NL1015654C2 - Indeksamenstel voor indekking tussen pannen op een pannendak. - Google Patents

Description

Indeksamenstel voor indekking tussen pannen op een pannendak.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een indeksamenstel voor indekking tussen pannen op een pannendak. De onderhavige uitvinding heeft in het 5 bijzonder betrekking op een indeksamenstel voor het tussen pannen op een pannendak indekken van op het dak te bevestigen panelen, zoals in het bijzonder panelen voor zonnecollectoren, zonnecellen, photovoltagesystemen etc.

Uit esthetisch oogpunt verdient het bij dergelijke panelen de voorkeur wanneer deze tussen de pannen op het pannendak verzonken kunnen worden aangebracht. 10 Probleem dat zich daarbij echter voordoet is dat de in de praktijk gangbare dakpannen zeer uiteenlopende afmetingen hebben, terwijl men de daartussen te verzinken panelen, zoals zonnecollectorpanelen, zonnecelpanelen, photovoltagesystemen etc. een min of meer standaard maat hebben. Ten gevolge hiervan zullen de randen van dergelijke panelen de ene keer dichter op de pannen aansluiten dan de andere keer. Daar bij het op 15 een dak plaatsen van eerder genoemde panelen uiteraard geen lekkage door het dak heen mag ontstaan, is het bij in het bijzonder verzinking van dergelijke panelen tussen de pannen in van belang om zogenaamde indekdelen toe te passen, zoals deze bijvoorbeeld ook rondom in een schuin dakvlak te plaatsen dakramen worden gebruikt. Verschil met dakramen is echter dat bij eerder genoemd type panelen het indekdeel 20 zich onder het gehele paneel door moet uitstrekken teneinde te verzekeren dat het dak over het gehele uitstrekkingsgebied van het tussen de pannen verzonken paneel lekdicht is. Een en ander brengt met zich mede dat men in de praktijk bij het plaatsen van dergelijke panelen veel energie en tijd moet stoppen in het aanbrengen van een zogenaamd indekgeheel, dat in feite bestaat uit een waterdichte afscherming die zich 25 onder geheel het tussen de pannen te verzinken paneel of panelensamenstel uitstrekt. Alhoewel de verzonken tussen de pannen te plaatsen panelen in wezen standaardafmetingen zullen hebben, zal de daaronder te plaatsen afscherming geen standaardafmeting kunnen hebben ten gevolge van de grote diversiteit aan maten in gebruikelijke dakpannen. Een en ander heeft tot gevolg dat het plaatsen van de 30 afscherming een arbeidsintensief en dus ook een tijdrovende bezigheid is. Dit is in het bijzonder ongewenst daar werkzaamheden op een schuin dak in het algemeen niet geheel van elk gevaar ontbloot zijn. De praktijk is dat men afschermmateriaal aanbrengt dat nauwkeurig op maat gebracht moet worden en in geval dat het uit 1015654 2 meerdere stukken bestaat onderling verbonden moet worden. Men kan bijvoorbeeld denken aan het plaatsen van een groot stuk afschermplastic of eventueel een grote loodslabbe.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een indeksamenstel 5 voor indekking tussen pannen op een pannendak, in het bijzonder te gebruiken voor het verschaffen van een waterdichte afscherming onder tenminste deels tussen de dakpannen verzonken te plaatsen panelen, zoals zonnecollector- en/of zonnecelpanelen of in wezen intransparante panelen, welke indeksamenstel in het bijzonder snel en efficiënt plaatsbaar is en aanpasbaar is aan dakpannen van uiteenlopende afmetingen.

