NL1022948C2 - Bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een voertuigchassis. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel 5 aan een voertuigchassis.

De uitvinding heeft betrekking op een bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een voertuigchassis.

Een dergelijke draagbeugel, die ook wel veerhand wordt genoemd, 10 is in meerdere uitvoeringsvormen bekend. De bevestiging van de draagbeugel aan het chassis vindt vaak plaats door aan de bovenzijde van de draagbeugel de zijplaten onder klemkracht aan elkaar en aan de chassisbalk te bevestigen door middel van tien of meer boutverbindingen. Dit grote aantal boutverbindingen is ongewenst.

15 In NL 1018772 is een bevestiging getoond waarbij de bevestigingsgebieden van afzonderlijke zijplaten van de draagbeugel met bouten aan elkaar en aan een verticaal vlak van een chassisbalk zijn bevestigd. De bevestigingsstrip heeft een deel dat tussen de zijplaten van de bevestigingsbeugel is geklemd. Een van de zijplaten 20 is tussen het verticale vlak van de chassisbalk en de bevestigingsstrip geklemd. De bevestigingsstrip heeft eindgebieden die met het verticale vlak van de chassisbalk zijn verbonden.

In de praktijk worden er ook vaak draagbeugels toegepast waarbij de zijplaten aan de bovenzijde niet met elkaar worden 25 verbonden. Bij deze draagbeugels worden over het algemeen direct op een chassisbalk gelast. Het is wenselijk dat dit vastlassen van de draagbeugel tijdens het in elkaar lassen van het chassis plaatsvindt omdat daarna een beschermende laag op het chassis wordt aangebracht, die anders door het naderhand vastlassen van de draagbeugel weer 30 beschadigd zou raken. Een nadeel van de vastgelaste beugels is dat het chassis minder goed stapelbaar is voor transport omdat de draagbeugels aan de onderzijde uitsteken.

Verder zijn er vele uitvoeringen van de draagbeugel beschikbaar. Bij het lassen van de draagbeugel aan het chassis 35 ontstaat het nadeel dat de uitvoering van de draagbeugel die wordt vastgelast aan het chassis de specifieke uitvoering van het chassis bepaalt. In principe is er dus voor ieder draagbeugeltype een specifiek chassis, waardoor bij de assemblage van het voertuig 1 022948 I - 2 - I naderhand minder keuzevrijheid is en de voertuigbouwer dus minder I flexibel is.

I De uitvinding beoogt een verbeterde bevestiging voor een I draagbeugel te verschaffen.

I 5 Dit oogmerk wordt bereikt door een bevestiging volgens conclusie 1.

I Voordelig is dat de bevestiging volgens de uitvinding I toepasbaar is bij draagbeugels met twee zijplaten die niet tegen elkaar hoeven te worden geklemd.

I 10 Voorkeursuitvoeringsvormen van de bevestiging volgens de I uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

I De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: I fig. 1 schematisch een wielasophanging van een asstel van een I 15 voertuig toont, I fig. 2. in perspectief een aanzicht schuin van onderen van een chassisbalk met bevestigingsstrips van de wielasophanging van fig. 1 I toont, I fig. 3 de chassisbalk van fig. 2 met een daaraan volgens de I 20 uitvinding bevestigde draagbeugel toont, fig. 4 schematisch een wielasophanging van een asstel van een I voertuig voorzien van een schokdemper toont, I fig. 5 in perspectief een aanzicht schuin van onderen van een I chassisbalk met bevestigingsstrips van de wielasophanging van fig. 4 I 25 toont, fig. 6 de chassisbalk van fig. 5 met een daaraan volgens de I uitvinding bevestigde draagbeugel toont, fig. 7 een onderaanzicht in doorsnede van een chassisbalk met I een daarop op een andere wijze volgens de uitvinding aangebrachte I 30 draagbeugel toont.

In fig. 1 is een schematisch een wielasophanging van een asstel van een voertuig weergegeven. De wielas is aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De wielas 1, waarop aan beide einden een of meer I wielen zijn aangebracht, is aangegeven als een ronde holle as, maar I 35 dit kan ook een as zijn met een vierkante of een andersvormige dwarsdoorsnede.

De wielasophanging omvat een aan een chassisonderdeel, in dit voorbeeld een chassisbalk 2, bevestigde draagbeugel 3. De chassisbalk - 3 - 2 is in dit voorbeeld uitgevoerd als een I-profiel met een onderste flens 2a en een bovenste flens 2b, waarbij de draagbeugel 3 op het onderste vlak 10 van de onderste flens 2a is aangebracht.

