NL1020231C2

NL1020231C2 - Schakelkast met een rookmeldinrichting.

Info

Publication number: NL1020231C2
Application number: NL1020231A
Authority: NL
Inventors: Michael Seelbach; Heinrich Strackbein; Markus Hain; Edgar Nickel
Original assignee: Rittal Gmbh & Co Kg
Priority date: 2001-03-22
Filing date: 2002-03-22
Publication date: 2003-03-25
Also published as: US20030063007A1; DE10114729A1; US6720886B2; GB0206423D0; GB2376119A; NL1020231A1

Description

Schakelkast met een rookmeldinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een schakelkast met een rookmeldinrichting, die een aanzuigbuis en in een behuizing een rooksensor alsmede een in de stroombaan 5 achter deze geplaatste ventilator omvat, die lucht uit de binnenruimte van de schakelkast via een inlaatopening in een behuizingwand naar de behuizing aanzuigt en via een uitlaat naar de ruimte buiten de behuizing afgeeft.

Een dergelijke schakelkast is in DE 198 07 804 Al getoond. Bij deze bekende schakelkast, die een afgesloten binnenruimte omvat, is voorzien in een inrichting voor 10 het vroeg herkennen van branden, met een buiten de eigenlijke schakelkast in een op de schakelkast geplaatste additionele kast geplaatste ventilator en in relatief dicht daarvoor geplaatste sensoren voor het vroeg herkennen van brand. In de binnenruimte van de schakelkast is een aanvoerleiding 7 geplaatst met meerdere over de lengte verdeelde boorgaten, die met een uit de schakelkast uitstekende pijpstuk verbonden is, 15 waardoorheen tijdens gebruik van de ventilator frisse lucht in de binnenruimte van de schakelkast nastroomt. De in de binnenruimte gekomen lucht doorstroomt deze en wordt aan de bovenzijde van de schakelkast door een zich daar bevindende opening met behulp van de in de additionele kast aanwezige ventilator afgezogen. De uit de gehele binnenruimte afgezogen lucht, die met de frisse lucht gemengd is, stroomt via de 20 sensoren voor het vroeg herkennen van brand, zodat door deze een brand herkend wordt.

FR-A 2.724.247 toont een schakelkast met een rookmeldinrichting, waarbij door middel van een ventilator via in de binnenruimte van de schakelkast geplaatste aanzuigbuizen met daarin aangebrachte openingen lucht aangezogen en langs een 25 rooksensor geleid wordt. Hierbij bevinden de aanzuiginrichting en de rooksensoren zich in een op de bovenzijde van de kast geplaatste houder.

In DE- 196.05.638 is op dezelfde wijze als in EP-A 0.774.742 een in een gebouwruimte geplaatste rookmeldinrichting getoond, waarbij aan een in de gebouwruimte geplaatste behuizing met ventilator en rooksensor via een eveneens in de 30 gebouwruimte verlopende, op de behuizing aangesloten buisleiding via daarin aangebrachte openingen ruimtelucht wordt toegevoerd. Hierbij verloopt de buisleiding langs de bovenwand van de ruimte en vandaar naar beneden naar de op de wand aangesloten behuizing.

2

Verdere rookmeldinrichtingen respectievelijk werkwijzen zijn in EP-A 1.030.279 en in US-A 5.527.096 beschreven, waarbij echter geen nadere beschrijving met betrekking tot een plaatsing in een schakelkast is gegeven.

De uitvinding heeft tot doel te voorzien in een schakelkast van het in de aanhef 5 genoemde type, waarmee de bij hitteontwikkeling ontstane rook zo vroeg mogelijk herkend wordt en die ook bij gedeeltelijk open schakelkast voldoende gevoelig reageert.

Dit doel wordt bereikt door de kenmerken van conclusie 1. Daarbij is voorzien, dat de aanzuigbuis met het bovenste uiteinde daarvan op de inlaatopening is 10 aangesloten en dat de op de inlaatopening en de uitlaat na afgedichte behuizing in het bovenste gebied in de binnenruimte van de schakelkast op afstand is geplaatst van een bovenwand van de schakelkast.