10 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door het verschaffen van een indeksamenstel voor indekking tussen pannen op een pannendak, omvattende een eerste zijgootdeel, een tweede zijgootdeel, en tenminste een tussen de zijgootdelen plaatsbaar tussendeel, waarbij het tussendeel een in wezen rechthoekig plaatdeel is met een eerste langszijdezone en een tegenoverliggende tweede langszijdezone, waarbij de 15 eerste langszijdezone aan de onderzijde is voorzien van tenminste een zich in langsrichting uitstrekkende sleuf, waarbij de tweede langszijdezone aan de bovenzijde is voorzien van tenminste een ribbe, en waarbij een en ander zodanig is voorzien dat de eerste langszijdezone van een eerste tussendeel de tweede langszijdezone van een aan het eerste tussendeel in wezen identiek tweede tussendeel tenminste deels kan 20 overlappen terwijl de tenminste ene ribbe van het tweede tussendeel in de tenminste ene sleuf van het eerste tussendeel steekt, waarbij het tweede zijgootdeel een langszij degebied heeft dat in wezen identiek is aan de tweede langszijdezone van het tussendeel zodanig dat de eerste langszijdezone het langszijdegebied van het tweede zijgootdeel tenminste deels kan overlappen terwijl de tenminste ene ribbe van het 25 tweede zijgootdeel in de tenminste ene sleuf van het tussendeel steekt, waarbij het eerste zijgootdeel een langszijdegebied heeft dat in wezen identiek is aan de eerste langszijdezone van het tussendeel zodanig dat het langszijdegebied van het eerste zijgootdeel de tweede langszijdezone tenminste deels kan overlappen terwijl de tenminste ene ribbe van het tussendeel in de tenminste ene sleuf van het eerste 30 zijgootdeel steekt.

Anders en korter gezegd, verschaft de onderhavige uitvinding een indeksamenstel voor indekking tussen pannen op een pannendak, omvattende: een eerste zijgootdeel, ί 0 i R /f e / 3 een tweede zijgootdeel, en tenminste een tussen de zijgootdelen plaatsbaar in wezen rechthoekig tussendeel, waarbij de ene langszijdezone van het tussendeel aan de onderzijde is voorzien van langssleuven, waarbij de tegenoverliggende langszijdezone is voorzien van een of meer 5 in die sleuven passende, aan de bovenzijde van het tussendeel voorziene langsribben, en waarbij het eerste zijgootdeel een langszijdezone heeft die in wezen identiek is gevormd als de ene langszijdezone van het tussendeel en waarbij het tweede zijgootdeel een langszijdezone heeft die in wezen identiek is gevormd aan de andere langszijdezone van het tussendeel.

10 Aldus wordt bereikt dat men al naar gelang de afmetingen van het verzonken tussen de dakpannen te plaatsen paneel of panelen dwars op de hellingsrichting een of meer tussendelen plaatst, welke in het geval van meerdere tussendelen telkens met min of meer complementair gevormde langszijdezones in overlappend verband onderling in dwarsrichting van het dak gefixeerd op elkaar aansluiten en dat men de in 15 hellingsrichting verlopende zijden van de tussen de dakpannen te verzinken panelen vervolgens afsluit met een eerste respectievelijk tweede zijgootdeel. De eerste en tweede zijgootdelen sluiten daarbij op zich gebruikelijke wijze aan op de aangrenzende dakpannen.

Een dergelijke samenstel laat zich snel en efficiënt op het dak leggen. De 20 zogenaamde tussendelen kunnen van standaardafmetingen zijn die passen bij de standaardafmetingen van het tenminste deels verzonken tussen de dakpannen aan te brengen paneel of panelen-geheel, terwijl de zijgootdelen afmetingen kunnen hebben die zijn gekozen in afhankelijkheid van het type dakpan of beter gezegd in afhankelijkheid van de afmetingen van de zich op het dak bevindende pannen. Het is 25 daarbij dan eventueel mogelijk een assortiment van zijgootdelen in verschillende afmetingen, in het bijzonder verschillende overspanningsafmetingen in een richting dwars op de dakhelling, ter beschikking te stellen.

Bij toepassing van in het bijzonder meerdere tussendelen, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer het onderste plaatvlak van de eerste langszijdezone 30 gelijk aan of hoger dan, bij voorkeur gelijk aan, het bovenste plaatvlak van de tweede langszijdezone ligt. Aldus wordt bereikt dat in het overlapgebied waar de ribben van het ene tussendeel van onderaf in de sleuven van het andere tussendeel steken, wordt verhinderd dat het in dat overlapgebied bovenliggende tussendeel buiten het Λ J$ 9~ IK* 4 » overlapgebied op buigbelastingen wordt belast ingeval het overigens op een relatief vlakke ondergrond, zoals in het algemeen door panlatten opgespannen, ligt.

