NL1019067C2 - Hydraulische bedieningsinrichting voor een afsluitsamenstel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Hydraulische bedieningsinrichting voor een afsluitsamenstel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hydraulische bedieningsinrichting voor een afsluitsamenstel volgens de aanhef van conclusie 1.

Uit de stand van de techniek zijn verschillende 5 hydraulisch bediende afsluitsamenstellen bekend. Bij wijze van voorbeeld wordt hier verwezen naar DE 196 41 428, EP 0 803 630 en NL 1011362.

Bij deze bekende afsluitsamenstellen worden diverse oplossingen voorgesteld met betrekking tot het risico dat een 10 object of lichaamsdeel wordt ingeklemd bij het sluiten van het afsluitelement en het risico dat een beweging van het afsluitelement wordt verhinderd, bijvoorbeeld omdat het afsluitelement bij het openen ergens tegenaan botst.

Met name met betrekking tot de inklemming van een 15 lichaamsdeel bestaat de wens dat niet alleen de maximale kracht die door de actuator kan worden geleverd tijdens het laatste deel van de sluitbeweging sterk wordt gereduceerd en/of de sluitbeweging wordt gestaakt, maar dat bovendien een omkering van de beweging van het afsluitelement plaatsvindt, zodat het 20 ingeklemde lichaamsdeel vrijkomt. De bekende hydraulisch bediende afsluitsamenstellen voorzien niet in een dergelijke automatische omkering.

De uitvinding beoogt een hydraulische bedieningsinrichting voor een afsluitsamenstel te verschaffen waarmee bovengenoemd 25 doel kan worden bereikt, welke bedieningsinrichting eenvoudig is uitgevoerd en een grote betrouwbaarheid heeft.

De uitvinding verschaft een hydraulische bedieningsinrichting volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat bij elke drukbegrenzingsklep een met de 30 regelmiddelen verbonden hydraulische strommgssensor is voorzien, zodanig dat de een of meer hydraulische stromingssensoren de aanwezigheid van een stroming van hydraulische vloeistof via de drukbegrenzingsklep naar het reservoir detecteren, en doordat de regelmiddelen zijn ingericht - 2 - om - indien een stromingssensor een stroming van hydraulische vloeistof detecteert - de toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de actuator om te keren, zodat de openingsbeweging wordt veranderd in een sluitbeweging of 5 omgekeerd.

De uitvinding voorziet erin dat het overschrijden van de door een drukbegrenzingsklep ingesteld toelaatbare drukwaarde in de openingskamer of de sluitkamer leidt tot het openen van de betreffende drukbegrenzingsklep en afvoer van vloeistof naar het 10 reservoir. Door die afvoer middels een hydraulische stromingssensor te detecteren, stellen de regelmiddelen vast dat de overschrijding van de maximale grenswaarde voor de druk heeft plaatsgevonden. De regelmiddelen reageren dan door de bewegingsrichting van de actuator om te keren.

15 De stromingssensor kan op allerlei manier zijn uitgevoerd, bij voorkeur is voorzien in een uitvoering zoals beschreven in NL 1014476 van aanvraagster.

Bij voorkeur is erin voorzien dat een enkele voor alle drukbegrenzingskleppen gemeenschappelijke hydraulische 20 stromingssensor is voorzien, die de aanwezigheid van een stroming van elk van de drukbegrenzingskleppen naar het reservoir detecteert.

Bij voorkeur vormt de hydraulische stromingssensor een vrije doorgang voor de vloeistof door de reservoirleiding, zodat 25 de begrenzing van de druk in de openingskamer en sluitkamer door een bijbehorende drukbegrenzingsklep altijd werkzaam is. Bij een eventuele storing van de stromingssensor of de regelmiddelen zou dan alleen de beoogde omkering van de bewegingsrichting achterwege blijven.

