NL1016427C2 - Houder voor een zaagblad van een decoupeerzaag. - Google Patents

Description

HOUDER VOOR EEN ZAAGBLAD VAN EEN DECOÜPEERZAAG

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor een zaagblad van een decoupeerzaag omvattende een 5 houderelement met een opneemholte voor het opnemen van het vast te klemmen eind van het zaagblad en op het zaagblad aangrijpende klemmiddelen, die tussen het zaagblad en een schuin in richting van het zaagblad lopende wand van de opneemholte zijn gelegen en een in hoofdzaak cirkelvormige 10 doorsnede hebben.

Een dergelijke houder is verbonden met de heen- en weergaande drijfstang van een decoupeerzaag.

Een houder van de bovengenoemde soort is bekend uit EP 0 792 713 A2. Hierbij worden de klemmiddelen gevormd door 15 een op een rand van het zaagblad aangrijpende pen, die tussen het zaagblad en de schuine zijde van de opneemholte voor het opnemen van het zaagbladeind is gelegen. Met behulp van een dergelijke constructie wordt een zelfklemmende kracht opgewekt . Voor het opheffen van deze klemkracht en het uit de 20 houder halen van het zaagblad, wordt een op de pen aangrijpende hefboom tegen de voorspanning van op de pen aangrijpende veren gekanteld. Bij het kantelen van de hefboom wordt de pen langs de schuin lopende wand van de opneemholte van het zaagblad af verplaatst. Voor het lossen van het zaagblad moet 25 de glijdende wrijving als gevolg van de klemkracht worden overwonnen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een houder van een zaagblad voor een decoupeerzaag van een verbeterde constructie. Daartoe is de houder 30 gekenmerkt doordat de klemmiddelen uit twee paar op afstand van elkaar gelegen klemorganen met een in hoofdzaak cilindervormige doorsnede bestaan, die telkens aan weerszijden van het zaagblad zijn gelegen. Hierdoor is verzekerd dat het zaagblad ook dwars op zijn brede zijden in het houderelement 35 wordt opgesloten. Daarnaast kan het ene paar klemorganen de klemwerking van het andere paar klemorganen overnemen, wanneer deze elastisch worden vervormd door trek- en drukbelas-ting op het zaagblad. Het betreft hier een zelfklemmende 1016427· 2 constructie, oftewel hoe groter de tijdens het zagen op het zaagblad uitgeoefende kracht, hoe groter de klemkracht. Een bijkomstig effect is dat de gebruiker een relatief geringe wrijvingskracht als gevolg van (tweezijdige) rollende wrij -5 ving hoeft te overwinnen voor het lossen van het zaagblad. Opgemerkt wordt dat uit JP 05-253738 een houder voor een zaagje van een figuurzaag bekend is. De houder bevat twee rollen die samenwerken met een V-vormige groef om het zaagje vast te klemmen. Het zaagje wordt aan beide uiteinden in een 10 dergelijke houder vastgeklemd. Het zaagje wordt met voorspan-ning in de figuurzaag gezet en wordt tijdens het zagen alleen op trekbelasting belast.

Bij voorkeur grijpen de klemorganen aan op de brede zijden van het zaagblad. Naast dat de vlaktedruk op het 15 zaagblad relatief laag is, kan gebruik worden gemaakt van de gestandaardiseerde afmeting in breedterichting van de brede zijden van op de markt verkrijgbare zaagbladen. Het zaagblad wordt in breedterichting in de opneemholte opgesloten, terwijl het verschil in dikte kan worden opgevangen door het 20 langs de schuine wand van de opneemholte verplaatsende kle-morgaan.

Verder zijn de klemorganen van een paar ten opzichte van het houderelement bij voorkeur op eenzelfde hoogte gelegen, zodat het zaagblad niet op buiging wordt belast door 25 de klemorganen en de kans op breuk van het zaagblad wordt geminimaliseerd.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het houderelement voor het opnemen van het of elk paar klemorganen een V-vormige groef, die de 30 schuine wanden van de opneemholte bepaalt. Hierdoor worden beide klemorganen aan weerszijden van het zaagblad tussen een schuin naar het zaagblad lopende wand en het zaagblad geklemd, hetgeen een gunstige symmetrische belasting op het zaagblad tot gevolg heeft.

35 Verder zijn bij voorkeur ontgrendelmiddelen voor het van het zaagblad verwijderen van de klemmiddelen voorzien. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de ontgrendelmiddelen een onder voorspanning staand bedieningselement, dat 1016427· * 3 ten opzichte van het houderelement kan worden verschoven voor het meenemen van de kleraorganen.