Om dezelfde reden verdient het de voorkeur wanneer het onderste plaatvlak van het langszijdegebied van het eerste zijgootdeel een plaatdikte van de tweede 5 langszijdezone of meer, bij voorkeur die plaatdikte, hoger ligt dan het eerste plaatvlak van het eerste zijgootdeel buiten dat langszijdegebied.

Teneinde dwars op de hellingsrichting van het dak beschouwd verschuiven van tussendelen onderling of zijgootdelen ten opzichte van een tussendeel geheel uit te sluiten is het bij een indeksamenstel volgens de uitvinding van groot voordeel wanneer 10 enerzijds tenminste een van die tenminste ene sleuf in de eerste langszijdezone en het langszijdegebied van het eerste zijgootdeel een opsluitsleuf is en anderzijds tenminste een van die tenminste ene ribbe in de tweede langszijdezone het langszijdegebied van het tweede zijgootdeel een opsluitribbe is, waarbij de opsluitsleuf en opsluitribbe een inwendig respectievelijk uitwendig dwarsdoorsnedeprofiel hebben die, althans in 15 dwarsrichting van het tussendeel beschouwd, een vormsluitend in elkaar passend sleuf-ribbe-paar kunnen vormen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van het indeksamenstel volgens de uitvinding is het bijzonder van groot voordeel wanneer in de langszijdezone en/of het langszijdegebied van het eerste zijgootdeel tenminste twee opsluitsleuven zijn 20 voorzien. Aldus wordt een instelbaarheid van de dwars op de hellingsrichting beschouwde overspanningsafstand van het indeksamenstel gerealiseerd. Immers, men kan telkens een respectieve opsluitribbe in de ene of de andere opsluitsleuf laten aangrijpen.

Teneinde in een overlapgebied alwaar een of meer ribben in een of meer sleuven 25 aangrijpen een betrouwbare zich in hellingsrichting van het dak uitstrekkende waterkering te voorzien, heeft het bij het indeksamenstel volgens de uitvinding groot voordeel, wanneer de eerste langszijdezone en het langszijdegebied van het eerste zijgootdeel elk tenminste twee van die sleuven hebben die op een bepaalde steekafstand onderling evenwijdig verlopen, waarbij de tweede langszijdezone en/of het 30 langszijdegebied van het tweede zijgootdeel een aan de vrije langskant voorziene opstaande langsrand omvatten die een verdere ribbe van die tenminste ene ribbe vormt, en wanneer deze langsrand is aangebracht op ongeveer de bepaalde steekafstand van de eerste van de tenminste ene opsluitribbe, zodanig dat, wanneer de opsluitribbe in een

I A

5 van de opsluitsleuven ligt, de opstaande langsrand vrij in een andere sleuf ligt. Door het vrij in een andere sleuf liggen van de langsrand wordt voorkomen dat ten gevolge van capillairwerking in het overlapgebied water of vocht alsnog het overlapgebied zou kunnen passeren. Een dergelijke capillairwerking zou, zoals als zodanig bekend, 5 namelijk kunnen optreden wanneer twee vlakke plaatvlakken vlak tegen elkaar liggen. Door nu het onderliggende plaatdeel is het overlapgebied van een vrijliggende opstaande langsrand te voorzien wordt bereikt dat eventueel door capillair-werking het overlapgebied passerend vocht toch in de hellingsrichting van het dak naar beneden toe afgevoerd kan worden zonder de vrijliggende opstaande langsrand te passeren. Er is 10 dus als het ware een afvoergoot voor dergelijk vocht gecreëerd.

Teneinde langs de bovenzijde van het indeksamenstel de spleet, ook wel aansluitingsspleet genaamd, tussen de bovenkant van het tenminste deels tussen de dakpannen te verzinken paneel of panelen-geheel en de onderrand van de aldaar aansluitende dakpannen relatief klein te kunnen houden, verdient het bij een 15 indeksamenstel volgens de uitvinding de voorkeur wanneer het tussendeel aan het bovenvlak is voorzien van een in dwarsrichting, op een afstand van 12 é 25 cm, zoals ongeveer 20 cm, van de bovenste dwarskant verlopende steunribbe waarop een of meer pannen met een benedenrand tot afsteuning kunnen komen. Het zij overigens opgemerkt dat het voorzien van een dergelijke steunribbe ook zeer goed toepasbaar is 20 bij conventionele indekdelen of indeksamenstellen. De uitvinding heeft volgens een verder aspect daarom ook betrekking op een indekdeel of indeksamenstel, dat aan het bovenvlak is voorzien van een in dwarsrichting, op een afstand van 12 é 25 cm, zoals ongeveer 20 cm, van de bovenste dwarskant van het indekdeel of indeksamenstel verlopende steunribbe waarop een of meer pannen met een benedenrand tot afsteuning 25 kunnen komen. Zoals duidelijk mogelijk zijn is de maatregel van het verschaffen van een dergelijke steunribbe geheel los van het hiervoor geschetste zelfstandig ook als uitvinding te zien.