Door middel van deze maatregelen wordt de te bewaken lucht in de binnenruimte van de schakelkast gericht toegevoerd aan de rooksensor volgens de plaatsing en 15 uitvoering van de aanzuigopeningen van de aanzuigbuis, zodat deze gevoelig reageert op een rookontwikkeling. De rookmeldinrichting kan hierbij in het bijzonder als bouwmodule eenvoudig in de binnenruimte van de schakelkast worden geïnstalleerd respectievelijk achteraf worden ingebouwd. De aanzuigbuis kan in de binnenruimte op geschikte wijze, bijvoorbeeld rekening houdend met aanwezige inbouwmodules, 20 uitgerust worden met verscheidene aanzuigopeningen en bijvoorbeeld door steekverbindingen stuksgewijze in elkaar gezet worden.

Volgens voordelige, ruimtebesparende uitvoeringsmogelijkheden is de behuizing aan een zijwand of een deur van de schakelkast aangebracht.

Bij een voor de vervaardiging, montage en functie voordelige opbouw van de 25 rookmeldinrichting is de aanzuigbuis op een onderste behuizingwand aangesloten, is de ventilator in het gebied van de uitlaat op een bovenste behuizingwand aangesloten en is de rooksensor aan een de onderste en de bovenste behuizingwand verbindende basisplaat van de behuizing aangebracht.

Een voor de vervaardiging, installatie en onderhoud gunstige uitvoeringsvorm is 30 zo uitgevoerd dat de onderste en de bovenste behuizingwand door rechthoekige af-schuiningen van de basisplaat gevormd zijn en dat een zodanig gevormd behuizing-onderdeel voor het vormen van de blokvormige behuizing met een behuizingbovendeel met een U-vormige dwarsdoorsnede afgesloten is, waaraan beide zijwanden van de Λ A A. A A Λ Λ 4 3 tegenover de basisplaat liggende bovenwand met behulp van rechthoekige afschuiningen aangesloten zijn, die tot aan of in de nabijheid van de basisplaat uitsteken en met deze via zijdelingse bevestigingsdammen of bevestigingslassen op losmaakbare wijze verbonden zijn.

5 Wanneer men op het oog heeft het van de inlaatopening afgekeerde uiteinde van de open of gesloten aanzuigbuis over de lengte daarvan van luchtinlaatopeningen te voorzien, dan kan de binnenruimte van de schakelkast in hoofdzaak over de gehele hoogte gelijkmatig en door daarmee overeenkomende keuze van de gatverdeling per lengte-eenheid of gatgrootte van de luchtinlaatopeningen, die bijvoorbeeld geschat is in 10 afhankelijkheid van in het bijzonder te beveiligen inbouwmodules, ten aanzien van de rookontwikkeling worden beveiligd.

Een opbouw op zodanige wijze, dat de tenminste een deur en/of ten minste een zijwand en/of de achterwand van de schakelkast via tenminste een deel van het oppervlak daarvan verdeelde, smalle doorgangen omvat en dat de luchtinlaatopeningen op de 15 van de naastliggende deur, achterwand of zijwand afgewende zijde van de aanzuigbuis geplaatst zijn, heeft ook bij een bijvoorbeeld van een gatenraster of sleuvenraster in de deur of buitenwand voorziene schakelkast een naar verhouding betrouwbare rookbe-veiliging van de binnenruimte van de schakelkast tot gevolg.

Een eenvoudige, ongehinderde installatiemogelijkheid is het aanbrengen van de 20 behuizing aan de deur.

