NL1019914C2 - Verpakkingsinrichting. - Google Patents

Description

VERPAKKINGSINRICHTING

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor 5 het verpakken van langgerekte producten in een wikkel smeltbaar verpakkingsmateriaal, zoals kunststof, omvattende: een aanvoer; een meeneeminrichting voor het los aanbrengen van een wikkel van het verpakkingsmateriaal in een gewenste lengte, afkomstig van een toevoer, waarbij de gewen-10 ste lengte van de wikkel met snijmiddelen van de toevoer van verpakkingsmateriaal wordt afgesneden; een smeltstation voor het dichtsmelten van de wikkel op een plaats van overlap, waarbij de wikkel een grc-ere lengte dan de omtrek van het in te pakken product heeft om de gewenste overlap te verschaf-15 fen; en een afvoer voor verpakte producten.

In een dergelijke inrichting is het, in het bijzonder vanwege de aanwezigheid van de meeneeminrichting en de manier, waarop wikkels worden verschaft, in het verleden niet mogelijk gebleken om scheurstroken te gebruiken. Derhalve 20 bleef de consument of eindgebruiker van de verpakte producten altijd geconfronteerd met het probleem, dat het dichtgelaste verpakkingsmateriaal op een of andere manier moest worden doorbroken, hetgeen veelal leidde tot een ongecontroleerd scheuren van het verpakkingsmateriaal. De hieraan ten grond-25 slag liggende reden is, dat het smeltsration veelal het gehele gebied van overlap van de wikkel bestrijkt. Het verschaffen van een scheurstrook stuit dan af op het gegeven, dat in een meeneeminrichting gelijke lengtes verpakkingsmateriaal en scheurstrook worden verschaft door de snijmiddelen en het 30 aldus niet mogelijk is de scheurstrook ten opzichte van het door het smeltstation bestreken gebied van overlap uit te laten steken. Dit betekent, dat in eer. dergelijke bekende inrichting wel een scheurstrook kan werden verschaft, maar ^ η ί (' U i '.

L U l ^ ’ "" 2 die dan wordt ingesloten tussen de overlap van de wikkel en daar alsnog niet door een consument of eindgebruiker gepakt kan worden om het openscheuren van de verpakking te vergemak-kelij ken.

5 Met de uitvinding, zoals die in de onafhankelijke conclusie 1 is gedefinieerd, wordt de bovengenoemde problematiek van de bekende inrichtingen verholpen of althans verminderd, waartoe de in conclusie 1 gedefinieerde maatregelen zijn getroffen.

10 Door het smeltstation op de in conclusie 1 gedefi nieerde wijze aan te passen, kan een uiteinde van de scheur-strook vrij worden gehouden uit het daadwerkelijk dicht gesmolten gebied van overlap van de wikkel, en kan aldus worden aangegrepen door een eindgebruiker of consument.

15 Bij voorkeur vertoont de inrichting de eigenschappen van conclusie 2. Op de aldaar gedefinieerde wijze wordt niet alleen het uiteinde van de scheurstrook vrij gelaten, maar wordt tevens toch een goede afdichting van het in te pakken product in de wikkel bewerkstelligd.

20 Bij voorkeur vertoont een inrichting volgens de uit vinding de eigenschappen van conclusie 3. Met een verwar-mingsplaat als verwarmingselement, waarin een uitsparing is gevormd op de met de scheurstrook, of althans het uiteinde daarvan, overeenkomende plaats, is een bijzonder eenvoudige 25 uitvoeringsvorm van de uitvinding te verwezenlijken.

Bij voorkeur kan een inrichting volgens de onderhavige uitvinding de eigenschappen van conclusie 4 vertonen. Hiermee wordt een goede afdichting door het dichtsmelten van het wikkel ter plaatse van de overlap bewerkstelligd, zelfs 30 wanneer een gedeelte van dat smeltgebied vrij wordt gelaten ter plaatse van de scheurstrook.

Verder kan een inrichting volgens de onderhavige uitvinding de in conclusie 5 gedefinieerde eigenschap verto- 1019914" 3 nen. Een dergelijke inrichting is derhalve te gebruiken voor het inpakken van producten met verschillende lengtes en hoeft niet voor het inpakken van producten met een specifieke lengte een andere inrichting voor het verpakken daarvan te worden 5 gebruikt. Vanzelfsprekend is het daarbij bijzonder gunstig, wanneer de inrichting de eigenschap van conclusie 6 vertoont, omdat anders het smeltgebied in de overlap van de wikkel korter zou zijn dan de te verpakken producten, hetgeen een onvoldoende afsluiting van het te verpakken product op zou 10 leveren. Zulks is derhalve op effectieve wijze voorkomen.