De wielasophanging omvat verder een scharnierend aan de 5 draagbeugel 3 bevestigde draagarm 4 voor de wielas 1. De draagarm 4 strekt zich in langsrichting van het voertuig uit. De wielas is op een bekende wijze op de draagarm 4 bevestigd door een klem 5.

De draagarm 4 is aan de draagbeugel 3 bevestigd door en bevestigingsbout 6. In de weergegeven uitvoeringsvorm strekt de 10 draagarm 4 zich met een eindgedeelte 7 tot voorbij de wielas 1 uit. Tussen het eindgedeelte 7 en de chassisbalk 2 is een gasveer 8 aangebracht.

De bevestiging van de draagbeugel 3 aan de chassisbalk 2 zal nader worden toegelicht aan de hand van de figs. 2 en 3. In fig. 2 is 15 in perspectief een onderaanzicht weergeven van de chassisbalk 2. De onderste flens 2a heeft heeft een naar beneden gericht horizontaal vlak 10. Op de het horizontale vlak 10 zijn twee afzonderlijke bevestigingsstrips 21 en 22 gelast. Het is ook mogelijk om twee door middel van een verbindingsstuk met elkaar verbonden 20 bevestigingsstrips op het horizontale vlak 10 te lassen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een strip die uit een stuk is gebogen tot een U-vorm, waarbij de benen van de ü de bevestigingsstrips vormen. De bevestigingsstrips 21, 22 zijn voorzien van bevestigingsgaten 23.

25 In fig. 3 is getoond hoe een draagbeugel omvattende twee losse zijplaten 11 en 12 met een bevestigingsgebied 11a resp. 12a tegen de bevestigingsstrip 21 resp. 22 aanliggen. De bevestigingsgebieden 11a, 12a zijn voorzien van bevestigingsgaten 13 (zie ook fig. 1). Het bevestigingsgebied 11a, 12a van de zijplaat 11, 12 is zodanig tegen 30 de bevestigingsstrip 21, 22 geplaatst dat de bevestigingsgaten 13 en de bevestigingsgaten 23 in eikaars verlengde liggen en er een bout doorheen gestoken kan worden om de de zijplaat en de bevestigingsstrip met elkaar te verbinden. De bovenrand van de zijplaten 11, 12 kan geheel of gedeeltelijk tegen het horizontale 35 vlak 10 aanliggen, maar de zijplaten 11, 12 kunnen ook zodanig zijn aangebracht dat de bovenrand het horizontale vlak 10 niet raakt.

In fig. 4 is een andere uitvoeringsvorm van de wielasophanging getoond. De met de in fig. 1 getoonde wielasophanging overeenkomende 1022948 - 4 - onderdelen zijn met gelijke verwijzingscijfers aangeduid. Bij deze uitvoeringsvorm is een schokdemper 9 aangebracht tussen de draagarm 4 en de draagbeugel 3. De draagbeugel 3 heeft bij deze uitvoeringsvorm ook twee zijplaten 41, 42 (zie fig. 6) waarin naast de 5 bevestigingsgaten 13 een bevestigingsgat zit voor de bout 40 waarmee de schokdemper 9 aan de draagbeugel 3 is bevestigd. De de zijplaten 41 van de draagbeugel 3 zijn ook bij deze uitvoeringsvorm tegen bevestigingsstrips aangebracht die in fig. 5 zijn aangeduid met 51 en 52. De bevestigingsstrips 51 en 52 hebben bevestigingsgaten 53 10 vergelijkbaar met de bevestigingsgaten 23 in fig. 2. Aan de bevestigingsstrips 51, 52 zijn aan een einde consoles 57 aangebracht die hoger zijn dan de rest van de bevestigingsstrips 51, 52. In de consoles 57 is een bevestigingsgat 56 aangebracht, waardoorheen de bout 40 van de schokdemper 9 gestoken kan worden.

15 In fig. 6 is gedeeltelijk in doorsnede een onderaanzicht getoond van de uitvoeringsvorm van fig. 4. In fig. 6 zijn de bevestigingsstrips 51 en 52 te zien die op het flensoppervlak 10 zijn gelast. Verder zijn de schokdemper 9 en de daarbij behorende bout 40 te herkennen.

