NL1015844C2 - Plaatvormige drager voor bloemen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Plaatvormige drager voor bloemen.

De uitvinding heeft betrekking op een plaatvormige drager voor bloemen, met in het vlak daarvan een aantal opneemopeningen voor het doorlaten van de respectievelijke bloemstelen.

Dergelijke plaatvormige dragers zijn uit de praktijk, bekend.

5 Een bijzondere uitvoeringsvorm daarvan, waarbij een aantal dergelijke dragers op elkaar aansluitend is gecombineerd tot een veelhoekige koker is onderwerp van het Nederlandse octrooi-schrift 1002176 terwijl een andere bijzondere uitvoeringsvorm daarvan, in het bijzonder bestemd te worden opgenomen in een 10 speciale verpakkingsdoos, is beschreven in het Amerikaanse oc-trooischrift 5.217.117. Een weer andere uitvoeringsvorm van een dergelijke langwerpige drager is onderwerp van de Europese octrooiaanvrage 0.395.827 Al en ook deze uitvoeringsvorm is bestemd te worden gecombineerd met een speciaal omhulsel.

15 Alle bekende plaatvormige dragers van deze soort vertonen het nadeel elk dat de respectievelijke stelen van de daarin op te nemen individuele bloemen door de opneemopening, die een gesloten randbegrenzing heeft, moet worden gestoken wat op zich weliswaar een eenvoudige handeling is die echter, wanneer deze -20 zoals voor het verpakken van grote hoeveelheden bloemen nodig -een groot aantal malen moet worden herhaald, toch als hinderlijk en omslachtig wordt ervaren, kan leiden tot RSI klachten en die de snelheid waarmee de dragers van bloemen kunnen worden voorzien, beperkt. Bovendien leent een dergelijke dragerconfiguratie 25 zich slecht voor een mechanisch inbrengen der stelen.

De uitvinding beoogt een drager te verschaffen waarmee deze bezwaren worden ondervangen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat in een opneemopening een, aan een dragerlangszijde beginnende en onder een scherpe hoek met deze langszijde omlaag 30 verlopende bloemsteelinvoergleuf uitmondt.

Door deze eenvoudige en de kostprijs der dragers geenszins verhogende maatregel wordt bereikt dat de bloemen nu niet meer gericht met het steeleinde in een opening behoeven te worden gestoken doch van opzij in het invoerkanaal moeten worden inge-35 schoven. In de praktijk is gebleken dat dit inschuiven veel 1015844 -2- sneller, accurater, met minder lichamelijke inspanning en met minder kans op beschadiging kan geschieden dan het met de dragers volgens de stand van de techniek noodzakelijke insteken. Mechanisch inbrengen van de stelen is eenvoudig mogelijk daar 5 deze nog slechts langs de zijkant van de drager tot in de nabijheid van een invoergleuf behoeven te worden geleid.

Een voorkeursconfiguratie van de drager is zodanig dat de randbegrenzing van een opening wordt gevormd door een in hoofd-. zaak dwars op de dragerlangsrichting verlopende, korte, steel-10 steunrand die aan beide einden overgaat in een onder een scherpe hoek met de dragerlangsrichting daarvan divergerende zijrandbegrenzing, van welke begrenzingen er één zich voortzet in de onderrand van het invoer kanaal en de andere zich voort zet in de bovenbegrenzing der opening.

15 In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de steelsteunrand ge vormd door de vouwrand van een uit het dragermateriaal uitgesneden en naar de dragerachterzijde omgevouwen steelsteunlip. Met deze maatregel wordt enerzijds bereikt dat de overgang tussen bloemkroon en steel wordt ondersteund door een zachte (vouw)rand 20 die de dubbele dikte van het dragermateriaal heeft terwijl de naar de achterzijde omgevouwen steunlip verend tegen de steel aanligt en voorkomt dat in de steel een abrupte knik ter plaatse van de overgang naar de bloemkroon wordt gevormd.

De randbegrenzingen worden bij voorkeur gevormd door de vouwrand 25 van een uit het dragermateriaal uitgesneden en naar de dragerachterzijde uitgebogen bloemkroonsteunlip. Deze beide, naar achteren uitgebogen, lippen geven een aanvullende ondersteuning van de bloemkroon, die niet met scherpe kanten aan de drager in aanraking kan komen. Bij mechanisch invoeren der stelen zorgen zij 30 voor een betrouwbare geleiding.

Wanneer rond elke opening in de drager de contouren van de daarin op te nemen bloem zijn aangegeven wordt het tijdens het verpakken uit te voeren naar grootte sorteren vergemakkelijkt. Uiteraard is de drager ook geschikt voor het opnemen van andere 35 relevante informatie.

