NL1015887C2

NL1015887C2 - Lamp voor lichtbron.

Info

Publication number: NL1015887C2
Application number: NL1015887A
Authority: NL
Inventors: Kiochi Nakamura; Toshiaki Mitobe; Kunimasa Mochizuki; Makoto Michino
Original assignee: Koito Mfg Co Ltd
Priority date: 1999-08-09
Filing date: 2000-08-08
Publication date: 2005-03-22
Also published as: US6534118B1; DE10038888B4; NL1015887A1; JP2001052608A; JP3868674B2; DE10038888A1

Description

Titel: Lamp voor lichtbron.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van lampen voor lichtbronnen zoals voertuigkoplichten en meer in het bijzonder op een werkwijze voor het bekleden van buitenomtrekvlak van de glasbuis van een lamp met een afschermende 5 laag.

Lampen voor voertuigkoplichten zijn over het algemeen voorzien van glasbuizen waarvan het bekend is dat sommigen daarvan, zoals ontladingsbuizen met een omlaag gerichte bundel, afschermlagen hebben gevormd op de buitenomtrekvlakken van de glasbuizen.

10 De afschermende laag wordt gevormd door het aanbrengen van een coating op het buitenomtrekvlak van zo'n glasbuis. Zoals in figuren 7A en B is weergegeven, werd het aanbrengen van de coating tot dusver uitgevoerd door middel van het bewegen van een coatingaanbrengmal 204 die is voorzien van een coating P' in de langsrichting langs het buitenomtreksvlak 15 van een glasbuis 4, zodanig dat een lichtbuis 2 aan een mal 202 is bevestigd om de buis vast te klemmen.

Bij de conventionele coatingaanbrengwerkwijze wordt een mal gebruikt voor het aanbrengen van een enkele coating om een coating van een gegeven dikte aan te brengen. Wanneer de afschermende laag echter 20 een ingewikkelde structuur heeft, moeten enkele mallen voor het aanbrengen van een coating worden geprepareerd wat noodzakelijk maakt dat de ene mal met een andere wordt verwisseld. De doelmatigheid bij het aanbrengen van een coating is daardoor laag en bovendien is het moeilijk om nauwkeurig een coating op een gewenste positie aan te brengen.

25 De uitvinding heeft tot doel om een werkwijze te verschaffen voor het vervaardigen van een lampbuis waarbij een coating voor het verschaffen van een afschermende laag op doelmatige wijze nauwkeurig kan worden 101 5887«

2 I

aangebracht op het buitenomtreksvlak van een glaebuis, zelfs al heeft de I

afschermende laag een gecompliceerde structuur. I

De uitvinding heeft tot doel het bovengenoemde te bereiken door I

het verschaffen van een verbeterde werkwijze voor het aanbrengen van een I

5 coating. I

In een werkwijze voor het produceren van lampbuizen met een I

cilindrische glasbuis die zich uitstrekt langs een referentie-as van de buis I

met een voorbepaalde afschermlaag die op het buitenomtreksvlak van de I

glasbuis is vervaardigd, omvat een werkwijze voor het aanbrengen van een I

10 coating voor het verschaffen van de afschermende laag op het I

buitenomtreksvlak van de glasbuis de volgende stappen: I

het horizontaal plaatsen van de lampbuis, en het verticaal plaatsen I

van een uitstroomdeel van coating waarbij de onderzijde omhoog is gericht, I

en waarbij het vlak aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel zich dicht I

15 bevindt in de buurt van het buitenomtreksvlak van de glasbuis; en I

het daarop aanbrengen van de coating door het relatief ten I

opzichte van elkaar bewegen van het coatinguitstroomdeel en de lampbuis I

langs de referentie-as van de buis en het roteren van de lampbuis ten I

opzichte van de referentie-as van de buis terwijl de coating uitstroomt uit I

20 het coatinguitstroomdeel. I

De term "referentie-as van de buis" heeft betrekking op een I

optische referentie-as van een lampbuis. I

De term "lampbuis" is niet beperkt tot een specifiek soort lampbuis I

maar omvat bijvoorbeeld ontladingsbuizen en halogenide buizen, zolang zij I

25 een beschermende laag op de buitenomtreksvlakken van de glasbuizen I

hebben. Met betrekking tot het gebruik kan dit, hoewel de "lampbuis" I

bedoeld is voor typisch gebruik als lampbuis van een voertuigkoplicht, ook I

voor andere doeleinden worden gebruikt. Bovendien is de structuur van de I

"afschermende laag" niet begrensd tot een specifieke soort. I

101 CS 37’ I

3

De "coating" is eveneens niet beperkt tot een specifieke soort coating maar omvat coatings waarvan de samenstelling, kleur, viscositeit enzovoorts kunnen variëren zolang als deze de functie hebben van afschermlagen die zijn gevormd door het aanbrengen van een coating.

5 Met de term "horizontaal plaatsen van de lampbuis" wordt bedoeld dat de lampbuis zodanig wordt geplaatst dat de referentie-as van de buis zich horizontaal uitstrekt.

