NL1008679C1 - Verpakking, in het bijzonder voor sigaretten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Verpakking, in het bijzonder voor sigaretten.

De onderhavige uitvinding betreft een verpakking volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke verpakking voor sigaretten is bekend uit het Franse octrooischrift FR 2 293 156. De in deze 5 publikatie beschreven sigarettenverpakking kan uit karton zijn vervaardigd en is met name geschikt om in een auto te worden gebruikt. Het uitbrengorgaan van de bekende verpakking is een schuiflade met een verdieping aan de bovenzijde, welke verdieping een enkele sigaret kan 10 bevatten. Door de schuiflade naar buiten te trekken, komt de sigaret uit de sleuf in de zijwand van de verpakking naar buiten, waarbij dan tevens de opening in de tussenwand van de verpakking wordt afgesloten. Ten opzichte van de algemeen bekende sigarettenverpakking met een zwenkbaar of 15 weg te scheuren deksel over de kop van de sigaretten, is het voordeel van de uit FR 2 293 156 bekende verpakking dat, wanneer de verpakking op een of andere wijze is bevestigd aan een geschikte steun of wand, met één hand een enkele sigaret uit de verpakking kan worden genomen. Dit is 20 met name voordelig wanneer de verpakking is aangebacht in een auto in het bereik van de bestuurder, die dan met één hand een sigaret kan pakken en met de andere hand het stuur kan blijven vasthouden. Verder is er geen risico dat er meerdere sigaretten tegelijk uit de verpakking komen, en 25 dan naar beneden vallen, hetgeen tot gevaarlijke reacties van de bestuurder kan leiden.

De uit FR 2 293 156 bekende verpakking heeft een aantal nadelen. Een eerste nadeel is dat de juiste werking van de schuiflade moeilijk te realiseren is. Bij onvoldoende 30 speling kan de schuiflade gemakkelijk vastlopen, terwijl het risico bestaat dat de schuiflade spontaan opent als deze met overmatige speling in het dooslichaam past. Verder moet de sigaret uit de verdieping in de schuiflade worden gepakt, hetgeen ongewenst veel aandacht vereist, met name 35 voor de bestuurder van een auto. Tevens kan deze bekende verpakking niet of slechts op gecompliceerde wijze uit een 1008679« -2- enkel vel karton worden vervaardigd, hetgeen tot een ongewenst hoge kostprijs van de verpakking leidt.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel bovengenoemde nadelen op te heffen.

| 5 De onderhavige uitvinding bereikt dit doel door het verschaffen van een verpakking volgens conclusie 1. Verdere voordelige uitvoeringsvormen zijn beschreven in de conclusies en de navolgende beschrijving aan de hand van de 1 tekening. Daarbij toont: 10 fig. 1 in vertikale doorsnede een uitvoeringsvoorbeeld van de verpakking volgens de uitvinding met de bedienings-en afsluitflap daarvan in zijn sluitstand, fig. 2 de verpakking van fig. 1 met de bedienings- en afsluitflap in geopende stand, 15 fig. 3 een voorbeeld van een enkel vel karton voor het vervaardigen van de verpakking volgens figuren 1 en 2.

In de figuren 1 en 2 is een verpakking voor sigaretten getoond, die is vervaardigd uit een enkel vel geschikt 20 karton dat is getoond in figuur 3. De sigarettenverpakking I omvat een dooslichaam met een bodem 1 en een daar tegenover liggende bovenwand 2, alsmede met een eerste zijwand 3, die in het kader van de beschrijving hierna is aangeduid als achterwand 3, een tweede zijwand 4, een derde zijwand 5, en 25 een vierde zijwand 6, welke vierde zijwand 6 in het kader van de beschrijving hierna is aangeduid als voorwand 6.