De klemorganen zijn bij voorkeur gevormd door pennen.

5 Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een decoupeerzaag welke is voorzien van een houder voor een zaagblad volgens de onderhavige uitvinding.

De uitvinding zal aan de hand van de bijgevoegde tekeningen nader worden verduidelijkt. In de tekeningen 10 toont:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een decoupeerzaag voorzien van een houder voor een zaagblad volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 een detailaanzicht van een houder volgens 15 een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 3 een detailaanzicht van een houder volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, en

Figuur 4 een detailaanzicht van een houder volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

20 De in Figuur 1 getoonde decoupeerzaag is voorzien van een behuizing 1 waarvan een deel in de tekening is weggebroken om zicht te krijgen op de binnenzijde van de decoupeerzaag. In de behuizing 1 is een elektromotor 2 aangebracht voor het aandrijven van een drijfstang 3, die aan zijn onder-25 eind een houder 4 voor een zaagblad 5 draagt. De elektromotor 2 is voorzien van een motoras 6. Tussen de motoras 6 en de drijfstang 3 voor het zaagblad 5 zijn omzettingsmiddelen 7 voor het omzetten van de roterende beweging van de elektromotor 2 in een heen- en weergaande beweging van het zaagblad 5 30 aangebracht. De omzettingsmiddelen 7 omvatten een tandwieloverbrenging 8, bestaande uit een met de motoras 6 verbonden eerste tandwiel 9 en een daarmee samenwerkend tweede tandwiel 10, en een op het tweede tandwiel 10 aangebracht excentriek 11. Het excentriek 11 werkt samen met de drijfstang 3 om de 35 roterende beweging van het tweede tandwiel 10 over te brengen in een heen- en weergaande beweging van het zaagblad 5.

Het tweede tandwiel 10 is door middel van een tandwielas 12 draaibaar in de behuizing 1 ondersteund. De 1016427· 4 tandwielas 12 wordt aan weerszijden van het tweede tandwiel 10 draaibaar gelagerd in lagers 13. Hierbij strekt de tandwielas 12 zich door een in de drijfstang 3 aangebrachte opening 14 uit.

5 De aan het ondereinde van de drijfstang 3 gelegen houder 4 voor een zaagblad 5 omvat een houderelement 15 met een opneemholte 16 voor het opnemen van het vast te klemmen eind van het zaagblad 5, op het zaagblad 5 aangrijpende klemmiddelen 17 en een bedieningselement 18 waarmee de klem-10 middelen 17 van het zaagblad 5 af kunnen worden verwijderd. Het bedieningselement 18 kan ten opzichte van het houderelement 15 verschuiven. De constructie en werking van de houder 4 zal onder verwijzing naar verschillende uitvoeringsvormen getoond in Figuren 2-4 nader worden verduidelijkt. In Figuren 15 2-4 worden gelijke onderdelen met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.

In de eerste in Figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm van de houder 4 zijn de klemmiddelen 17 gevormd door één paar klemorganen in de vorm van pennen, die aan weerszijden van 20 het zaagblad 5 zijn gelegen. De pennen 17 hebben een cilindrische vorm en grijpen op de brede zijden van het zaagblad 5 aan. De randen van het zaagblad 5, oftewel de korte zijde van het zaagblad 5, zijn opgesloten tussen de wanden 19 van het houderelement 15. De opneemholte 16 voor het opnemen van het 25 vast te klemmen eind van het zaagblad 5 is enerzijds tussen de wanden 19 en anderzijds tussen twee schuin naar het zaagblad 5 lopende wanden 20 gelegen. De opneemholte 16 is V-vormig in doorsnede, hetgeen tot uitdrukking komt door de V-vormige groeven 3 0 in elke wand 19 van het houderelement 15. 30 De pennen 17 strekken zich aan beide zijden door een V-vormi-ge groef 30 in het houderelement 15 tot in een zich dwars op de bedieningsrichting uitstrekkende langsgroef 21 van het bedieningselement 18 uit. Het verschuifbare bedieningselement 18 is rondom het houderelement 15 gelegen en dient naast het 35 lossen van de pennen 17 voor het dwars op het zaagblad 5 houden daarvan.

