NL1019094C2 - Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. Download PDF

Info

Publication number
NL1019094C2
NL1019094C2 NL1019094A NL1019094A NL1019094C2 NL 1019094 C2 NL1019094 C2 NL 1019094C2 NL 1019094 A NL1019094 A NL 1019094A NL 1019094 A NL1019094 A NL 1019094A NL 1019094 C2 NL1019094 C2 NL 1019094C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
feed
animal
parameter
amount
measuring
Prior art date
Application number
NL1019094A
Other languages
English (en)
Inventor
Lucien Eliza Niels Voogd
Karel Van Den Berg
Original Assignee
Lely Entpr Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=19774114&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL1019094(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Lely Entpr Ag filed Critical Lely Entpr Ag
Priority to NL1019094A priority Critical patent/NL1019094C2/nl
Priority to CA2405941A priority patent/CA2405941C/en
Priority to IL15204902A priority patent/IL152049A0/xx
Priority to DK02079047T priority patent/DK1300075T3/da
Priority to EP06076230A priority patent/EP1698227A3/en
Priority to US10/261,667 priority patent/US7530327B2/en
Priority to EP08075790A priority patent/EP2014157A3/en
Priority to EP02079047A priority patent/EP1300075B1/en
Priority to AT02079047T priority patent/ATE347798T1/de
Priority to DE60216685T priority patent/DE60216685T2/de
Priority to JP2002291281A priority patent/JP2003158933A/ja
Publication of NL1019094C2 publication Critical patent/NL1019094C2/nl
Application granted granted Critical