Zoals hierboven uiteengezet wordt bij de werkwijze voor het vervaardigen van de lampbuis volgens de uitvinding de lampbuis 10 horizontaal geplaatst, teneinde de coating aan te brengen voor het verschaffen van de afschermende laag op het buitenomtreksvlak van de glasbuis, en wordt het vlak aan de voorzijde van een coatinguitstroomdeel 4' verticaal geplaatst met de benedenzijde naar boven gericht en dicht ten opzichte van het buitenomtreksvlak van de glasbuis bewogen. Het 15 uitstroomdeel van de coating en de lampbuis worden verder relatief ten opzichte van elkaar langs de referentie-as van de buis bewogen, waarbij de lampbuis ten opzichte van de referentie-as van de buis wordt geroteerd terwijl de coating uit het coatinguitstroomdeel uitstroomt. Het volgende voordeel wordt daardoor bereikt.

20 Aangezien het gedrag van de lampbuis ten tijde van het aanbrengen van de coating door de rotatie daarvan rond de referentie-as van de buis wordt gerepresenteerd of door een rotatie van de lampbuis of door een combinatie van een rotatie van de lampbuis en het bewegen daarvan langs de referentie-as van de buis, blijft de lampbuis te allen tijde 25 horizontaal. Anderzijds, aangezien het coatinguitstroomdeel ten tijde van het aanbrengen van de coating praktisch stil staat of een beweging langs de referentie-as van de buis, maakt het coatinguitstroomdeel te allen tijde verticaal gehouden met de onderzijde naar boven gericht. De coating kan dienovereenkomstig tussen het vlak aan de voorzijde van het 30 coatinguitstroomdeel en het buitenomtreksvlak van de glasbuis in een goed 101 588,

4 I

uitgebalanceerde toestand worden gehouden nadat het vlak aan de voorzijde I

van het coatinguitstroomdeel dicht naar het bovenste einddeel van het I

buitenomtreksvlak van de glasbuis wordt bewogen. De coating kan derhalve I

nauwkeurig op het buitenomtreksvlak van de glasbuis worden aangebracht I

5 door het in die toestand bewegen van het coatinguitstroomdeel en de I

lampbuis relatief ten opzichte van elkaar. I

Zelfs in het geval dat de afschermlaag een ingewikkelde opbouw I

heeft, kan de afschermlaag worden gevormd door het aanbrengen van de I

coating terwijl op een juiste wijze de beweging van het coatinguitstroomdeel I

10 en de lampbuis ten opzichte van elkaar wordt gecombineerd langs de I

referentie-as van de buis met een rotatie van de lampbuis rond de I

referentie-as van de buis. I

Ook al wordt door het op een kleine waarde instellen van de I

diameter van de opening aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel de I

15 afstand tussen de beweging van het coatinguitstroomdeel ten opzichte van I

de lampbuis vergroot, omdat de breedte van de aangebrachte coating kleiner I

wordt, toch kan de coating nauwkeurig worden aangebracht, zelfs wanneer I

de afschermingslaag een ingewikkelde opbouw heeft. Wanneer enerzijds de I

afschermingslaag niet zo'n ingewikkelde opbouw heeft kan daarentegen de I

20 diameter van de opening aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel op I

een grote waarde worden ingesteld om de breedte van de coating te doen I

toenemen. Dienovereenkomstig kan de afstand van de beweging van het I

coatinguitstroomdeel ten opzichte van de lampbuis worden verkleind, I

waardoor de doelmatigheid bij het aanbrengen van de coating wordt I

25 vergroot. I

Zelfs indien de afschermende laag ingewikkeld in structuur is, kan I

een coating voor het verschaffen van de beschermende laag aldus volgens de I

uitvinding nauwkeurig worden aangebracht op het buitenomtreksvlak van I

de glasbuis. I

101 58 8 7·* I

5

Teneinde de coating nauwkeurig aan te brengen dient de breedte van de coating zo uniform mogelijk te blijven, waardoor de afstand tussen het vlak aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel en het buitenomtreksvlak van de glasbuis eveneens in hoofdzaak te allen tijde 5 constant moet blijven. Anderzijds is de glasbuis als het met de afschermende laag te coaten object, een cilindrische glasbuis die zich langs de referentie-as van de buis uitstrekt waarbij slechts in weinig gevallen de centrale as van de cilinder niet samenvalt met de referentie-as van de buis. Zelfs in het geval dat de centrale as van de cilinder niet met de referentie-as 10 van de buis samenvalt is normaal dat de centrale as van de cilinder van een werkelijk vervaardigde glasbuis, slechts licht afwijkt van de respectieve referentie-as van de buis.