Op een afstand boven de bodem 1 strekt zich een tussenwand 7 uit, welke tussenwand 7 met de bovenwand 2, de zijwanden 4,5, de achterwand 3 en de voorwand 6 een 30 voorraadruimte begrenst voor een voorraad op de tussenwand 7 liggende sigaretten 10. De tussenwand 7 is met een aangevormde bevestigingslip 11 aan de achterwand 3 gelijmd, en loopt schuin af in de richting van de voorwand 6. De tussenwand 7 is smaller dan de bodem 1 en begrenst daardoor 35 een langwerpige doorlaatopening 12 met een breedte die iets groter is dan de diameter van een sigaret voor het naar beneden doorlaten van een enkele sigaret uit de voorraadruimte. De tussenwand 7 hoeft geen volledige dichte wand te vormen en zou bijvoorbeeld ook kunnen zijn η 100867 9^ -3- samengesteld uit twee schuin naar de doorlaatopening 12 aflopende stroken, elk langs de naburige zijwand van de verpakking, waar de sigaretten met hun uiteinden op liggen.

Te herkennen is dat de voorwand 6 aan de onderzijde 5 korter is dan de achterwand 3 en eindigt ongeveer ter hoogte van de naburige rand van de tussenwand 7, waardoor een sleuf 13 is gevormd tussen de onderrand van de voorwand 6 en de tegenoverliggende rand van de bodem 1. De sleuf 13 strekt zich over de hele breedte van de voorwand 6 uit en 10 de hoogte is enigzins groter dan de diameter van een sigaret 10, zodat door deze sleuf 13 een enkele sigaret 10 zijwaarts naar buiten kan worden gebracht. De sigarettenverpakking is bij voorkeur geschikt om in de in figuur 1 getoonde stand, dus met de bodem 1 aan de 15 onderzijde, te worden bevestigd aan een houder of dergelijke. De houder kan bijvoorbeeld zijn aangebracht in een auto binnen het bereik van de bestuurder, maar zou ook een standaard met een voet kunnen zijn voor op tafel of op een bureau. Ook zou op de verpakking, bijvoorbeeld op de 20 bodem l, de achterwand 3 en/of een zijkant 4, 5, een zelfklevend element of dergelijke voorziening kunnen zijn aangebracht, zodat geen aparte houder nodig is en de verpakking direct op de gewenste plaats kan worden vastgezet.

25 De sigarettenverpakking omvat verder een zwenkbaar aan het dooslichaam bevestigde bedienings- en afsluitflap 15, hierna kortweg flap 15 genoemd, die zwenkbaar is om een zwenkas 16, die evenwijdig loopt aan de door de bodem 1 en de van de sleuf 13 voorziene voorwand 6; in dit geval valt 30 deze zwenkas 16 samen met de door de bodem 1 en het vlak van de voorwand 6 gevormd hoek.

De flap 15 is zwenkbaar tussen een tegen de van de sleuf 13 voorziene voorwand 6 gelegen sluitstand (zie figuur 1) en een om zijn zwenkas 16 gezwenkte en de sleuf 35 13 in de voorwand 6 vrijgevende openingsstand (zie figuur 2) .

Aan de binnenzijde van de flap 15 is in het gebied van de sleuf 13 een in hoofdzaak U-vormig uitbrengorgaan 17 gevormd, dat ten opzichte van de flap 15 vast is en

10OC6?3*J

-4- daardoor bij het zwenken van de flap 15 meezwenkt. De afmetingen van de U-vormige opening van het uitbrengorgaan 17 komt in hoofdzaak overeen met de afmetingen van een enkele sigaret, zodat er telkens maar één sigaret via de 5 sleuf 12 in het uitbrengorgaan 17 kan komen wanneer de flap | 15 zich in zijn sluitstand bevindt. Door vanuit de in figuur 1 getoonde sluitstand de flap 15 te zwenken, kantelt het uitbrengorgaan 17 om de zwenkas 16. Aangezien de flap 1 15 over een hoek die groter is dan 90° naar voren kan 10 worden gezwenkt, zoals is te zien in figuur 2, beweegt de sigaret uit het uitbrengorgaan 17 en rolt dan over de 1 binnenzijde van de flap 15 naar beneden en kan dan met de hand worden opgevangen.