Bij voorkeur vertoont een inrichting voor producten met verschillende lengtes de eigenschap volgens conclusie 7. Het uitlijnen van te verpakken producten, voordat deze worden aangeboden aan het smeltstation, brengt met zich mee, dat op 15 voorhand nauwkeurig bekend is hoe de te verpakken producten zijn gepositioneerd ten opzichte van het smeltstation, en derhalve op welke manier het gebied zonder verwarming overeen dient te komen met de daadwerkelijke positionering van de scheurstrook.

20 Het uitlijnen van de te verpakken producten heeft verder nog als voordeel, dat de toevoer voor het verpakkingsmateriaal, bijv. een rol kunststof, zoals cellofaan, in overeenstemming met deze uitlijning kan worden gepositioneerd en bovendien rollen verpakkingsmateriaal kunnen worden toegepast 25 met een breedte, die overeenkomt met de lengte van de te verpakken producten. Dit is gunstig in verband met het dicht-smelten van de wikkel bij de kopse einden van de langgerekte, te verpakken producten. Het is dan bijzonder gunstig, wanneer de maatregelen volgens conclusie 3 worden toegepast. Doordat 30 de producten worden gecentreerd, is een overeenkomstige centrering van de toevoer, bijv. een rol, van verpakkingsmateriaal op bijzonder eenvoudige wijze mogelijk en zijn de uitlij-ningen van de diverse componenten, waaronder de toevoer van .-· <c. O A· h ; i vV ό t * 4 verpakkingsmateriaal en het smeltstation, makkelijk eenvoudig op elkaar af te stemmen. Bij voorkeur vertoont de inrichting dan als aanvulling of als alternatief de maatregelen volgens conclusie 9. Deze maatregelen worden vanzelfsprekend getrof-5 fen om te voorkomen, dat de scheurstrook niet ergens langs de lengte van het te verpakken product terecht komt in de wikkel, maar bijv. bij één van de kopse einden of zelfs nog daarbuiten. In een dergelijk geval zou het verschaffen van de scheurstrook dan ook geen zin hebben, hetgeen met de maatre-10 gelen volgens conclusie 9 doeltreffend wordt voorkomen. Bij voorkeur wordt dan de toevoer van scheurstrook op een afstand ten opzichte van het midden van het verwarmingselement gepositioneerd. Dit in tegenstelling tot de positionering bij het midden, hetgeen binnen het kader van de onderhavige uitvin-15 ding ook mogelijk zou zijn. Het plaatsen op afstand brengt met zich mee, dat de verpakking door een eindgebruiker of consument kan worden geopend op een plaats, waar nog een aanzienlijk gedeelte van het verpakte product in de dicht gesmolten wikkel achterblijft. Juist in het geval van bijv.

20 voedingswaar als te verpakken producten, bijv. koek, kan dit een gunstige uitvoeringsvorm zijn, omdat het bij het losscheuren van de scheurstrook vrijgekomen gedeelte van het verpakte product kan worden geconsumeerd, terwijl de rest van het product verpakt in de wikkel resteert. Om hierbij toch te 25 verzekeren, dat de scheurstrook ergens langs de lengte van het te verpakken product terecht kont, en niet daarbuiten, wordt bij voorkeur de maatregelen volgens conclusie 11 toegepast. In een bijzonder gunstige en elegante uitvoeringsvorm, worden de maatregelen volgens conclusie 12 nog toegepast.

30 Daarbij worden, onafhankelijk van de lengte van de daadwerkelijk in te pakken producten, de scheurstrook aangebracht op een plaats langs de lengte van het te verpakken product, die in een althans bij benadering constante verhouding staat tot 5 die lengte. Bij het openen van een hiermee resulterende verpakking komt derhalve een althans bij benadering constant gedeelte van het verpakte product vrij, en blijft de rest verpakt.

5 In het hierna volgende zal een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden beschreven, doch slechts bij wijze van niet-limitatief voorbeeld daarvan, welk voorbeeld is getoond in de bijgevoegde figuren, waarin: 10 fig. 1 een (zeer) schematisch aanzicht toont van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 en fig. 3 beide bovenaanzichten tonen in gebruik van een gedeelte van de in fig. 1 getoonde inrichting.

