NL1018772C1 - Bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een voertuigchassis. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een voertuigchassis.

De uitvinding heeft betrekking op een bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een chassis van een voertuig, welke draagbeugel twee afzonderlijke zijplaten omvat die elk een bevestigingsgebied hebben dat is voorzien van gaten waar bouten of 5 klinknagels doorheen steken om de zijplaten aan elkaar en aan een chassisonderdeel van het voertuig te bevestigen, waarbij de bevestigingsgebieden van de zijplaten in hoofdzaak evenwijdig zijn.

Een dergelijke draagbeugel, ook wel veerhand genoemd, is in meerdere uitvoeringsvormen bekend. De bevestiging van de draagbeugel 10 aan het chassis moet krachtmomenten die optreden door de aandrijf- en/of remkrachten kunnen overbrengen op het chassis. Hiervoor is een goede verbinding noodzakelijk die zorgt dat de draagbeugel niet gaat roteren onder invloed van de optredende krachtmomenten.

Uit de praktijk is bijvoorbeeld bekend om de draagbeugel en 15 het chassisonderdeel door middel van tien of meer bout- of klinkverbindingen onder klemkracht aan elkaar te, bevestigen om rotatie van de draagbeugel tegen te gaan. Dit is een ongewenst groot i aantal bouten of klinknagels. Een alternatief is het toepassen van pasbouten of van vullende klinkverbindingen. Deze verbindingen hebben 20 echter het nadeel dat ze duur zijn.

De uitvinding heeft tot doel een bevestiging van een draagbeugel te verschaffen, die de genoemde nadelen ondervangt.

Dit doel wordt bereikt door een bevestiging volgens de aanhef, waarbij ter plaatse van de bevestigingsgebieden van de zijplaten een 25 bevestigingsstrip is aangebracht, welke bevestigingsstrip / rechtstreeks vast is aangebracht aan het chassisonderdeel en een gebied heeft dat tussen de bevestigingsgebieden van de zijplaten is geklemd.

De bevestigingsstrip verschaft twee extra wrijvingsvlakken in 30 de klemverbinding waardoor onder toepassing van een beperkt aantal bouten of klinknagels de rotatie.van de draagbeugel wordt verhinderd. Een bijkomend voordeel van de toepassing van de bevestigingsstrip is 1018772 - 2 - dat voor de bevestiging van de draagbeugel aan het chassisonderdeel bouten met een grotere lengte nodig zijn hetgeen gunstig is voor het voorspannen van de bouten.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de bevestiging volgens de 5 uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 schematisch een wielasophanging van een asstel van een voertuig weergeeft; 10 fig. 2 een draagbeugel bevestigd op de wijze volgens de uitvinding weergeeft.

In fig. 1 is een schematisch een wielasophanging van een asstel van een voertuig weergegeven. De wielas is aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De wielas 1, waarop aan beide einden een of meer 15 wielen zijn aangebracht, is aangegeven als een ronde holle as, maar dit kan ook een as zijn met een vierkante of een andersvormige dwarsdoorsnede.

De wielasophanging omvat een aan een chassisonderdeel, in dit voorbeeld een chassisbalk 2, bevestigde draagbeugel 3 en een 20 scharnierend aan de draagbeugel bevestigde draagarm 4 voor de wielas 1. De draagarm 4 strekt zich in langsrichting van het voertuig uit.

De wielas is op een bekende wijze op de draagarm 4 bevestigd door een klem 5.

De draagarm 4 is aan de draagbeugel 3 bevestigd door en 25 bevestigingsbout 6. In de weergegeven uitvoeringsvorm strekt de draagarm 4 zich met een eindgedeelte 7 tot voorbij de wielas 1 uit. Tussen het eindgedeelte 7 en de chassisbalk 2 is een gasveer 8 aangebracht.

In fig. 2 is de bevestiging van een draagbeugel 3 volgens de 30 uitvinding weergegeven. De draagbeugel 3 heeft twee zijplaten 9a en 9b. De zijplaten 9a en 9b hebben een bevestigingsgebied 10. In het bevestigingsgebied 10 zijn gaten 11 aangebracht om de draagbeugel 3 door middel van bijvoorbeeld een boutverbinding aan de chassisbalk 2 te bevestigen. Voor de bevestiging kan bijvoorbeeld ook een 35 klinkverbinding toegepast worden.

De draagbeugel 3 is nabij het vrije einde voorzien van gaten 20 waar de bevestigingsbout 6 van de draagarm 4 doorheen gestoken wordt. Bij de gaten 20 wordt de draagbeugel 3 belast door aandrijf- of 1018772 - 3 - remkrachten afkomstig van de wielas 1. In fig. 2 is bij wijze van voorbeeld een kracht weergegeven met een pijl die is aangeduid met F. Doordat de kracht F op een afstand A van de bevestiging van de draagbeugel 3 aan de chassisbalk 2 aangrijpt, wordt de bevestiging 5 van de draagbeugel en de chassisbalk 2 belast door een krachtmoment van FxA. Dit krachtmoment moet doorgegeven worden aan de chassisbalk 2 om een rotatie van de draagbeugel 3 tegen te gaan. De eventuele dwarskrachten op de draagbeugel 3 op te vangen kan een schoorbalk 21 worden aangebracht die de zijplaat 9a nabij het vrije einde in 10 dwarsrichting ondersteunt.