30 De oplossing volgens de uitvinding is aanmerkelijk voordeliger dan de toepassing van kostbare elektrische druksensoren voor het meten van de druk in de openingskamer en de sluitkamer. Bovendien zijn de regelmiddelen minder complex dan in combinatie met druksensoren.

35 In een eenvoudige variant sluiten de eerste en tweede drukbegrenzingsklep aan op een gemeenschappelijke reservoirleiding naar het reservoir en is de hydraulische - 3 - stromingssensor opgesteld bij de gemeenschappelijke reservoirleiding. De grenswaarden voor de drukken die leiden tot het openen van de verschillende drukbegrenzingskleppen zijn in de praktijk met voordeel verschillend.

5 In een voorkeursuitvoeringsvorm is erin voorzien dat de actuator een bypassaansluiting heeft, die bij een bypassmond aansluit op de cilinderruimte, welke bypassmond tussen de aansluitmonden van de openingskamer en de sluitkamer ligt.

Verder is er voorzien in een derde drukbegrenzingsklep, die 10 aansluit op de bypassaansluiting, zodat in een eerste bereik van de sluitbeweging de sluitkamer alleen in verbinding staat met de bijbehorende aansluiting en is afgesloten van de bypassaansluiting, en zodat in een tweede bereik de sluitkamer zowel met de bijbehorende aansluiting als met de 15 bypassaansluiting is verbonden.

Door de derde drukbegrenzingsklep zodanig uit te voeren dat deze klep opent bij een lagere druk dan de tweede drukbegrenzingsklep, wordt bereikt dat in het tweede bereik van de sluitbeweging de door de actuator leverbare kracht kleiner is 20 dan in het eerste bereik.

In een praktische uitvoeringsvorm van de hiervoor beschreven variant is erin voorzien dat de eerste, tweede en derde drukbegrenzingskleppen aansluiten op een gemeenschappelijke reservoirleiding naar het reservoir en dat de 25 hydraulische stromingssensor is opgesteld bij die gemeenschappelijke reservoirleiding.

Deze oplossing leidt tot het effect dat m een eerste bereik van de openingsbeweging de door de actuator leverbare kracht wordt bepaald door de eerste drukbegrenzingsklep en m 30 een tweede bereik door de derde drukbegrenzingsklep. Indien de derde drukbegrenzingsklep bij een lagere drukwaarde opent, is de door de actuator leverbare kracht in het tweede bereik van de openingsbeweging dus kleiner dan in het eerste bereik. Afhankelijk van de verdere uitvoering van het afsluitsamenstel 35 kan dit acceptabel zijn. Indien deze afname niet wenselijk of toelaatbaar is, stelt de uitvinding een verdere, complexere uitvoeringsvorm voor.

- 4 -

In deze complexere uitvoeringsvorm is erin voorzien dat de tweede en derde drukbegrenzingsklep alsmede de aansluiting van de openingskamer, via een in de richting van de openingskamer sluitende terugslagklep, aansluiten op een gemeenschappelijke 5 reservoirleiding, waarin de hydraulische stromingssensor en tussen de stromingssensor en het reservoir de eerste drukbegrenzingsklep zijn opgenomen, waarbij de gemeenschappelijke leiding tussen de stromingssensor en de eerste drukbegrenzingsklep via een in de richting van de 10 reservoirleiding sluitende terugslagklep aansluit op de openingskamer. Door deze uitvoering wordt bereikt dat de druk in de openingskamer alleen wordt begrenst door de eerste drukbegrenzingsklep, ook wanneer de mond van de bypassaansluiting in verbinding staat met de openingskamer. Bij 15 het sluiten is de bypassaansluiting en de bijbehorende derde drukbegrenzingsklep wel werkzaam. Dit effect kan overigens ook met andere hydraulische circuits worden bereikt.