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • A01K5/0275Automatic devices with mechanisms for delivery of measured doses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET AUTOMATISCH AFGEVEN VAN TEN MINSTE TWEE SOORTEN VOEDER AAN DIEREN
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting 5 voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren volgens de aanhef van conclusie 1.
Een dergelijke inrichting, ook wel bekend als voe-dermenginrichting, is algemeen bekend. Deze bekende inrichting functioneert naar behoren en biedt de dieren voldoende 10 gemengd voeder aan.
Het is een doel van de uitvinding een verbeterde inrichting voor het automatisch afgeven van voeder aan dieren te verschaffen.
Hiertoe bevat een inrichting voor het automatisch 15 afgeven van voeder aan dieren van de boven beschreven soort volgens de uitvinding de maatregelen volgens het kenmerk van conclusie 1. De uitvinding berust op het inzicht dat, hoewel door de bekende inrichting een voldoende hoeveelheid voeder aan de dieren wordt aangeboden, de voederopname van de die-20 ren afhankelijk blijkt te zijn van bepaalde variërende omstandigheden. Verder blijken bijvoorbeeld de hoeveelheid en kwaliteit van door een melkdier geleverde melk ook afhankelijk te zijn van bepaalde variërende omstandigheden. Volgens de uitvinding wordt hierin verbetering gebracht door met pa-25 rametermeetmiddelen automatisch de momentane waarde van een dergelijke omstandigheid, de variabele parameter genoemd, te meten en het daarbij behorende parameterwaardesignaal te verwerken in het stuursignaal. Aldus kan bij het toevoeren van voeder automatisch rekening worden gehouden met de veran-30 dering in de parameter. Hierdoor kan het bovendien aantrekkelijker worden voor een dier om meer voeder tot zich te nemen.
De variabele parameter kan een dieronafhankelijke dan wel dierafhankelijke parameter zijn.
In een uitvoering van een inrichting volgens de 35 uitvinding bevatten de parametermeetmiddelen atmosfeercondi- 2 tiemeetmiddelen voor het meten van de atmosfeercondities en voor het afgeven van een atmosfeerindicatiesignaal aan het stuurorgaan. Het is gebleken dat de voederopname per dier onder meer afhankelijk is van luchtvochtigheid, temperatuur, 5 luchtdruk, en windsnelheid. Door de hoeveelheid en verhouding van toe te voeren voedersoorten aan deze omstandigheden aan te passen kan voor een gewenste voederopname worden gezorgd .
In een verdere uitvoering van een inrichting vol-10 gens de uitvinding bevatten de parametermeetmiddelen een klok voor het meten van het tijdstip van de dag en de datum en voor het afgeven van een tijdsignaal aan het stuurorgaan. Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de hoeveelheid en verhouding van toe te voeren voedersoorten waarbij een opti-15 male voederopname wordt verkregen afhankelijk is van het tijdstip van de dag. Zo is gebleken dat het voederopnamege-drag 's ochtends, 's middags en 's avonds per dier kan verschillen. Verder is uit langdurig onderzoek gebleken dat de hoeveelheid en verhouding van toe te voeren voedersoorten 20 waarbij een optimale voederopname wordt verkregen afhankelijk is van de periode van het jaar. Zo blijken dieren in de winter de voorkeur te geven aan droger voedermengsel.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding bevatten de parametermeetmiddelen midde-25 len voor het meten van de conditiescore van een dier en voor het afgeven van een conditiescoresignaal aan het stuurorgaan. Het is gebleken dat de verhouding en hoeveelheid van de toe te voeren voedersoorten waarbij een optimale voederopname wordt verkregen afhankelijk is van de conditiescore 30 van het dier. Tevens kunnen dan de verhouding en de hoeveelheid van toe te voeren voedersoorten worden aangepast om een verbetering in de conditiescore te verkrijgen. Wanneer bijvoorbeeld de conditiescore aangeeft dat het dier in vergelijking met zijn standaardconditiescore een afwijkende waar-35 de heeft, dan kunnen de hoeveelheid en verhouding van toe te 3 voeren voedersoorten ervoor zorgdragen dat het dier juist de benodigde voedersoorten beter opneemt.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding bevatten de parametermeetmiddelen midde-5 len voor het per dier bepalen van de vreetsnelheid, en voor het aan het stuurorgaan afgeven van een vreetsnelheidsig-naal. Uit langdurig onderzoek is gebleken dat de vreetsnelheid van het dier een indicatie is voor de hoeveelheid en verhouding van voedersoorten welke het dier het meest smake- 10 lijk vindt.
In een verdere voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding bevatten de parametermeetmiddelen middelen voor het meten van de melkgift van het dier. Hierdoor is het mogelijk de melkgift te optimaliseren door een is geschikte hoeveelheid en verhouding van toe te voeren voedersoorten te bepalen. Hoewel de relatie tussen de energie-inhoud van het voeder en de melkgift op zich bekend is, berust de uitvinding op het inzicht dat een automatische terugkoppeling door de melkgift te meten snel tot een aanpas- 20 sing van de optimale voedering kan leiden.
In nog een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding bevatten de parametermeetmiddelen middelen voor het meten van de hoeveelheid van een ingrediënt in de door een melkdier afgegeven melk, zoals eiwit en/of 25 vet en/of mineralen en/of aminozuren, en voor het afgeven van een desbetreffend signaal aan het stuurorgaan. Hierdoor is het mogelijk er continu voor te zorgen dat in het totaal aan een dier aan te bieden voeder de benodigde ingrediënten voor dat dier aanwezig zijn, teneinde de juiste hoeveelheden 30 ingrediënten, zoals vetten, eiwitten, suikers, en dergelijke, in de van dat dier verkregen melk te verschaffen.
Teneinde de betreffende gegevens' te kunnen invoeren is de computer voorzien van een invoerorgaan voor het invoeren van gegevens in het geheugen.
35 4
Aangezien sommige van de bovengenoemde gegevens niet bij een boer bekend zijn, is het voordelig wanneer het stuurorgaan geschikt is voor het zelf genereren van gegevens voor het geheugen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat het 5 stuurorgaan de hoeveelheid en verhouding van aan te bieden voeder bij een bepaalde omgevingstemperatuur verandert, en steeds bij elke gekozen hoeveelheid en verhouding de opname van het dier bepaalt. Aldus is het mogelijk dat het stuurorgaan zelf de optimale hoeveelheid en verhouding bij een be-10 paalde omgevingstemperatuur bepaalt.
Daar een dier zich continu ontwikkelt, heeft het voordeel wanneer de gegevens continu worden bij gewerkt, zodat bij het bepalen van de hoeveelheid en verhouding van aan te bieden voedersoorten kan rekening worden gehouden met een 15 zich ontwikkelend dier.
Teneinde voor bepaalde dieren bepaalde additieven zoals medicijnen te kunnen toevoegen, heeft het voordeel wanneer de inrichting is voorzien van een additievenorgaan voor het toevoegen van additieven aan de voedertrog.
20 In een voorkeursuitvoering van een inrichting vol gens de uitvinding is de inrichting voorzien van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier, en voor het aan het stuurorgaan afgeven van een opgenomen-hoeveelheidsignaal. Wanneer de inrichting 25 is voorzien van een detectie-inrichting voor het op een tijdstip na een afgifte van een hoeveelheid voeder bepalen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog en voor het in afhankelijkheid van het hoeveelheidbepalingsresultaat afgeven van een signaal, kan bijvoorbeeld de vreetsnelheid per voedersoort van 30 een dier worden gemeten. In het bijzonder bevat de detectie-inrichting een weegorgaan voor het wegen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog, hoewel andere middelen zoals beeld-herkenningsapparatuur eveneens toepasbaar zijn.
Teneinde te voorkomen dat een dier na zijn voeder-35 beurt bij een voedertrog blijft wachten, is in een uitvoe- 5 ring van een inrichting volgens de uitvinding de voedertrog een door een afsluiter afsluitbare voedertrog, waarbij het stuurorgaan tevens geschikt is voor het sturen van de bediening van de afsluiter.
5 Een inrichting volgens de uitvinding is onder meer toepasbaar in melkrobots. De uitvinding is echter in het bijzonder voordelig wanneer de inrichting een voerzuil is, waarbij verscheidene dieren tegelijk van de inrichting gebruik kunnen maken. Hiertoe is de voerzuil op een op zich bekende 10 manier voorzien van een rondom een centrale as gelegen raamwerk, waaraan een aantal voertroggen en voorraadbakken zijn aangebracht.
Hoewel in de computer de gegevens met betrekking tot de soort voeder respectievelijk de daarbij behorende voorraad-15 bakken kunnen worden ingevoerd, heeft het de voorkeur wanneer de inrichting is voorzien van voederbepalingsmiddelen voor het bepalen van de soort voeder in een voorraadbak. Dergelijke voederbepalingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een olfactometer, een kleurmeter of beeldherkenningsapparatuur omvatten.
20 Een voordelige uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van een opvangbak, waarbij de transportmiddelen een eerste transporteur bevatten voor het transporteren van een hoeveelheid voeder van de voorraadbak naar de opvangbak en een 25 tweede transporteur voor het transporteren van de hoeveelheid voeder van de opvangbak naar de voertrog. Bij voorkeur is de opvangbak voorzien van een weeginrichting voor het meten van in de opvangbak aanwezig voeder. Hiermee is het mogelijk de hoeveelheid voeder vast te stellen die aan de voedertrog kan 30 worden afgegeven.
Hoewel het voeder door een aparte uitneeminrichting uit de opvangbak kan worden genomen, heeft het vanwege eenvoud van constructie voordeel wanneer voor het uitnemen geen afzonderlijke inrichting wordt gebruikt. Een kantelbare opvangbak, 35 waarbij voeder na kanteling uit de opvangbak valt, is moge- 6 lijk. Teneinde echter het hygiënische gebruik van de inrichting te verbeteren, heeft het de voorkeur wanneer de opvangbak een te openen bodem heeft. Bij voorkeur is de opvangbak voorzien van een stuurorgaan voor het sturen van het openen van de 5 bodem. Het is bijzonder geschikt gebleken wanneer de tweede transporteur een valbuis respectievelijk een valgoot is.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren, zoals koeien, welke werkwijze de stap bevat 10 van het in een bepaalde hoeveelheid en in een bepaalde verhouding gezamenlijk respectievelijk gemengd aan een voedertrog toevoeren van de voedersoorten, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het meten van een momentane waarde van een variabele parameter en het verschaffen van een parameter-15 waardesignaal, waarbij het in een bepaalde hoeveelheid en in een bepaalde verhouding gezamenlijk respectievelijk gemengd aan een voedertrog toevoeren van de voedersoorten afhankelijk is van het parameterwaardesignaal. Bij voorkeur wordt als variabele parameter een dieronafhankelijke dan wel dierafhanke-20 lijke parameter gekozen.