Een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de rookmeldinrichting ten aanzien van de verwerking van signalen en sturing en waarmee de functie is gekenmerkt doordat in de behuizing elektrische aansluitelementen voor de ventilator en de rooksensor geplaatst zijn en dat de rooksensor en/of de ventilator aan een buiten de behuizing ge-25 plaatste, daarboven gestelde schakelkastbewakingsinrichting aangesloten is, waarmee toegevoerde sensorsignalen en/of ventilatiebewakingssignalen en/of ventilatiestuursig-nalen opneembaar, te verwerken of af te geven zijn. Hierbij is een uitvoeringsvorm voordelig, waarbij voorzien is, dat de rookmeldinrichting zodanig gevormd is dat de rooksensor bij rookdetectie de ventilator door middel van een in de behuizing voor-30 ziene schakelinrichting uitschakelt en dat met behulp van de schakelkastbewakingsinrichting het uitschakelen van de ventilator constateerbaar is en een informatie aan een aanwijsinrichting afgeefbaar is. Een gescheiden aansluiting voor het verder leiden van de sensorsignalen naar de schakelkastbewakingsinrichting wordt hierbij overbodig.

.a. M j . _.

4

Voor de bewaking van de rooksensor kan bijvoorbeeld de toerentalbewaking van de ventilator en/of een bewakingssignaal van de schakelinrichting gebruikt worden.

De uitvinding wordt hierna aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met betrekking op de tekeningen nader verduidelijkt. Hierin toont: 5

Fig. 1 een schematisch zijdelings aanzicht van een schakelkast met daarin geplaatste rookmeldinrichting en

Fig. 2 een geopende behuizing van de rookmeldinrichting in perspectivisch aanzicht.

10

Zoals uit figuur 1 te zien is, is in een schakelkast 10, die een voordeur 10.1, een achterdeur 10.2 of achterwand, twee zijwanden en een schakelwandbovenkant 10.3 omvat, in de nabijheid van bijvoorbeeld de achterdeur 10.2, een rookmeldinrichting 1 met een in het bovenste gebied van de schakelkast 10 op afstand van de bovenwand van 15 de schakelkast 10.3 geplaatste behuizing 2 en een aan de onderzijde 2.12 (zie figuur 2) aangebrachte aanzuigbuis 3 geplaatst.

Figuur 2 toont een behuizingonderdeel 2.1 van de behuizing 2 met een basisplaat 2.11, een onderste behuizingwand 2.12 en een bovenste behuizingwand 2.13, die vanuit de basisplaat 2.11 rechthoekig afgeschuind zijn en aan de bovenzijde daarvan wederom 20 rechthoekig naar binnen afgeschuinde flensachtige randen omvatten. Aan de zijkanten is het behuizingonderdeel 2.1 met lage, tussenstukachtige rechthoekige afschuiningen voorzien, waarin schroefdraadboringen of van schroefmoeren voorziene boringen voor het aanbrengen van een niet getoond behuizingbovendeel voorzien zijn. Het geschikt gevormde behuizingbovendeel is in dwarsdoorsnede U-vormig, met rechthoekig afge-25 schuinde zijwanden die de U-benen vormen, uitgevoerd. Bij een erop geplaatst behuizingbovendeel ligt een tegenover de basisplaat 2.1 gelegen bovenwand op de flensach-tige afschuiningen van de onderste en bovenste behuizingwand 2.12, 2.13, en de zijwanden steken met de vrije uiteinden daarvan uit tot in het gebied van de basisplaat 2.11 en kunnen met de daaraan onder een hoek staande verbindingstukken door middel 30 van schroeven losneembaar verbonden worden.

In de rechthoekige, blokvormige behuizing 2 is op de basisplaat 2.11 van het behuizingonderdeel 2.1 in hoofdzaak centraal een rooksensor 4 gemonteerd, die met eveneens op de basisplaat 2.11 gemonteerde elektrische aansluitelementen 4.1 is ver- ^ Λ Λ, Λ ^ Λ 5 bonden, die ook een zijdelings met een taster uit de behuizing 2 uitstekende terugzei-schakelaar omvatten. Aan de binnenzijde van de bovenste behuizingwand 2.13 is in het gebied van een in deze geplaatste uitlaat een ventilator 5 met zijn behuizingsvormige drager door middel van schroeven bevestigd. Aan de onderste behuizingwand 2.12 be-5 vindt zich een inlaatopening, waaraan de aanzuigbuis 3 door middel van een schroefverbinding, zoals bijvoorbeeld in de elektrische installatietechniek voor het aansluiten van bekabelingbuizen wordt gebruikt, stevig aangebracht is. De behuizing 2 is slechts zeer weinig breder dan de rooksensor 4 en op de inlaatopening aan de uitlaat na stevig afgesloten, waarbij in een behuizingwand ook een kabeldoorvoer en/of bijvoorbeeld 10 een resetknop geplaatst kon zijn.