Het coatinguitstroomdeel of de lampbuis zijn daarom bij voorkeur licht verschoven in de vertikale richting zodat de afstand tussen het vlak 15 aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel en het buitenomtreksvlak van de glasbuis in hoofdzaak constant kan worden gehouden. Ook indien op deze wijze deze kleine verplaatsingsregeling moet worden uitgevoerd, kan de coating die uit het coatinguitstroomdeel uitstroomt in een goed uitgebalanceerde toestand tussen het vlak aan de voorzijde van het 20 coatinguitstroomdeel en het buitenomtreksvlak van de glas worden gehouden.

Teneinde de kleine verplaatsingsregeling nauwkeurig te kunnen uitvoeren is het van belang om precies te weten hoe de vertikale positie van een gebied dat tegenover het coatinguitstroomdeel op het 25 buitenomtreksvlak van de mantelbuis verandert wanneer het coatinguitstroomdeel en de lampbuis ten opzichte van elkaar bewegen.

Dit wordt mogelijk gemaakt door het meten van een mate van excentriciteit van het cirkelvormige deel van de glasbuis ten opzichte van de referentie-as van de buis op twee of meer plaatsen langs de referentielijn 30 van de buis en het berekenen van driedimensionale positiegegevens van de ’Ί3 7β

6 I

geschatte positie waar de coating dient op de buitenomtreksvlak van de I

glasbuis overeenkomstig de gemeten data te worden aangebracht, zodat I

nauwkeurig bekend is hoe de vertikale positie van het gebied tegenover het I

coatinguitstroomdeel verandert wanneer het coatinguitstroomdeel ten I

5 opzichte van de lampbuis beweegt. Met andere woorden, de kleine I

verplaatsingsregeling kan nauwkeurig worden uitgevoerd. I

In de bovengenoemde inrichting heeft een coating met een I

viscositeit van 0,1-2 Pa.s (Pascal.sec) de voorkeur, hoewel de viscositeit van I

de coating niet is beperkt tot een specifieke waarde zoals hierboven is I

10 aangegeven. De reden hiervoor is dat de coating die op het I

buitenomtreksvlak van de glasbuis wordt aangebracht de neiging heeft om I

bij een viscositeit van minder dan 0,1 Pa.s uit te zakken, terwijl wanneer de I

viscositeit groter is dan 2 Pa.s, de uitstroommogelijkheid van de coating uit I

het uitstroomdeel te klein wordt, wat verminderde doelmatigheid van het I

15 aanbrengen van de coating tot gevolg heeft. I

De coating voor het verschaffen van de afschermende laag bestaat I

meestal uit een coating vloeistof met een vulmiddel, waarbij het I

coatinguitstroomdeel de neiging heeft om verstopt te raken met coating I

omdat het vulmiddel snel uitzakt; de coatingvloeistof dient derhalve te I

20 worden geroerd om dit nadeel te voorkomen. Het coatinguitstroomdeel zal I

echter ingewikkeld in structuur en eveneens kostbaar worden indien het I

coatinguitstroomdeel wordt voorzien van een roermechanisme. I

Het coatinguitstroomdeel wordt daar omgevormd met een I

injectiespuit waarbij een voorbepaalde hoeveelheid van de coating in een vat I

25 wordt geroerd en door de injectiespuit wordt opgezogen en daaruit wordt I

gedrukt, waardoor het coating uitstroomdeel niet verstopt raakt met coating I

zonder dat de opbouw van het coatinguitstroomdeel ingewikkeld en I

kostbaar wordt. De "voorbepaalde hoeveelheid" heeft betrekking op een I

hoeveelheid die geschikt is voor het eenmalig aanbrengen van de coating of I

i U i vjo o * I

7 een geschikte hoeveelheid die iets meer is dan de hoeveelheid die daarvoor nodig is.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: 5 fig. 1 een zij weergave van een lampbuis als te produceren object volgens een werkwijze van de uitvinding; fig. 2 een schematische perspectiefweergave van een inrichting voor het aanbrengen van een coating voor het verschaffen van de afschermende laag op het buitenomtreksvlak van de mantelbuis van de 10 lampbuis; figuren 3A-3D diagrammen die het proces van het aanbrengen van het coaten illustreren; fig. 4 een vergrote dwarsdoorsnede langs een lijn IV-IV van fig. 3C; fig. 5 een bovenaanzicht in de vorm van de uitgebreide 15 afschermende laag die is gevormd door het aanbrengen van de coating; figuren 6A-D processchema's die illustreren hoe de coating uitstroomt vanuit het coatinguitstroomdeel van de coating inrichting; en figuren 7A en 7B weergaven zijn van een voorbeeld van de stand van de techniek.

20 Onder verwijzing naar de tekening zal in het navolgende een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding worden beschreven.

De lampbuis 10 is een ontladingsbuis met een omlaag gerichte bundel die in een voertuigkoplicht is bevestigd en die een boogbuiseenheid 25 12 omvat die zich uitstrekt rond en langs een referentie-as van de buis Ax die zich in longitudinale richting uitstrekt, en een isolatieplug 14 om het achteruiteinde van de boogbuiseenheid 12 vast te ondersteunen.

