdrukopdracht, geldig voor ten minste een aantal beelden van de afdrukopdracht, 5 een besturingseenheid, welke automatisch het afdrukproces inricht zoals gespecificeerd in de bedieningseenheid, en een afdrukeenheid voor het uitvoeren van een afdrukproces voor digitale beelden op de beelddragers zoals ingericht door de besturingseenheid, 10 gekenmerkt door, een tweede bedieningseenheid voor het, voorafgaande aan het programmeren van een afdrukopdracht, koppelen van een instelbare procesgerichte eigenschap aan ten 15 minste een eerste soort specificeerbare beelddragers, en dat de eerste bedieningseenheid een specificatie van instellingen voor het afdrukproces die in strijd is met genoemde procesgerichte eigenschap, verbiedt met betrekking tot de genoemde eerste soort beelddragers. 20

19. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste bedieningseenheid ten behoeve van het specificeren van beelddragers een keuze aanbiedt uit een aantal voorgeprogrammeerde typen beelddragers, elk met specifieke eigenschappen waaronder, voor ten minste één type beelddragers, een genoemde instelbare 25 procesgerichte eigenschap.

20. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste bedieningseenheid een specificatie van een instelling verbiedt door de verboden instelling onselecteerbaar te maken. 30

21. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste bedieningseenheid een specificatie van een instelling verbiedt door de verboden instelling te weigeren en een boodschap te vertonen, waarin dit bekend wordt gemaakt.

22. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste bedieningseenheid een mogelijkheid biedt voor het specificeren van voor de afdrukopdracht te gebruiken beelddragers en het specificeren van een correspondentie tussen beelden van de afdrukopdracht en zijden van de beelddragers, 10 en waarin de besturingseenheid in ingericht voor het koppelen van beelden van de afdrukopdracht aan zijden van beelddragers zoals gespecificeerd, met het kenmerk, dat de tweede bedieningseenheid de mogelijkheid biedt voor het koppelen van een instelbare procesgerichte eigenschap ten aanzien van zijden-15 belegging, aan ten minste een soort beelddragers, en de eerste bedieningseenheid een correspondentie-specificatie verbiedt die in strijd is met genoemde instelbare procesgerichte eigenschap.

23. Systeem volgens conclusie 22, waarin de instelbare procesgerichte eigenschap 20 inhoudt, dat de genoemde soort beelddragers slechts aan één zijde bedrukt mag worden.

24. Systeem volgens conclusie 22, waarin de instelbare procesgerichte eigenschap inhoudt, dat de genoemde soort beelddragers slechts aan de voorzijde bedrukt mag 25 worden. 1 30 Systeem volgens conclusie 22, waarin de instelbare procesgerichte eigenschap inhoudt, dat de genoemde soort beelddragers slechts aan de achterzijde bedrukt mag worden.

26. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste bedieningseenheid een mogelijkheid biedt voor het specificeren van voor de afdrukopdracht te gebruiken beelddragers en het specificeren van een instelling omvattende een afwerkingsparameter voor het geheel of een gedeelte van de beelddragers na 5 bedrukking met digitale beelden en waarin de besturingseenheid in ingericht voor het automatisch afwerken zoals gespecificeerd, van de beelddragers na bedrukking met het kenmerk, dat de tweede bedieningseenheid de mogelijkheid biedt voor het 10 koppelen van een instelbare procesgerichte eigenschap ten aanzien van afwerking, aan ten minste een eerste soort beelddragers, en de eerste bedieningseenheid een afwerkings-specificatie die in strijd is met genoemde instelbare procesgerichte eigenschap verbiedt voor het gedeelte van de beelddragers waarvoor genoemde instelling gespecificeerd was, wanneer zich in dit 15 gedeelte ten minste één beelddrager bevindt van de eerste soort.

27. Systeem volgens conclusie 26, waarin genoemde instelbare procesgerichte eigenschap een verbod op nieten omvat.

28. Systeem volgens conclusie 26, waarin genoemde instelbare procesgerichte eigenschap een verbod op doorboren omvat.

29. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste en de tweede bedieningseenheid dezelfde zijn. 25

30. Systeem volgens conclusie 18, welk systeem gevormd wordt door een printserver met eigen bedieningsfunctie en een daaraan gekoppelde printer.

31. Systeem volgens conclusie 18, welk systeem gevormd wordt door een printer met 30 eigen bedieningsfunctie. λ ηοηίϊίί i;

32. Systeem volgens conclusie 18, waarin de eerste bedieningseenheid een eventuele instelbare procesgerichte eigenschap van een soort beelddragers aan een bedienaar toont tijdens het maken van instellingen voor de afdrukopdracht.

33. Systeem volgens conclusie 18, waarin voorts de eerste bedieningseenheid is voorzien van een grafische pagina-programmeringsfunctie voor het onder controle van een bedienaar koppelen van de digitale beelden van de afdrukopdracht aan beelddragers.

33. Systeem volgens conclusie 33, waarin de eerste bedieningseenheid beelddragers met een genoemde instelbare procesgerichte eigenschap bij weergave in een overzichtsbeeld van de grafische pagina-programmeringsfunctie als zodanig kenmerkt.

35. Systeem volgens conclusie 18, voorts voorzien van een elektro-optische scanner voor het aanmaken van een digitaal document door middel van scannen van een fysieke beelddragers.

36. Computerprogramma omvattende programmacode voor het uitvoeren van de 20 werkwijze volgens een de conclusies 1 tot en met 17, wanneer het in een computer wordt uitgevoerd.

37. Computerprogramma volgens conclusie 36, opgeslagen op een machine-leesbaar opslagmedium. 25

38. Opslagmedium, leesbaar voor een computer en bevattende een computerprogramma volgens conclusie 36. t :