Bij het indeksamenstel volgens zowel het eerste als het tweede aspect van de uitvinding is het verder van voordeel wanneer het eerste zijgootdeel en/of het tweede 30 zijgootdeel aan het bovenvlak is respectievelijk zijn voorzien van een in dwarsrichting, op afstand van 12 é 25 cm, zoals ongeveer 20 cm, van de bovenste dwarskant verlopende steunribbe waarop een of meer pannen met een benedenrand tot afsteuning kunnen komen.

ft i ς r r * 6

De hiervoor geschetste steunribbe heeft tot voordeel dat de direct aan de bovenzijde aangrenzende rij dakpannen eventueel afsteuning kan vinden op de steunribbe in plaats van op de conventionele wijze op een pannenlat. Dit heeft tot voordeel dat wanneer de zogenaamde aansluitingsspleet bepaalde grootte overschrijdt 5 er nog een rij pannen in de aansluitingsspleet geplaatst kan worden die dan voor een groot gedeelte, althans een groter gedeelte dan bij gewone legsel op het dak, onder de daarboven liggende rij pannen geschoven zal zijn.

Bij het samenstel volgens de uitvinding kunnen het tussendeel en/of het eerste zijgootdeel en/of het tweede zijgootdeel zijn gevormd uit kunststof.

10 De uitvinding heeft verder, volgens een derde aspect, ook betrekking op een samenstel volgens de uitvinding in combinatie met een zonnecollectorstelsel en/of photovoltagestelsel.

De uitvinding heeft volgens een vierde aspect ook betrekking op het gebruik van een indeksamenstel volgens het eerste en/of tweede aspect van de uitvinding voor het 15 indekken van een zonnecollectorstelsel en/of photovoltagestelsel.

De uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een in de tekening schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht. Hierin toont:

Fig. 1. een schematisch perspectivisch aanzicht van een samenstel van vier zonnecollectorpanelen dat grotendeels «verzonken tussen de pannen op een pannendak 20 is geplaatst met behulp van een indeksamenstel volgens de uitvinding;

Fig. 2. een dwars op de hellingsrichting van het dak genomen doorsnede van een indeksamenstel volgens de uitvinding, gemonteerd in een eerste verstelbaarheidstoestand;

Fig. 3 een overeenkomstig aanzicht als Fig. 2, waarbij het indeksamenstel echter 25 is gemonteerd in een tweede verstelbaarheidstoestand;

Fig. 4 een doorsnedeaanzicht dwars op de hellingsrichting van een dak, tonende als een detail de aansluiting van een eerste tussendeel op een tweede tussendeel;

Fig. 5 een schematisch doorsnedeaanzicht genomen evenwijdig aan de langsrichting van het dak, tonende als detail de bovenzijde van het indeksamenstel 30 volgens de uitvinding met een relatief grotere aansluitingsspleet;

Fig. 6 een overeenkomstig aanzicht als Fig. 5., echter thans met een relatief kleinere aansluitspleet.

0 1 «5 fi R /, 7

Fig. 1 toont schematisch en perspectivisch een dak van een huis, dat met dakpannen 1 en 5 is bekleed. Tussen de dakpannen verzonken zijn verder vier zogenaamde zonneboilerpanelen 52 voorzien. Ter plaatse waar de zonneboilerpanelen 52 zijn voorzien ontbreken de dakpannen 51. Echter zoals duidelijk moge zijn is het 5 wel van belang dat het dak wind en met name waterdicht is. Om dit te bereiken worden zoals op zich uit de stand der techniek al bekend velerlei soorten voorzieningen, zogenaamde indekmiddelen toegepast. Het op het dak aanbrengen van dergelijke indekmiddelen is in de praktijk arbeidsintensief en dus tijdrovend, bovendien is het in de praktijk lastig om een nette aansluiting van de dakpannen 51 rondom op de panelen 10 52 te verzekeren. Dit laatste vindt zijn oorzaak in het feit dat de dakpannen in de praktijk velerlei uiteenlopende afmetingen hebben.