Bij voorkeur wordt als variabele parameter de at-mosfeerconditie gekozen. Alternatief of aanvullend wordt als variabele parameter het tijdstip van de dag respectievelijk de datum gekozen. Alternatief of aanvullend wordt als varia-25 bele parameter de conditiescore van een dier gekozen. Alternatief of aanvullend wordt als variabele parameter de vreet-snelheid van een dier gekozen. Alternatief of aanvullend wordt als variabele parameter de melkgift van het dier gekozen. Alternatief of aanvullend wordt als variabele parameter 30 de hoeveelheid van een ingrediënt in de door een melkdier afgegeven melk, zoals eiwit en/of vet en/of mineralen en/of aminozuren gekozen. Alternatief of aanvullend wordt als variabele parameter de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier gekozen.
35 7
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont:
Figuur 1 schematisch een uitvoering, in de vorm van 5 een voerzuil, van een inrichting volgens de uitvinding m dwarsdoorsnede,
Figuur 2 schematisch in zijaanzicht een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding geïntegreerd in een melkbox, 10 Figuur 3 een eerste uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 4 een tweede uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen 15 door een dier in een inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 5 een derde uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 6 een vierde uitvoering van middelen voor 20 het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding, en
Figuur 7 een vijfde uitvoering van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een dier in een inrichting volgens de uitvinding.
25
Een raamwerk 1 is in de getekende uitvoering van figuur 1 rondom een centrale as 2 aangebracht, en heeft een in hoofdzaak cirkelvormige omtrek. Aan de bovenzijde van het raamwerk 1 bevinden zich een aantal voorraadbakken 9, 10 30 (waarvan er twee zijn weergegeven) . Aan het raamwerk 1 zijn hiertoe niet nader aangeduide voorzieningen aangebracht voor het plaatsen van de voorraadbakken 9, 10. Elke voorraadbak 9, 10 bevat een bepaalde voedersoort.
Het raamwerk 1 is voorzien van scheidingswanden 4 35 die demontabel op het raamwerk 1 zijn aangebracht.
8
Voertroggen 6 voor de dieren zijn in het onderste gedeelte van de inrichting in cirkelvormige opstelling geplaatst. Door de geometrie van de inrichting, in het weergegeven geval dus een voerzuil, wordt bereikt dat de constructie 5 weinig ruimte inneemt, terwijl de bereikbaarheid van de voerzuil voor de dieren vanuit alle richtingen optimaal is.
De voerzuil bevat verder transportmiddelen omvattende een eerste transporteur 11 en een tweede transporteur 3 voor het van de voorraadbak 9, respectievelijk 10 naar de be-ïo treffende voedertrog 6 transporteren van voeder. Het voeder kan rechtstreeks van de voorraadbakken 9, 10 naar de voeder-troggen 6 worden getransporteerd. In het weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld is een, bijvoorbeeld centraal geplaatste, op-vangbak 12 voorzien, die een hoeveelheid voeder opvangt die 15 door de eerste transporteur 11 van de voorraadbak 9, 10 naar de opvangbak 12 wordt getransporteerd. Als eerste transporteur 11 kan een vijzel, grijper, transportband of elke andere op zich bekende constructie voor het transporteren van voeder worden gebruikt.
20 Een tweede transporteur 3, bij voorkeur een valbuis respectievelijk valgoot, is geschikt voor het transporteren van de hoeveelheid voeder van de opvangbak 12 naar de betreffende voedertrog 6. Teneinde het voeder naar de betreffende voedertrog 6 te transporteren is het voordelig wanneer de val-25 buis 3 roteerbaar in de voerzuil is gemonteerd. De valbuis respectievelijk de valgoot is bij voorkeur van RVS vervaardigd.
De inrichting is voorzien van een stuurorgaan 19. Dit stuurorgaan 19 stuurt de onderdelen van de inrichting zo-3 0 danig dat voedersoorten in een bepaalde verhouding en met een bepaalde hoeveelheid aan de voedertrog 6 worden toegevoerd.
De inrichting kan zijn voorzien van voederbepalings-middelen 5 voor het bepalen van de soort voeder in een voorraadbak 9, 10. Dergelijke voederbepalingsmiddelen kunnen bij-35 voorbeeld een olfactometer, een kleurmeter of beeldherken- 9 ningsapparatuur omvatten (zoals bijvoorbeeld beschreven m het
Amerikaanse octrooischrift 4.843.561).
De opvangbak 12 heeft voor het naar de valbuis 3 overbrengen van een hoeveelheid van een voedersoort 14 een te 5 openen bodem. Dit wordt in het weergegeven voorbeeld gerealiseerd doordat de bodem van de opvangbak 12 twee, om een as 15 scharnierbare helften 16 en 17 heeft. Wanneer de helften 16, 17 uit elkaar bewegen, ontstaat aldus een valopening 18 waardoorheen de hoeveelheid voedersoort 14 in de valbuis 3 valt.
lo Het stuurorgaan 19, hoewel hiervoor ook een ander stuurorgaan kan dienen, stuurt het openen van de bodem van de opvangbak 12. Bij voorkeur stuurt dit stuurorgaan 19 ook de volgorde van de werking van de eerste en tweede transporteurs 11 respectievelijk 3, zodat het toevoeren van de voedersoorten 15 snel kan geschieden.
Identificatiemiddelen 7 zijn voorzien voor het identificeren van een individueel dier. In het weergegeven voorbeeld zijn de identificatiemiddelen 7 aangebracht aan het raamwerk 1, maar het zal duidelijk zijn dat de identificatie-20 middelen ook op andere plaatsen, zoals bijvoorbeeld de voeder-troggen 6, kunnen worden aangebracht. Met behulp van de identificatiemiddelen 7 wordt de identiteit van een dier dat bij een voedertrog 6 aanwezig is, automatisch vastgesteld. Met behulp van gegevens opgeslagen in het geheugen van bijvoorbeeld 25 het stuurorgaan 19 kunnen dan de voor dat dier bestemde hoe veelheden voedersoorten in een bepaalde verhouding worden af-gegeven. Met behulp van een op zich bekende weeginrichting 20 kan de door de eerste transporteur 11 in de opvangbak 12 getransporteerde hoeveelheid worden gecontroleerd. Het stuuror-30 gaan 19 stuurt verder met behulp van gegevens van de dieriden-tificatiemiddelen 7 de beweging van de valbuis 3, zodat deze zich boven de juiste voedertrog 6 bevindt. Verder stuurt het stuurorgaan 19 de aandrijving van de transporteurs 11.
Figuur 2 toont een zijaanzicht van een melkbox 22 35 die een hekwerk 23 omvat, dat nabij de omtrek van een koe 24 10 tijdens haar verblijf in de melkbox 22 is aangebracht. Aan één zijde van de melkbox 22 is een melkrobot 25 geplaatst. De melkrobot 25 omvat bijvoorbeeld een robotarm 26 met aan het uiteinde door een drager 27 ondersteunde melkbekers 28.
5 Op de robotarm 2 6 is verder nabij de melkbekers 2 8 een sensor 29 aangebracht met behulp waarvan de positie van de spenen van een te melken koe kan worden bepaald.
Nabij de voorzijde van de melkbox 22 is aan een staander 30 een voedertrog 31 bevestigd. De voedertrog 31 is io in de weergegeven uitvoeringsvorm door middel van een paral-lellogramscharnierconstructie 32 met een staander 30 verbonden. De voedertrog 31 wordt aan de onderzijde ondersteund door een steunbalk 33. Tussen de steunbalk 33 en de onderzijde van de voedertrog 31 is verder een meetinrichting 34 15 aangebracht met behulp waarvan het gewicht van de voedertrog 31 met inhoud kan worden bepaald. In het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld omvat de meetinrichting 34 een piëzoelement. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot deze specifieke manier waarmee de inhoud van de voedertrog 20 kan worden gemeten, en later zullen enige alternatieve manieren voor het bepalen van het gewicht van de voedertrog met inhoud worden beschreven.
Boven de voedertrog 31 is aan de staander 3 0 een voederdoseerinrichting 35 aangebracht, omvattende een aantal 25 voorraadbakken (niet weergegeven) en elk voor het bevatten van een voedersoort en een valbuis. De voederdoseerinrichting 35 omvat een reservoir 36 omgevende de voorraadbakken voor de voedersoorten. Tegen de buitenwand van het reservoir 36 is een ontvanger 37 aangebracht, die deel uitmaakt van 30 overigens niet nader weergegeven identificatiemiddelen. De ontvanger 37 kan de signalen ontvangen van een zender 38, die bijvoorbeeld op een halsband 3 9 om de nek van de koe 24 is aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat verschillende soorten identificatiemiddelen toepasbaar zijn in de uitvin-35 ding en dat de uitvinding niet tot één soort identificatie- 11 middelen is beperkt. Verder kunnen de ontvanger en de zender op andere plaatsen zijn aangebracht. Zo kan de ontvanger bij voorbeeld op de voedertrog 31 geplaatst zijn en de zender geïmplanteerd zijn in de koe.
5 Nabij de bovenzijde van de voertrog 31 is verder aan de staander 30 een vloeistofafgeefinrichting 40, bijvoorbeeld een sproeier aangebracht, met behulp waarvan aan het in de voedertrog 31 aanwezige voeder een hoeveelheid vloeistof, bijvoorbeeld water, of een viskeuze vloeistof zo-10 als stroop of melasse, kan worden toegevoegd.
De werking van de inrichting is als volgt:
Nadat de koe 24 de melkbox 22 is binnengegaan en de zender 38 in het ontvangstbereik van de ontvanger 37 is gekomen, wordt de koe 24 automatisch door de identificatiemid-15 delen geïdentificeerd. Per koe zijn op een op zich bekende manier in een geheugen 41 van een computer 42 gegevens opgeslagen met betrekking tot welke voedersoorten en de hoeveelheid daarvan die een betreffende koe per voederbeurt krijgt aangeboden.
20 Wanneer een koe 24 is geïdentificeerd, versturen de identificatiemiddelen een signaal naar de computer 42, die met behulp van de gegevens opgeslagen in het geheugen 41 de voederdoseerinrichting 35 zodanig stuurt dat een bij de koe 24 behorende hoeveelheid en verhouding van voedersoorten 25 wordt afgegeven.
Daarnaast kan de hoeveelheid door een koe opgenomen voeder verder worden geoptimaliseerd, door met behulp van de vloeistofafgeefinrichting 40 een hoeveelheid vloeistof aan een voedersoort toe te voegen. Wat de hoeveelheid toe te 30 voegen vloeistof per koe per voedersoort dient te zijn, wordt per koe bepaald aan de hand van de gegevens in het geheugen 41 van de computer 42. Deze gegevens bevatten per koe een betrekking tussen de opname van de voedersoort en de toegevoegde hoeveelheid vloeistof voor het verkrijgen van 35 bij voorbeeld een gewenste melkproductie. Aldus verschaft de 12 computer 42 nadat een koe 24 is geïdentificeerd een signaal aan de vloeistofafgeefinrichting 40 voor het afgeven van de betreffende hoeveelheid vloeistof. Hierbij gebruikt de computer 42 de betreffende gegevens uit het geheugen 41.