In fig. 1 is een inrichting 1 volgens de onderhavige 15 uitvinding getoond. De inrichting 1 omvat een als transportband 3 vormgegeven aanvoer, om te verpakken producten aan te voeren; een zeer schematisch weergegeven meeneeminrichting 2, welke de te verpakken producten 6 door de transportband 3 aangeleverd krijgt; een smelstation als onderdeel van verwer- 20 kingsmiddelen, gevormd door een als verwarmingsplaat 5 vormgegeven verwarmingselement, waaraan de te verpakken producten worden aangeleverd door de meeneeminrichting; en een als transportband 4 vormgegeven afvoer voor afvoer van verpakte producten 7.

25 Het traject, dat door de te verpakken producten 6 en de verpakte producten 7 wordt doorlopen, is schematisch weergegeven met een viertal pijlen.

De met transportband 3 aangevoerde, te verpakken producten 6 worden aangeleverd aan de meeneeminrichting 2.

30 Zoals reeds opgemerkt, is de meeneerr.ir.richting 2 zeer schematisch weergegeven. In de meeneeminrichting 2 wordt, naast transport van de producten 6 naar de verwarmingsplaat 5, tevens een initiële inpakbewerking uitgevoerd. Hierbij wordt 1019914 6 van een als rol 8 vormgegeven toevoer voor verpakkingsmateriaal een lengte afgesneden met de schematisch als schaar 9 weergegeven snijmiddelen, welke lengte van de aldus afgesneden wikkel van het verpakkingsmateriaal 10 overeenkomt met de 5 benodigde lengte, te weten de omtrek van een in te pakken product 6, vermeerderd met een speling en vermeerderd met een marge voor een overlap. De wikkel 11, die aldus is gesneden, wordt zodanig om het te verpakken product 6 gewikkeld, en in de meeneeminrichting 2 naar de verwarmingsplaat 5 getranspor-10 teerd, dat de overlap 13 aan komt te liggen tegen de verwarmingsplaat 5. De verwarmingsplaat 5 is verbonden met bijv. een spanningsbron om de benodigde warmte te genereren.

Met benodigde warmte wordt bedoeld, die warmte, die nodig is om de overlappende delen bij de overlapping 13 van 15 de wikkel 11 tot bij of voorbij een smeltpunt te verwarmen, zodat de delen van de wikkel 11 bij de overlap 13 aan elkaar worden gehecht. Bij voorkeur verkeert hierbij het te verpakken product 6 met hieromheen de wikkel 11 een korte tijd in rust op de verwarmingsplaat 5.

20 De tijd, gedurende welke het te verpakken product in rust verkeert op de verwarmingsplaat 5 is zodanig gekozen, dat deze volstaat om de overlappende delen van de wikkel 11 met elkaar te verbinden, zonder invloed op het product. Dit is in het bijzonder van belang, wanneer het product 6 voe-25 dingswaar betreft, zoals een koek of iets dergelijks.

Vervolgens wordt het aldus ingepakte product 7 van de verwarmingsplaat 5 naar de transportband 4 verplaatst en daarna als verpakt product 7 afgevoerd voor verdere verwerking hiervan.

30 Gelijktijdig met het aanbrengen van de van het ver pakkingsmateriaal 10 afgesneden wikkel 11 wordt een scheur-strook 14 met althans bij benadering dezelfde lengte afgewikkeld van een als rol 15 vormgegeven toevoer voor de scheur- 7 strook. De scheurstrook 14 strekt zich dan ook, in de op de verwarmingsplaat 5 gelegen positie, uit tussen de overlappende delen van de wikkel 11 bij de overlapping 13. Zonder verdere maatregelen, zoals die hieronder nader zijn beschreven, 5 zou de scheurstrook zich derhalve niet uitstrekken buiten het door het contactgebied tussen de verwarmingsplaat 5 en de overlapping 13 gedefinieerde smeltgebied.

In de fig. 2 en 3 is weergegeven, welke nadere maatregelen hiertoe te treffen zijn. De getoonde configuratie is 10 er één, waarbij er van uit is gegaan, dat het te verpakken product 6 enige tijd bewegingloos op de verwarmingsplaat 5 wordt gepositioneerd om de gewenste verwarming van de overlappende delen van de wikkel 11 bij de overlapping 13 te bewerkstelligen en deze delen met elkaar te verbinden door 15 het smelten daarvan. Hierbij is een uitsparing 16 aangebracht in de verwarmingsplaat 5, welke uitsparing 16 dienst doet als een met de plaats van de scheurstrook 14 overeenkomend gebied zonder verwarming.

Bij de uitsparing 16 wordt een gedeelte van de met 20 streeplijnen schematisch weergegeven overlapping 13 niet verwarmd of in elk geval dusdanig weinig, dat ter plaatse daarvan geen smelting optreedt van het materiaal van de wikkel 11. Aldus is het uiteinde van de scheurstrook 14, dat zich uitstrekt tussen de delen van de wikkel 11 bij de over-25 lapping 13, na inwerking door de van de verwarmingsplaat afkomstige warmte, vrij bereikbaar en re gebruiken om de verpakking te openen.