De in figuur 1 getoonde, loodrecht tot in de onderste regionen van de schakelkast 10 uitstekende aanzuigbuis 3 omvat op zijn van de achterdeur 10.2, die bijvoorbeeld uit plaatstaal met gaatjes is gevormd of in aanzienlijke oppervlaktedelen overeenkomstige gaten of sleuven omvat, over zijn lengte verdeelde luchtinlaatopeningen 3.1 en is aan 15 een onderuiteinde daarvan afgesloten met een afsluitelement 3.2. De aanzuigbuis 3 kan per stuk samengesteld, respectievelijk in elkaar gezet of in elkaar zetbaar gevormd zijn en met afbuigstukken of krommingstukken zijn voorzien, zodat deze geschikt in de binnenruimte van de schakelkast 10 geplaatst kan worden en afhankelijk van de daarin voorziene inbouwmodules verlegd kan worden. De aanzuigbuis 3 is bijvoorbeeld een 20 kunststofbuis, zoals uit de elektrische installatietechniek voor kabelomlegwerken bekend is. Ook kan deze slangachtig, buigzaam gevormd zijn.

In de bedrijfstoestand van de rookmeldinrichting 1 wordt door middel van de ventilator 5 uit de binnenruimte van de schakelkast lucht door de luchtinlaatopeningen 3.1 naar de aanzuigbuis 3 gezogen en stroomt van daaruit door de inlaatopening in de 25 onderste behuizingwand 2.12 van de behuizing 2 in het in hoofdzaak niet afgesloten, rechthoekige, blokvormige behuizing 2 en via de rooksensor 4 alsmede de ventilator 5 en de in de bovenste behuizingwand 2.13 voorziene uitlaat aan de bovenzijde van de behuizing 2 weer in de schakelkast, zoals de pijlen in figuur 1 duidelijk maken. Wanneer in het binnenste van de schakelkast rook ontstaat, wordt deze met de lucht toege-30 voerd aan de rooksensor 4, die bij overschrijden van vooraf bepaalde of in te stellen drempel reageert en overeenkomstige sensorsignalen afgeeft.

De sensorsignalen kunnen onmiddellijk via een overeenkomstige dataleiding aan een in de schakelkast 10 of op afstand daarvan geplaatste schakelkastbewakingsinrich- 6 ting, die nog andere bewakings- en sturingsopdrachten vervult, overdragen en door deze bewerkt worden. Door middel van de sensorsignalen kan echter ook alleen of ook de ventilator 5 uitgeschakeld worden, die op zich ter bewaking en/of aansturing met de schakelkastbewakingsinrichting in dataoverdrachtsverbinding staat. Wanneer de rook-5 sensor 4 niet direct met de schakelkastbewakingsinrichting is verbonden, dan kan deze uit het ventilatorbewakingssignaal, dat bijvoorbeeld ter beschikking wordt gesteld door een toerentalsensor, als reactie op de rooksensor 4 sluiten, waarbij het reageren van de rooksensor 4 bijvoorbeeld door gebruikmaking van aanstuursignalen van de ventilator 5 bepaald wordt. Ook kan bijvoorbeeld de door het sensorsignaal van de rooksensor 4 10 bediende schakelinrichting, die het uitschakelen bewerkstelligt, door de schakelkastbewakingsinrichting worden bewaakt, om in geval van rookmelding door de rooksensor te sluiten. Bij het gebruik van het ventilator-bewakingssignaal respectievelijk de scha-kelsignalen voor het constateren van het aanspreken van de rooksensor 4 kan een afzonderlijke verbinding tussen de rooksensor 4 en de daarboven geplaatste schakelkast-15 bewakingsinrichting uitgespaard worden.