De uitvinding alsmede voordelige uitvoeringsvormen daarvan zullen hierna nader worden toegelicht aan de hand van de 20 tekening. Daarbij toont: fig. 1 in perspectief een gedeelte van een voertuig volgens de onderhavige uitvinding, fig. 2 schematisch een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de 25 hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding, fig. 3 schematisch een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding, fig. 4 schematisch een derde uitvoeringsvoorbeeld van de hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding, en 30 fig. 5 in doorsnede een uitvoeringsvoorbeeld van de hydraulische stromingssensor toepasbaar in de hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding.

35 In figuur 1 is van een verder niet getoonde personenauto met kofferbak een deel van de rechterachterzijde getoond. Zoals algemeen bekend omvat dat gedeelte van de voertuigcarrosserie - 5 - een kofferbakopening 1, waarbij de carrosserie een zich langs de zij kant, en meestal de bovenkant, van die kofferbakopening 1 uitstrekkende en verdiept gelegen regengoot 2 vormt. De regengoot heeft een gootbodemwand 3, die aan een zijde is 5 begrensd door een gootwand 4. Aan de andere zijde is de gootbodem 3 begrensd door een opstaande binnenste gootwand 5, die is voorzien van een zich langs de bovenzijde daarvan uitstrekkende flexibele afdichtstrook (niet getoond).

Zoals eveneens gebruikelijk heeft het voertuig verder een 10 kofferbakdeksel 6 voor het afsluiten van de opening 1 van de kofferbakruimte.

Het kofferbakdeksel 6 is via scharniermiddelen om een in hoofdzaak horizontale scharnieraslijn scharnierbaar bevestigd aan de voertuigcarrosserie en is beweegbaar tussen een gesloten 15 stand daarvan, waarin het kofferbakdeksel 6 aanligt tegen de afdichtstrook op de binnenste gootwand 5 (zodat de kofferbakruimte is afgedicht van de buitenatmosfeer) en een over een hoek ten opzichte van de gesloten stand omhoog gerichte geopende stand (die in figuur 1 is getoond).

20 De scharniermiddelen omvatten in dit voorbeeld aan elke zijkant van het kofferbakdeksel 6 twee stangen 7,8, die elk aan hun ene uiteinde via een bijbehorend scharnierpunt, respectievelijk 9, 10 scharnierbaar zijn verbonden met de voertuigcarrosserie en aan hun andere uiteinde via een 25 bijbehorend scharnierpunt, respectievelijk 11, 12 met een aan de onderzijde van het kofferbakdeksel 6 aangebrachte steun 13. Op op zich bekende wijze vormen deze twee stangen 7, 8 met hun bijbehorende scharnierpunten een zogenaamde vierstangen-scharnierconstructie. De stangen 7, 8 zijn zodanig opgesteld en 30 uitgevoerd, dat in de gesloten stand van het kofferbakdeksel 6 deze stangen 7, 8 in de regengoot 2 liggen.

Voor het openen en sluiten van de kofferbakopening 1 is het voertuig verder voorzien van een hydraulische bedieningsinrichting, waarvan een aantal uitvoeringsvoorbeelden 35 nader zullen worden toegelicht aan de hand van de figuren 2,3,4.

De bedieningsinrichting omvat onder meer een dubbelwerkende hydraulische aandrijfcilinder 15, die tussen de - 6 - voertuigcarrosserie en het kofferbakdeksel is opgesteld voor het bewegen van het kofferbakdeksel 6.

De cilinder 15 heeft een cilinderhuis, dat aan de bodemzijde scharnierbaar, via tap 16, is verbonden met een 5 steunconstructie 17, die op zijn beurt aan de binnenzijde van de carrosserie aan de opstaande regengootwand 4 is bevestigd.

De cilinder 15 heeft een heen en weer beweegbare zuigerstang 18, die via een kogelscharnierkoppeling 19 is verbonden met het uiteinde van een hefboom 20. Aan het andere 10 uiteinde is die hefboom 20 vast verbonden met een as 21, die zich dwars op de hefboom 20 uitstrekt. De as 21 steekt aan een einde door een additionele steun 22 en steekt in de andere richting door de steun 17 en dan door door een van een afdichtring voorziene opening 23 in de gootwand 4 tot in de 15 regengoot 2. Het in de regengoot 2 stekende deel van de as 21 vormt het scharnierpunt 10 van de stang 8 en is vast met die stang 8 verbonden.