In het voorgaande is er van uit gegaan dat het te verpakken product 6 enige tijd stil mee de overlapping 13 in 30 contact komt te liggen met de verwarmingsplaat 5. Dit is een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm, als toch enige sluiting gewenst is, hetgeen in gebied 17 wordt bewerkstelligd, bijv. in het geval van bederfelijke of aan uitdroging onderhevige 101b- .

s voedselwaar. Als alternatief, in het bijzonder voor het geval van minder gevoelige, in te pakken producten 6, kan de uitsparing 16 zich verder uitstrekken en zelfs zijn vormgegeven als een doorgang, welke zich over de gehele breedte van de 5 verwarmingsplaat 5 uitstrekt. Hierbij wordt het gebied van de scheurstrook in de overlapping 13 geheel ontzien van de warmtebehandeling. De verwarmingsplaat kan dan uit twee delen bestaan, of eenvoudigweg een verdieping of verlaging vertonen ten opzichte van het oppervlak daarvan, dat in contact komt 10 met de resterende delen van de overlapping 13.

In de fig. 2 en 3 is tevens weergegeven, dat de te verpakken producten 6 gecentreerd worden aangeleverd op de verwarmingsplaat 5. Daarmee wordt bedoeld, dat het midden van het te verpakken product 6 in de voortbewegingsrichting sa-15 menvalt met de middellijn 18 van de verwarmingsplaat 5. In fig. 2 is een relatief lang te verpakken product 6 aangeduid aan de hand van de overlapping 13, terwijl in fig. 3 een relatief kort in te pakken product is weergegeven. De verwarmingsplaat 5 is langer dan de grootste lengte 11 van een te 20 verpakken product, zoals in fig. 2 is getoond, om te verzekeren dat de gehele overlapping 13 door het smeltproces wordt verzegeld.

De uitsparing 16 bevindt zich op afstand van de middellijn 18, waarbij deze afstand zodanig is gekozen, dat voor 25 de kortste, in te pakken producten 6 met een lengte 12, de scheurstrook 14 nog is gelegen binnen deze lengte 12. De afstand tussen de middellijn 18 en de uitsparing 16 is derhalve korter dan de helft van de lengte van de kortste van de te verpakken producten met een lengte 12.

30 Door een dusdanige positionering van de toevoer van de scheurstrook 14, die overeenkomt met de plaats van de uitsparing 16 langs de lengte van de verwarmingsplaat 5, zal de scheurstrook 14 in de in fig. 2 getoonde situatie voor de 1 n 1 c t 6 ^ *e-v 4 9 langste, te verpakken producten, op een afstand al van het uiteinde van het te verpakken product komen te liggen. Uit een vergelijking van de figuren 2 en 3 is op te maken, dat de afstanden al en a2 in enige mate in verhouding staan tot de 5 lengtes van de te verpakken producten 11 en 12.

De gecentreerde uitlijning van de te verpakken producten 6 ten opzichte van de middellijn 18 bij aanvoer hiervan naar de verwarmingsplaat 5 heeft derhalve, in combinatie met de afstand tussen de middellijn 18 en de uitsparing 16, 10 tot gevolg dat de scheurstrook 14 voor alle lengtes van de te verpakken producten zal zijn gelegen in een gebied binnen een bereik van verhoudingen ten opzichte van de lengte van het te verpakken product 6.

In een andere uitvoeringsvorm is het mogelijk het te 15 verpakken product uit te lijnen ten opzichte van één van de uiteinden 19 daarvan, in tegenstelling tot de in fig. 2 en 3 getoonde situatie van centrering. Het gevolg hiervan zal zijn, dat de scheurstrook 14 bij elke van de lengtes van de in te pakken producten 6 op een vaste afstand zal worden 20 aangebracht ten opzichte van het betreffende uiteinde 19 van het te verpakken product 6.