Aan het uitbrengorgaan 17 is verder een afsluiter 20 I 15 aangebracht, die de sleuf 12 afsluit op het moment dat de I flap 15 naar buiten wordt gezwenkt. Hierdoor wordt voorkomen dat een sigaret achter het uitbrengorgaan 17 belandt en verder wordt zo de voorraadruimte afgesloten gehouden van de buitenlucht als de flap 15 is geopend.

20 De figuren 1-3 tonen dat het uitbrengorgaan 17 en de afsluiter 20 ééndelig zijn met de flap 15. In het bijzonder is aan de tegenover de achterwand 3 gelegen rand van de bodem 1 een buitenste flapwand 21 voorzien, met nagenoeg dezelfde afmetingen als de zijde van de voorwand 6 van de 25 verpakking. Deze buitenste flapwand 21, vormt de buitenzijde van de flap 15. De bovenrand van de buitenste flapwand 21 is een vouwlijn 22, waarop een binnenste flapwand 23 aansluit, die in hoofdzaak evengroot is als de buitenste flapwand 21 en daar tegenaan is geplakt. In het 30 bovenste deel van de binnenste flapwand 22 is een snede 24 aanwezig, die een langs de vouwlijn 22 naar binnen omgevouwen insteeklip 25 begrenst. De insteeklip 25 steekt in de sluitstand van de flap 15 in een sleuf 26, die is gevormd in de voorwand 6. Verder dient de insteeklip 25 er 35 voor om de sigaret tegen te houden die bij het openen van de flap 15 langs de binnenzijde van de flap 15 naar beneden rolt.

Aan de onderzijde wordt de binnenste flapwand 23 begrensd door een vouwlijn 27, waarop een langwerpig 100R679· -5- bodemvlak 28 van het uitbrengorgaan 17 aansluit. Het bodemvlak 28 heeft ongeveer de breedte overeenkomstig de diameter van een sigaret en een lengte die iets groter is dan de lengte van een sigaret. Op de van de vouwlijn 27 5 afgekeerde zijde van het bodemvlak 28 sluit via een vouwlijn 29 een opstaande wand 30 aan, ongeveer evenwijdig aan de flap 15, die samen met het bodemvlak 28 en de flap 15 een ruimte voor het opnemen van één sigaret begrenst.

De afsluiter 20 bestaat in de weergegeven 10 uitvoeringsvorm uit een eerste afsluiterwanddeel 31, dat via een vouwlijn 32 aansluit op de opstaande wand 30 en vrijwel langs de opstaande wand liggend naar beneden is gevouwen. Evenwijdig aan de vouwlijn 32 is een vouwlijn 33 voorzien, waarop een tweede afsluiterwanddeel 34 aansluit, 15 dat van de bodem 1 omhoog wijst. Op het tweede afsluiterwanddeel 34 sluit via een vouwlijn 35 een derde afsluiterwanddeel 36 aan, dat in de gesloten stand van de verpakking ongeveer onder langs de tussenwand 7 loopt. Aan de naar de achterwand 3 gerichte rand sluit, via een 20 vouwlijn 37, een naar beneden wijzend vierde afsluiterwanddeel 38 aan. Uit de weergave van figuur 2 blijkt duidelijk dat de beschreven afsluiter 20 een grote zwenkhoek van de flap 15 toelaat, groter dan 90°, en daarbij de sleuf 12 afsluit, zodat op dat moment geen 25 sigaret de sleuf 12 kan passeren.