In figuur 2 is de hydraulische actuator 15 te herkennen 20 voor het bewegen van het kofferbakdeksel 1, welke actuator 15 een huis heeft met een cilinderruimte, waarin een zuigerstang 18 met zuiger 25 heen en weer beweegbaar is, dat in de cilinderruimte een sluitkamer 26 en openingskamer 27 begrenst.

Het huis van de actuator 15 is bij elk van de kamers 26,27 25 voorzien van een bijbehorende en op de cilinderruimte aansluitende mond 26a,27a voor de toe- en afvoer van hydraulische vloeistof. Om de zuiger 25 ligt een afdichtring 28, die afdichtend aansluit op het huis.

De hydraulische bedieningsinrichting omvat verder een 30 hydraulische pomp 30 met een bijbehorende elektrische pompmotor 31.

De pomp 30 is een pomp met omkeerbare pomprichting en met twee poorten 32, 33, die afhankelijk van de draairichting van de pompmotor 31 werken als zuigpoort of perspoort.

35 De poort 32 is via leiding 34 verbonden met de openingskamer 27 en de poort 33 via leiding 35 met de sluitkamer 26.

- 7 -

De poorten 32, 33 zijn verder via een zuig-wisselklep 36 aangesloten op een reservoir 37 voor hydraulische vloeistof.

Bij toevoer van hydraulische vloeistof aan de sluitkamer 5 26 levert de actuator 15 een kracht om het kofferbakdeksel 1 een sluitbeweging naar de gesloten stand te laten uitvoeren en bij toevoer aan de openingskamer 27een kracht om het kofferbakdeksel een openingsbeweging naar de geopende stand te laten uitvoeren.

IQ De hydraulische bedieningsinrichting omvat verder een eerste drukbegrenzingsklep 40, die in verbinding staat met de openingskamer 27, en een tweede drukbegrenzingsklep 41, die m verbinding staat met de sluitkamer 26. Verder is voorzien m elektrische regelmiddelen 50 voor het regelen van de toevoer van 15 hydraulische vloeistof onder druk aan de openingskamer 27 of aan de sluitkamer 26 van de actuator 15 door geschikte aansturing van de pomp 15.

Het zal de vakman duidelijk zijn dat ook gebruik zou kunnen worden gemaakt van een pomp met enkele perspoort en van 20 een (elektronisch bedienbare) stuurklep voor de regeling van de toevoer van hydraulische vloeistof aan de kamers van de actuators. In een dergelijke niet getoonde uitvoeringsvorm, maar ook in andere varianten, kan erin zijn voorzien dat de eerste en tweede drukbegrenzingskleppen samenvallen en dus door een enkele 25 drukbegrenzingsklep worden gevormd, die bijvoorbeeld via een OF-kiep is verbonden met de sluitkamer en de openingskamer.

De eerste en tweede drukbegrenzingskleppen 40,41 sluiten aan op een gemeenschappelijke reservoirleiding 42 naar het 30 reservoir 37.

In de gemeenschappelijke reservoirleiding 42 is een hydraulische stromingssensor 45 opgesteld.

De stromingssensor 45 is verbonden met regelmiddelen 50 voor de elektromotor 31 van de pomp 30. De sensor 45 is 35 ingericht voor het detecteren van de aanwezigheid van een stroming van hydraulische vloeistof zowel via de eerste drukbegrenzingsklep 40 als via de tweede drukbegrenzingsklep 41 - 8 - naar het reservoir 37.