5 Deze gegevens kunnen voor het eerste gebruik van de inrichting volgens de uitvinding in het geheugen 41 worden ingevoerd door gebruik te maken van invoermiddelen, zoals een toetsenbord 43. Dit kan worden uitgevoerd door een boer die overeenkomstig zijn ervaring waarden per koe en per voe-10 dersoort invoert. Teneinde bij het invoeren behulpzaam te zijn, en om tijdens gebruik van de inrichting de werking ervan te kunnen controleren bevat de computer 42 een beeldscherm 44 .
Bij voorkeur bevat de inrichting meetmiddelen 45 is voor het meten van de atmosfeercondities, zoals temperatuur, luchtvochtigheid, luchtdruk, windsnelheid en dergelijke. De gegevens in het geheugen 41 kunnen per koe een relatie bevatten tussen de per voedersoort toe te voegen hoeveelheid vloeistof afhankelijk van de omgevingscondities die tot een 20 gewenste voederopname leidt.
Aldus worden in het beschreven uitvoeringsvoorbeeld na een bezoek van een koe aan de melkbox de volgende gegevens in het geheugen opgeslagen: de opgenomen hoeveelheid per voedersoort, de hoeveelheid per voedersoort toegevoegde 25 vloeistof, de temperatuur, de luchtvochtigheid, de luchtdruk, de windsnelheid, en de melkgift. Wanneer een koe al het afgegeven voeder heeft opgenomen, dan worden deze gegevens door de computer in het geheugen verwerkt, zodat bij een volgend bezoek van de koe bij dezelfde omstandigheden 30 dezelfde hoeveelheden vloeistof aan de voedersoorten kunnen worden toegevoegd.
Wanneer de koe niet alle voeder heeft opgenomen, dan kan bij het volgende bezoek van de koe aan de melkbox de hoeveelheid vloeistof die aan de voedersoorten wordt toege-35 voegd of de verhouding en hoeveelheid waarin de voedersoor- 13 ten zelf worden aangeboden worden gewijzigd. Voor het wijzigen van de hoeveelheid toe te voegen vloeistof kunnen verschillende benaderingen worden genomen. Zo kan bijvoorbeeld de toe te voegen hoeveelheid vloeistof bij het volgende be-5 zoek met 5% worden verhoogd (een andere verhoging, of zelfs verlaging, is natuurlijk ook mogelijk), waarna de hoeveelheid geconsumeerd voeder wordt gemeten. De hoeveelheid vloeistof wordt dus per bezoek van de koe aan de melkbox automatisch gewijzigd totdat de koe de volledige hoeveelheid ίο van de afgegeven voedersoort heeft opgevreten. In het laatste geval worden de gegevens door de computer in het geheugen als standaardwaarden opgenomen. Anders worden ze tijdelijk opgeslagen, teneinde de mogelijkheid te verschaffen de standaardwaarden te bepalen. Hierbij kan het stuurorgaan omvat-15 tende de computer zodanig zijn geprogrammeerd dat aan bepaalde gegevens prioriteit wordt gegeven voor het bepalen van de hoeveelheid toe te voegen vloeistof. Zo is bijvoorbeeld een prioriteitsvolgorde: opgenomen hoeveelheid van de voedersoort, melkgift, luchtvochtigheid, temperatuur, lucht-20 druk, windsnelheid. Een andere volgorde is natuurlijk, afhankelijk van de wensen van de boer, eveneens mogelijk. Aldus wordt een iteratieve wijze verschaft voor het bepalen van de toe te voegen hoeveelheid vloeistof voor het verkrij-gen van de optimale voederopname.
25 De vloeistofafgeefinrichting 40 kan zijn voorzien van een verwarmingsorgaan dan wel koelorgaan 46 voor de vloeistof, dat de vloeistof op een voor optimale voerderop-name geschikte temperatuur brengt, eventueel de viskeuze vloeistof beter verwerkbaar maakt. De bediening van het ver-30 warmings-/koelorgaan 46 kan eveneens door de computer 42 worden gestuurd met behulp van gegevens afkomstig van de identificatiemiddelen en de gegevens uit het geheugen 41.
De inrichting is voorzien van een additievenorgaan 47 voor het toevoegen van additieven aan het voeder. Dit kan 35 door de computer 42 worden gestuurd, die bijvoorbeeld m af- 14 hankelijkheid van gegevens van de identificatiemiddelen en gegevens uit het geheugen 41 een klep 48 stuurt. Hierdoor kunnen voor iedere koe afzonderlijk automatisch bepaalde additieven, zoals medicijnen, vitamines, visolie, zouten, mi-5 neralen, en dergelijke aan het voeder worden toegevoegd.
Met de meetinrichting 34 wordt verder bepaald hoeveel voeder een betreffende koe tijdens de voedertijd heeft opgenomen. Tevens kan ook de hoeveelheid van de voedersoort en de hoeveelheid toegevoegde vloeistof afzonderlijk worden 10 bepaald. Deze gegevens kunnen worden gebruikt om de gegevens in het geheugen continu bij te houden, en eventueel aan te passen aan een zich veranderend eetgedrag van de koe.
Zoals boven aangeduid, zullen nu enige alternatieven voor het bepalen van het gewicht van een voedertrog, met name 15 van de hoeveelheid zich daarin bevindend voeder, worden beschreven.
In figuur 3 is schematisch een eerste uitvoering van een voedertrog 49 voor het bevatten van voeder weergegeven. Een toegangsopening 50 geeft een dier, bijvoorbeeld maar niet 20 uitsluitend een koe, toegang tot de voedertrog 49. Een op zich bekend identificatiemiddel, of wel een dierherkenningsinrich-ting 51, is nabij de voedertrog 4 9 geplaatst, en herkent een bepaald dier dat de voedertrog 49 nadert en daarvan gebruik wenst te maken. Een stuurorgaan 52 geeft met behulp van gege-25 vens van de dierherkenningsinrichting 51 een hoeveelheid van een bepaalde voedersoort af in de voedertrog 49, waarbij de hoeveelheid van de voedersoort via bijvoorbeeld een valbuis 53 in de voedertrog 49 terechtkomt.
Door de hoeveelheid van de in de voedertrog aanwezi-30 ge voedersoort te wegen, kan worden bepaald hoeveel van een bepaalde voedersoort een bepaald dier gebruikt, en tevens of er restvoeder in de voedertrog aanwezig is. Bij voorkeur zijn de middelen voor het wegen van het in de voedertrog aanwezige voeder verbonden met het stuurorgaan voor het met behulp van 35 gegevens van zowel de dierherkenningsinrichting als de midde- 15 len voor het wegen afgeven van een hoeveelheid van een voeder-soort in de voedertrog, waarbij dus rekening kan worden gehouden met de door het vorige dier achtergelaten hoeveelheid van een voedersoort.
5 In figuur 3 bevatten de middelen voor het wegen van het in de voedertrog 4 9 aanwezige voeder een om een schar-nieras 56 scharnierbare voedertrog 49. De mate van scharnie-ring wordt bepaald door het gewicht van het in de voedertrog 49 aanwezige voeder. Een inrichting 57 is aanwezig voor het ïo bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 49, en voor het daaruit afleiden van het gewicht van het in de voe dertrog 49 aanwezige voeder. De inrichting 57 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 49 omvat een meetrol 58 die in contact staat met de voedertrog. Uit de mate 15 van rotatie van de meetrol 58 kan de mate van scharniering en aldus de hoeveelheid voeder in de voedertrog 49 worden bepaald.
Doordat de inrichting 57, 58 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 49, in de dierherken-20 ningsinrichting 51 is geïntegreerd wordt een compacte constructie verkregen.
Alternatief of aanvullend kan zoals weergegeven in figuur 4, de scharnieringsbepalingsinrichting 70 voor het bepalen van de mate van scharniering van de voedertrog 60, en 25 voor het daaruit afleiden van het gewicht van het in de voedertrog 60 aanwezige voeder een krachtopnemer 71 omvatten. Hierbij steunt de voedertrog 60, in het weergegeven voorbeeld, via een steunarm 72 op de krachtopnemer 71. De voedertrog 60 scharniert hierbij om een scharnieras 73. Bij voorkeur is de 30 krachtopnemer 71 in de dierherkenningsinrichting 62 opgenomen.
In de uitvoeringsvormen zoals getoond in figuren 3 en 4, kunnen zelfs kleine verschillen in gewicht worden gemeten, doordat de scharnieras 56, 73 en de meetrol 58 respectievelijk de krachtopnemer 71 op geringe afstand van elkaar lig- 35 gen.
16
Om in ongewenste storingsgevallen, bijvoorbeeld wanneer het dier met kracht de voedertrog naar beneden duwt, te voorkomen dat de meetrol, de krachtopnemer of dergelijke worden beschadigd, kan in beide uitvoeringen zijn voorzien in een 5 veiligheidssteunnok 59 (figuur 3) respectievelijk 74 (figuur 4) voor het ondersteunen van de voedertrog 49; 60.
In de derde uitvoering, zoals schematisch weergegeven in figuur 5, omvatten de middelen voor het wegen van het in de voedereenheid aanwezige voeder een beweegbare voedertrog ïo 75. De voedertrog 75 wordt door de motor 82 die de rol 83 aandrijft heen en weer bewogen. Door deze beweging ontstaat een koppel, waarvan de grootte door een inrichting 84 voor het meten van de grootte van het koppel wordt bepaald. Uit het bepaalde koppel leidt de inrichting 84 het gewicht van de in de 15 voedertrog aanwezige hoeveelheid van een voedersoort af. De exacte correlatie tussen koppel en hoeveelheid voeder is door eenvoudige ijkproeven vooraf te bepalen.
De uitvoering volgens figuur 5 heeft een compacte constructie doordat de motor 82 voor het doen bewegen van de 20 voedertrog 75, en de inrichting 84 voor het meten van de grootte van het koppel tijdens het bewegen, en voor het uit de gemeten grootte van het koppel afleiden van het gewicht van de hoeveelheid in de voedertrog 75 aanwezige voedersoort in de dierherkenningsinrichting 77 zijn geïntegreerd.
25 De voedertrog kan zijn voorzien van middelen voor het met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting weerhouden van een dier dat op een ongewenst tijdstip van de voedertrog gebruik wenst te maken, dan wel verder gebruik van de voedertrog (bijvoorbeeld voor de resterende voedersoorten) 30 voor dat dier te verhinderen dan wel onmogelijk te maken. Hierdoor kunnen op een eenvoudige, doeltreffende en goedkope manier dieren die niet aan de beurt zijn om te worden gevoederd, worden afgeschrikt om hun kop in de voedertrog te steken, en kan een dier geleerd worden eerst de in de voedertrog 17 aanwezige voedersoort op te vreten voordat er een andere voe dersoort wordt aangeboden.
In het eerste uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in figuur 3, bevatten de middelen voor het weerhouden van een 5 dier een luidspreker 55 voor het afgeven van een dierafschrikkend geluid. Alternatief of aanvullend hierop kunnen de middelen voor het weerhouden van een dier een verlichtingsinrich-ting 54 bevatten voor het afgeven van een dierafschrikkend licht. In het bijzonder wanneer meerdere voedertroggen naast ïo elkaar zijn geplaatst, is het gebruik van afschrikkend licht gewenst, daar dit licht zodanig gericht kan worden dat dit uitsluitend effect heeft op één bepaalde voedertrog.
In de tweede uitvoering volgens figuur 4 bevatten de middelen voor het weerhouden van een dier een over de toe-15 gangsopening 61 beweegbare afsluiter 65. Wanneer de afsluiter 65 tot over de toegangsopening 61 wordt bewogen, kan de inhoud van de voedertrog 60 ontoegankelijk worden gemaakt voor een bepaald dier. In het weergegeven voorbeeld is de afsluiter 65 een schaalvormig element dat om een as 66 kan roteren. Deze as 20 66 kan een door een motor aangedreven as zijn, welke motor wordt bestuurd met behulp van gegevens van de dierherkennings-inrichting 62.