Het aan de hand van de Fig. 2 tot en met 6 nader te illustreren indeksamenstel volgens de uitvinding heeft in de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm een aantal voordelen. Deze voordelen zijn ondermeer: 15 - het indeksamenstel is modulair opgebouwd en daardoor eenvoudig en snel op het dak te plaatsen ter verkrijging van een waterdichte afscherming achter het daarop te plaatsen paneel; de lengte van het indeksamenstel in een richting dwars op de hellingsrichting van het dak laat zich op eenvoudige wijze afstemmen op de in die richting te 20 overbruggen afstand ten gevolge van de weggenomen of onderbrekende dakpannen; de afmetingen van het indeksamenstel in de hellingsrichting van het dak laat zich eenvoudig aanpassen al naar gelang de omstandigheden dit vergen.

Fig. 2 toont in een doorsnede-aanzicht beschouwd dwars op de hellingsrichting 25 van het dak een uit drie delen bestaand indeksamenstel volgens de uitvinding. Het getoonde indeksamenstel omvat een tussendeel 1, een eerste zijgootdeel 20 en een tweede zijgootdeel 10. Het tussendeel 1 bestaat in wezen uit een in bovenaanzicht rechthoekig plaatdeel met twee in de hellingsrichting van het dak verlopende langszijdezones, te weten: een eerste langszijdezone 3 en een tweede, 30 tegenoverliggende langszijdezone 4. De eerste langszijdezone 3 is aan de onderzijde voorzien van drie zich in de langsrichting, dat wil zeggen de hellingrichting van het dak uitstrekkende sleuven 5, 6 en 7. Deze sleuven 5, 6 en 7 vormen in feite de holle zijde van drie in het tussendeel 1 gevormde plaatribben 105, 106 respectievelijk 107. De fl 1 K β c /.

8 tegenover de eerste langszijdezone 3 liggende tweede langszijdezone 4 is aan de bovenzijde voorzien van twee ribben 8 en 9. Zoals in Fig. 4, tonend een detail van een dwars op de hellingsrichting van het dak genomen doorsnede van twee aangrenzende tussendelen 1 en 2, getoond zijn enerzijds de sleuven 5,6 en 7 en anderzijds de ribben 8 5 en 9 met een zodanige onderlinge tussenafstanden voorzien dat de eerste langszijdezone 3 van het eerste tussendeel 1 de tweede langszijdezone 4 van het aan het eerste tussendeel in wezen identieke tweede tussendeel 2 geheel of gedeeltelijk kan overlappen, terwijl de ribben 8 en 9 van het tweede tussendeel in de sleuven 6 en 7 van het eerste tussendeel steken. Zoals duidelijk moge zijn kunnen de ribben 8 en 9 ook in 10 de sleuven 5 respectievelijk 6 steken en is het eveneens denkbaar dat alleen de ribbe 8 in de sleuf 7 steekt. Aldus zijn drie onderlinge standen van ineengrijping tussen het eerste tussendeel en tweede tussendeel mogelijk. Wanneer in het bijzonder het aantal sleuven (5, 6 en 7) wordt uitgebreid dan zijn meer standen van ineengrijping mogelijk. Wanneer bij de ineengrijping de ribbe 9 in sleuf 6 of 7 ligt, dan zullen de tussendelen 1 15 en 2 in dwarsrichting ten opzichte van elkaar gefixeerd zijn, daar het dwarsdoorsnedeprofiel van de ribbe 9 in de dwars uitstrekkingsrichting van de tussendelen vormsluitend in sleuf 7 evenals ook in sleuf 6 past. De ribbe 9 vormt hierbij een zogenaamde opsluitribbe. Door de ribbe 9 niet volledig vormsluitend in de sleuf 7 te doen passen, maar aan de bovenzijde korter uit te voeren en bij voorkeur zelfs 20 van een goot te voorzien (in Fig. 2, 3 en 4 is de ribbe 9 duidelijk omgekeerd W-vormig uitgevoerd) wordt het mogelijk om vocht dat ten gevolge van bijvoorbeeld capillairwerking via het contactvlak 108 langs de ribbe 9 is gekropen langs de dakhelling naar beneden toe af te voeren. In aanvulling op een dergelijke W-vormige ribbe 9 of eventueel het plaatsen van een dergelijke W-vormige ribbe 9 is de ribbe 8 25 uitgevoerd als een opstaande rand die in wezen vrij ligt in de sleuf 6. De opstaande rand verschaft alsdus een gootwand teneinde het langs de dakhelling afvoeren van vocht dat ten gevolge van de eerder genoemde capillairwerking mogelijk tussen het overlapgebied van het tussendeel 1 en tussendeel 2 doorkruipt.

