NL1019947C1 - Zaaginrichting en zaagblad voorzien van geïntegreerde koelmiddelen. - Google Patents

Description

Zaaginrichting en zaagblad voorzien van geïntegreerde B

koelmiddelen B

De uitvinding heeft betrekking op een zaaginrichting B

5 voorzien van tenminste één zaagblad, voor het zagen van een B

materiaal zoals bijvoorbeeld beton, steen of asfalt, in B

welk zaagblad een holte is opgenomen, waardoor in een B

gebruikstoestand een koelmedium kan stromen. B

10 Een zaaginrichting van dit type is bekend uit US-A-6099080. B

Bij de bekende zaaginrichting wordt door en tussen de B

zaagbladen lucht gevoerd, met als doel enerzijds om de B

zaagbladen te koelen en anderzijds om stof dat vrijkomt B

tijdens het zagen met de luchtstroom mee te voeren en op te B

15 vangen in een stoffilter. I

De onderhavige zaaginrichting benut een vloeistof, in het B

algemeen water als koelmiddel. Het is daarbij niet nodig om B

de vloeistof uitbundig tussen en door het zaagblad te laten B

20 stromen, omdat het koelend vermogen van vloeistof veel B

groter is dan het koelend vermogen van lucht. Feitelijk is B

het voldoende om alleen de snijvlakken van het zaagblad te B

koelen Het is ook van belang om zo weinig mogelijk B

koelvloeistof te benutten, omdat zaaginrichtingen van dit B

25 type doorgaans een beperkte hoeveelheid vloeistof kunnen B

meenemen en additionele vloeistof in voorraadvaten moet B

worden aangevoerd. Een van de doelen van de inventieve B

zaaginrichting is dan ook een voldoende koeling van het B

zaagblad te realiseren met een minimaal gebruik van B

30 koelvloeistof. De zaaginrichting heeft daartoe als kenmerk, fl

dat ze is voorzien van toevoermiddelen voor het toevoeren B

van een vloeistof als koelmedium en dat de holte een aantal B

althans in hoofdzaak radiaal verlopende kanalen omvat B

waarvan eerste uiteinden eindigen nabij snijvlakken van het

35 zaagblad. Een bijkomend voordeel van de koeling door middel I

i n 1 o A 7 I

I 2 I van vloeistof is dat de vloeistof een smerende werking I heeft, wat de slijtage van het zaagblad vermindert en dat I de vloeistof het slijpsel dat vrijkomt tijdens het zagen I passiveert en afvoert. De afgevoerde vloeistof met daarin I 5 het slijpsel kan doorgaans worden opgevangen en gefilterd, I bijvoorbeeld met een in het vakgebied bekende cycloon. De I zo gefilterde vloeistof kan dan worden hergebruikt, I waardoor het verbruik van vloeistof nog verder kan afnemen I en de omgeving van het zaagwerk nauwelijks wordt vervuild.

I 10 I Een gunstige uitvoeringsvorm volgens een verder aspect van I de uitvinding, waarmee het verbruik van koelvloeistof nog I verder kan worden verminderd, heeft als kenmerk dat de I toevoermiddelen zijn ingericht voor het althans in I 15 hoofdzaak toevoeren van vloeistof aan die kanalen die I eindigen nabij snijvlakken die het materiaal beroeren, I waardoor alleen die snijvlakken worden gekoeld die met het I te zagen materiaal in contact komen.

I 20 Een verdere gunstige uitvoeringsvorm van de inventieve I zaaginrichting heeft als kenmerk, dat tweede uiteinden van I de kanalen eindigen in een krans van gaten in het zaagblad, I welke krans van gaten radiaal symmetrisch rond een hoofdas I van het zaagblad is gepositioneerd, via welke krans van I 25 gaten de koelvloeistof relatief eenvoudig kan worden I aangevoerd. Bij voorkeur is daarbij aan weerszijden van het I zaagblad een krans van gaten aangebracht, waardoor de I vloeistof symmetrisch kan worden aangevoerd en kromtrekken I en werken van het zaagblad uitgesloten is.