Aanvullend kan er zijn voorzien in een spanningsaf-geefinrichting 67 voor het afgeven van een dierafschrikkende 25 elektrische spanning aan de afsluiter 65. Dieren die ongewenst de voedertrog 60 naderen maken vaak contact met de voedertrog 60. In het bijzonder zullen zij de afsluiter 65 met de neus aanraken. Door juist die onderdelen van de voedertrog die regelmatig door dieren worden aangeraakt te verbinden met de 30 spanningsafgeefinrichting 67, is het mogelijk om zeer lokaal een bepaald dier af te schrikken. Op zich kan dus een derge-lijke spanningsafgeefinrichting 67 ook onafhankelijk van een afsluiter worden gebruikt.
De tweede uitvoeringsvorm bevat eveneens een stuur-35 orgaan 63 en een valbuis 64 voor het voeder.
18
De beschreven inrichtingen kunnen uiterst compact worden uitgevoerd, wanneer de middelen voor het weerhouden van een dier geïntegreerd zijn in de dierherkenningsinrichting. Alternatief kunnen de middelen voor het weerhouden van een 5 dier afzonderlijke middelen zijn.
In de derde uitvoering volgens figuur 5 wordt de afsluiter gevormd door de voedertrog 75 zelf die beweegbaar is uitgevoerd. In het weergegeven geval is de voedertrog 75 roteerbaar om een as 81 aangebracht, welke as 81 een door een 10 motor aangedreven as kan zijn, welke motor onder besturing staat van de dierherkenningsinrichting.
Om te voorkomen dat, in de stand waarin de voedertrog 75 de toegangsopening 76 afsluit, voeder uit de voedertrog 75 valt, is de voedertrog 75 voorzien van een wandgedeel-15 te 80 voor het opvangen van restvoeder. Dit wandgedeelte 80 kan tevens fungeren als voedergeleiding voor voeder dat door de valbuis 79 in de voedertrog 75 wordt afgegeven.
Zoals beschreven, wordt in de tweede en derde uitvoering een eenvoudige, doch betrouwbare constructie verschaft 20 doordat de afsluiter om een as roteert, waarbij de afsluiter wordt aangedreven door een door de dierherkenningsinrichting bestuurde motor. Teneinde naast een eenvoudige, doch betrouwbare constructie ook een compacte constructie te verschaffen, wordt bij voorkeur door een motor 68 respectievelijk 82 een 25 rol 69 respectievelijk 83 aangedreven, welke rol 69, 83 de afsluiter 65 respectievelijk 75 contacteert. In de derde uitvoeringsvorm steunt aldus de voedertrog 75 via de rol 83 op de dierherkenningsinrichting 77.
Hoewel voor de rol 83 een afzonderlijke koppelrol 30 kan worden gebruikt, heeft het de voorkeur wanneer de rol 83 zowel de functie uitvoert van aandrijving van de afsluiter, in dit geval de voedertrog 75 zelf, als die van koppelrol respectievelijk meetrol. Natuurlijk kan het koppel in het alternatieve geval waarin de voedertrog 75 wordt bewogen door de door 35 een motor aangedreven as 81 ook via die motor worden gemeten.
19
De vierde uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur 6, bevat zowel middelen voor het met behulp van gegevens van de dierherkenningsinrichting 87 weerhouden van een dier dat de voedertrog 85 wenst te gebruiken, als middelen voor het 5 wegen van het in de voedertrog 85 aanwezige voeder.
De weerhoudingsmiddelen worden gevormd door een afzonderlijke, rond een as 90 roteerbare afsluiter 91. De afsluiter 91 wordt in rotatie gebracht door een rol 92 die in contact met de afsluiter 91 kan komen, en wordt aangedreven ίο door een motor 93 die door de dierherkenningsinrichting 87 wordt bestuurd.
De weegmiddelen worden in dit voorbeeld gevormd door een rond een as 94 roteerbare voedertrog 85. De voedereenheid 85 is in contact te brengen met de rol 92, en wordt aan een 15 heen en weer gaande beweging onderworpen door correcte bediening van de motor 93 die de rol 92 aandrijft. Door de beweging van de voedertrog 85 wordt een koppel opgewekt, dat kan worden gemeten door de koppelmeetinrichting 95.
In de in figuur 6 weergegeven situatie maakt de rol 20 92 contact met de voedertrog 85, en kan deze voedertrog in be weging worden gebracht voor bepaling van de hoeveelheid in de voedertrog 85 aanwezige voedersoort. Nadat een dier de voeder-soort heeft genuttigd kan de hoeveelheid resterende voedersoort door koppelmeting worden bepaald. Hierna wordt de rol 92 25 zodanig door de motor 93 bediend, dat deze gedeeltelijk over de toegangsopening 86 komt te liggen. Een meenemer 96 op de voedertrog 85 neemt daarbij de afsluiter 91 mee, totdat deze in contact komt met de rol 92. De rol 92 bedient daarna de afsluiter 91 zodanig dat deze de volledige toegangsopening 86 30 afdekt. Doordat de voedertrog 85 niet meer in contact is met de rol 92 valt deze terug naar de uitgangspositie, waarin eventueel een volgende voedersoort via de valbuis of valgoot 89 kan worden toegevoerd.
De vijfde uitvoeringsvorm volgens figuur 7, ver-35 schilt van die van figuur 6 door de plaatsing van de schar- 20 nieras 104 waaromheen de voedertrog 97 roteert. De scharnieras 104 is dicht bij de rol 101 voor het aandrijven van de voedertrog 97 en het meten van het koppel geplaatst, om zeer kleine verschillen in hoeveelheid voeder te meten. Tevens is er een 5 aanslag 103 om overvloedige beweging van de voedertrog 97 te voorkomen. De afsluiter 100 voor het afsluiten van de toe-gangsopening 98 scharniert om de as 102.
De uitvinding zal hierna nader worden verduidelijkt aan de hand van een aan een koe aan te bieden voer-ïo rantsoen dat kan worden opgebouwd uit de volgende vier voe-dersoorten: krachtvoer, kuilgras, maïs en bierbostel. Het zal echter duidelijk zijn dat andere voedersoorten kunnen worden toegevoegd en/of bepaalde voedersoorten kunnen worden vervangen door andere voedersoorten. De toevoeging van een 15 bepaalde hoeveelheid vloeistof is reeds boven besproken en zal hierna niet opnieuw worden opgenomen.
Tot op heden werden de vier voedersoorten ongeacht de heersende omstandigheden gezamenlijk of gemengd aan de voedertrog toegevoerd. Volgens de uitvinding wordt er varia-20 tie in het aangeboden voeder verschaft doordat het stuuror-gaan 19, 42, 52, 63, 78, 88 de inrichting zodanig stuurt dat de aan de betreffende voedertrog 6, 31, 49, 60, 75, 85, 97 toe te voeren hoeveelheid van een voedersoort afhankelijk is van de gemeten waarden van de betreffende variabele parameters. Zo 25 kan afhankelijk van de gemeten waarde meer krachtvoer en kuilgras, maar minder maïs en bierbostel worden toegevoerd. Anderzijds kan bij veranderende omstandigheden meer kuilgras, en minder maïs, krachtvoer en bierbostel worden toegevoerd. Het zal duidelijk zijn dat de hoeveelheid per voedersoort door 30 het stuurorgaan wordt geregeld.
De verhouding en hoeveelheden worden ook bepaald afhankelijk van de voorkeuren, de omgevingscondities respectievelijk afhankelijk van de gewenste economische resultaten.
Het is bijvoorbeeld gebleken dat de ene koe bier-35 bostel prefereert boven andere voedersoorten, terwijl de an- 21 dere koe krachtvoer prefereert en bierbostel in het geheel niet smaakvol vindt. Om te voorkomen dat de laatstgenoemde koe juist doordat er bierbostel in het aangeboden voeder aanwezig is minder dan gewenst vreet, kan de uitvinding van 5 voordeel zijn. Bij voorbeeld wordt dan, wanneer bierbostel geen voedingsingrediënt bevat dat de andere voedersoorten wel bevatten, aan die koe geen bierbostel aangeboden. Wanneer die koe een ingrediënt nodig heeft dat uitsluitend in bierbostel aanwezig is, dan kan het stuurorgaan een en ander 10 zodanig sturen dat het mengsel zodanig wordt dat de koe toch de bierbostel opvreet. Een dergelijke besturing door het stuurorgaan kan plaatsvinden doordat in het geheugen van de computer dergelijke gegevens zijn opgeslagen.
Verder is gebleken dat bij vochtige omstandigheden 15 koeien de voorkeur geven aan drogere voedermengsels, zodat er dan meer droog kuilgras dient te worden toegevoerd, en minder van het nattere krachtvoer.
De in de boven beschreven atmosfeerconditiemeetmid-delen kunnen dan zorgen voor een automatische aanpassing van 20 de verhouding en/of hoeveelheid, afhankelijk van de gemeten temperatuur, vochtigheid, luchtdruk, windsnelheid en dergelijke .
Net zoals bij mensen kan de optimale voederopname van een koe afhankelijk zijn van het tijdstip van de dag, en 25 kan men dus spreken van bijvoorbeeld ontbijt, lunch en diner. Ook deze gegevens kunnen in het geheugen zijn opgenomen. Wanneer een, niet expliciet in de tekeningen weergegeven, maar impliciet in de computer aanwezige klok het tijdstip van de dag aangeeft en een daarbij behorend tijdsignaal 30 aan het stuurorgaan afgeeft, kan automatisch rekening worden gehouden met het tijdstip van de dag. Verder is gebleken dat er per koe een seizoensafhankelijkheid bestaat in de verhouding en hoeveelheid van aangeboden voedersoorten die zorgt voor een optimale opname, waarmee automatisch kan worden re-35 kening gehouden met behulp van de klok.
22
Daarnaast blijken de vreetsnelheid (waaruit de voorkeur, respectievelijk smaak van het dier kan worden afgeleid) , de melkgift, en de in de door een koe geleverde melk aanwezige hoeveelheid energie en/of eiwit en/of vet 5 en/of mineralen en/of aminozuren, en dergelijke gebruikt te kunnen worden als gegevens in het geheugen om de verhouding en hoeveelheid toe te voeren voedersoorten te sturen.
Dergelijke gegevens zijn analoog aan het hierboven beschrevene ten aanzien van de toevoeging van vloeistof, in io te voeren in de computer door het toetsenbord of een ander vergelijkbaar invoerorgaan voor het invoeren van gegevens in het geheugen. Dergelijke gegevens zijn ook automatisch door het stuurorgaan zelf te genereren, door variatie in de aan te bieden hoeveelheden voedersoorten aan te brengen en de 15 daaruit voortvloeiende voederopname respectievelijk het daaruit voortvloeiende economische resultaat te bepalen en afhankelijk van het resultaat het voederaanbod automatisch te variëren. Door deze terugkoppeling kan tevens rekening worden gehouden met een zich ontwikkelend dier.
20 Daar een aantal gegevens door het stuurorgaan kun nen worden gebruikt voor het opwekken van het stuursignaal, kan er tevens zijn voorzien in een prioriteitsalgoritme, waardoor bij de bepaling van de aan te bieden voedersoorten het ene gegeven (bijvoorbeeld luchtvochtigheid) bij het op-25 wekken van het stuursignaal voorrang krijgt boven een ander gegeven (zoals vreetsnelheid). Bovendien kunnen aan de verschillende gegevens (zowel van dierafhankelijke als dieron-afhankelijke parameters gezamenlijk dan wel gescheiden) ge-wichtsfactoren worden toegewezen, waardoor met meerdere ge-30 gevens tegelijk rekening kan worden gehouden. Dergelijke programma's en algoritmes zijn op zich bij de vakman bekend.
Daar het aantal mogelijke combinaties tussen gegevens per koe uitermate groot is, is het vanwege eenvoud van beschrijving onmogelijk om de mogelijke combinaties te be-35 schrijven. Aan de hand van de informatie die hierboven is 23 verschaft, kan een vakman afhankelijk van zijn wensen door eenvoudige trial and error proeven tot de gewenste hoeveelheden en verhoudingen van aan te bieden voedersoorten komen.