Terugkerend naar Fig. 2 omvat het indeksamenstel volgens de uitvinding verder 30 een eerste en een tweede zijgootdeel 20 respectievelijk 10. Het eerste zijgootdeel 20 heeft een langszijdegebied 23 dat in wezen identiek is aan de eerste langszijdezone 3 van het tussendeel 1. Een en ander eveneens zodanig dat het langszijdegebied 23 van het eerste zijgootdeel 2 de tweede langszijdezone 4 van het tussendeel tenminste deels Λ t c λ »- / 9 kan overlappen, terwijl tenminste een van de ribben 8, 10 van het tussendeel een of meer van de sleuven 25, 26, 27 van het eerste zijgootdeel steekt. De sleuven 25,26 van het eerste zijgootdeel corresponderen in feite met de sleuven 5, 6 en 7 van het tussendeel. Fig. 2 toont het eerste zijgootdeel 20 in een eerste bevestigings- of 5 verstelbaarheidsstand, die wordt gebruikt wanneer de zijdelings aangrenzende dakpannen dicht bij het betreffende paneel 200 liggen. Wanneer de aangrenzende dakpannen 210 verder van het paneel 200 liggen, dient tussen het paneel 200 en die aangrenzende dakpannen 210 een grotere afstand overbrugd te worden en zal het eerste zijgootdeel zich in een tweede verstelbaarheidstoestand bevinden, waarin een grotere 10 overspanningsbreedte A overbrugd wordt.

Op een wijze vergelijkbaar als bij het eerste zijgootdeel heeft het tweede zijgootdeel een langszijdegebied 14 dat in wezen identiek is aan het tweede langszijdezone 4 van het tussendeel 1 en wel op een wijze dat de eerste langszijdezone 3 van het tussendeel het langszijdegebied 14 van het tweede zijgootdeel kan overlappen 15 in de aangrijping van een of meer ribben 18, 19 van het tweede zijgootdeel in een of meer van de sleuven 5, 6 en 7 van het tussendeel. De ribben 18, 19 van het tweede zijgootdeel zijn hierbij in wezen vergelijkbaar, zo niet identiek aan de ribben 8 en 9 van het tussendeel. Zoals aan de hand van de Fig. 2 en 3 is weergegeven wordt ook hierbij de mógelijkheid verschaft het tweede zijgootdeel te monteren in een tweede 20 verstelbaarheidstoestand met een relatief kleiner overspanningsafstand B (zie Fig. 3) en een eerste verstelbaarheidstoestand (zie Fig. 2) met een relatief grote overspanningsafstand B.

Het eerste zijgootdeel en het tweede zijgootdeel zijn aan hun van het langszijdegebied 23 respectievelijk langszijdegebied 14 afgekeerde zijde voorzien van 25 een zich in langsrichting van het betreffende zijgootdeel uitstrekkend, strook schuimmateriaal 230. Dit schuimmateriaal 230 zal door een daar overheen liggende dakpan gemakkelijk ingedrukt worden en goed tegen de onderzijde van die dakpan tot afsluiting komen.

Verwijzend naar de Fig. 5 en 6, tonend in detail, in doorsnede langs de 30 hellingsrichting van het dak. Het bovenste gedeelte van het indeksamenstel volgens de uitvinding, zal in het navolgende nader worden toegelicht hoe de aansluitingsspleet aan de bovenzijde van een te indekken paneel zich volgens de uitvinding laat minimaliseren. Het moge duidelijk zijn dat door juiste positionering op het dak op die 0 1 5 6 5 4 10 wijze ook de aansluitingsspleet aan de onderzijde van een in te dekken paneel zich laat minimaliseren. Immers, zoals nog duidelijk zal worden, daartoe hoeft het gehele indeksamenstel enkel verder naar beneden geschoven te worden of verder omhoog geschoven te worden.