Tussen de bevestigingsgebieden 10 van de twee zijplaten 9a en 9b is een bevestigingsstrip 12 als volgt aangebracht. De eerste zijplaat 9a ligt met de naar de chassisbalk 2 gekeerde zijde van het bevestigingsgebied 10 tegen de chassisbalk 2. Tegen de andere zijde 15 van het bevestigingsgebied 10 is een zijde van een middengebied 13 van de bevestigingsstrip 12 aangebracht. Tegen de andere zijde van het middengebied 13 van de bevestigingsstrip 12 is het * bevestigingsgebied 10 van.de tweede zijplaat 9b aangebracht. In het middengebied zijn gaten (niet getoond) aangebracht voor de bout- of 20 klinkverbindingen waarmee het geheel van zijplaten 9a, 9b en bevestigingsstrip 12 aan de chassisbalk 2 wordt bevestigd.

De bevestigingsstrip heeft eindgebieden 14. Deze eindgebieden 14 zijn ten opzichte van het middengebied 13 zodanig versprongen gelegen dat de eindgebieden 14 met het naar de chassisbalk 2 gekeerde 25 zijde tegen de chassisbalk 2 aanliggen terwijl de naar de chassisbalk 2 gekeerde zijde van het middengebied 13 op een zodanige afstand van de chassisbalk 2 ligt dat het bevestigingsgebied 10 van de zijplaat 9a nauwkeurig tussen het middengebied 13 en de chassisbalk 2 past. De eindgebieden 14 van de bevestigingsstrip 12 worden met de chassisbalk 30 2 verbonden. In het in fig. 2 getoonde voorbeeld zijn gaten 15 aangebracht in de eindgebieden 14 voor een boutverbinding of een klinkverbinding.

De totale lengte van de bevestigingsstrip 12 is bij voorkeur zo groot mogelijk omdat dan een groter krachtmoment kan worden 35 opgenomen. De totale lengte van de bevestigingsstrip 12 die toegepast kan worden is natuurlijk wel afhankelijk van de beschikbare bevestigingsruimte. Bij voorkeur bedraagt de totale lengte van de bevestigingsstrip 12 ongeveer twee maal de breedte van het ^ 0 i 0 7 7 2 - 4 - bevestigingsgebied 10 van de zijplaten 9a, 9b, met andere woorden de lengte van de eindgebieden 14 samen komt ongeveer overeen met de lengte van het middengebied 13. In fig. 2 is de lengte van het bevestigingsgebied aangegeven met L en de lengte van de strip met 2L.

5 Voor dit uitvoeringsvoorbeeld geldt theoretisch gezien dat ongeveer een derde deel van het krachtmoment dat op de bevestigingsbeugel 3 wordt uitgeoefend wordt opgenomen door de bevestigingsbeugel 3 zelf, d.w.z. door de bevestigingsgebieden 10 van de zijplaten 9a, 9b. De andere ongeveer twee derde wordt opgenomen door de bevestigingsstrip 10 12.

Bij een niet getoond alternatief heeft de bevestigingsstrip één eindgebied dat aan de bovenzijde boven de zijplaten uitsteekt.

018772

Claims (6)

1. Bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een chassis van een voertuig, welke draagbeugel twee afzonderlijke 5 zijplaten omvat die elk een bevestigingsgebied hebben dat is voorzien van gaten waar bouten of klinknagels doorheen steken om de zijplaten aan elkaar en aan een chassisonderdeel van het voertuig te bevestigen, waarbij de bevestigingsgebieden van de zijplaten in hoofdzaak evenwijdig zijn, met het kenmerk, dat ter plaatse van de 10 bevestigingsgebieden van de zijplaten een bevestigingsstrip is aangebracht, welke bevestigingsstrip rechtstreeks vast is aangebracht aan het chassisonderdeel en een gebied heeft dat tussen de bevestigingsgebieden van de zijplaten is geklemd.

2. Bevestiging volgens conclusie 1, waarbij in de bevestigingsstrip uitsparingen zijn aangebracht die corresponderen met de gaten in de zijplaten.

3. Bevestiging volgens conclusie 1 of 2, waarbij de 20 bevestigingsstrip een of meer buiten de zijplaten uitstekende eindgebieden heeft die met het chassisonderdeel zijn verbonden.

4. Bevestiging volgens conclusie 3, waarbij de bevestigingsstrip zodanig is gevormd dat de eindgebieden in gemonteerde toestand tegen 25 de chassisbalk liggen.

5. Bevestiging volgens conclusie 3 of 4, waarbij de eindgebieden van de bevestigingsstrip zijn voorzien van gaten en via een bout of klinkverbinding is verbonden met het chassisonderdeel. 30

6. Bevestiging volgens een van de conclusies 3-5, waarbij de eindgebieden aan de zijkant buiten de zijplaten uitsteken en de lengte van de respectievelijke eindgebieden ongeveer de helft van de lengte van het middengebied bedraagt. 35 -1018772