De boogbuiseenheid 12 bestaat uit een boogbuis 16 en een cilindrische mantelbuis 18 (glasbuis) die de boogbuis 16 omgeeft, en hiermee 30 integraal is gevormd.

101 58 8

I 8 I

De boogbuis 16 wordt gevormd door het inbedden van een I

I longitudinaal tweetal elektrodesamenstellen (niet weergegeven) in een I

I kwarts glazen buislichaam. Een hoofdzakelijk elliptisch sferisch licht - I

I uitzendend buisdeel 16a is in hoofdzakelijk het centrale deel van de I

I 5 dwarsrichting gevormd. I

I De mantelbuis 18 is eveneens van kwartsglas vervaardigd en zowel I

I voor als achterzijde zijn op de boogbuis 16 gelast. I

I Een uitstekend deel 14b voor positionering wordt op drie plaatsen I

I rondom gevormd aan de voorzijde van het ringdeel 14a van de insulatieplug I

I 10 14. Een vlak A dat ligt op de voorste uiteinden van deze uitstekende delen I

I 14b voor positionering is zo gericht dat het een referentievlak voor de buis I

I vormt, dat loodrecht staat op de referentie-as Ax van de buis. I

I Om een ontladingsdeel dat licht uitzendt (niet weergegeven) I

I binnen het licht uitzendende buisdeel 16a te vormen van de boogbuis 16 en I

I 15 deze nauwkeurig met betrekking tot de referentie-as Ax van de buis te I

I positioneren, wordt de boogbuiseenheid 12 vast ondersteund door middel I

I van de isolatieplug 14 zoals verder wordt weergegeven. I

I Een metalen band 20 is op het achteruiteinde van het I

I buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 bevestigd. Metalen I

I 20 schuifdelen 22 zijn vast door middel van laserlassen op de metalen band 20 I

I bevestigd zodat terwijl de metalen band 20 in de metalen schuifdelen 22 I

I schuift, deze op de metalen band 20 koppelen nadat het primaire uitlijnen I

I van de boogbuiseenheid 12 uitgevoerd wordt met de achtervlakken van de I

I metalen schuifdelen 22 als referentie. Verder is een basisplaat 24 op het I

I 25 voorste uiteinde van de isolatieplug 14 bevestigd, en zijn metalen I

I schuifdelen 22 door laserlassen op de basisplaat 24 gekoppeld. De basisplaat I

I 24 wordt in contact gebracht met de metalen schuifdelen 22, waardoor de I

I secundaire uitlijning van de boogbuiseenheid 12 kan worden uitgevoerd. I

I Met de primaire en secondaire uitlijning kan de centrale as van de I

I 30 boogbuiseenheid 12 (dat wil zeggen de centrale as van de mantelbuis 18) I

I 10'ib8 87~· I

9 licht excentrisch verschoven worden met betrekking tot de referentie-as Ax van de buis.

In de lampbuis 10 volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een afschermlaag 26 op het buitenomtreksvlak 18a van de 5 mantelbuis 18 gevormd, waardoor de lampbuis 10 als een lampbuis functioneert met een omlaaggerichte bundel. De afschermlaag 26 omvat een lateraal tweetal smalgestreepte delen 26A1 en 26A2 die zich lange de referentie-as Ax van de buis uitstrekken, en een breedgestreepte deel 26B met een voorbepaalde breedte, dat zich in de omtreksrichting op zodanige 10 wijze uitstrekt dat deze aan beide smalgestreepte delen 26A1 en 26A2 koppelen.

Beide smalgestreepte delen 26A1 en 26A2 zijn zodanig dat de centrale hoek tussen de bovenste uiteindvlakken op 195° is ingesteld, waardoor gemakkelijk een lichtverdelingspatroon met een kleine bundel 15 kan worden gevormd met horizontale en verschoven afsnijlijnen. Bovendien schermt het breedgestreepte deel 26B schadelijk licht (licht dat een verstrooiing van opwaarts gericht licht in het lichtverdelingspatroon met omlaaggerichte bundel veroorzaakt), dat terug wordt gestraald vanuit het ontladingslicht uitzendende deel.

20 De afschermlaag 26 wordt gevormd door het aanbrengen van een coating P op het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18. Als coating P kan gebruik worden gemaakt van een coating op waterbasis met een vulmiddel dat zo is samengesteld dat dit een viscositeit van 0,1 tot 2 Pa.s. heeft.