I 30 I Een verdere zeer eenvoudig te realiseren uitvoeringsvorm I van de inventieve zaaginrichting heeft als kenmerk, dat de I toevoermiddelen tenminste één komvormig orgaan omvatten dat I op althans een deel van de gaten aansluit en waaraan de I 35 vloeistof wordt toegevoerd. Daarbij vloeit de vloeistof via I I' /,

de binnen het komvormige orgaan vallende gaten en via de H

bij die gaten behorende kanalen naar de bij die kanalen H

behorende snijvlakken. H

5 Een verdere gunstige uitvoeringsvorm, waarbij de vorm van H

de kanalen in kombinatie met de zwaartekracht er voor zorgt I

dat nagenoeg alle water bij de aktief snijdende snijvlakken H

belandt heeft als kenmerk, dat het komvormig orgaan althans H

nagenoeg alle gaten aan één zijde van het zaagblad omvat. H

Een alternatieve gunstige uitvoeringsvorm heeft als I

kenmerk, dat het komvormig orgaan slechts enkele naast I

elkaar gelegen gaten aan één zijde van het zaagblad omvat, H

welke gaten de vloeistof via de bijbehorende kanalen naar H

15 de aktief snijdende snijvlakken voeren. H

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm heeft als kenmerk, dat H

is voorzien in twee komvormig organen, geplaatst aan

weerszijden van het zaagblad, zodanig dat aan weerszijden H

20 van het zaagblad aangebrachte kransen van gaten beiden van I

vloeistof kunnen worden voorzien. I

De uitvinding heeft tevens betrekking op een zaagblad, H

voorzien van een holte, waardoor in een gebruikstoestand I

25 een koelmedium kan stromen. Het inventieve zaagblad heeft I

als kenmerk, dat het zaagblad is voorzien van een aantal I

althans in hoofdzaak radiaal verlopende kanalen, waarvan

eerste uiteinden eindigen nabij snijvlakken van het H

zaagblad en waarvan de tweede uiteinden eindigen in een I

30 krans van gaten die radiaal symmetrisch rond een hoofdas

van het zaagblad is gepositioneerd. I

Een gunstige uitvoeringsvorm van het inventieve zaagblad I

heeft als kenmerk, dat het zaagblad een sandwich omvat van I

35 een eerste buitenblad, een binnenblad voorzien van althans

1 Π 1 ' ; b jf I

I 4 I in hoofdzaak radiaal verlopende uitsparingen en een tweede I buitenblad, waarbij tenminste één buitenblad is voorzien I van een krans van gaten die radiaal symmetrisch rond een I hoofdas van het zaagblad is gepositioneerd, zodanig dat de I 5 gaten aansluiten op de uitsparingen in het binnenblad.

I De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand I van de volgende figuren, waarbij: I 10 Fig. 1 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van een I zaaginrichting volgens de uitvinding weergeeft; I Fig. 2 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van een I zaagblad volgens de uitvinding in zijaanzicht I weergeeft; I 15 Fig. 3 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van een I zaagblad volgens de uitvinding in doorsnede I weergeeft; I Fig. 4 schematisch in doorsnede een zaagblad voorzien I van toevoermiddelen weergeeft; I 20 Fig. 5 schematisch een flens weergeeft; I Fig. 6 schematisch in doorsnede een zaagblad voorzien I van alternatieve toevoermiddelen weergeeft.

I Fig. 1 geeft schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van I 25 een zaaginrichting 1 volgens de uitvinding weer, omvattende I een voertuig met een voorwiel 2 en twee achterwielen 3a,3b, I waarvan in deze figuur alleen wiel 3a zichtbaar is en I waartussen een zaagblad 4 is geplaatst dat een sleuf zaagt I in bijvoorbeeld een wegdek 5. Achterwielen 3a,3b en I 30 zaagblad 4 zijn op een verder voor de hand liggende wijze I verbonden met een aandrijving 6 en worden bediend met I behulp van een bedieningspaneel 7. Voor de koeling van I zaagblad 4 is voorzien in een voorraadvat 8, gevuld met I water, dat via een toevoerleiding 9 aan zaagblad 4 wordt I 35 toegevoerd. Desgewenst kan rond zaagblad 4, nabij wegdek 5 I :