Om te waarborgen dat de U-vorm van het uitbrengorgaan 17 gehandhaafd blijft, is de opstaande wand 30 aan de beide kopse einden daarvan vast verbonden met de flap 15. Dit geschiedt hier door twee verbindingslippen 39, die nabij de 30 bodem 1 aan de buitenste flapwand 21 zijn gevormd en elk zijn voorzien van een vouwlijn 40, zodat de uiterste vlakdelen ervan aan de opstaande wand 30 kunnen worden geplakt.

In figuur 3 zijn vanwege de duidelijkheid maar enkele 35 lippen getoond om de diverse delen van de verpakking met elkaar te verbinden. Het verschaffen van nog meer van dergelijke verbindingslippen of soortgelijke verbindingselementen wordt geacht binnen het bereik van de vakman op dit gebied te liggen.

1008679· -6-

Het zal verder duidelijk zijn dat het uitbrengorgaan 17 en de afsluiter 20 ook op andere wijze dan hier beschreven is, kunnen worden gevormd. Zo is het denkbaar dat het uitbrengorgaan 17 zich niet over de hele breedte van de 5 verpakking uitstrekt maar een of meerdere naast elkaar j liggende U-vormige organen omvat.

De onderhavige uitvinding voorziet ook in een niet ! weergegeven uitvoeringsvorm, waarbij de zwenkas van de flap i niet samenvalt met de hoek tussen de bodem en het vlak van 10 de voorwand, zoals is getoond in de figuren 1-3, maar verder naar de achterwand in het vlak van de bodem ligt.

Dit kan worden gerealiseerd door de bodem aldaar te ' voorzien van een vouwlijn en de in hoeken tussen de bodem : en de tegnover elkaar liggende zijwanden insnijdingen te 15 maken vanaf de voorzijde tot aan de vouwlijn in de bodem.

. Gezien in figuur 1 zou de zwenkas van de flap dan ter

S

* hoogte van de opstaande wand 30 in de bodem 1 kunnen liggen. Het voordeel daarvan is dat dan een eenvoudigere uitvoering van de afsluiter mogelijk is, bijvoorbeeld een 20 enkel wanddeel dat aan de bovenrand van de opstaande wand 30 grenst en in de richting van de achterwand 3 wijst.

Ook zal duidelijk zijn dat de tussenwand op andere wijze dan hier is beschreven, kan worden gevormd. Eventueel kan de tussenwand een afzonderlijk element zijn, dat bij I 25 via de nog geopende bovenwand 2 in de verpakking wordt geplaatst, waarna de sigaretten in de verpakking worden gebracht.

De bedieningsflap 15 heeft in het getoonde voorbeeld nagenoeg dezelfde afmetingen als de zijde van de voorwand 6 30 van de verpakking. Het zal duidelijk zijn dat de flap 15 - ook kleiner kan zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld zo klein dat de flap 15 net groot genoeg is om de sleuf 13 af te sluiten. De flap 15 hoeft ook niet rechthoekig te zijn en zou bijvoorbeeld een driehoekachtige vorm kunnen hebben.

35 Het zal duidelijk zijn dat de beschreven verpakking ook geschikt is voor andere langwerpige en cilindrische voorwerpen, zoals bijvoorbeeld snoepgoed, potloden en dergelijke.

In de figuren is verder te herkennen dat de bij de 1008679^ E.....1 -7- meeste bekende sigarettenverpakkingen gebruikelijke aluminiumfolie, die de sigaretten omhult, ontbreekt. Dit is mogelijk door de constructie van de verpakking volgens de uitvinding, die een goede afdichting van de voorraadruimte 5 voor de sigaretten waarborgt. Verder kan het karton van de verpakking zijn voorzien van een afdichtende (kunststof)-coating of dergelijke, zodat de kwaliteit en het aroma van de sigaretten gedurende een lange tijd behouden blijven.

De getoonde verpakking kan uit een enkele plano van 10 karton worden vervaardigd, hetgeen produktietechisch zeer voordelig is. Ook is het mogelijk om deze verpakking te vervaardigen met reeds bestaande verpakkingsmachines, die daartoe betrekkelijk eenvoudig kunnen worden aangepast De verpakking volgens de uitvinding biedt tevens het 15 belangrijke marketingvoordeel dat de sigaretten nu op een geheel nieuwe en aantrekkelijke manier worden gepresenteerd.