25 Zoals in figuur 2 is weergegeven, omvat de coatinginrichting 100 een eenheid 102 voor het vasthouden van een buis, een coating uitstroomeenheid 104, en een meeteenheid 106 voor het meten van de proporties van een buis. Het aanbrengen van de coating P wordt uitgevoerd door de stappen van het passen van de lampbuis 10 in de eenheid 102 voor 30 het vasthouden van de buis, zoals in figuur 3a is weergegeven; het meten f it) ί y* ö f

I 10 I

I van de proporties van de lampbuis 10 door gebruikmaking van de I

I meeteenheid 106 voor het meten van de proporties van de buis, zoals in I

I figuur 3B is weergegeven; het aanbrengen van de coating P op het - I

I buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 met gebruikmaking van de I

I 5 coatinguitstroomeenheid 104, zoals in figuur 3C is weergegeven; en het I

I verwijderen van de lampbuis 10 die aldus daarmee compleet is gecoat uit de I

I eenheid 102 voor het houden van de buis, zoals in figuur 3D ie weergegeven. I

I Zoals in fig. 2 is weergegeven, omvat de eenheid 102 voor het I

I houden van de buis, een eenheidslichaam 110 die in horizontale richting I

I 10 beweegbaar is (de X-as richting) met betrekking tot een basis 108, en een I

I ring 112 voor het ondersteunen van een buis die roteerbaar rond de X-as is I

I bevestigd (in de richting van Θ) met betrekking tot het eenheidslichaam 110. I

I De eenheid voor het houden van de buis 102 is tevens vast bevestigd, zodat I

I de referentie-as Ax van de buis van de lampbuis 10 zich in de X-as uitstrekt. I

I 15 De coatinguitstroomeenheid 104 omvat een eenheidslichaam 114 I

I en een coatinguitstroomdeel 116 dat in de vertikale richting bewegen kan I

I (Z-as richting) met betrekking tot het eenheidslichaam 114. Het I

I coatinguitstroomdeel 116 is verticaal met de onderzijde naar boven I

I geplaatst en zijn centrale as P is dwars op die van de referentie-as Ax van I

I 20 de buis geplaatst. I

I Verder, zoals in figuur 3C en figuur 4 is weergegeven, dat een I

I vergrote doorsnede is die is genomen langs de lijn IV-IV van figuur 3C, I

I wordt het vlak aan de voorzijde 116a van het coatinguitstroomdeel 116 dicht I

I op het bovenste einddeel van het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis I

I 25 18 bewogen van de lampbuis 10. Terwijl de coating P in die toestand uit het I

I coatinguitstroomdeel 116 uitstroomt, wordt de lampbuis 10 langs de I

I referentie-as Ax van de buis bewogen en eveneens rond de referentie-as van I

I de buis Ax geroteerd (in de richting van 0), zodat de coating P op het I

I buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 wordt aangebracht. De I

101 5887*? I

11 opening aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel 116 wordt ingeeteld op 1 mm in diameter zodat de coating P met een breedte van ongeveer 1 mm kan worden gevormd.

Aldus kan de coating P in een goed uitgebalanceerde toestand 5 worden gehouden tussen het vlak 116a aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel 116 en het huitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18, door het horizontaal oriënteren van de lampbuis 10 en het verticaal oriënteren van het coatinguitstroomdeel 116 met de benedenkant boven, het laten uitstromen van de coating P vanuit het coatinguitstroomdeel 116 10 onder het bewegen van het vlak 116a aan de voorzijde van het coatinguitstroomdeel 116 dichtbij het boveneinddeel van het huitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18. Derhalve kan de coating P nauwkeurig op het huitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis worden aangebracht door het in die toestand bewegen van het coatinguitstroomdeel 15 116 ten opzichte van de lampbuis 10.

De coating P wordt verder aangebracht op het huitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 om een afschermende laag 26 te vormen door het eenmalig aanbrengen van de coating door het bewegen en het roteren van de lampbuis 10 langs en rond de referentie-as Ax van de buis.

20 De lijn die in de lengte- en breedterichting is gebogen zoals door de pijlen in figuur 5 is weergegeven, stelt een plaats van het coatinguitstroomdeel 116 voor, die ten opzichte van de lampbuis 10 beweegt wanneer de coating P wordt aangebracht (in werkelijkheid wordt de lampbuis 10 bewogen). Zoals in figuur 5 is weergegeven, gaat het 25 coatinguitstroomdeel 116 eenmaal heen en weer langs de referentie-as Ax van de buis om één smal gestreept deel 26A1 te coaten met coating P en vervolgens wordt het coatinguitstroomdeel 116 een aantal malen langs de referentie-as Ax van de buis heen en weer bewogen om het breed gestreepte deel 26B daarop te coaten. Tenslotte wordt het coatinguitstroomdeel 116 30 eenmaal heen en weer bewogen langs de referentie-as Ax van de buis om 101 5887e;

I 12 I

I het andere smal gestreepte deel 26A2 met coating P te coaten; om precies te I

I zijn wordt een deel van het achtereinddeel van het smal gestreepte deel I

I 26A2 gecoat wanneer het breed gestreepte deel 26B wordt gecoat. - I

I Teneinde de coating P nauwkeurig aan te brengen dient de breedte I

I 5 van de coating P zo uniform mogelijk te blijven en dient tevens de afstand I

I tussen het vlak aan de voorzijde 116A van het coatinguitstroomdeel 116 en I

I het buitenomtreksvlak 118A van de mantelbuis 18 eveneens in hoofdzaak I

I aldoor constant gehouden te worden. Zoals in figuren 3B en 3C echter ie I

I weergegeven, verschuift de positie van het bovenste einddeel van het I

I 10 buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 enigszins in vertikale richting I