Claims (30)

1. Inrichting voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren, zoals koeien, waarbij de 5 inrichting is voorzien van een aantal voorraadbakken (9, 10), elk voor het bevatten van een voorraad van een bepaald soort voeder, van een voedertrog (6, 31) bereikbaar voor een dier, van transportmiddelen (3, 11) voor het van de voorraadbakken (9, 10) naar de voertrog (6, 31) transporteren van voeder, en ïo van een stuurorgaan (19) , waarbij het stuurorgaan (19) een stuursignaal opwekt voor het zodanig sturen van de inrichting dat voedersoorten in een bepaalde hoeveelheid en in een bepaalde verhouding gezamenlijk respectievelijk gemengd aan de voedertrog (6, 31) worden toegevoerd, met het kenmerk, dat de 15 inrichting is voorzien van parametermeetmiddelen voor het meten van een momentane waarde van een variabele parameter en voor het aan het stuurorgaan (19) af geven van een parameter-waardesignaal, waarbij het stuurorgaan (19) is voorzien van een verwerkingsorgaan voor het in het stuursignaal verwerken 20 van het parameterwaardesignaal.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de variabele parameter een dieronafhankelijk parameter is.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de variabele parameter een dierafhankelijk parameter is.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de parametermeetmiddelen atmosfeerconditiemeetmiddelen (45) bevatten voor het meten van de atmosfeercondities en voor het afgeven van een atmosfeerindicatiesignaal aan het 30 stuurorgaan (19).
5. Inrichting volgens conclusie 2 of 4, met het ken merk, dat de parametermeetmiddelen een klok bevatten voor het meten van het tijdstip van de dag en de datum en voor het afgeven van een tijdsignaal aan het stuurorgaan (19). g. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de parametermeetmiddelen middelen bevatten voor het meten van de conditiescore van een dier en voor het afgeven van een conditiescoresignaal aan het stuurorgaan.
7. Inrichting volgens conclusie 3 of 6, met het ken merk, dat de parametermeetmiddelen middelen bevatten voor het per dier bepalen van de vreetsnelheid, en voor het aan het stuurorgaan (19) afgeven van een vreetsnelheidsignaal.
8. Inrichting volgens conclusie 3, 6 of 7, met het ïo kenmerk, dat de parametermeetmiddelen middelen bevatten voor het meten van de melkgift van het dier. 9_ Inrichting volgens conclusie 3, 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat de parametermeetmiddelen middelen bevatten voor het meten van de hoeveelheid van een ingrediënt in de door 15 een melkdier afgegeven melk, zoals eiwit en/of vet en/of mineralen en/of aminozuren, en voor het afgeven van een desbetreffend signaal aan het stuurorgaan. 3_0. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stuurorgaan (19) is voorzien van 20 een computer (42) die is voorzien van een invoerorgaan (43) voor het invoeren van gegevens in het geheugen (41).
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stuurorgaan (19) is voorzien van een computer (42) die geschikt is voor het zelf genereren 25 van gegevens voor het geheugen (41).
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de gegevens continu worden bijgewerkt. ]_3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een addi- 30 tievenorgaan (47) voor het toevoegen van additieven aan de voedertrog.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het meten van de hoeveelheid van een soort voeder opge- nomen door een dier, en voor het aan het stuurorgaan (19) afgeven van een opgenomen-hoeveelheidsignaal.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een detectie-inrichting voor 5 het op een tijdstip na een afgifte van een hoeveelheid voeder bepalen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog en voor het in afhankelijkheid van het hoeveelheidbepalingsresultaat afgeven van een signaal.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, io dat de detectie-inrichting een weegorgaan (34) voor het wegen van de hoeveelheid voeder in de voedertrog (31) omvat.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voedertrog een door een afsluiter afsluitbare voedertrog is, waarbij het stuurorgaan tevens 15 geschikt is voor het sturen van de bediening van de afsluiter .
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is geïntegreerd in een melkbox (22).
19. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot en met 17, met het kenmerk, dat de inrichting een voerzuil is.
20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van voederbepa-lingsmiddelen (5) voor het bepalen van de soort voeder in een 25 voorraadbak (9, 10).
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een opvang-bak (12), waarbij de transportmiddelen een eerste transporteur (11) bevatten voor het transporteren van een hoeveelheid voe- 3. der van de voorraadbak (9, 10) naar de opvangbak (12) en een tweede transporteur (3) voor het transporteren van de hoeveelheid voeder van de opvangbak (12) naar de voertrog (6).
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de opvangbak (12) is voorzien van een weeginrichting (20) 35 voor het meten van in de opvangbak (12) aanwezig voeder.
23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de opvangbak (12) een te openen bodem heeft.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat is voorzien in een stuurorgaan (19) voor het sturen van 5 het openen van de bodem van de opvangbak (12).
25. Inrichting volgens een der conclusies 21 tot en met 24, met het kenmerk, dat de tweede transporteur (3) een valbuis respectievelijk een valgoot is.
25. Werkwijze voor het automatisch afgeven van ten min ïo ste twee soorten voeder aan dieren, zoals koeien, welke werkwijze de stap bevat van het in een bepaalde hoeveelheid en m een bepaalde verhouding gezamenlijk respectievelijk gemengd aan een voedertrog toevoeren van de voedersoorten, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het meten van een 15 momentane waarde van een variabele parameter en het verschaffen van een parameterwaardesignaal, waarbij het in een bepaalde hoeveelheid en in een bepaalde verhouding gezamenlijk res pectievelijk gemengd aan een voedertrog toevoeren van de voedersoorten afhankelijk is van het parameterwaardesignaal.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat als variabele parameter een dieronafhankelijk parameter wordt gekozen.
28. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat als variabele parameter een dierafhankelijke parameter 25 wordt gekozen.
29. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat als variabele parameter de atmosfeerconditie wordt gekozen.
30. Werkwijze volgens conclusie 2 7 of 29, met het ken-30 merk, dat als variabele parameter het tijdstip van de dag respectievelijk de datum wordt gekozen. Werkwijze volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat als variabele parameter de conditiescore van een dier wordt gekozen.
32. Werkwijze volgens conclusie 28 of 31, met het kenmerk, dat als variabele parameter de vreetsnelheid van een dier wordt gekozen.
33. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 28, 5 31 of 32, met het kenmerk, dat als variabele parameter de melkgift van het dier wordt gekozen.
34. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 28, 31, 32 of 33, met het kenmerk, dat als variabele parameter de hoeveelheid van een ingrediënt in de door een melkdier io afgegeven melk, zoals eiwit en/of vet en/of mineralen en/of aminozuren wordt gekozen.
35. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 28, 31, 32, 3 of 34, met het kenmerk, dat als variabele parameter de hoeveelheid van een soort voeder opgenomen door een 15 dier wordt gekozen.
NL1019094A 2001-10-03 2001-10-03 Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren. NL1019094C2 (nl)