1008873e

Claims (12)

1. Verpakking voor langwerpige en in hoofdzaak cilindrische voorwerpen, in het bijzonder voor sigaretten, | omvattende een dooslichaam met een bodem (1) en een daar tegenover liggende bovenwand (2), alsmede een paar j 5 tegenover elkaar liggende zijwanden (4,5), en een tegenover elkaar liggende achterwand (3) en voorwand (6), waarbij zich op een afstand boven de bodem (1) een tussenwand (7) uitstrekt, welke tussenwand (7) met de bovenwand (2) en de I zijwanden (4,5) een voorraadruimte begrenst voor een s 10 voorraad langs de tussenwand (7) liggende voorwerpen (10), " waarbij de tussenwand (7) een langwerpige doorlaatopening ; (12) begrenst voor het uit de voorraadruimte afgeven van een enkel voorwerp, waarbij in de voorwand (6) , nabij de I bodem (1), een sleuf (13) is voorzien voor het zijdelings 15 naar buiten brengen van een enkel voorwerp uit het dooslichaam, en waarbij een beweegbaar uitbrengorgaan (17) - is voorzien, dat een opnameruimte voor een enkel uit de i ^ voorraadruimte afgegeven voorwerp (10) begrenst en dat in de richting van de sleuf (13) in de voorwand (6) beweegbaar 20 is voor het uit de sleuf (13) naar buiten brengen van het voorwerp, met het kenmerk, dat de verpakking verder een = zwenkbaar aan het dooslichaam bevestigde flap (15) omvat, die zwenkbaar is om een zwenkas (16), die evenwijdig loopt m aan de door de bodem (1) en het vlak van de voorwand (6) 25 gevormde hoek, dat de flap (15) zwenkbaar is tussen een tegen de voorwand (6) gelegen sluitstand en een om zijn zwenkas (16) gezwenkte, de sleuf (13) in de voorwand (6) vrijgevende openingsstand, en dat de flap (15) gekoppeld is - met het uitbrengorgaan (17), zodanig dat bij het naar de 30 openingsstand zwenken van de flap (15) het uitbrengorgaan (17) in de richting naar de sleuf (13) in de voorwand (6) beweegt en het voorwerp uit de sleuf naar buiten brengt.

2. Verpakking volgens conclusie 1, waarbij de zwenkas (16) 35 van de flap (15) samenvalt met de door de bodem (1) en het vlak van de voorwand (6) gevormde hoek. ' 1008679« -9-

3. Verpakking volgens conclusie 1, waarbij de zwenkas in de bodem van het dooslichaam ligt op een afstand evenwijdig aan de door de bodem en het vlak van de voorwand gevormde hoek. 5

4. Verpakking volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het uitbrengorgaan (17) in hoofdzaak star is verbonden met de flap (15).

5. Verpakking volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een afsluiter (20) is voorzien, die de opening (12) in de tussenwand (7) van het dooslichaam afsluit wanneer de flap (15) zich in een openingsstand bevindt en die opening (12) vrijgeeft in de sluitstand van 15 de flap (15) .

6. Verpakking volgens conclusie 5, waarbij de afsluiter (20) een zich vanaf het uitbrengorgaan (17) tussen de bodem (1) en de tussenwand (7) in de richting naar de achterwand 20 (3) uitstrekkend element (32,34,36,38) omvat.

7. Verpakking volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de flap (15) over ten minste 90° ten opzichte van de sluitstand zwenkbaar is. 25

8. Verpakking volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de flap (15) is voorzien van een naar het dooslichaam uitstekende tab (25) en het dooslichaam is voorzien van een bijbehorende insteeksleuf (26), waar de 30 tab (25) van de flap (15) insteekt in de sluitstand van de flap (15).