I wanneer de lampbuis 10 wordt geroteerd rond de referentie-as Ax van de I

I buis, aangezien de middenas C van de werkelijke mantelbuis 18 licht I

I excentrisch of verschoven is met betrekking tot de referentie-as Ax van de I

I buis. I

I 15 Volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de afstand I

I tussen het voorvlak 116a van het coatinguitstroomdeel 116 en het I

I buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 in hoofdzaak constant I

I gehouden door het coatinguitstroomdeel 116 licht te verplaatsen in vertikale I

I richting met betrekking tot het eenheidslichaam 114. I

I 20 Teneinde de geringe verplaatsing nauwkeurig te controleren is het I

I van belang dat nauwkeurig bekend is hoe de vertikéde positie van een I

I gebied tegenover het coatinguitstroomdeel op het buitenomtreksvlak 18a I

I van de mantelbuis 18 verandert, als het coatinguitstroomdeel 116 en de I

I lampbuis 10 ten opzichte van elkaar bewegen. I

I 25 Volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt daarvoor de I

I meeteenheid 106 voor het meten van de buisproporties toegepast voor het I

I berekenen van de driedimensionale positiegegevens van een geschatte I

I positie waar de coating P op het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis I

I 18 wordt aangebracht. I

I houcü." I

13

Meer in het bijzonder wordt de meeteenheid 106 voor het meten van de proporties van de buis gevormd door een lasersensor met een laser emitterend deel 106A en een laser ontvangend deel 106B welke zijn -opgesteld met daartussen de referentie-as Ax van de buis. Laserlicht met 5 een voorbepaalde vertikale breedte en uitgezonden vanuit het laseruitzendend deel 106A wordt door het laser ontvangend deel 106B ontvangen zodat de positie van de mantelbuis 18 kan worden gedetecteerd. De positie van de mantelbuis 18 wordt hierbij op een aantal omtrekspunten (bijvoorbeeld tien punten) gedetecteerd door het roteren van de mantelbuis 10 18 rond de referentie-as Ax van de buis waardoor een mate van excentriciteit van de cirkelvormige doorsnede van de mantelbuis 18 met betrekking tot de referentie-as Ax van de buis kan worden gemeten.

Zoals verder in figuur 3b is weergegeven, wordt de meting van excentriciteit uitgevoerd op twee punten langs de referentie-as Ax van de 15 buis voor het berekenen van de driedimensionale positiegegevens van de geschatte positie waar de coating P op het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 wordt aangebracht overeenkomstig de gemeten gegevens.

Het wordt zo mogelijk om nauwkeurig vast te stellen hoe de vertikale positie van het gebied tegenover het coatinguitstroomdeel verandert als het 20 coatinguitstroomdeel 116 en de lampbuis 10 ten opzichte van elkaar bewegen.

Zoals in figuren 6A-6D is weergegeven, heeft het coatinguitstroomdeel 116 de vorm van een injectiespuit met een spuitlichaam 116A en een zuiger 116B en zo ingericht om een voorbepaalde 25 hoeveelheid coating P uit te laten stromen nadat in de spuit 116 een voorbepaalde hoeveelheid (die enigszins groter is dan de hoeveelheid die benodigd is voor een eenmalige aanbrenging) van coating P is opgezogen, dat in een ander vat 118 wordt geroerd dan de spuit 116. Als gevolg daarvan wordt voorkomen, dat het coatinguitstroomdeel 116 verstopt raakt met 101 5887c., I 14

I coating P dat bestaat uit een coatingvloeistof met een vulmiddel dat snel I

I uitzakt. I

I Bovendien wordt voor een bepaalde hoeveelheid tussenliggend I

I vloeistof L op geslagen in het spuitlichaam 116A en wordt de coating P aan I

I 5 de onderzijde van de tussenliggende vloeistof L opgezogen. De I

I tussenliggende vloeistof L bestaat uit een vloeistof die volledig is gescheiden I

I van de coating P op waterbasis zoals olie. Aldus wordt voorkomen dat het I

I vulmiddel in een schuifdeel tussen het spuitlichaam 116A en de zuiger 116B I

I terecht komt. I

I 10 Zoals hierboven in detail is beschreven, bevat de werkwijze van het I

I aanbrengen van coating P voor het verschaffen van de afschermlaag op het I

I buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 volgens de uitvoeringsvorm I

I van de uitvinding de stappen van: I

I het horizontaal plaatsen van de lichtbuis 10, het vertikaal plaatsen van het I

I 15 coatinguitstroomdeel 116 met de onderzijde naar boven en het bewegen van I

I het voorvlak 116A van het coatinguitstroomdeel dicht in de buurt van het I

I buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18; het aanbrengen van de I

