NL1019558C2 - Toiletinrichting. - Google Patents

Description

Toiletinrichting

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een toiletinrichting.

5 Dergelijke inrichtingen zijn bekend van bijvoorbeeld grote evenementen, vliegtuigen, treinen, enz. Alle bekende als mobiele voertuigen uitgevoerde toiletinrichtingen hebben het nadeel dat op de een of andere manier vloeistof moet worden toegevoerd om de toiletinrichting op correcte wijze te laten werken. Tevens zijn 10 dergelijke bekende toiletinrichtingen voorzien van een vloeistofafvoer. De vloeistofafvoer wordt hetzij meteen gebruikt zodra de toiletinrichting is geïnstalleerd of er vindt eerst verzameling van fecaliën plaats alvorens de toiletinrichting wordt geleegd.

Bij grotere evenementen alsmede in de hierboven genoemde 15 voorbeelden van voertuigen is niet altijd een watertoevoer of een vloeistofafvoer direct beschikbaar. Heel in het algemeen is noch een watertoevoer noch een waterafvoer rechtstreeks beschikbaar. Uiteraard komt het voor dat op terreinen waar grote evenementen worden gehouden er vooraf al rekening is gehouden met in ieder geval de aanvoer van 20 spoelwater voor dergelijke toiletinrichtingen.

Een nadeel van deze bekende toiletinrichtingen is dat er een aanzienlijke discrepantie bestaat tussen de hoeveelheid af te voeren excrementen en de hoeveelheid spoel vloeistof die nodig is voor dat afvoeren. Aldus met excrementen verontreinigde spoel vloei stof vormt ook 25 een belasting voor het milieu, welke bij voorkeur wordt voorkomen.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van een toiletinrichting waarbij geen spoelmiddel vereist is.

Een dergelijke toiletinrichting wordt volgens de uitvinding voorzien van een buisvormig orgaan, van middelen voor het aanbrengen van 30 een oprolbare buis van flexibel materiaal rond een buitenzijde van het buisvormige orgaan, waarbij de oprolbare buis is aangebracht om de 2 buitenzijde van het buisvormige orgaan en zich vanaf de buitenzijde van het buisvormige orgaan uitstrekt door het buisvormige orgaan vanaf een invoeropening van het buisvormige orgaan en van middelen voor het transporteren van de oprolbare buis van flexibel materiaal door het 5 buisvormige orgaan vanaf de invoeropening naar een uitgang van het buisvormige orgaan.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding functioneert het buisvormige orgaan zoals een toiletpot functioneert, namelijk voor het opvangen van de excrementen. De excrementen komen 10 daarbij binnen het buisvormige orgaan terecht in de oprolbare buis van flexibel materiaal en worden door de opgerolde buis van flexibel materiaal gescheiden van de buitenwereld. De middelen voor het transporteren van de oprolbare buis van flexibel materiaal transporteren vervolgens de betreffende oprolbare buis, gevuld met excrementen, naar de 15 uitgang van het buisvormige orgaan voor verdere verwerking. Op deze wijze zorgt de oprolbare buis van flexibel materiaal voor een volledige scheiding van de excrementen van het milieu.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een toiletinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de middelen voor het 20 transporteren van de oprolbare buis van flexibel materiaal door het buisvormige orgaan vanaf de invoeropening naar een uitgang van het buisvormige orgaan middelen omvatten voor het voeren van de oprolbare buis door een S-bocht.

Daardoor is bereikt, dat eventuele gassen welke aanwezig 25 zijn in de excrementen bij beweging door de S-bocht uit de excrementen worden geperst.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een toiletinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat eerste afknijpmiddelen zijn aangebracht voor het afknijpen van de oprolbare buis 30 tussen de S-bocht en de uitgang van het buisvormige orgaan.

Daardoor is bereikt dat nadat een deel van de oprolbare 3 buis met excrementen is gevuld en is getransporteerd een scheiding kan worden aangebracht tussen de in de getransporteerde oprolbare buis ingebrachte excrementen en de buitenwereld, hetgeen voorkomt dat ongewenste geuren vanuit de getransporteerde oprolbare buis terugkomen in 5 de toiletinrichting.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de toiletinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat tweede afknijpmiddelen zijn aangebracht voor het afknijpen van een door de S-bocht getransporteerd deel van de oprolbare buis van flexibel materiaal. 10 Daardoor is bereikt dat een permanente scheiding kan worden aangebracht tussen telkens door de inrichting getransporteerde stukken met excrementen gevulde flexibele buis.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een toiletinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat 15 knipmiddelen zijn aangebracht na de S-bocht voor het afknippen van stukken van door de S-bocht getransporteerde buis.