20 De zijplaat 41 is bij de eindgebieden 41a en 41b om de beide kopse kanten 51a en 51b van de bevestigingsstrip 51 gebogen. Hierdoor heeft de zijplaat 41 delen 41c en 41d die aan een binnenzijde van de bevestigingsstrip 51 aangrijpen en een ander deel 41e dat aan de andere zijde van de bevestigingsstrip 51 aangrijpt. De zijplaat 42 is 25 bij de eindgebieden 42a en 42b om de beide kopse kanten 52a en 52b van de bevestigingsstrip 52 gebogen. Hierdoor heeft de zijplaat 42 delen 42c en 42d die aan een binnenzijde van de bevestigingsstrip 52 aangrijpen en een ander deel 42e dat aan de andere zijde van de bevestigingsstrip 52 aangrijpt. Door het om de bevestigingsstrips 51, 30 52 buigen van de zijplaten 41, 42 worden extra wrijvingsvlakken gevormd in de klemverbinding tussen de bevestigingsstrips 51, 52 en de zijplaten 41, 42. Hierdoor is met een beperkt aantal bouten een voldoende sterke bevestiging verkregen waarmee weerstand aan een rotatiemoment die worden veroorzaakt door aandrijf- of remkrachten op 35 de draagbeugel 3 kan worden gegeven.

Bij een andere uitvoeringsvorm waarvan een doorsnede ter hoogte van het bevestigingsgebied is getoond in fig. 7, bestaat de draagbeugel 73 uit twee zijplaten 71 en 72. Op het horizontale vlak -δ- 10 van de chassisbalk 2 is een enkele bevestigingsstrip 74 aangebracht. Het bevestigingsgebied van de ene zijplaat 71 ligt tegen de ene zijde van de bevestigingsstrip 74 aan en het bevestigingsgebied van de andere zijplaat 72 ligt tegen de andere 5 zijde van de bevestigingsstrip 74 aan.

Een eindgebied 71a van de zijplaat 71 wordt om een kopse kant 74a van de strip 74 gebogen en gedeeltelijk over de plaat 72 gelegd. Op dezelfde wijze wordt een eindgebied 72a van de zijplaat 72 omgebogen. Hierdoor wordt nabij de kopse kant 74a van de 10 bevestigingsstrip 74 een eindgebied 72b van de zijplaat 72 tussen twee delen van de zijplaat 71 en de bevestigingsstrip 74 geklemd. Op dezelfde wijze wordt nabij de andere kopse kant 74b van de bevestigingsstrip 74 een eindgebied 71b van de zijplaat 71 tussen twee delen van de zijplaat 72 en de bevestigingsstrip 74 geklemd.

15 Door deze wijze van inklemmen ontstaan extra wrijvingsvlakken waardoor beter weerstand aan een rotatiemoment op de draagbeugel 73 kan worden gegeven.

In het bovenstaande is telkens een draagbeugel met twee afzonderlijke zijplaten beschreven. Begrepen moet worden dat de 20 uitvinding ook betrekking heeft op uitvoeringsvormen waarbij de draagbeugel zijplaten heeft die met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld door een tussenplaat.

1022948

Claims (8)

1. Bevestiging van een draagbeugel van een assamenstel aan een I chassis van een voertuig, welke draagbeugel twee zijplaten omvat die I 5 elk een bevestigingsgebied hebben dat is voorzien van gaten waar I bouten of andere bevestigingsmiddelen doorheen steken om de zijplaten I aan een chassisonderdeel van het voertuig te bevestigen, waarbij een of meer bevestigingsstrips met een bovenzijde vast op een horizontaal I vlak van het chassisonderdeel zijn aangebracht en waarbij elke 10 zijplaat telkens zodanig aan een bevestigingsstrip is bevestigd dat I het bevestigingsgebied van de zijplaat telkens tegen een zijvlak van I de bevestigingsstrip is aangebracht.

2, Bevestiging volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat er twee 15 afzonderlijke bevestigingsstrips of twee door middel van een I verbindingsstuk met elkaar verbonden bevestigingsstrips op het chassisonderdeel zijn aangebracht om telkens een van de zijplaten van de draagbeugel tegen te bevestigen. I 20

3. Bevestiging volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bevestigingsgebied van elke zijplaat een deel heeft dat aan de ene I zijde van de bevestigingsstrip aangrijpt en een ander deel heeft dat I aan de andere zijde van de bevestigingsstrip aangrijpt. H 25

4. Bevestiging volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de zijplaat I een omgebogen deel heeft dat om een kopse kant van de I bevestigingsstrip is gebogen.

5. Bevestiging volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de 30 zijplaat twee omgebogen delen heeft die respectievelijk om beide kopse kanten van de bevestigingsstrip zijn gebogen.

6. Bevestiging volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de bevestigingsstrip uitsparingen zijn aangebracht 35 die corresponderen met de gaten in de zijplaten. - 7 -

7. Bevestiging volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsstrip op het horizontale vlak van het chassisonderdeel is gelast.

8. Bevestiging volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de bevestigingsstrip een bevestigingsgat voor het bevestigen van een schokdemper aanwezig is. ' 022948 -