I coating P daarop door het bewegen van het coatinguitstroomdeel 116 ten I

I opzichte van de lampbuis 10 langs de referentie-as Ax en het roteren van de I

I 20 lampbuis 10 ten opzichte van referentie-as Ax, terwijl de coating P uit het I

I coatinguitstroomdeel 116 stroomt. Bovendien omvat de werkwijze het licht I

I verschuiven van het coatinguitstroomdeel 116 wanneer de coating wordt I

I aangebracht, zodat de afstand tussen het voorvlak 116A van het I

I coatinguitstroomdeel 116 en het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis I

I 25 18 in hoofdzaak constant blijft. Daardoor wordt het volgende effect bereikt. I

I Aangezien het gedrag van de lampbuis ten tijde van het I

I aanbrengen van de coating wordt bepaald door een combinatie van het I

I bewegen van de lampbuis 10 langs de referentie-as Ax van de buis en de I

I rotatie daarvan rond de referentie-as Ax van de buis, wordt de lampbuis 10 I

I 30 voortdurend horizontaal gehouden. Anderzijds wordt, omdat het gedrag van I

I 10 ï Co λ . I

I v 1 o o o i , I

15 het coatinguitstroomdeel 116 ten tijde van het aanbrengen van de coating equivalent is met slechts een kleine verplaatsing daarvan, het coatinguitstroomdeel 116 wordt voortdurend vertikaal met de onderzijde naar boven gehouden. Dienovereenkomstig kan de coating P in een goed 5 uitgebalanceerde toestand tussen het vooroppervlak 116a voor het coatinguitstroomdeel 116 en het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 worden gehouden, nadat het voorvlak 116a van het coatinguitstroomdeel 116 dicht bij het bovenuiteinde van het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 wordt bewogen. De coating P kan daardoor nauwkeurig op 10 het buitenomtreksvlak 18a van het mantelbuis 18 worden aangebracht, door het in die toestand bewegen van het coatinguitstroomdeel 116 ten opzichte van de lampbuis 10.

Ondanks het feit dat de afschermlaag 26 een gecompliceerde structuur heeft, kan de afschermlaag 26 door een eenmalige aanbreng stap 15 van de coating worden gevormd, door het juist combineren van de beweging en de rotatie van de lampbuis 10 langs en rond de referentie-as Ax.

Omdat door het licht verplaatsen van het coatinguitstroomdeel 116de afstand tussen het voorvlak 116A van het coatinguitstroomdeel 116 en het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis in hoofdzaak voortdurend 20 constant blijft, kan de breedte van de coating P eveneens in hoofdzaak constant blijven, zelfs wanneer de mantelbuis 18 licht excentrisch of verschoven is met betrekking tot de referentie-as Ax van de buis.

Overeenkomstig de uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de afschermlaag 26 op doelmatige en nauwkeurige wijze worden gevormd door 25 het aanbrengen van de coating P met een in hoofdzaak uniforme breedte, waarbij de referentie-as Ax als referentie dient op het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18, zelfs wanneer de mantelbuis 18 licht excentrisch of verschoven is met betrekking tot de referentie-as Ax van de buis. Aangezien de afschermlaag 26 de functie heeft van het vormen van 30 horizontale en gekantelde afsnijlijnen in het lichtverdelingspatroon van de * O' l

16 I

omlaaggerichte bundel, is het in het bijzonder zeer belangrijk dat de I

afschermlaag 26 nauwkeurig met betrekking tot de referentie-as Ax wordt I

gevormd als referentiepunt. - I

Bovendien is het volgens deze uitvoeringsvorm mogelijk, omdat de I

5 meeteenheid 106 wordt toegepast voor het op twee punten langs de I

referentie-as Ax van de buis meten van een mate van excentriciteit van de I

cirkelvormige doorsnede van de mantelbuie 18 met betrekking tot de I

referentie-as Ax van de buis en voor het berekenen van de driedimensionale I

positiegegevens van de geschatte positie waar de coating P op het I

10 buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 overeenkomstig de gemeten I