een opvangbak worden geplaatst, niet getoond in deze H

figuur, waarmee opspattend water wordt opgevangen en H

desgewenst na filtering weer aan voorraadvat 8 wordt H

toegevoerd. Op die wijze kan het waterverbruik worden H

5 verminderd en wordt voorkomen dat wegdek 5 wordt vervuild H

met water, vermengd met zaagsel. H

Fig. 2 geeft schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van H

een zaagblad 4 volgens de uitvinding in zijaanzicht weer. H

10 Zaagblad 4 bestaat uit een sandwich van twee buitenbladen H

10a, 10b uit bij voorkeur staal, waarin een krans van gaten H

11 is aangebracht, via welke koelwater kan worden H

toegevoerd, en een tussen buitenbladen 10a,10b geplaatst H

binnenblad 12, waarin kanalen 13 zijn aangebracht die H

15 aansluiten op de krans van gaten 11 en die het koelwater H

naar buiten naar de rand van de sandwich voeren. Op de rand I

van de sandwich zijn blokjes 14 bevestigd, vervaardigd uit I

een hard materiaal, bijvoorbeeld wolfram, waarin I

diamantpoeder is verwerkt. Om te voorkomen dat deze blokjes I

20 14 tijdens de zaagactie heet worden, dienen ze te worden

gekoeld. Het is direct duidelijk dat alleen de blokjes die H

contact maken met het te zagen wegdek 5 gekoeld moeten H

worden. Dit kan volgens de uitvinding het beste gebeuren H

door alleen aan het benedenste gat of aan de benedenste H

25 gaten water toe te voeren. I

Fig. 3 geeft schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van H

een zaagblad volgens de uitvinding in doorsnede weer, met H

twee buitenbladen 10a, 10b, waarin een krans van gaten 11 H

30 is aangebracht, via welke koelwater kan worden toegevoerd, H

en een tussen buitenbladen 10a,10b geplaatst binnenblad 12, H

waarin kanalen 13 zijn aangebracht die aansluiten op de I

krans van gaten 11 en die het koelwater naar buiten naar de I

rand van de sandwich voeren. Op de rand van de sandwich H

35 zijn blokjes 14 bevestigd, vervaardigd uit een hard H

I 6 I materiaal, bijvoorbeeld wolfram, waarin diamantpoeder is I verwerkt. In de figuur zijn ter verduidelijking ruimten I opengelaten tussen de buitenbladen 10a,10b en binnenblad I 12. In werkelijkheid liggen alle bladen op elkaar en zijn I 5 ze met bijvoorbeeld puntlassen of door een lijmverbinding I onderling verbonden.

I Fig. 4 geeft schematisch in doorsnede een zaagblad 4 I voorzien van toevoermiddelen weer. Zaagblad 4 is met behulp I 10 van twee flenzen 15a,15b op een aandrijfas 16 bevestigd met I een bout 17. Beide flenzen 15a,15b zijn zodanig uitgevoerd I dat een holte 18 vrij blijft, waardoor ze twee komvormige I organen vormen waar de krans van gaten 11 net binnen valt.

I Flenzen 15a,15b zijn eveneens elk voorzien van een krans I 15 van gaten, respectievelijk 19a,19b en op flenzen 15a,15b I zijn twee conisch toelopende kragen 20a,20b bevestigd. Met I behulp van twee toevoerleidingen 9a,9b laat men tijdens het I gebruik van zaaginrichting 1 water in de kragen 20a,20b I lopen. Dit water belandt via de gatenkransen 19a,19b in I 20 holte 18 en loopt dan via de krans van gaten 11 in zaagblad I 4 en via een met een onderbroken lijn aangegeven kanaal 13 I naar de te koelen blokjes 14. Omdat het enige tijd duurt I voordat het water een blokje heeft bereikt, kan het I gebeuren dat het water niet precies bij het laagst I 25 geplaatste blokje uitkomt. Om dit te voorkomen zijn de I kanalen 13 in zaagblad 4 enigszins gekromd, zoals dit is I aangegeven in Fig. 2. De mate van kromming kan eenvoudig I experimenteel worden bepaald bij een gewenst toerental van I zaagblad 4.

I 30 I In de hier getoonde uitvoeringsvorm wordt zaagblad 4 extra I gekoeld via kransen van nauwe, radiaal verlopende I kanaaltjes 21a,21b die in flenzen 15a,15b zijn aangebracht.

I Water dat door de optredende centifugale kracht door deze I 35 kanaaltjes wordt geperst vernevelt bij het uittreden en I U>1y:.-if