Daardoor is bereikt dat getransporteerde buis, gevuld met excrementen, in stukken kan worden geknipt waardoor een gemakkelijke verwerking kan worden bereikt. In het bijzonder in een inrichting zoals 20 hiervoor beschreven met afknijpmiddelen kan het knippen plaatsvinden op posities waar de afknijpmiddelen een permanente scheiding tussen opeenvolgende delen van de oprolbare buis hebben aangebracht. Dat levert bij een juiste afstelling van de knipmiddelen stukjes afgeknipte, getransporteerde en met excrementen gevulde buis van beperkte lengte, 25 welke stukjes buis op eenvoudige wijze bijvoorbeeld kunnen worden gestapeld.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een toiletinrichting volgens de uitvinding wordt daarom gekenmerkt doordat een bak is aangebracht voor het ophangen van door de S-bocht 30 getransporteerde buis.

Ter verdere verhoging van de biologische acceptatie van een 4 toiletinrichting volgens de uitvinding is de oprolbare buis vervaardigd van biologisch afbreekbaar materiaal.

Daardoor is bereikt, dat hetgeen door de toiletinrichting volgens de uitvinding aan "afvalmateriaal" wordt geproduceerd volledig 5 biologisch afbreekbaar is, zowel de oprolbare buis, al of niet in stukken geknipt, als de zich daarin bevindende excrementen.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin:

Figuur 1 een schetsmatige weergave is van een op zich 10 bekende toiletwagen, zoals die vaak wordt gebruikt bij grote evenementen;

Figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede is van een toi1etinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 3 een schematische weergave is van een andere uitvoeringsvorm van een toiletinrichting volgens de uitvinding.

15 In figuur 1 is met verwijzingscijfer 1 een op zich bekende toiletwagen aangegeven. Een dergelijke toiletwagen omvat in het algemeen een behuizing 2, eventueel een dak 3, eventueel enige vensters 4, een onderstel met wielen 5, en een trekstang 6.

Dergelijke toiletwagens worden vaak opgesteld bij grote 20 evenementen, maar ook op terreinen waar gebouwd wordt. Zij zijn voorzien van een of meer urinoirs en een of meer toiletten, welke op zich bekend zijn en niet nader in figuur 1 zijn aangeduid. Het voordeel van toiletwagens is dat zij op velerlei plaatsen kunnen worden opgesteld. Het nadeel is echter dat voor het gebruik van de urinoirs en in het bijzonder 25 het gebruik van de toiletten een aanzienlijke hoeveelheid water nodig is. Dat water moet zowel worden aangevoerd als, verontreinigd met excrementen, weer worden afgevoerd. Het laatste houdt tevens in, dat er reiniging van het met excrementen verontreinigde water moet worden uitgevoerd. De aanvoer van het water kan op twee manieren geschieden. De 30 eerste manier is dat ter plaatse waar de wagen wordt opgesteld een aansluiting op het waterleidingnet aanwezig is of wordt verzorgd. De 5 andere is dat het spoelwater in de toiletinrichting 1 aanwezig is. In beide gevallen moet uit de toiletwagen 2 verontreinigd water worden afgevoerd. Bekend is dat voor een geringe hoeveelheid excrementen altijd een aanzienlijke hoeveelheid water nodig is.

5 Een toiletinrichting volgens de uitvinding echter heeft geen toevoer van water nodig en heeft als af te voeren materiaal slechts de door de mensen afgescheiden excrementen en niet een extra hoeveelheid water.