gegevens wordt aangebracht, om nauwkeurig vast te stellen hoe de I

vertikale positie van het gebied tegenover het coatingcoatinguitstroomdeel I

op het buitenomtreksvlak 18a van de mantelbuis 18 verandert, als het I

coatinguitstroomdeel 116 ten opzichte van de lampbuis 10 beweegt. Aldus I

15 kan nauwkeurig de geringe verplaatsing worden gecontroleerd. I

Volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding voorkomt het I

gebruik van een coating P die is toebereid met een viscositeit van 0.1-2 Pa.s I

dat de coating P die op het buitenomtreksvlak 18a van het mantelhuis 18 I

wordt aangebracht, uitzakt en eveneens dat de doelmatigheid van het I

20 aanbrengen van de coating vermindert omdat de uitstroommogelijkheid van I

de coating te klein wordt. I

Volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt verder het I

coatinguitstroomdeel gevormd door een spuit zodat een voorbepaalde I

hoeveelheid coating in een ander vat dan de spuit wordt geroerd en kan I

25 worden opgezogen in- en uitstromen uit de spuit. Daardoor wordt I

voorkomen dat het coatinguitstroomdeel verstopt met de coating zonder dat I

deze een gecompliceerde structuur heeft en zonder dat dure aanpassingen I

nodig zijn, ondanks het feit dat de coating P bestaat uit een coatingvloeistof I

met een vulmiddel dat snel uitzakt. I

10158874 I

17

Bovendien is een voorbepaalde hoeveelheid tussenvloeistof L, bestaande uit een vloeistof die volledig is gescheiden van de vloeistof P, in het spuitlichaam 116A bevat, waarbij de coating P aan de onderzijde van de tussenvloeistof L wordt opgezogen. Daardoor wordt voorkomen dat het 5 vulmiddel in het schuivende gedeelte tussen het spuitlichaam 116A en de zuiger 116B terecht komt. Aangezien wordt voorkomen dat de uitstroomhoeveelheid van coating P wegens slijtage veroorzaakt door het schuivende gedeelte verandert, wordt daardoor de nauwkeurigheid van het uitstromen van coating verbetert.

10 In de uitvoeringsvorm van de uitvinding is een beschrijving gegeven van een geval waarbij de lampbuis 10 een ontladingsbuis met een omlaag gerichte bundel is die op een voertuigkop licht dient te worden bevestigd, waarbij de afschermlaag 26 een gestreepte (zogenoemde zwartgestreepte) afschermlaag is voor het vormen van horizontale en 15 gekantelde afsnijlijnen in het lichtverdelingspatroon van de omlaag gerichte bundel. Zelfs in het geval dat een (zogenaamde black top) afschermlaag op het voorste einddeel van een halogenide lamp of dergelijke wordt gevormd, is een soortgelijke werking als wat is beschreven in de uitvoeringsvorm van de uitvinding bereikbaar door het uitvoeren van de productiewerkwijze 20 volgens die uitvoeringsvorm. Wanneer de afschermlaag een gecompliceerde structuur heeft, in het bijzonder in het geval van bijvoorbeeld een black top met een achtereindrand die overeenkomt met een reflectoropening is het bijzonder effectief om de productiewijze volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding toe te passen.

101588? 1

Claims

18 I CONCLUSIES I

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een lampbuis, door het I aanbrengen van een coating op een buitenomtreksvlak van een cilindrische I glasbuis van die lampbuis voor het vormen van een voorbepaalde I afschermlaag op het buitenomtreksvlak daardoor, waarbij de cilindrische I 5 glasbuis zich langs een referentie-as van de buis uitstrekt, welke werkwijze I de stappen omvat van: I het horizontaal ondersteunen van de lampbuis; I het vertikaal plaatsen van een coatinguitstroomdeel met een I uitstroomopening die naar beneden is gericht; I 10 het,bewegen van het voorvlak van het coatinguitstroomdeel dicht I in de buurt van het buitenomtreksvlak van de glasbuis, zodat tussen de I uitstroomopening en het buitenomtreksvlak een afstand bestaat, en I het aanbrengen van de coating daarop door het bewegen van het I coatinguitstroomdeel ten opzichte van de lampbuis langs de referentie-as I 15 van de buis en het roteren van de lampbuis rond die referentie-as van de I buis, terwijl de coating uit het coatinguitstroomdeel stroomt. I

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze verder I de stap omvat van het verplaatsen van het coatinguitstroomdeel of de I lampbuis in vertikale richting wanneer de coating op de lampbuis wordt I 20 aangebracht, om genoemde afstand in hoofdzaak constant te houden. I

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze verder I de stappen omvat van: I het op twee of meer punten langs de referentie-as, meten van een I mate van excentriciteit van de cirkelvormige doorsnede van de glasbuis met I 25 betrekking tot de referentie-as van de buis en I • 4 H het berekenen van de driedimensionale positiegegevens waar volgens de gemeten gegevens de coating op het buitenomtreksvlak van de glasbuis dient te worden aangebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de mate van 5 excentriciteit van de cirkelvormige doorsnede van de glasbuis wordt gemeten door een lasersensor die een laseruitzendend deel omvat en een laserontvangend deel, waar het laseruitzendend deel en het laserontvangend deel zodanig zijn opgesteld dat de referentie-as van de buis zich daar tussen bevindt.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de coating zodanig is samengesteld dat deze een viscositeit heeft van 0,1 tot 2 Pa.s (Pascal.sec).

6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het coatinguitstroomdeel wordt gevormd door een spuit, waarbij een voor 15 bepaalde hoeveelheid coating in een ander vat wordt geroerd dan de spuit en het wordt opgezogen door en uitstroomt uit de spuit.

7. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het coatinguitstroomdeel wordt gevormd door een spuit, waarbij een voor bepaalde hoeveelheid tussenvloeistof, omvattende een vloeistof die is 20 gescheiden van die coating, in de spuit is bevat voordat de coating wordt opgezogen en uitstroomt uit die spuit. 1015887,