Verder is de houder 4 voorzien van opsluitmiddelen 22 om het zaagblad 5 in een richting dwars op de brede zijden 1016427· 4 5 daarvan op te sluiten. In de uitvoeringsvorm volgens Figuur 2 worden deze opsluitmiddelen 22 gevormd door een opsluitele-ment 23 met een V-vormige uitsparing 24 voor het opnemen van het uiteinde 27 van het zaagblad 5. Daarnaast wordt het 5 zaagblad 5, dat met verschillende dikten op de markt verkrijgbaar is, in de V-vormige uitsparing 24 gecentreerd. Door een in het houderelement 15 aangebrachte veer 25 wordt het opsluitelement 23 in contact geduwd met het uiteinde van het zaagblad 5.

10 Verder is tussen het bedieningselement 18 en het houderelement 15 een drukveer 26 aangebracht. Deze drukveer 26 zorgt ervoor dat de pennen 17 via het bedieningselement 18 in de V-vormig groef 30 van het houderelement 15 naar het zaagblad 5 worden geduwd. De door de veer 26 opgewekte voor-15 spanning moet dusdanig groot zijn, dat de traagheidskrachten bij het zagen worden overwonnen om de pennen 17 tegen het zaagblad 5 aan te houden. Tijdens het zagen wordt het zaagblad 5 door een naar beneden gerichte kracht belast. Hierdoor zullen de pennen 17 zich verder in de V-vormige groef 30 naar 2 0 het zaagblad 5 toe verplaatsen en daarbij het zaagblad 5 met een grotere klemkracht in het houderelement 15 vastklemmen. Voor het lossen van het zaagblad 5 moet tegen de veerkracht van de drukveer 26 in het bedieningselement 18 ten opzichte van het houderelement 15 naar boven toe worden verplaatst.

25 Doordat de aan weerszijden van het zaagblad 5 gelegen pennen 17 een cirkelvormige doorsnede hebben, hoeft slechts een rollende wrijving als gevolg van de klemkracht worden overwonnen. Rollende wrijving is equivalent aan een lage wrij-vingscoëfficiënt waarbij lage wrijvingskrachten het gevolg 30 zijn van normaal krachten, oftewel in het onderhavige geval klemkrachten.

Om zowel zaagbladen van het "T-schacht" als "universele schacht" type te kunnen vastklemmen in de houder 4, welke type zaagbladen overigens nagenoeg dezelfde gestandaar-35 diseerde breedte hebben, zijn in de wanden 19 van het houderelement 15 twee uitsparingen 27 voor de nokken van het "T-schacht" type zaagblad aangebracht.

In Figuur 3 wordt een tweede uitvoeringsvorm van de 9016427« 6 houder 4 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Het verschil van deze uitvoeringsvorm met de eerste uitvoeringsvorm, is dat twee paar op afstand van elkaar gelegen pennen 17a,17b zijn voorzien. De pennen 17a,17b van elk paar zijn 5 aan weerszijden van het zaagblad 5 gelegen. De ene pen 17a van elk paar klemorganen 17a,17b is hierbij tussen het zaagblad 5 en de schuin naar het zaagblad lopende wand 20 van de opneemholte 16 aangebracht, terwijl de andere pen 17b van elk paar klemorganen 17a,17b draaibaar maar niet verplaatsbaar in 10 het houderelement 15 is aangebracht. Hiertoe werken de langs-groeven 21 in het bedieningselement 18 en dwarsgroeven 31 in het houderelement 15 samen. In deze uitvoeringsvorm zijn de bovengenoemde opsluitmiddelen 22 gevormd door de op afstand van elkaar geplaatste paren klemorganen 17a,17b. Een opslui-15 ting dwars op de brede zijden van het zaagblad 5 is hierdoor gewaarborgd.

In de laatste, in Figuur 4 getoonde uitvoeringsvorm van de houder 4 volgens de uitvinding is het verschil met de in Figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm, dat elk paar klemorga- 2 0 nen 17 in een V-vormige groef 30 van de houder 4 is gelegen en dat derhalve elke pen 17 met een schuine wand 20 van de opneemholte 16 samenwerkt. Hierbij wordt een symmetrische belasting op het zaagblad 5 verkregen. Het ene paar klemorganen 17 neemt de functie van het andere paar klemorganen 17 25 over wanneer dit elastisch vervormt door belasting op het zaagblad 5. Verder is bij de derde uitvoeringsvorm verzekerd, dat het midden van het zaagblad op dezelfde zaaglijn komt te liggen. Bij de uitvoeringsvorm van Figuur 3 daarentegen vormt een van de twee brede zijden van het zaagblad het referentie- 3 0 vlak. Tenslotte zijn ten opzichte van de uitvoeringsvorm van

Figuur 2 geen extra middelen 22 voor het dwars op de brede zijden opsluiten van het zaagblad 5 in het houderelement 15 vereist, nu het kantelen in deze richting wordt tegengegaan door de op afstand van elkaar geplaatste paren pennen 17. Ook 3 5 het centreren van zaagbladen 5, die onderling een andere dikte kunnen hebben, is met deze uitvoeringsvorm ondervangen.