Figuur 2 toont een schetsmatige tekening van een 10 toiletinrichting volgens de uitvinding in gebruik. In figuur 2 is met verwijzingscijfer 10 de toiletinrichting weergegeven. De toiletinrichting 10 omvat een schematisch met verwijzingscijfer 11 weergegeven bak 11. Op de bak 11 is een buisvormig orgaan 12 aangebracht. Het buisvormige orgaan 12 heeft aan de bovenzijde een invoeropening 26. Rond de invoeropening 26 15 is een zitplateau 13 aangebracht. Rond het buisvormige orgaan 12 is een samengevouwen buis 25 van flexibel materiaal aangebracht. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de wijze van samenvouwen voor de onderhavige uitvinding niet ter zake doet mits bij het trekken aan het flexibele materiaal dat zich uitstrekt door het buisvormige orgaan 12 in de 20 richting van een onder het buisvormig orgaan opgesteld wiel 18 het buisvormig materiaal door het buisvormige orgaan 12 kan worden getrokken in de richting van de pijl 27. Het buisvormige materiaal 25 is opgevouwen of anderszins in elkaar gedrukt aan de buitenzijde van het buisvormige orgaan 12. In de richting van de pijl 27 komt het flexibele buisvormige 25 materiaal 25 vanuit het buisvormig orgaan 12 terecht in het binnenste van de bak 11. In de bak 11 is een afknijpinrichting 14 aangebracht welke met behulp van een motor 15 aan te drijven is om het flexibele materiaal met behulp van afknijpelementen 14 luchtdicht af te sluiten door de elementen 14 tegen elkaar aan te drukken. Vermeld zij dat in plaats van een motor 30 15 ook handmatig bediende middelen kunnen zijn aangebracht voor het uitvoeren van de functie welke hier is beschreven als te worden 6 uitgevoerd door motor 15 namelijk het tegen elkaar aandrukken van de elementen 14. Verder naar binnen gaande in de bak 11 is een geleiderelement 16 met een tegengeleiderelement 17 aangebracht. Een wiel 18, bij voorkeur voorzien van een sleuf 28 kan worden gedraaid in de 5 richting van de pijl 29. Daartoe is in figuur 2 een motor 19 aangegeven. Tevens is in figuur 2 een bedieningspaneel 26 met bedieningstoetsen 27 aangegeven voor het bedienen van de motoren 19 en 15. Zoals echter hiervoor is aangegeven kan motor 15 worden vervangen door een handbediening en op dezelfde wijze kan ook motor 19 worden vervangen door 10 een handbediening. Aan de onderzijde van wiel 18 is een geleiderbaan 20 aangebracht, die tangentieel op de omtrek van het wiel 18 aansluit. Bij een uitmonding van de baan 20 zijn messen 21 en 22 aangebracht.

De werking van de in figuur 2 weergegeven inrichting is als volgt. Indien een persoon 23 zich wil ontlasten zoals aangegeven met 15 verwijzingscijfer 24 in figuur 2 bevinden de elementen 14 zich in de stand waarin zij naar elkaar toe zijn bewogen en het gedeelte van de flexibele buis 25 boven de zo tot stand gebrachte afsluiting afsluiten van het gedeelte van de flexibele buis tussen de geleiders 16 en 17 en rond het wiel 28.

20 Nadat de persoon 23 zich heeft ontlast wordt de inrichting in werking gesteld. De elementen 14 worden uit elkaar bewogen zoals aangegeven met de dubbele pijl 30. Tevens wordt de motor 19 bekrachtigd waardoor het wiel 18 in de door pijl 29 aangegeven richting gaat draaien. Daardoor wordt ervoor gezorgd dat de flexibele buis welke gevuld is met 25 ontlasting tussen de geleiders 16 en 17 wordt doorgetrokken en rond het wiel 18 wordt gevoerd in de richting van de messen 21 en 22.

Het is gebleken dat de S-vormige bocht, welke word gevormd door het element 16 met behulp waarvan de flexibele buis kan worden samengeperst tussen het element 16 en het oppervlak 31 van en in het wiel 30 18 gevormde gleuf 28 een bijzonder gunstig effect heeft op het verwijderen van gassen uit de ontlasting alsmede voor het samenpersen 7 daarvan in de gleuf 28 welke rond het wiel 18 loopt. Nadat het wiel 18 voldoende is rondgedraaid om de buis 25 in de richting van de pijl 27 afgegeven ontlasting en andere excrementen rond het wiel 18 te voeren is een schoon stuk van het flexibele materiaal 25 in de richting van de pijl 5 27 in het buisvormige orgaan 12 toegevoerd en kunnen de afknijpelementen 14 weer naar elkaar toe worden bewogen. Op dat moment is de toi 1 et-inrichting 10 weer gereed om de excrementen van een volgend persoon op te nemen.

