NL1014710C2

NL1014710C2 - Inrichting voor het nemen van een melkmonster.

Info

Publication number: NL1014710C2
Application number: NL1014710A
Authority: NL
Inventors: Alexander Van Der Lely; Renu Fransen
Original assignee: Lely Entpr Ag
Priority date: 2000-02-28
Filing date: 2000-03-21
Publication date: 2001-08-29
Also published as: DK1173055T3; WO2001064025A1; EP1173055A1; EP1173055B1; DE60102871T2; CA2370648A1; JP2003524423A; ATE264611T1; DE60102871D1; US20030097991A1

Description

INRICHTING VOOR HET NEMEN VAN EEN MELKMONSTER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het nemen van een melkmonster, voorzien van een eerste melkbemonsteringseenheid en ten minste één verdere melkbemonsteringseenheid.

5 Een dergelijke inrichting is bekend.

Een doel van de uitvinding is een dergelijke inrichting te verbeteren.

Overeenkomstig de uitvinding wordt dit bereikt doordat de inrichting schakelmiddelen omvat met behulp 10 waarvan automatisch of handmatig de toevoer van een monstervloeistof aan de eerste melkbemonsteringseenheid kan worden omgeschakeld naar een verdere melkbemonsteringseenheid of omgekeerd. In het bijzonder wanneer de schakelmiddelen automatisch worden bediend is het mogelijk de 15 melkbemonsteringscapaciteit van de inrichting te vergroten zonder tussenkomst van een bedieningspersoon. Dit laatste is in het bijzonder van belang indien de inrichting wordt toegepast in een automatische melkinrichting die is voorzien van een melkrobot.

20 Volgens een nader kenmerk van de uitvinding omvatten de schakelmiddelen eindbesturingsmiddelen met behulp waarvan de schakelmiddelen worden geactiveerd. In een eerste uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding omvatten de eindbesturingsmiddelen een tandwielbesturing die is voorzien 25 van een palconstructie en een plaat met ten minste twee sectoren. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding sturen de sectoren van de plaat een ventiel aan. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding stuurt het ventiel een afsluiter aan met behulp waarvan een melkbemonsterings-30 toevoerleiding naar één van de melkbemonsteringseenheden wordt afgesloten. Het zal duidelijk zijn dat daarbij de andere toevoerleiding wordt vrijgegeven. Volgens weer een ander facet van de uitvinding is tussen het ventiel en de 4 O Α· λ ·· ,'7'.

^ ’ i U-« 2 afsluiter een gestuurde terugslagklep opgenomen. Volgens weer een ander uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding omvatten de eindbesturingsmiddelen een eindschakelaar. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding omvat de 5 eindschakelaar een ventiel. In een eerste uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding wordt de eindschakelaar mechanisch bediend. In een tweede uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding wordt de eindschakelaar bij voorkeur door een elektronische teller 10 aangestuurd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een schakelinrichting voor het toepassen in een inrichting zoals hierboven is beschreven, voorzien van schakelmiddelen die de toevoer van een monstervloeistof aan een eerste melk-15 bemonsteringseenheid naar een verdere melkbemonsterings-eenheid omschakelt of omgekeerd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het automatisch melken van dieren, zoals koeien, voorzien van een melkrobot voor het automatisch 20 aansluiten van melkbekers op de spenen van een te melken dier, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een verdere inrichting zoals hierboven is beschreven.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 25 hand van de bijgaande figuren, waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht toont van een melkbox met een melkrobot en een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een eerste uitvoeringsvoorbeeld toont van 30 de inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 3 een tweede uitvoeringsvoorbeeld toont van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, en

Figuur 4 een derde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting overeenkomstig de uitvinding toont.

r ' - 35

• I

3

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een melkbox 1 met een melkrobot 2 en een inrichting 3 voor het nemen van een melkmonster. De inrichting 3 omvat een eerste melkbe-monsteringseenheid 4 en een tweede melkbemonsteringseenheid 5 5. De inrichting 3 is verder voorzien van schakelmiddelen 6 met behulp waarvan automatisch de toevoer via toevoerleidingen 7 van een monstervloeistof aan de eerste melkbemonsteringseenheid 4 kan worden omgeschakeld naar een tweede melkbemonsteringseenheid 5 of omgekeerd. Met de 10 schakelmiddelen 6 is het tevens mogelijk koelmiddelen 8 voor het koelen van de eerste en de tweede melk-bemonsteririgseenheid 4, 5 te activeren of te beëindigen. De koelmiddelen 8 worden in het onderhavige uitvoeringvoorbeeld gevormd door een luchtinstallatie. Het zal echter duidelijk 15 zijn dat de koelmiddelen 8 ook een ander type koeling kunnen omvatten, zoals bijvoorbeeld een warmtewisselaar.