5 In de Fig. 5 en 6 is met 210 wederom een ingedekt paneel aangeduid. Met 240 zijn aangeduid zogenaamde panlatten, die dienen voor het op het dak ondersteund houden van dakpannen 250. De dakpannen 250 grijpen daartoe middels nokken 260 aan op het naar de nok gekeerde vlak van de panlat 240. De weergegeven pan 250 verloopt, zoals duidelijk moge zijn, langs het paneel 210. Deze pan 250 ligt dan ook 10 niet boven het paneel 210 maar er net naast. Zoals uit lengte van de pan 250 echter duidelijk moge zijn, brengt een en ander met zich mee dat er bij de bovenrand 211 van het paneel 210 een aansluitspleet C tussen die bovenrand 211 en de onderrand van de naar boven liggende rij dakpannen 251 onstaat. Wanneer deze spleet C erg groot wordt, zal dit zeer zichtbaar worden en het dak ook ontsieren. Om deze redenen verdient het 15 de voorkeur de spleet C liefst zo klein mogelijk te houden. Probleem daarbij is echter dat, zoals aan de hand van de dakpan 250 weergegeven, de pannen eigenlijk te lang zijn. Het aan de onderzijde inkorten van de dakpannen 250 is tijdrovend en bovendien lang niet altijd even makkelijk om dit netjes te doen. De onderhavige uitvinding voorziet er nu in om het indeksamenstel, in het bijzonder de tussendelen daarvan, maar 20 eventueel ook het eerste en/of tweede zijgootdeel daarvan, aan de bovenzijde te voorzien van een aanslagnok 70. Het wordt dan mogelijk dat een aan de bovenrand 211 van het paneel 210 grenzende dakpan 252 op de nok 70 tot aanligging komt, waarbij het dan niet meer nodig is dat de nok 260 aan de dakpan 252 achter een panlat grijpt. Deze dakpan 252 kan dan voor een zeer groot gedeelte onder de bovenliggende dakpan 25 253 geschoven worden.

***** Λ ~

Claims (11)

1. Indeksamenstel voor indekking tussen pannen op een pannendak, omvattende: 5. een eerste zijgootdeel (20), • een tweede zijgootdeel (10), en • tenminste een tussen de zijgootdelen plaatsbaar tussendeel (1,2), waarbij het tussendeel (1, 2) een in wezen rechthoekig plaatdeel is met een eerste langszijdezone (3) en een tegenoverliggende tweede langszijdezone (4), waarbij de 10 eerste langszijdezone (3) aan de onderzijde is voorzien van tenminste een zich in langsrichting uitstrekkende sleuf (5,6,7), waarbij de tweede langszijdezone (4) aan de bovenzijde is voorzien van tenminste een ribbe (8, 9), en waarbij een en ander zodanig is voorzien dat de eerste langszijdezone (3) van een eerste tussendeel (1) de tweede langszijdezone (4) van een aan het eerste tussendeel (1) in wezen identiek tweede 15 tussendeel (2) tenminste deels kan overlappen terwijl de tenminste ene ribbe (8, 9) van het tweede tussendeel (2) in de tenminste ene sleuf (5, 6, 7) van het eerste tussendeel (1) steekt, waarbij het tweede zijgootdeel (10) een langszijdegebied (14) heeft dat in wezen identiek is aan de tweede langszijdezone (4) van het tussendeel (1, 2) zodanig dat de 20 eerste langszijdezone (3) het langszijdegebied (14) van het tweede zijgootdeel (10) tenminste deels kan overlappen terwijl de tenminste ene ribbe (18, 19) van het tweede zijgootdeel (10) in de tenminste ene sleuf (5,6,7) van het tussendeel (1) steekt, waarbij het eerste zijgootdeel (20) een langszijdegebied (23) heeft dat in wezen identiek is aan de eerste langszijdezone (3) van het tussendeel (1, 2) zodanig dat het 25 langszijdegebied (23) van het eerste zijgootdeel (20) de tweede langszijdezone (4) tenminste deels kan overlappen terwijl de tenminste ene ribbe (8,9) van het tussendeel (1,2) in de tenminste ene sleuf (25,26,27) van het eerste zijgootdeel (20) steekt.