Bij de volgende gebruiker van de inrichting gaat de hele 10 bovenbeschreven procedure opnieuw in gang. Als gevolg daarvan beweegt het met excrementen gevulde flexibele buismateriaal tussen de messen 21 en 22 door. De messen 21 en 22 zijn in staat om een hoeveelheid met excrementen gevuld buismateriaal te scheiden van een verdere hoeveelheid met excrementen gevuld buismateriaal dat zich nog rond het wiel 18 bevindt in 15 de gleuf 28.

Bij voorkeur is het flexibele buismateriaal opgedeeld in van elkaar gescheiden stukken met vaste lengtes en zijn de door de inrichting 18 bewerkstelligde transportafstanden zodanig ingesteld, dat de messen 21 en 22 telkens een snede aanbrengen in het buismateriaal waar 20 zich geen excrementen bevinden en eventueel bijvoorbeeld door verwarming de afgesneden einden dicht te lassen.

Een alternatief hiervoor is om de elementen 14, telkens nadat een hoeveelheid flexibel buismateriaal is doorgevoerd, tegen elkaar aan te drukken met het flexibele buismateriaal daartussen en bijvoorbeeld 25 door verwarming een kleine lengte buismateriaal af te sluiten.

Om het buisvormige orgaan 12 is zoals aangegeven is met verwijzingscijfer 25 een grote lengte buisvormig materiaal aangebracht. Te denken valt aan een samengevouwen of in elkaar geschoven lengte van 300 meter.

30 Per persoon is in het algemeen niet meer dan een lengte van 30 tot 40 centimeter vereist.

8

De opgerolde buis van flexibel materiaal 25 is bij voorkeur van biologisch afbreekbaar materiaal. Dat heeft als voordeel dat na gebruik zowel de excrementen als de buis van flexibel materiaal in het milieu geheel zullen verdwijnen.

5 Vermeld zij dat de messen 21 en 22 slechts een uitvoeringsvorm zijn van de inrichting volgens de uitvinding en dat de aanwezigheid van de messen 21 en 22 niet is vereist. De buis van flexibel materiaal gevuld met excrementen kan door het wiel 18 ook in de ruimte 31 worden afgelegd zonder dat de buis van flexibel materiaal, gevuld met 10 excrementen, in delen wordt opgesneden.

In figuur 3 is in doorsnede een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven voor het buisvormige orgaan 12. Het buisvormige orgaan 12 is hier aangeduid met het verwijzingscijfer 12a en is enigszins gebogen van vorm. Dat maakt het mogelijk deze 15 uitvoeringsvorm te gebruiken voor het urineren. De urine treedt dan binnen in de richting van de pijl 32. Op dezelfde wijze als hiervoor beschreven in het kader van figuur 2 sluiten op dat moment de elementen 14 de flexibele buis af en zodra de persoon gereed is met urineren wordt het met urine gevulde gedeelte doorgedraaid op de wijze zoals hiervoor 20 beschreven in het kader van figuur 2 met betrekking tot een met excrementen gevulde buis van flexibel materiaal van de hiervoor beschreven toiletinrichting waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen vaste en vloeibare excrementen.

Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat zowel vloeibare 25 als vaste excrementen na de excretie uit het menselijk lichaam in een volledig af te sluiten omgeving van het flexibele buisvormige materiaal terecht komen en niet meer met het milieu in aanraking zullen komen. Uiteraard is in dit opzicht de afgesloten bak 11 een voorkeursuitvoeringsvorm maar blijft het uiteraard mogelijk om de met 30 excrementen gevulde, niet of wel in stukken gesneden, flexibele buis 12 welke uit het wiel 18 te voorschijn komt waar dan ook te deponeren. Het 9 moge duidelijk zijn dat daarbij op zich geen gevaar voor vrijkomen van de in de buis aanwezige excrementen aanwezig is.