De regelmiddelen 50 zijn ingericht om - indien de stromingssensor 45 een stroming van hydraulische vloeistof naar het reservoir 37 detecteert - de toevoer van hydraulische 5 vloeistof onder druk aan de actuator 15 om te keren door een omkering van de draairichting van de elektromotor 31 te bewerkstelligen. Indien de sensor 45 een stroming detecteert tijdens de openingsbeweging wordt deze openingsbeweging afgebroken en wordt automatisch de sluitbeweging uitgevoerd. Dit 10 kan bijvoorbeeld het geval zijn als het kofferbakdeksel tegen een obstakel komt bij het openen. Indien bij het sluiten van het kofferbakdeksel een hand of dergelijke ingeklemd raakt, zal dit ook leiden tot een omkering van de beweging en dus het weer opheffen van de inklemming.

15

De stromingssensor 45 kan van een op zich bekende uitvoering zijn, bijvoorbeeld zoals getoond in NL 1014476 van aanvraagster. Deze bekende uitvoering zal hier voor de volledigheid aan de hand van de figuur 5 worden toegelicht.

20 Uiteraard zijn ook geheel andere stromingssensoren toepasbaar voor het constateren van een vloeistofstroming in de gemeenschappelij ke reservoirleiding.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 is de maximaal 25 leverbare kracht van de actuator 15 tijdens de sluitbeweging en de openingsbeweging constant. In de praktijk kunnen de grenswaarden voor de druk, waarbij de kleppen 40,41 openen verschillen. Bijvoorbeeld opent de klep 40 bij een druk van 70 bar en de klep 41 bij een druk van 80 bar.

30

De uitvoering volgens figuur 2 zal in de praktijk een acceptabele beveiliging tegen inklemming van een lichaamsdeel opleveren indien de uiteindelijk op het betreffende lichaamsdeel inwerkende klemkracht een acceptabele waarde heeft.

Aan de hand van figuur 3 zal nu een alternatieve uitvoeringsvorm van de hydraulische bedieningsinrichting worden 35 - 9 - toegelicht. In figuur 3 zijn onderdelen die overeenkomen met onderdelen volgens figuur 2 voorzien van dezelfde verwijzingscij fers.

5 Bij de inrichting volgens figuur 3 wordt in plaats van de actuator 15 een actuator 60 toegepast.

De actuator 60 heeft een huis met een cilinderruimte, waarin een zuigerstang 61 met zuiger 62 heen en weer beweegbaar 10 is, dat in de cilinderruimte een sluitkamer 63 en openingskamer 64 begrenst.

Het huis van de actuator 60 is bij elk van de kamers 63,64 voorzien van een bijbehorende en op de cilinderruimte aansluitende mond 63a, 64a voor de toe- en afvoer van 15 hydraulische vloeistof.

Om de zuiger 62 ligt een afdichtring 65, die afdichtend aansluit op het huis.

De actuator 60 is bovendien voorzien van een bypassaansluiting 66, die bij een bypassmond 66a aansluit op de 20 cilinderruimte, welke bypassmond 66a tussen de aansluitmonden 63a,64a van de openingskamer 64 en de sluitkamer 63 ligt. In het bij zonder ligt de bypassmond 66a dichterbij de mond 64a van de openingskamer 64 dan bij de mond 63a.

25 Bij de inrichting volgens figuur 3 is voorzien m een derde drukbegrenzingsklep 68, die aansluit op de bypassaansluiting 66. Verder sluiten de eerste, tweede en derde drukbegrenzingskleppen 40,41,68 aan op de gemeenschappelijke reservoirleiding 42 naar het reservoir 37.

30

In een eerste bereik van de sluitbeweging staat de sluitkamer 63 alleen in verbinding met de bijbehorende mond 63a en is de sluitkamer 63 afgesloten van de bypassmond 66a. In een daarop aansluitend tweede bereik van de sluitbeweging staat de 35 sluitkamer 63 zowel met de bijbehorende mond 63a als met de bypassmond 66a in verbinding.