Figuur 2 toont een schema van de schakelmiddelen 6 met behulp waarvan automatisch de toevoer van een monstervloeistof aan de eerste melkbemonsteringseenheid 4 20 naar de tweede melkbemonsteringseenheid 5 wordt omgeschakeld. De schakelmiddelen 6 omvatten daartoe eindbe-sturingsmiddelen 9 die in het eerste uitvoeringsvoorbeeld een tandwielbesturing 10 omvatten. De tandwielbesturing 10 is voorzien van een palconstructie 11 die door een eerste 25 cilinder 12 wordt aangestuurd. De eerste cilinder 12 is in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als een enkel werkende pneumatische cilinder met drukstelveer. De eerste cilinder 12 wordt pulserend aangestuurd. De pulsatie-frequentie is daarbij gelijk aan de frequentie waarmee 30 bemonsterd wordt. Dus telkenmale als er een monster wordt genomen, wordt de eerste cilinder 12 geactiveerd. De palconstructie 11 omvat verder een verdraaibare plaat 13 die een eerste sector 14 en een tweede sector 15 omvat. De plaat 13 stuurt via een pen 16 een ventiel 17 aan. In het 35 onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is het ventiel 17 uitgevoerd 4 als een tweewegventiel. Het ventiel 17 is net als de eerste cilinder 12 via een leiding 18' verbonden met een koelinstallatie in de vorm van een persluchtinstallatie 8, die tevens voor de koeling van de beide melkbe-5 monsteringseenheden 4,5 dient. De melkbemonsteringseenheden 4,5 worden gekoeld via de leidingen 19. Het ventiel 17 is via de leidingen onder tussenkomst van een daarin opgenomen terugslagklep 20 verbonden met een afsluiter 21. De afsluiter 21 is in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld, net als de 10 eerste cilinder 12, uitgevoerd als een enkel werkende pneumatische cilinder met een terugstelveer. Het zal echter duidelijk zijn dat ook ieder ander type afsluiter met een gelijke werking kan worden gebruikt. De afsluiter 21 sluit, afhankelijk van de stand van ventiel 17, de toevoerlijn 7 15 naar een van de melkbemonsteringseenheden 4,5 af. Zoals in figuur 2 is weergegeven is de toevoer van monstervloeistof via toevoerleiding 7 aan de tweede melkbemonsteringseenheid 5 afgesloten, echter wanneer er een nieuw monster genomen wordt, zal de plaat 13 verdraaien, waardoor de pen 16 wordt 20 ingedrukt, waarna het ventiel 17 wordt bediend, zodat de afsluiter 21 wordt geactiveerd, waardoor de toevoer van monstervloeistof naar de eerste melkbemonsteringseenheid 4 wordt afgesloten en de toevoer naar de tweede melkbemonsteringseenheid 5 wordt vrijgegeven. Op dat moment wordt 25 ook de koeling van de eerste melkbemonsteringseenheid 4 uitgeschakeld en die van de tweede melkbemonsteringseenheid 5 ingeschakeld.

Figuur 3 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting 3 overeenkomstig de uitvinding, waarbij 30 overeenkomstige onderdelen met het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2 met gelijke verwijzingscijfers zijn weergegeven. De inrichting 3 volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeld omvat eveneens besturingsmiddelen 9 die in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn uitgevoerd als twee 35 ventielen 17. Op het moment dat het laatste monster door de , ·' / 5 > j - ;; ·. «< 5 eerste melkbemonsteringseenheid is genomen, wordt het linkerventiel 17 in figuur 3 automatisch bediend. Dit laatste kan mechanisch of elektronisch gebeuren. Via de leiding 18 stroomt er dan perslucht naar de leiding 19 door het terug-5 slagventiel 20 naar de afsluiters 21. Beide afsluiters 21 worden tegelijkertijd bediend. De linker afsluiter 21 bewerkstelligt dat de koeling van de eerste melkbemonsteringseenheid 4 wordt uitgeschakeld en die van de tweede melkbemonsteringseenheid 5 wordt ingeschakeld, terwijl 10 de rechter afsluiter ervoor zorgt dat de toevoerleiding 7 voor de bemonsteringsvloeistof naar de eerste melk-bemónsteringseenheid 4 wordt afgesloten en deze naar de tweede melkbemonsteringseenheid 5 wordt geopend. De terugslagklep zorgt ervoor dat de afsluiters 21 in hun nieuw 15 aangenomen stand blijven staan. Als door de tweede melkbemonsteringseenheid 5 het laatste monster is genomen, wordt het rechter ventiel 17 automatisch bediend, waardoor leiding 19 die in verbinding staat met de terugslagklep 20 de leidingen naar de afsluiters 21 ontlucht, waardoor deze onder 20 veerwerking ervoor zorgen dat de toevoerleidingen van zowel de koeling als de monstervloeistof naar de tweede melkbemonsteringseenheid 5 worden gesloten en deze naar de eerste melkbemonsteringseenheid 4 worden geopend.