De gevraagde uitsluitende rechten strekken zich uit tot een van vouwlijnen en insnijdingen voorziene plano voor het daaruit vervaardigen van een drager volgens de uitvinding zoals beschre- f015844 -3- ven in conclusie 7 en op een inzetstuk voor een verpakkingsdoos zoals onderwerp van de conclusies 8.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 2.474.543 een uit plaatvormig materiaal vervaardigde drager voor 5 bloemen bekend is met uit het vlak der drager uit te buigen rechthoekige lippen, elk met een centrale opneemopening en een daarvandaan naar de rand der lip verlopende insnijding. Deze drager is bestemd voor het tot een "display" combineren van een aantal bloemen die elk in een steunlip worden gebracht door de 10 randen van de insnijding van elkaar af te bewegen en de steel door de dan ontstane invoergleuf te forceren. De hoofdgedachte der aanvrage is uit deze publicatie niet te ontlenen en evenmin kunnen met deze bekende drager de met de uitvinding verkregen voordelen worden bereikt.

15 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Daarin tonen: fig. 1 een vooraanzicht van een deel van een plano waaruit een drager volgens de uitvinding wordt gevormd; fig. 2 een perspectivisch vooraanzicht van een drager vol-20 gens de uitvinding; fig. 3 een perspectivisch achteraanzicht van een dergelijke drager; fig. 4 een perspectivisch vooraanzicht van een van anthuri-ums voorziene drager volgens de uitvinding; 25 fig. 5 een achteraanzicht op vergrote schaal van een deel van een drager volgens de uitvinding met een daarin opgenomen anthurium; fig. 6 een perspectivisch bovenaanzicht van een verpakkingsdoos met twee volgens de uitvinding voorgestelde inzetstukken en 30 geschikt voor vier dragers volgens de uitvinding; fig. 7 een perspectivisch aanzicht van een van grendellippen voorzien inzetstuk te gebruiken zoals in fig. 6 getoond; fig. 8 een vlak aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

35 Fig. 1 toont in bovenaanzicht een gedeelte van een plano 2 , voorzien van insnijdingen en vouwlijnen waaruit de hierna te beschrijven drager wordt gevormd; in feite is het in de figuur met 2 aangegeven gedeelte een deel van een drager zoals deze in de 10 1 5844 -4- andere figuren met het verwijzingscijfer 4 is aangegeven. De plano is bij voorkeur vervaardigd uit dun golfkarton dat gemakkelijk kan worden gevouwen en op de vouwrand een zacht oppervlak . vertoont. Vanaf de in de figuur rechter zijrand 6 verloopt 5 schuin naar onderen een eerste snijrand 8 die aan het einde 8a overgaat in een convexe snijrand 10. Vanuit het linker einde 10a daarvan verloopt een insnijding 12 onder een scherpe hoek met de langsas van de plano 2 tot aan de linker hoek 14a van een vouwlijn 14, van . welks rechter hoek 14b een tweede insnijding 16 10 uitgaat, doorlopend tot aan de insnijding 10. Van deze insnij ding 16 takt de uitsnijding 18 af die verloopt naar de rechter rand 6 en uitmondt op afstand onder het begin van de insnijding 8. Het ontmoetingspunt 18a tussen deze uitsnijding en de zijrand 6 bepaalt het rechter einde van een vouwlijn 20 waarvan het lin-15 ker einde zich bevindt op het punt 14b. Een tweede vouwlijn 22 verloopt tussen het linker punt 10a van de insnijding 10 en het punt 14a van de insnijding 12.

Aldus worden er drie. uit te vouwen lippen gevormd: een eerste, linker lip 24; een tweede, centrale lip 26 en een derde, 20 rechter lip 28. De centrale lip 26 is bestemd om over 180° te worden omgebogen tot nabij de achterwand van de uit het plano gevormde drager; de beide aan weerskanten daarvan gelegen lippen 2 4 en 28 zijn bestemd onder een stompe hoek naar achteren te worden uitgebogen.

25 Uit een plano voorzien van een aantal - hier drie - insnij dingen en vouwlijnen zoals in fig. 1 getoond ontstaat aldus een drager zoals in fig·. 2 perspectivisch in vooraanzicht en in fig.

3 perspectivisch in achteraanzicht is getekend. Deze, met het cijfer 4 aangegeven drager heeft dan drie steelinvoergleuven 30 30a, 30b, 30c elk begrensd door een uitsnijding 8 en een vouwlijn 20, en een centrale steelopneemopening 32a, 32b, 32c elk begrensd door aan de bovenzijde een insnijding 10a, 10b, 10c, aan de onderzijde een vouwlijn 14a, 14b, 14c, en opstaande be grenzingen, gevormd, door de vouwlijnen 22 van de lippen 24a-24c 35 enerzijds en de randen van de lippen 28a-28c anderzijds.

Aan het boveneinde van elke drager 4 bevindt zich een geschikte ophanguitsparing 40 terwijl met voordeel rond de opneem- 1015844 -5- openingen 32a-32c de contouren van een de drager op te nemen bloem zijn getoond, zoals aangegeven met 42.

Fig. 3 toont een achteraanzicht van de aldus verkregen drager 4 met de, over 180° omgevouwen steelsteunlippen 26a..26c en 5 de enigszins uitgebogen lippen 24a-24c respectievelijk 28a-28c.