- 10 -

In de praktijk heeft het voordeel dat de grenswaarde voor de druk waarbij de klep 68 opent lager is dan de grenswaarden van de kleppen 40, 41. Bijvoorbeeld opent de klep 68 bij een druk van 20 bar, de klep 40 bij 70 bar en de klep 41 bij 80 bar.

5 Als resultaat van deze uitvoering is tijdens het eerste bereik van de sluitbeweging een maximale druk van 80 bar beschikbaar voor de sluitbeweging. Als deze grenswaarde wordt overschreden, bijvoorbeeld omdat een koffer het sluiten van het kofferbakdeksel verhindert, zal de klep 41 openen en vloeistof 10 via de leiding 42 naar het reservoir stromen. De sensor 45 detecteert dit en het kofferbakdeksel zal automatisch een openingsbeweging gaan uitvoeren.

Tijdens het tweede bereik van de sluitbeweging is de maximaal beschikbare druk in de sluitkamer slechts 20 bar. Bij 15 overschrijding van die druk, bijvoorbeeld omdat een hand wordt ingeklemd door het kofferbakdeksel, opent de klep 68 en vindt detectie van de stroming door leiding 42 plaatst middels sensor 45. Enerzijds is nu de inklemkracht laag omdat de druk tot 20 bar is beperkt en anderzijds vindt automatisch een omkering van 20 de beweging van het kofferbakdeksel plaats, zodat de licht ingeklemde hand direct wordt vrijgeven.

Het zal duidelijk zijn dat de plaats van de mond 66a alsmede de grenswaarden voor de kleppen 40,41,68 door de vakman kunnen worden bepaald aan de hand van de uitvoering van de 25 totale constructie en de eisen ten aanzien van bijvoorbeeld de toelaatbaar geachte inklemkracht.

In een niet getoonde variant is het eveneens denkbaar dat er meerdere bypassmonden met elk een bijbehorende 30 drukbegrenzingsklep zijn voorzien, zodat meer dan twee bereiken kunnen worden gedefinieerd met elk een afzonderlijke maximale grenswaarde.

Bij de uitvoeringsvorm van figuur 3 is de maximale druk in 35 de openingskamer 64 in een eerste bereik van de openingsbeweging 70 bar. Nadat de afdichtingsring 65 de bypassmond 66a is gepasseerd is de maximale druk in het tweede bereik van de - 11 - openingsbeweging beperkt tot 20 bar. In de praktijk kan dit acceptabel zijn, maar het is denkbaar dat dan onvoldoende druk aanwezig is om de openingsbeweging te voltooien. Om dit "conflict" tussen een lage inklemkracht bij de sluitbeweging 5 enerzijds en een geschikte druk tijdens de openingsbeweging anderzijds op te lossen is voorzien in de complexere uitvoering volgens figuur 4.

In de figuur 4 zijn onderdelen die overeenkomen met de 10 uitvoering van de hydraulische bedieningsinrichting volgens figuur 3 voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

Bij de uitvoering volgens figuur 4 sluiten de tweede en derde drukbegrenzingskleppen 41, 68 alsmede de aansluiting van 15 de openingskamer 64, via een in de richting van de openingskamer sluitende terugslagklep 10, aan op de gemeenschappelijke reservoirleiding 42 naar het reservoir 37.

In de leiding 42 zijn de hydraulische stromingssensor 45 en tussen de stromingssensor 45 en het reservoir 37 de eerste 20 drukbegrenzingsklep 40 opgenomen.

De gemeenschappelijke leiding 42 sluit verder tussen de stromingssensor 45 en de eerste drukbegrenzingsklep 40 via een in de richting van de reservoirleiding 42 sluitende terugslagklep 71 aan op de openingskamer 64.

25

Ook bij de uitvoering volgens figuur 4 geniet het de voorkeur dat de derde drukbegrenzingsklep 68 opent bij een lagere druk dan de eerste en tweede drukbegrenzingskleppen 40,41. Bijvoorbeeld opent de klep 68 bij 20 bar, de klep 40 bij 30 70 bar en de klep 41 bij 80 bar.