Priority Applications (11)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1019094A NL1019094C2 (nl) 2001-10-03 2001-10-03 Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren.
CA2405941A CA2405941C (en) 2001-10-03 2002-10-01 A device for and a method of automatically supplying feed to animals
IL15204902A IL152049A0 (en) 2001-10-03 2002-10-01 A device for and a method of automatically supplying feed to animals
EP06076230A EP1698227A3 (en) 2001-10-03 2002-10-02 A device for and a method of automatically supplying feed to animals
DK02079047T DK1300075T3 (da) 2001-10-03 2002-10-02 Indretning og fremgangsmåde til automatisk tilförsel af foder til dyr
US10/261,667 US7530327B2 (en) 2001-10-03 2002-10-02 Device for and a method of automatically supplying feed to animals
EP08075790A EP2014157A3 (en) 2001-10-03 2002-10-02 A device for and a method of automatically supplying feed to animals
EP02079047A EP1300075B1 (en) 2001-10-03 2002-10-02 A device for automatically supplying feed to animals
AT02079047T ATE347798T1 (de) 2001-10-03 2002-10-02 Vorrichtung zum automatischen zuführen von futter für tiere
DE60216685T DE60216685T2 (de) 2001-10-03 2002-10-02 Vorrichtung zum automatischen Zuführen von Futter zu Tieren
JP2002291281A JP2003158933A (ja) 2001-10-03 2002-10-03 飼料供給装置及び飼料供給方法