houdt zaagblad 4 vochtig. In de hier getoonde uitvoerings- I

vorm is de koeling symmetrisch rond zaagblad 4 aangebracht, I

met twee toevoerleidingen, twee kragen en twee gaten- I

kransen. Vaak kan ook een voldoende koeling voor zaagblad 4 I

5 worden verkregen met een enkelzijdige koeling. Men kan H

desgewenst holte 18 voorzien van water met behulp van een H

doorboring door aandrijfas 16, via een op zich bekende H

draaibare koppeling. De toevoerleidingen 9a,9b, de gaten- H

kransen 19a,19b en de kragen 20a,20b kunnen dan vervallen. H

Fig. 5 geeft schematisch een flens 15a weer, gezien vanuit I

de positie van zaagblad 4, voorzien van een holte 18, een I

gatenkrans 19a en een aantal nauwe kanaaltjes 21a. I

15 Fig. 6 geeft schematisch in doorsnede een zaagblad 4 I

voorzien van alternatieve toevoermiddelen weer. Zaagblad 4 I

is met behulp van een bout 17 bevestigd aan een aandrijfas I

16 en ontvangt koelwater via toevoerleiding 9 en een I

komvormig orgaan 22 dat met behulp van een drukveer 23 I

20 tegen zaagblad 4 wordt gedrukt ter plaatse van de krans van I

gaten 11 en dat een of meer gaten omsluit. Daarbij wordt I

door elk gat dat passeert wat water uit komvormig orgaan 22 I

opgenomen en via een met een onderbroken lijn aangegeven I

kanaal 13 naar de te koelen blokjes 14 gevoerd. Om wrijving I

25 te verminderen is tussen zaagblad 4 en komvormig orgaan 22 I

een slijtring 24 uit een kunststof opgenomen, die eenvoudig I

te verwisselen is. Desgewenst kan komvormig orgaan 22 in I

tangentiale zin verplaatsbaar worden gemonteerd, waardoor I

de plaats waar het koelwater belandt eenvoudig kan worden I

30 ingesteld. Opgemerkt wordt nog dat aan de afdichting tussen I

komvormig orgaan 22 en zaagblad 4 geen hoge eisen worden I

gesteld, omdat het zaagblad als een centrifugaalpomp werkt I

en het water actief uit komvormig orgaan 22 zuigt, zodat I

het koelwater niet onder druk hoeft te worden gebracht. I

Claims (10)

1. Zaaginrichting voorzien van tenminste één zaagblad, I voor het zagen van een materiaal zoals bijvoorbeeld beton, I 5 steen of asfalt, in welk zaagblad een holte is opgenomen, I waardoor in een gebruikstoestand een koelmedium kan I stromen, met het kenmerk, dat de zaaginrichting is voorzien van toevoermiddelen voor het toevoeren van een vloeistof I als koelmedium en dat de holte een aantal althans in I 10 hoofdzaak radiaal verlopende kanalen omvat waarvan eerste I uiteinden eindigen nabij snijvlakken van het zaagblad.

2. Zaaginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, I dat de toevoermiddelen zijn ingericht voor het althans in I 15 hoofdzaak toevoeren van vloeistof aan die kanalen die I eindigen nabij snijvlakken die het materiaal beroeren.

3. Zaaginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, I dat tweede uiteinden van de kanalen eindigen in een krans I 20 van gaten in het zaagblad, welke krans van gaten radiaal I symmetrisch rond een hoofdas van het zaagblad is I gepositioneerd.

4. Zaaginrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, I 25 dat de krans van gaten aan weerszijden van het zaagblad I zijn aangebracht.

5. Zaaginrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, I dat de toevoermiddelen tenminste één komvormig orgaan I 30 omvatten dat op althans een deel van de gaten aansluit en I waaraan de vloeistof wordt toegevoerd.

6. Zaaginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, I dat het komvormig orgaan althans nagenoeg alle gaten aan I 35 één zijde van het zaagblad omvat.

7. Zaaginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, I dat het komvormig orgaan slechts enkele naast elkaar H gelegen gaten aan één zijde van het zaagblad omvat. H

8. Zaaginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, I dat is voorzien in twee komvormig organen, geplaatst aan I weerszijden van het zaagblad. I

9. Zaagblad, voorzien van een holte, waardoor in een I 10 gebruikstoestand een koelmedium kan stromen, met het I kenmerk, dat het zaagblad is voorzien van een aantal I althans in hoofdzaak radiaal verlopende kanalen, waarvan I eerste uiteinden eindigen nabij snijvlakken van het I zaagblad en waarvan tweede uiteinden eindigen in een krans I 15 van gaten die radiaal symmetrisch rond een hoofdas van het I zaagblad is gepositioneerd. I

10. Zaagblad volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het zaagblad een sandwich omvat van een eerste buitenblad, een H 20 binnenblad voorzien van althans in hoofdzaak radiaal I verlopende uitsparingen en een tweede buitenblad, waarbij I tenminste één buitenblad is voorzien van een krans van I gaten die radiaal symmetrisch rond een hoofdas van het I zaagblad is gepositioneerd, zodanig dat de gaten aansluiten 25 op de uitsparingen in het binnenblad. I