9. Verpakking volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verpakking uit een enkel vel karton 35 is vervaardigd.

10. Verpakking volgens conclusie 9, waarbij het vel karton een rechthoekig bodemvlak (1) heeft, dat de bodem van het dooslichaam vormt, waarbij aan een zijrand van het 1008679*1 -10- bodemvlak via een bijbehorende vouwlijn een buitenste flapwand (21) grenst, dat de buitenzijde van de flap (15) vormt, en waarbij op een van de andere randen van de buitenste flapwand (21) via een bijbehorende vouwlijn (22) 5 een binnenste flapwand (23) grenst, aan welk binnenste flapwand (22) via een bijbehorende vouwlijn (27) een het uitbrengorgaan (17) vormend vlak (28,30) grenst, en waarbij aan de tegenovergelegen zijrand van het bodemvlak (1) via een bijbehorende vouwlijn een eerste rechthoekig zijvlak 10 grenst, dat de achterwand (3) vormt, waarbij aan tegenover elkaar gelegen zijranden van het eerste zijvlak (3) I respectievelijk een tweede en een derde rechthoekig zijvlak (4,5) grenst, telkens via een bijbehorende vouwlijn, waarbij aan de van het bodemvlak (1) afgekeerde zijrand van 15 het eerste zijvlak (3) een de bovenwand vormend bovenvlak i | (2) grenst, waarbij aan een van de zijranden van het bodemvlak ()1) via een bijbehorende vouwlijn (45) een verbindingsvlak (46) grenst, dat aan de van de betreffende vouwlijn (45) afgekeerde zijde via een schuin in de 20 richting van de flap (15) lopende vouwlijn (48) aansluit op 9 ! een de tussenwand (7) vormende strook, waarbij op de van het eerste zijvlak (3) afgekeerde zijrand van het tweede zijvlak of het derde zijvlak of het bovenvlak een ; voorwandvlak (6) aansluit via een bijbehorend vouwlijn, 25 waarbij het voorwandvlak (6) de sleuf (13) definieert voor het uitbrengen van een voorwerp. i

11. Verpakking, in het bijzonder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, omvattende een dooslichaam 30 met een bodem (1) en een daar tegenover liggende bovenwand (2), alsmede een paar tegenover elkaar liggende zijwanden - (4,5), en een tegenover elkaar liggende achterwand (3) en voorwand (6), waarbij zich op een afstand boven de bodem (1) een tussenwand (7) uitstrekt, welke tussenwand (7) met 35 de bovenwand (2) een voorraadruimte begrenst voor een voorraad op de tussenwand (7) liggende voorwerpen (10), j waarbij de tussenwand (7) een langwerpige doorlaatopening { (12) begrenst voor het naar beneden doorlaten van een enkel voorwerp, en waarbij in de voorwand (6), nabij de bodem ' 10 OSETS'1 -li- CL) , een sleuf (13) is voorzien voor het zijdelings naar buiten brengen van een enkel voorwerp uit het dooslichaam, en waarbij een beweegbaar uitbrengorgaan (17) is voorzien, dat een opnameruimte voor een enkel uit de voorraadruimte 5 komend voorwerp begrenst en dat in de richting van de sleuf (13) in de voorwand (6) beweegbaar is voor het uit de sleuf (13) naar buiten brengen van het voorwerp, met het kenmerk, dat het uitbrengorgaan (17) zwenkbaar is om een zwenkas (16), die evenwijdig loopt aan de door de bodem (1) en het 10 vlak van de voorwand (6) gevormde hoek, tussen een opneemstand, waarin een voorwerp uit de voorraadruimte in het uitbrengorgaan (17) komt en een gezwenkte stand, waarin het voorwerp uit de sleuf (13) naar buiten kan.

12. Plano van karton voor het vervaardigen van een verpakking volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 100 867 SH