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1019094A NL1019094C2 (nl) 2001-10-03 2001-10-03 Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren.
NL1019094 2001-10-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1019094C2 true NL1019094C2 (nl) 2003-04-07

Family

ID=19774114

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1019094A NL1019094C2 (nl) 2001-10-03 2001-10-03 Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US7530327B2 (nl)
EP (3) EP2014157A3 (nl)
JP (1) JP2003158933A (nl)
AT (1) ATE347798T1 (nl)
CA (1) CA2405941C (nl)
DE (1) DE60216685T2 (nl)
DK (1) DK1300075T3 (nl)
IL (1) IL152049A0 (nl)
NL (1) NL1019094C2 (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080302305A1 (en) * 2004-05-07 2008-12-11 9132-1877 Quebec Inc. Interactive Animal Feeding Device
SE528623C2 (sv) * 2005-03-14 2007-01-09 Delaval Holding Ab Arrangemang och förfarande för mjölkning av ett flertal mjölkdjur
WO2008004918A1 (en) 2006-07-07 2008-01-10 Delaval Holding Ab System and method for managing animals on a dairy farm
EA013366B1 (ru) * 2006-09-29 2010-04-30 Делаваль Холдинг Аб Способ и система управления для снижения тепловой нагрузки на животных
WO2008048180A1 (en) 2006-10-20 2008-04-24 Delaval Holding Ab A system for managing the supply of consumable matter to be consumed by milk producing animals
NL1033926C2 (nl) * 2007-06-03 2008-12-08 Maasland Nv Werkwijze en inrichting voor het beheren van een groep melkdieren, alsmede een computerprogrammaproduct daarvan.
US8746959B2 (en) * 2007-07-26 2014-06-10 Ganado Technologies Corp. Apparatus and method to feed livestock
US8827542B2 (en) 2008-07-28 2014-09-09 Ganado Technologies Corp. Apparatus and method to feed livestock
CA2639581A1 (en) * 2007-09-21 2009-03-21 Matthew Kroeker Feeding system and methods relating to feedstock of livestock
WO2009045158A1 (en) * 2007-10-02 2009-04-09 Delaval Holding Ab Method and system for preparing feed
ES2345585B1 (es) * 2008-01-18 2011-08-08 Universitat De Lleida Sistema para suministrar alimento a animales de granja.
NL1035974C (nl) * 2008-09-24 2010-03-25 Lely Patent Nv Werkwijze en systeem voor voerafgifte.
RU2474110C1 (ru) * 2008-11-21 2013-02-10 Хилл'С Пет Ньютришн, Инк. Система и способ кормления для трансформации поведения животных
NL1037448C2 (nl) * 2009-11-05 2011-05-10 Lely Patent Nv Werkwijze voor het melken van een melkdier met een melksysteem.
EP3202255B2 (en) 2011-04-28 2023-08-16 Technologies Holdings Corp. Milking box with cleaning system
DE102012205803B4 (de) * 2012-04-10 2014-05-15 Birgit Gnadl Vorrichtung und Verfahren zur Abgabe von Feststoffen und Flüssigkeiten an Tiere
NL2016638B1 (nl) 2016-04-20 2017-11-07 Fancom Bv Voederstation voor boerderijdieren, in het bijzonder voor varkens.
US10506793B2 (en) 2016-09-30 2019-12-17 Precisionzx Inc. System and method for feeding animals
ES2698748A1 (es) * 2017-08-02 2019-02-05 Petpresso S L Sistema de control de la dieta y vigilancia de la salud para animales
JP2022546695A (ja) * 2019-08-26 2022-11-07 デラバル ホールディング アクチエボラグ 飼料押出器の動作に関する方法および飼料押出器

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3144477C1 (de) * 1981-11-09 1982-11-11 Gebrüder Schmeing, 4280 Borken "Anordnung zur Fütterung von Tieren mit Naß-, Trocken- oder Rauhfutter"
US4843561A (en) 1985-05-01 1989-06-27 Sun Controls Design, Inc. Apparatus for locating and manipulating agricultural products
DE4137387A1 (de) * 1991-11-14 1993-05-19 Laue Hans Joachim Prof Dr Verfahren und vorrichtung zum automatischen fuettern von vieh mit fliessfaehigem oder rieselfaehigem futtermittel
EP0974264A1 (de) * 1998-07-21 2000-01-26 HoWema Gerätebau GmbH & Co. KG Verfahren zur Fütterung von Tieren
NL1010898C2 (nl) * 1998-12-24 2000-06-27 Lely Research Holding Ag Voerzuil en/of drinkzuil voor het voederen van dieren.

Family Cites Families (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1190432A (en) * 1967-06-06 1970-05-06 Teledictor Ltd System for Controlling the Milking of and the Individual Dietry Requirements of Cows
GB1273345A (en) * 1968-05-09 1972-05-10 Teledictor Ltd Identification and feeding apparatus
NL7206038A (nl) * 1971-05-10 1972-11-14
US3977362A (en) * 1975-04-18 1976-08-31 Technical Industries, Inc. Fluid movement control mechanism
US4129855A (en) * 1977-07-15 1978-12-12 Rodrian J Animal identification system
US4461241A (en) * 1981-03-13 1984-07-24 Agri-Systems Automatic animal monitoring apparatus
US4532892A (en) * 1981-08-17 1985-08-06 Ralston Purina Company Animal feeding and monitoring system
US4463353A (en) * 1981-08-17 1984-07-31 Ralston Purina Company Animal feeding and monitoring system
DE3218438A1 (de) * 1982-05-15 1983-11-17 Hölscher & Leuschner GmbH & Co, 4448 Emsbüren Fuetterungsverfahren und fuetterungseinrichtung fuer tiere, insbesondere fuer schweine
GB2120917B (en) * 1982-05-27 1985-10-02 Dataface Ltd Determining feed rations
US4517923A (en) * 1983-07-07 1985-05-21 Key Systems, Inc. Animal feeding system
SE8404855D0 (sv) * 1984-09-28 1984-09-28 Alfa Laval Agri Int Method and apparatus for feeding
SU1720601A1 (ru) * 1988-05-05 1992-03-23 Латвийская сельскохозяйственная академия Устройство дл определени индекса продуктивности и нормы корма животных
SE8802631L (sv) * 1988-07-14 1990-01-15 Alfa Laval Agri Int Foerfarande och anlaeggning foer uppmaetning och utportionering av foder
SE8902341L (sv) * 1989-06-28 1990-12-29 Svenska Lantmaennens Saett att optimera och balansera sammansaettningen hos den foderstat som ges till en idisslare
NL9400132A (nl) * 1994-01-28 1995-09-01 Maasland Nv Inrichting voor het melken van dieren.
US5673647A (en) * 1994-10-31 1997-10-07 Micro Chemical, Inc. Cattle management method and system
NL1002471C2 (nl) * 1996-02-28 1997-08-29 Maasland Nv Werkwijze voor het verzorgen, in het bijzonder het voeren, van dieren.
NL1006711C2 (nl) * 1997-08-04 1999-02-08 Nedap Nv Systeem ter bewaking en besturing van eiwitbenutting bij dieren.
NL1012504C2 (nl) 1998-12-24 2000-06-27 Lely Research Holding Ag Inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren.
NL1014896C2 (nl) * 2000-04-10 2001-10-30 Lely Entpr Ag Voederdoseerinrichting.
NL1017337C2 (nl) * 2001-02-12 2002-08-15 Lely Entpr Ag Inrichting voor het afgeven van voeder aan dieren.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3144477C1 (de) * 1981-11-09 1982-11-11 Gebrüder Schmeing, 4280 Borken "Anordnung zur Fütterung von Tieren mit Naß-, Trocken- oder Rauhfutter"
US4843561A (en) 1985-05-01 1989-06-27 Sun Controls Design, Inc. Apparatus for locating and manipulating agricultural products
DE4137387A1 (de) * 1991-11-14 1993-05-19 Laue Hans Joachim Prof Dr Verfahren und vorrichtung zum automatischen fuettern von vieh mit fliessfaehigem oder rieselfaehigem futtermittel
EP0974264A1 (de) * 1998-07-21 2000-01-26 HoWema Gerätebau GmbH & Co. KG Verfahren zur Fütterung von Tieren
NL1010898C2 (nl) * 1998-12-24 2000-06-27 Lely Research Holding Ag Voerzuil en/of drinkzuil voor het voederen van dieren.

Also Published As

Publication number Publication date
US7530327B2 (en) 2009-05-12
EP2014157A3 (en) 2009-07-29
EP1698227A2 (en) 2006-09-06
IL152049A0 (en) 2003-05-29
US20030061996A1 (en) 2003-04-03
CA2405941C (en) 2010-08-17
JP2003158933A (ja) 2003-06-03
EP1300075A3 (en) 2004-04-28
EP1300075A2 (en) 2003-04-09
EP1300075B1 (en) 2006-12-13
ATE347798T1 (de) 2007-01-15
CA2405941A1 (en) 2003-04-03
DE60216685T2 (de) 2007-10-04
DE60216685D1 (de) 2007-01-25
EP1698227A3 (en) 2008-06-25
EP2014157A2 (en) 2009-01-14
DK1300075T3 (da) 2007-04-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1019093C2 (nl) Inrichting voor het automatisch in een periode met een bepaalde lengte afgeven van een bepaalde hoeveelheid voeder aan een dier.
NL1019094C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren.
NL1019106C2 (nl) Inrichting voor het automatisch in een bepaalde periode afgeven van een bepaalde hoeveelheid van ten minste een voedersoort aan een dier.
NL1020173C2 (nl) Inrichting voor het afgeven van voeder aan een dier.
NL1019092C2 (nl) Samenstel voor het automatisch in een bepaalde periode afgeven van een hoeveelheid voeder aan een melkdier.
NL1019090C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van ten minste twee soorten voeder aan dieren.
JP2002320422A (ja) 動物に飼料を供給する装置
JP2003009698A (ja) 動物用飼料供給装置
NL1024675C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het automatisch afgeven van voeder aan een dier.
JP2002360096A (ja) 動物への飼料供給装置
EP1300071B1 (en) A device for supplying feed to animals

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150501