Als resultaat van de uitvoering volgens figuur 4 is de maximale druk tijdens een eerste bereik van de sluitbeweging 80 bar en tijdens een tweede bereik 20 bar. Tijdens de 35 openingsbeweging is de maximale druk steeds 70 bar.

Het zal duidelijk zijn dat de hydraulische bedieningsinrichting - 12 - volgens de uitvinding voor allerlei afsluitsamenstellen met een hydraulisch aangedreven sluiteleraent geschikt is. Bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een zogenaamde vijfde deur van een motorvoertuig, welke vijfde deur vaak in zijn gesloten stand 5 vrijwel verticaal staat. Verder zal duidelijk zijn de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld ook van toepassing kan zijn op de portieren en de motorkap van een motorvoertuig of bijvoorbeeld een tonneau-cover over ander onderdeel bij een voertuig van het cabriolettype. Ook zijn toepassingen denkbaar 10 buiten de voertuigbranche, zoals voor liftdeuren, vliegtuigen, scheepsluiken, etc.

Aan de hand van figuur 5 zal een mogelijke uitvoering van de sensor 45 worden toegelicht.

15 Figuur 5 toont een deel van een huis 80, bijvoorbeeld van een blok waarin verder de drukbegrenzingskleppen en eventuele andere kleppen van de hydraulische bedieningsinrichting zijn ondergebracht. Het huis 80 is van aluminium of ander niet magnetisch materiaal.

20 In het huis 80 is voorzien in een boring 83, waarop een ingangspoort 81 en een uitgangspoort 82 aansluiten. De boring 83 is afgesloten door een stop 84.

Tussen de poorten 81, 82 bevindt zich verschuifbaar in de boring 83 een schuiflichaam 85 met een doorgangskanaal 86 25 voorzien van een orifice 87.

Een terugstelveer 88 drukt het schuiflichaam 85 in de richting van de stop 84.

De poorten 81, 82 maken deel uit van de gemeenschappelijke reservoirleiding 42, zodanig dat bij stroming van vloeistof door 30 deze leiding naar het reservoir 37 de door de orifice 87 opgewekte weerstand het schuiflichaam 85 tegen de veer 88 in verschuift in de richting van de stop 84 vandaan.

Een magneetveldsensor 89, bijvoorbeeld een Hallsensor, detecteert deze verplaatsing van het schuiflichaam 85 onder 35 invloed van de stroming en geeft een signaal af aan de regelmiddelen 50.

Claims (10)

1. Hydraulische bedieningsinrichting voor een afsluitsamenstel, bijvoorbeeld van een voertuig, welk 5 afsluitsamenstel een afsluitelement omvat, dat beweegbaar is tussen een gesloten stand, waarin het afsluitelement een opening afsluit, en een geopende stand, welke hydraulische bedieningsinrichting omvat: 10. een hydraulische actuator voor het bewegen van het afsluitelement, welke actuator een huis heeft met een cilinderruimte, waarin een zuiger/zuigerstangsamenstel heen en weer beweegbaar is, dat in de cilinderruimte een sluitkamer en openingskamer begrenst, waarbij het huis bij elk van de kamers 15 is voorzien van een bijbehorende en op de cilinderruimte aansluitende mond voor de toe- en afvoer van hydraulische vloeistof, - een hydraulische pomp met een bijbehorende elektrische 20 pompmotor, welke pomp een of meer perspoorten heeft voor het afgeven van hydraulische vloeistof onder druk, - een reservoir voor hydraulische vloeistof, 25 waarbij bij toevoer van hydraulische vloeistof aan de sluitkamer de actuator een kracht levert om het afsluitelement een sluitbeweging naar de gesloten stand te laten uitvoeren en bij toevoer aan de openingskamer een kracht levert om het afsluitelement een openingsbeweging naar de geopende stand te 30 laten uitvoeren, waarbij de hydraulische bedieningsinrichting verder een eerste drukbegrenzingsklep omvat, die in verbinding staat met de openingskamer, en een tweede drukbegrenzingsklep, die m 35 verbinding staat met de sluitkamer, en waarbij verder is voorzien in regelmiddelen voor het regelen - 14 - van de toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de openingskamer of aan de sluitkamer van de actuator, met het kenmerk, dat bij elke drukbegrenzingsklep een met de regelmiddelen verbonden hydraulische stromingssensor is 5 voorzien, zodanig dat de een of meer hydraulische stromingssensoren de aanwezigheid van een stroming van hydraulische vloeistof via de drukbegrenzingsklep naar het reservoir detecteren, en dat de regelmiddelen zijn ingericht om - indien een 10 stromingssensor een stroming van hydraulische vloeistof detecteert - de toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de actuator om te keren, zodat de openingsbeweging wordt veranderd in een sluitbeweging of omgekeerd.

2. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 1, waarbij een enkele voor alle drukbegrenzingskleppen gemeenschappelijke hydraulische stromingssensor is voorzien, die de aanwezigheid van een stroming van elk van de drukbegrenzingskleppen naar het reservoir detecteert. 20

3. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 2, waarbij de eerste en tweede drukbegrenzingsklep aansluiten op een gemeenschappelijke reservoirleiding naar het reservoir en de gemeenschappelijke hydraulische stromingssensor is opgesteld bij 25 de gemeenschappelijke reservoirleiding.

4. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de actuator verder is voorzien van ten minste een bypassaansluiting, die bij een bypassmond aansluit op de 30 cilinderruimte, welke bypassmond tussen de aansluitmonden van de openingskamer en de sluitkamer ligt, waarbij een derde drukbegrenzingsklep is voorzien, die aansluit op de bypassaansluiting, zodat in een eerste bereik van de sluitbeweging de sluitkamer alleen in verbinding staat met de 35 bijbehorende mond en is afgesloten van de bypassmond, en dat in een tweede bereik de sluitkamer zowel met de bijbehorende mond als met de bypassmond is verbonden. - 15 -

5. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 4, waarbij de eerste, tweede en derde drukbegrenzingsklep aansluiten op een gemeenschappelijke reservoirleiding naar het 5 reservoir, en dat de hydraulische stromingssensor is opgesteld bij de gemeenschappelijke reservoirleiding.

6. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 4, waarbij de tweede en derde drukbegrenzingsklep alsmede de 10 aansluiting van de openingskamer, via een in de richting van de openingskamer sluitende terugslagklep, aansluiten op een gemeenschappelijke reservoirleiding, waarin de hydraulische stromingssensor en tussen de stromingssensor en het reservoir de eerste drukbegrenzingsklep zijn opgenomen, waarbij de 15 gemeenschappelijke leiding tussen de stromingssensor en de eerste drukbegrenzingsklep via een in de richting van de reservoirleiding sluitende terugslagklep aansluit op de openingskamer.

7. Hydraulische bedieningsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 4-6, waarbij de derde drukbegrenzingsklep bij een lagere druk opent dan de eerste en tweede drukbegrenzingsklep.

8. Hydraulische bedieningsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de pomp een pomp is met omkeerbare pomprichting en met twee poorten die afhankelijk van de draairichting van de pompmotor werken als zuigpoort of perspoort, welke poorten respectievelijk zijn verbonden met de 30 openingskamer en de sluitkamer.

9. Afsluitsamenstel voorzien van een hydraulische bedieningsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 35

10. Voertuig voorzien van carrosserie alsmede een afsluitelement voor het afsluiten van een opening in de - 16 - carrosserie, bijvoorbeeld een kofferbakdeksel, (vijfde) deur, afdekkap, tonneau-cover, etc voorzien van een hydraulische bedieningsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1-8.