In dit kader wordt opgemerkt, dat de wikkel 11 van verpakkingsmateriaal veelal zodanig wordt gekozen, dat deze wikkel zich voorbij de uiteinden 19 van het te verpakken 25 product 6 uitstrekt. Aldus kunnen de uitstekende delen van de wikkel 11 worden gevouwen om de uiteinden 19 en met een soortgelijke warmtebehandeling worden verzegeld als die, welke wordt verwezenlijkt met de verwarmingsplaat 5. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van additionele, niet getoonde verwar-30 mingsplaten. Door gebruik te maken van een centrale uitlijning ten opzichte van de middellijn 18 is de van de daadwerkelijke lengte van het te verpakken product 6 afhankelijke uitlijning van dergelijke additionele, niet getoonde verwar- 101 99 1 4 10 mingselementen symmetrisch ten opzichte van de middellijn 18. Dit brengt een vereenvoudigde instelling van de inrichting m.b.t. de positionering van deze additionele verwarmingselementen met zich mee. Hetzelfde geldt voor de positionering 5 van de rol 8 in fig. 1, die dan derhalve ook symmetrisch is ten opzichte van de middellijn 18. Dit is in het bijzonder gunstig, wanneer de meeneeminrichting een zuiver rotationele verplaatsing van het te verpakken product 6 van de transportband 3 naar de verwarmingsplaat 5 veroorzaakt. Doch niet is 10 uitgesloten dat hierin een translatiebeweging is opgenomen.

Zo zal het de vakman duidelijk zijn, na kennisneming van het voorgaande, dat het bereik van de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de specifiek beschreven en getoonde uitvoeringsvorm, maar slechts 15 wordt begrensd door de definitie volgens de bij gevoegde conclusies. Zo is het in het voorgaande reeds aan de orde gesteld, dat de uitsparing 16 een doorgaande uitsparing of verdieping kan zijn, die zich over de gehele breedte van de verwarmingsplaat uitstrekt, en dat uitlijning van de te ver-20 pakken producten niet gecentreerd hoeft te zijn, maar tevens ten opzichte van een uiteinde 19 kan plaatsvinden. In fig. 1 wordt met de symbolisch als schaar 9 weergegeven snijmiddelen geïmpliceerd, dat zowel de wikkel als de scheurstrook van de resp. rollen worden afgesneden, waartoe echter ook afzonder-25 lijke snijmiddelen kunnen worden toegepast.

•i ··1 Γ; o 4 >\ 1; W l è

Claims (12)

1. Inrichting voor het verpakken van producten in een wikkel van smeltbaar verpakkingsmateriaal, zoals kunststof, 5 omvattende: - een aanvoer van te verpakken producten; - een meeneeminrichting voor aanname van de producten van de aanvoer en transport naar verdere verwerkingsmiddelen, welke meeneeminrichting een toevoer voor verpakkingsmateriaal en 10 een toevoer voor scheurstrook omvat met snijmiddelen om een bij het product met een zekere omtrek en een gewenste overlap van de wikkel en van de scheurstrook behorende lengte van het verpakkingsmateriaal als wikkel en een overeenkomstige lengte scheurstrook te verschaffen; 15. een smeltstation in de verwerkingsmiddelen voor het smel tend dichtlassen van de wikkel; en - een afvoer voor verpakte producten, waarbij het smeltstation een verwarmingselement omvat met een met de plaats van de scheurstrook overeenkomend gebied zonder 20 verwarming.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het gebied zonder verwarming van het verwarmingselement een gedeelte van de overlap in een richting van de scheurstrook bestrijkt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het 25 verwarmingselement een verwarmingsplaat omvat en het gebied zonder verwarming is gevormd door een uitsparing in de verwarmingsplaat .

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de afmetingen van het verwarmingselement ten minste overeenk- 30 omen met een door de overlap gedefinieerd smeltgebied.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de te verpakken producten langgerekt zijn, en verschillende lengtes hebben. i ' » 1 · «.

6. Inrichting volgens conclusies 4 en 5, waarbij de afmetingen van het verwarmingselement ten minste overeenkomen met de langste van de te verpakken producten.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij ten 5 minste de aanvoer en/of de meeneeminrichting is ingericht om de producten uitgelijnd aan te bieden aan het smeltstation.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de producten worden gecentreerd ten opzichte van het midden van het verwarmingselement ten opzichte van de lengte van de te ver- 10 pakken producten.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de toevoer voor scheurstrook stationair is gepositioneerd ten opzichte van de te verpakken producten in overeenstemming met de kortste van de te verpakken producten.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de toe voer van scheurstrook op een afstand van het midden van het verwarmingselement is gepositioneerd.

11. Inrichting volgens conclusie 9 en 10 waarbij de afstand korter is dan de helft van de lengte van de kortste 20 van de te verpakken producten.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de afstand zodanig is, dat, binnen het bereik van lengtes van de te verpakken producten, de plaats van de aan te brengen scheurstrook ten opzichte van het midden althans bij benade- 25 ring in verhouding staat tot de lengte van de lengte van de daadwerkelijk in te pakken producten. 1019914