2. Indeksamenstel volgens conclusie 1, waarbij het onderste plaatvlak (51) van de 30 eerste langszijdezone (3) gelijk aan of hoger dan, bij voorkeur gelijk aan, het bovenste plaatvlak (52) van de tweede langszijdezone (4) ligt. ί Λ 4 r Λ _ .

3. Indeksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het onderste plaatvlak (53) van het langszijdegebied (23) van het eerste zijgootdeel (20) een plaatdikte (d) van de tweede langszijdezone (4) of meer, bij voorkeur die plaatdikte (d), hoger ligt dan het onderste plaatvlak (54) van het eerste zijgootdeel (20) buiten dat 5 langszijdegebied (23).

4. Indeksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij enerzijds tenminste een (6,7 resp. 26,27) van die tenminste ene sleuf (6, 7, 8 resp. 26,27,28) in de eerste langszijdezone (3) en het langszijdegebied (23) van het eerste zijgootdeel (20) 10 een opsluitsleuf (6,7 resp. 26,27 ) is en anderzijds tenminste een van die tenminste ene ribbe (8, 9 resp. 18, 19) in de tweede langszijdezone (4) en het langszijdegebied (14) van het tweede zijgootdeel (10) een opsluitribbe (9 resp. 19) is, waarbij de opsluitsleuf en opsluitribbe een inwendig respectievelijk uitwendig dwarsdoorsnedeprofiel hebben die, althans in dwarsrichting van het tussendeel (1,2) beschouwd, een vormsluitend in 15 elkaar passend sleuf-ribbe-paar kunnen vormen dat bij in elkaar gestoken toestand, in dwarsrichting van het tussendeel (1,2) beschouwd, verschuiven van de sleuf (6, 7 resp. 26,27) ten opzichte van de ribbe (9 resp. 19) belemmert.

5. Indeksamenstel volgens conclusie 4, waarbij in de langszijdezone (3) en/of het 20 langszijdegebied (23) van het eerste zijgootdeel (20) tenminste twee opsluitsleuven (6, 7 resp. 26,27) zijn voorzien.

6. Indeksamenstel volgens conclusie 4 of 5, waarbij de eerste langszijdezone (3) en het langszijdegebied (23) van het eerste zijgootdeel (20) elk tenminste twee van die 25 sleuven hebben die op een bepaalde steekafstand (s) onderling evenwijdig verlopen, waarbij de tweede langszijdezone (4) en/of het langszijdegebied (14) van het tweede zijgootdeel (10) een aan de vrije langskant voorziene opstaande langsrand omvatten die een verdere ribbe van die tenminste ene ribbe vormt, en dat deze langsrand is aangebracht op ongeveer de bepaalde steekafstand (s) van de eerste van de tenminste 30 ene opsluitribbe, zodanig dat, wanneer de opsluitribbe in een van de opsluitsleuven ligt, de opstaande langsrand vrij in een andere sleuf ligt. I fl 1 h k « A

7. Indeksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tussendeel aan het bovenvlak is voorzien van een in dwarsrichting, op een afstand van 12 a 25 cm, zoals ongeveer 20 cm, van de bovenste dwarskant verlopend steunribbe waarop een of meer pannen met hun benedenrand tot afsteuning kunnen komen. 5

8. Indeksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste zijgootdeel en/of het tweede zijgootdeel aan het bovenvlak is respectievelijk zijn voorzien van een in dwarsrichting, op een afstand van 12 a 25 cm, zoals ongeveer 20 cm, van de bovenste dwarskant verlopend steunribbe waarop een of meer pannen met 10 hun benedenrand tot afsteuning kunnen komen.

9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tussendeel en/of het eerste zijgootdeel en/of het tweede zijgootdeel zijn gevormd uit een kunststof.

10. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies in combinatie met een zonnecollectorstelsel en/of photovoltagestelsel.

11. Gebruik van een indeksamenstel volgens een der voorgaande conclusies 1-9 voor het indekken van een zonnecollectorstelsel en/of photovoltagestelsel. 0 1 5 β <5 4 i