Verder is in de getoonde uitvoeringsvormen op te merken dat het houderelement 15 samen met de drijfstang 3 is 1016427· 7 gevormd uit één stuk plaatmateriaal dat door plooien in de gewenste vorm is gebracht. Aan de bovenzijde is het plaatstuk voorzien van een holte 28 (Figuur 1) voor het opnemen van het excenter 11. In de holte 28 is de opening 14 voor het doorla-5 ten van de tandwielas 12 gelegen. Aan de onderzijde is het plaatstuk omgebogen ter vorming van het houderelement 15. Daarna strekt het plaatstuk zich verder naar boven toe uit en is wederom omgebogen om een aanslag 29 voor de drukveer 26 te vormen.

10 De in de figuren getoonde klemorganen hebben een cirkelvormige doorsnede. Echter kan volgens de uitvinding elk klemorgaan met een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede, bijvoorbeeld ellipsvormige doorsnede, worden toegepast, zolang het klemorgaan maar over een zekere afstand van zijn 15 omtrek kan rollen.

Opgemerkt moet worden dat het in principe mogelijk is een uitvoeringsvorm te hebben waarbij een paar klemorganen niet op eenzelfde hoogte ligt, in tegenstelling tot de getoonde uitvoeringsvormen. Echter heeft een dergelijke con-20 structie het nadeel dat het zaagblad op buiging wordt belast door de klemorganen. De kans op breuk van het zaagblad is daarbij niet onaanzienlijk.

101642?·

Claims (10)

1. Houder voor een zaagblad van een decoupeerzaag 5 omvattende een houderelement met een opneemholte voor het opnemen van het vast te klemmen eind van het zaagblad en op het zaagblad aangrijpende klemmiddelen, die tussen het zaagblad en een schuin in richting van het zaagblad lopende wand van de opneemholte zijn gelegen en een in hoofdzaak cirkel- 10 vormige doorsnede hebben, met het kenmerk, dat de klemmiddelen bestaan uit twee paar op afstand van elkaar gelegen klemorganen met een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede, die telkens aan weerszijden van het zaagblad zijn gelegen.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de klemorga- 15 nen aangrijpen op de brede zijden van het zaagblad.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de klemorganen van een paar ten opzichte van het houderelement op eenzelfde hoogte zijn gelegen.

4. Houder volgens een van de conclusies 1-3, waar- 20 bij het houderelement voor het opnemen van het of elk paar klemorganen een V-vormige groef omvat, welke de schuine wanden van de opneemholte bepaalt.

5. Houder volgens een van de conclusies 1-4, waarbij ontgrendelmiddelen voor het van het zaagblad verwijderen 25 van de klemmiddelen zijn voorzien.

6. Houder volgens een van de conclusies 1-5, waarbij de ontgrendelmiddelen omvatten een onder voorspanning staand bedieningselement, dat ten opzichte van het houderelement kan worden verschoven voor het meenemen van de klemorga- 30 nen.

7. Houder volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de klemorganen zijn gevormd door pennen.

8. Decoupeerzaag omvattende een behuizing, een daarin opgenomen elektromotor voor het aandrijven van een 35 drijfstang, die aan zijn ondereind een houder voor een zaagblad draagt, en omzettingsmiddelen voor het omzetten van een roterende beweging van de motor in een heen- en weergaande beweging van de drijfstang, waarbij de houder omvat een 10f64274 V houderelement met een opneemholte voor het opnemen van het vast te klemmen eind van het zaagblad en op het zaagblad aangrijpende klemmiddelen, die tussen het zaagblad en een schuin in richting van het zaagblad lopende wand van de 5 opneemholte zijn gelegen en een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede hebben, met het kenmerk, dat de klemmiddelen een paar klemorganen met een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede omvatten, die aan weerszijden van het zaagblad zijn gelegen.

9. Decoupeerzaag volgens conclusie 8, waarbij de 10 drijfstang is vervaardigd van dunwandig plaatmateriaal.

10. Decoupeerzaag volgens conclusie 9, waarbij de houder en de drijfstang in hoofdzaak uit een stuk plaatmateriaal zijn vervaardigd. «016427·