4non9Ql«l

Claims

1. Schakelkast (10) met een rookmeldinrichting (1), die een aanzuigbuis (3) en in 5 een behuizing (2) een rooksensor (4) alsmede een in de stroombaan achter deze geplaatste ventilator (5) omvat, die lucht vanuit de binnenruimte van de schakelkast (10) via een inlaatopening in een behuizingwand (2.12) de behuizing (2) inzuigt, en via een uitlaat naar de ruimte buiten de behuizing (2) afgeeft, met het kenmerk, dat de aanzuigbuis (3) met het bovenste gebied daarvan op de inlaatopening is aangesloten en 10 dat de op de inlaatopening en de uitlaat na dichte behuizing (2) in het bovenste gebied in de binnenruimte van de schakelkast (10) geplaatst is op afstand van een bovenwand (10.3) van de schakelkast.

2. Schakelkast volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de behuizing (2) aan 15 een zijwand of deur (10.1,10.2) van de schakelkast (10) aangebracht is.

3. Schakelkast volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aanzuigbuis (3) aan een onderste behuizingwand (2.12) aangesloten is, de ventilator (5) in het gebied van de uitlaat aan een bovenste behuizingwand (2.13) aangesloten is en de 20 rooksensor (4) aan een de onderste (2.12) en de bovenste behuizingwand (2.13) verbindende basisplaat (2.11) van de behuizing (2) aangebracht is.

4. Schakelkast volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de onderste (2.12) en de bovenste behuizingwand (2.13) gevormd zijn door rechthoekige afschuiningen van 25 de basisplaat (2.11) en dat een dergelijk gevormd behuizingsdeel (2.1) voor het vormen van de blokvormige behuizing (2) met een behuizingbovendeel met een U-vormige dwarsdoorsnede afgesloten is, waaraan beide zijwanden van de tegenover de basisplaat (2.11) liggende bovenwand door rechthoekige afschuiningen gevormd zijn, die tot aan of tot in de nabijheid van de basisplaat (2.11) uitsteken en met deze met behulp van 30 zijdelingse bevestigingsdammen of bevestigingslassen op losneembare wijze zijn verbonden. «ArA A Λ Λ Λ 4

5. Schakelkast volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de open of gesloten aanzuigbuis (3) aan een van de inlaatopening daarvan afgekeerd uiteinde over de lengte daarvan voorzien is van luchtinlaatopeningen (3.1).

6. Schakelkast volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ten minste ene deur (10.1, 10.2) en/of ten minste een zijwand en/of de achterwand van de schakelkast (10) voorzien is van over ten minste een deel van het oppervlak daarvan verdeelde smalle doorgangen, en dat de luchtinlaatopeningen (3.1) geplaatst zijn op de van de naastliggende deur (10.1, 10.2), achterwand of zijwand afgekeerde zijde van de aanzuigbuis 10 (3).

7. Schakelkast volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de behuizing (2) aan de deur (10.1,10.2) aangebracht is.

8. Schakelkast volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de behuizing (2) elektrische aansluitelementen (4.1) voor de ventilator (5) en de rooksensor (4) aangebracht zijn en dat de rooksensor (4) en/of de ventilator (5) met een buiten de behuizing (2) aangebracht, daarboven geplaatste schakelkastbewakingsinrich-ting aangesloten is, waarmee toegevoerde sensorsignalen en/of ventilatorbewakingssig-20 nalen en/of ventilatorstuursignalen opneembaar, bewerkbaar of afgeefbaar zijn.

9. Schakelkast volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de rookmeldinrichting (1) zodanig uitgevoerd is, dat de rooksensor (4) bij rookdetectie de ventilator (5) door middel van een in de behuizing (2) voorziene schakelinrichting uitschakelt en dat door 25 middel van de schakelkastbeveiligingsinrichting het uitschakelen van de ventilator constateerbaar is en een informatie aan een weergeefmrichting afgeefbaar is. t020231«