In het voorgaande is als voorbeeld een toiletinrichting in de vorm van een toiletwagen beschreven. Aangezien er geen toevoer van 5 vloeistof nodig is alsmede geen afvoer van vloeistof nodig is voor een correcte werking van de toiletinrichting volgens de uitvinding kan de toiletinrichting volgens de uitvinding letterlijk overal worden gebruikt. In de bovenstaande beschrijving is nog sprake van gemotoriseerd draaien van het wiel 18, daarbij is echter ook aangegeven, dat handmatig draaien 10 van het wiel 18 tot de mogelijkheden behoort zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Naast de reeds in het begin genoemde toepassing in een toiletwagen bij een groot evenement valt te denken aan de volgende situaties waarbij een toiletinrichting volgens de uitvinding van bijzonder nut kan zijn.

15 In de eerste plaats kan worden gedacht aan vaartuigen.

Daarbij is een voordeel dat de excrementen, zowel vloeibaar als vast, vooralsnog opgeborgen in de buis van flexibel materiaal kunnen worden geloosd. Pas na enige tijd zal de buis van flexibel materiaal biologisch worden afgebroken, waarbij tegelijkertijd ook de daarin opgenomen 20 excrementen zullen worden verwijderd uit het milieu.

Een bijzonder voordelige toepassing van een toiletinrichting volgens de uitvinding wordt gevonden in de luchtvaart. In de luchtvaart is bekend dat elke kilogram die door het vliegtuig omhoog moet worden gebracht en moet worden getransporteerd een 25 aanzienlijke hoeveelheid brandstof kost. Dat is zowel in economisch opzicht als gezien vanuit milieu-oogpunt vanwege de daartoe verbruikte brandstof een niet gewenste situatie. Niettemin is het tot nu toe niet goed mogelijk gebleken om een vliegtuig met honderd tot wel vijfhonderd passagiers te voorzien van een toiletinrichting waarbij geen vloeistof 30 wordt verbruikt en die vloeistof moet zowel omhoog als weer omlaag worden gebracht en op de grond verder worden verwerkt. Een toiletinrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding brengt voor de luchtvaart het grote voordeel mee, dat enkele tientallen liters spoel vloeistof niet meer nutteloos, d.w.z. zonder bij te dragen aan het economisch nut van het vliegen, omhoog en omlaag en van de ene plaats naar de andere plaats 5 moeten worden gebracht.

Nog andere voertuigen waarbij de onderhavige uitvinding met voordeel kan worden toegepast zijn te vinden in treinen, trams, bussen, in het bijzonder tourbussen.

Claims (11)

1. Toiletinrichting gekenmerkt door een buisvormig orgaan, middelen voor het aanbrengen van een oprolbare buis van flexibel 5 materiaal rond een buitenzijde van het buisvormige orgaan, waarbij de oprolbare buis van flexibel materiaal is aangebracht om de buitenzijde van het buisvormige orgaan en zich vanaf de buitenzijde van het buisvormige orgaan uitstrekt door het buisvormige orgaan vanaf een invoeropening van het buisvormige orgaan, en door middelen voor het 10 transporteren van de oprolbare buis van flexibel materiaal door het buisvormige orgaan vanaf de invoeropening naar een uitgang van het buisvormige orgaan.

2. Toiletinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het transporteren van de oprolbare buis van flexibel 15 materiaal door het buisvormige orgaan vanaf de invoeropening naar een uitgang van het buisvormige orgaan middelen omvatten voor het voeren van de oprolbare buis door een S-bocht.

3. Toiletinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat eerste afknijpmiddelen zijn aangebracht voor het afknijpen van de 20 oprolbare buis tussen de S-bocht en de uitgang van het buisvormige orgaan.

4. Toiletinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat tweede afknijpmiddelen zijn aangebracht voor het afknijpen van een door de S-bocht getransporteerd deel van de buis uit flexibel materiaal.

5. Toiletinrichting volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat knipmiddelen zijn aangebracht voor het afknippen van stukken van door de S-bocht getransporteerde buis.

6. Toiletinrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat een bak is aangebracht voor het opvangen van door de S-bocht 30 getransporteerde buis.

7. Toiletinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de oprolbare buis is vervaardigd uit biologisch afbreekbaar materiaal.

8. Verplaatsbare toiletwagen gekenmerkt door een toiletinrichting volgens een der voorgaande conclusies.

9. Vaartuig gekenmerkt door een toiletinrichting volgens een der voorgaande conclusies.

10. Vliegtuig gekenmerkt door een toiletinrichting volgens een der voorgaande conclusies.

11. Voertuig gekenmerkt door een toiletinrichting volgens een 10 der voorgaande conclusies.