Fig. 4 toont een vooraanzicht van een van drie anthuriums 44a-44c voorziene drager 4 terwijl fig. 5 op vergrote schaal een achteraanzicht toont van het bovendeel van een drager 4 met daarin de anthurium 44a. Deze figuur toont duidelijk de over 10 180° omgevouwen lip 26a, de enigszins naar achteren omgevouwen steunlippen 24a respectievelijk 28a en de gebogen bovenbegrenzing 10a van de steelopneemopening. De steel 46 wordt ter plaatse van de overgang naar het blad van de anthurium 4 4a ondersteund door de zachte vouwrand van de lip die door het verend 15 van de achterwand afstaan voorkomt dat zich daar ter plaatse een scherpe knik vormt.

Anthuriums worden bij voorkeur in bepaalde aantallen (afhankelijk van hun grootte) verpakt in langwerpige, gewoonlijk door een veiling ter beschikking gestelde verpakkingsdozen. Fig. 6 20 toont in perspectief een dergelijke doos voorzien van volgens de uitvinding voorgestelde inzetstukken die de bloemdragers op hun plaats ho.uden..

Daar het veelvuldig voorkomt dat een veiling het gebruik van een bepaalde, door deze veiling geleverde verpakkingsdoos die 25 niet mag worden gemodificeerd verplicht stelt voorziet de uitvinding er in een standaard doos 60 te voorzien van twee identieke inzetzetstukken 62 voor het op zijn plaats houden van in de doos geplaatste bloemdragers. In fig. 7 is een dergelijk in-zetstuk getekend en aangegeven met 62. Het inzetstuk omvat het 30 bodemdeel 64 bestemd ter aanligging tegen de bodem van de doos 60 en voorzien van opstaande wanden 66a, 66b. Uit de bodem zijn de fixatielippen 68a, 68b gevormd terwijl uit elk der opstaande delen 66a, 66b een fixatielip 70a respectievelijk 70b is ge vormd. Per doos zijn, zoals fig. 6 toont, twee van dergelijke 35 inzetstukken nodig.

Deze beide inzetstukken kunnen uiteraard ook zijn verenigd tot één enkel inzetstuk 72.

10 1 5844 -6-

Vele varianten zijn mogelijk; zo is het denkbaar twee dragers zoals in het voorgaande te combineren tot een enkele, dubbele drager waarvan fig. 8 een voorbeeld geeft. De, asymmetrisch uitgevoerde, drager 80 heeft aan de rechterzijde drie opneemope-5 ningen 80a-80c met invoergleuven 82a-82c, en links twee opneem-openingen 80d-80e met invoergleuven 82d-82e.

f015844

Claims (8)

1. Plaatvormige drager voor bloemen, met in het vlak daarvan een aantal opneemopeningen voor het doorlaten van de respectievelijke bloemstelen, met het kenmerk, dat in een opneemopening 5 één, aan een dragerlangszijde beginnende en onder een scherpe hoek met deze langszijde omlaag verlopende bloemsteelinvoergleuf uitmondt.

2. Drager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rand-begrenzing van een opening wordt gevormd door een in hoofdzaak 10 dwars op de dragerlangsrichting verlopende, korte, steelsteun- rand die aan beide einden overgaat in een onder een scherpe hoek met de dragerlangsrichting daarvan divergerende zijrandbegren-zing, van welke begrenzingen er- één zich voortzet in de onderrand van de invoergleuf en de andere zich voortzet in de boven-15 begrenzing der opening.

3. Drager volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat bovenen onderrand van de invoergleuf in de richting van de bijbehorende opening convergeren.

4. Drager volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de 20 steelsteunrand wordt gevormd door de vouwrand van een 'uit het dragermateriaal uitgesneden en naar de dragerachterzijde omgevouwen steelsteunlip.

5. Drager volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de beide zijrandbegrenzingen elk worden gevormd door de vouwrand 25 van een uit het dragermateriaal uitgesneden en naar de dragerachterzijde uitgebogen bloemkroonsteunlip.

6. Drager volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat rond elke opening de contouren van de daarin op te nemen bloemkroon zijn weergegeven.

7. Van vouwlijnen en insnijdingen voorziene plano voor het daaruit vervaardigen van een langwerpige drager volgens conclusie 4-6, gekenmerkt door een aantal stellenparen van elk twee, vanuit de dragerzijwand onder een scherpe hoek met de dragerlangsrichting verlopende, convergerende en een invoerkanaal be-35 palende insnijdingen waarvan de bovenste zich voortzet in de convexe bovenrand van een opneemopening begrenzende insnijdingen, van de respectievelijke einden waarvan naar de drageronder- 1015844 -8- zijde convergerende insnijdingen uitgaan die enerzijds de eind-randen van de steelsteunlip en anderzijds de eindranden van de beide bloemkroonsteunlippen bepalen.

8. ü-vormig inzetstuk voor een verpakkingsdoos voor het 5 paarsgewijs opnemen van dragers volgens conclusie 1-5, gekenmerkt door vanuit het langsmidden der bodem als van de tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden daarvan uitstekende lippen ter borgende samenwerking met de langsranden van in de doos opgenomen bloemdragers. 1015844