Figuur 4 toont een derde uitvoeringsvoorbeeld van 25 de inrichting overeenkomstig de uitvinding, waarbij overeenkomstige onderdelen met het eerste en het tweede uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding met gelijke verwijzingscijfers zijn weergegeven. De inrichting 3 overeenkomstig het derde uitvoeringsvoorbeeld omvat eveneens 30 eindbesturingsmiddelen 9, die in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld een elektronische teller 22 omvatten. Het zal echter duidelijk zijn dat dit ook een mechanische teller kan zijn. Met behulp van de elektronische teller 22 wordt bijgehouden hoeveel monsters er met een bepaalde melkbe-35 monsteringseenheid zijn genomen. Dit laatste gebeurt aan de , , w t / 6 hand van de luchtpulsen die door leiding 18 aan de elektronische teller 22 worden afgegeven. Indien een tevoren ingestelde hoeveelheid monsters is genomen, geeft de elektronische teller 22 via een leiding 23 een signaal af aan 5 het ventiel 17. Op deze wijze kan dan lucht via leiding 18 door het ventiel 17 stromen, waardoor de afsluiters 21 worden bediend, een en ander zodanig dat de toevoer van de koeling en van monstervloeistof aan de 'eerste melkbemonsterings-eenheid 4 naar de tweede melkbemonsteringseenheid 5 wordt 10 omgeschakeld. Doordat in de leiding 18 een smoorventiel 24 is opgenomen, is het mogelijk om niet volledig de koeling van een melkbemonsteringseenheid uit te schakelen, maar voor bijvoorbeeld 80%. In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de uitvinding is het smoorventiel 24 instelbaar, waardoor de 15 koelcapaciteit per melkbemonsteringseenheid kan worden ingesteld.

Claims

1. Inrichting (3) voor het nemen van een mei Janons ter, voorzien van een eerste mellcbemonsteringseenheid (4) en ten minste één verdere melkbemonsteringseenheid (5), met het kenmerlc, dat de inrichting (3) schakelmiddelen (6) omvat met 5 behulp waarvan automatisch of handmatig de toevoer van een monstervloeistof aan de eerste melkbemonsteringseenheid (4) kan worden omgeschakeld naar een verdere melJcbemonsterings-eenheid (5) of omgekeerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat de schakelmiddelen (6) eindbesturingsmiddelen (9) omvatten met behulp waarvan de schakelmiddelen (6) worden geactiveerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eindbesturingsmiddelen (9) een tandwielbesturing (10) 15 omvatten die is voorzien van een palconstructie (11) en een plaat (13) met ten minste twee sectoren (14, 15).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de sectoren (14, 15) van de plaat (13) een ventiel (17) aansturen.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het ventiel (17) een afsluiter (21) aanstuurt met behulp waarvan een melJcbemons ter ings toevoer leiding (7) naar één van de melJcbemonsteringseenheden (4, 5) wordt afgesloten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen het ventiel (17) en de afsluiter (21) een gestuurde terugslagklep (20) is opgenomen.

7. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eindbesturingsmiddelen (9) een eindschakelaar 30 omvatten. t V i ^ ; t *

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de eindschakelaar een ventiel (17)' omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de eindschakelaar mechanisch wordt bediend.

10. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de eindschakelaar bij voorkeur door een elektronische teller (22) wordt aangestuurd.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met de schakelmiddelen (6) automatisch 10 verdere middelen worden aangestuurd, zoals bijvoorbeeld registratiemiddelen voor het registreren van de melkmonsters en/of bedieningsmiddelen voor het bedienen van verdere functies van de melkbemonsteringseenheden (4, 5) en/of koelmiddelen (8) voor het koelen van de melkbemonsterings-15 eenheden (4, 5) .

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen pneumatisch en/of elektrisch worden bediend.

13. Schakelinrichting voor het toepassen in een 20 inrichting zoals beschreven in een der conclusies 1 - 12, voorzien van schakelmiddelen (6) die de toevoer van een monstervloeistof aan een eerste melkbemonsteringseenheid (4) naar een verdere melkbemonsteringseenheid (5) omschakelt of omgekeerd.

14. Inrichting voor het automatisch melken van dieren, zoals koeien, voorzien van een melkrobot (2) voor het automatisch aansluiten van melkbekers op de spenen van een te melken dier, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een verdere inrichting zoals beschreven in een der 30 conclusies 1-12.