NL1014264C2 - Evenementen-bouwwerk. - Google Patents

Description

t

Evenementen-bouwwerk

De uitvinding betreft een evenementen-bouwwerk, omvattende een publieksruimte, zoals een tribune, en een veld voor het uitvoeren van activiteiten, 5 bijvoorbeeld sportactiviteiten zoals voetbal of hockey, welk veld is opgenomen op een vloer die met glijmiddelen is ondersteund op een ondergrond en door middel van aandrijfiniddelen verplaatsbaar is met betrekking tot de publieksruimte.

Een dergelijk bouwwerk is bekend uit WO-A-9804778. De vloer daarvan is door middel van glijkussens ondersteund op banen, waardoor een schuifbeweging mogelijk 10 wordt gemaakt. Teneinde de voor het bewerkstelligen van de schuifbeweging noodzakelijke aandrijfkracht zo laag mogelijk te houden, kan voor de glijkussens een materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt worden gekozen, zoals teflon.

De vloer kan gedurende vrij lange tijd in één en dezelfde positie blijven. In de praktijk is gebleken dat na een lange rustperiode, de aanzetkracht die nodig is om de 15 vloer in beweging te zetten, aanzienlijk hoger is dan verwacht. Deze aanzetkracht blijkt in ieder geval hoger te liggen dan de aanzetkracht die gewoonlijk verwacht kan worden, en die al enigszins hoger is dan de kracht benodigd voor het in stand houden van de glijbeweging nadat deze op gang is gebracht.

Als gevolg van dit verschijnsel moet een uitermate krachtige aandrijving worden 20 geïnstalleerd, die vrij kostbaar is en aanleiding geeft tot grote krachten in de vloer en in de ondersteuning daarvan.

Doel van de uitvinding is een bouwwerk zoals hiervoor omschreven te verschaffen, waarbij het optreden van dergelijke hoge aanvankelijke aanzetkrachten kan worden vermeden. Dat doel wordt bereikt doordat tussen de vloer en de 25 ondergrond zich hefmiddelen bevinden, welke helmiddelen verplaatsbaar zijn tussen een onwerkzame positie waarin de vloer is ondersteund door de glijmiddelen, en een werkzame positie waarin de vloer is ondersteund door de hefmiddelen.

Bij het bekrachtigen van de hefmiddelen volgens de uitvinding wordt de druk in de glijmiddelen verlaagd of zelfs tot nul gereduceerd. Nadat vervolgens de werking van 30 hefmiddelen is beëindigd, en de druk in de glijmiddelen weer tot normaal is teruggekeerd, blijkt de aanzetkracht die nu nodig is voor het op gang brengen van de glijbeweging aanzienlijk lager te zijn dan de aanzetkracht die nodig is na een lange rustperiode.

1014264 2

Een mogelijke verklaring voor dit verschijnsel zou gevonden kunnen worden in de insluiting van luchtdeeltjes in de glijmiddelen na het weer op elkaar drukken daarvan. Dergelijke insluitsels leveren gedurende enige tijd een lagere wrijvingsweerstand, waarvan bij de uitvinding gebruik wordt gemaakt om de vloer te 5 verschuiven.

Groot voordeel van het bouwwerk volgens de uitvinding is dat de helmiddelen gedurende de glijbeweging niet actief behoeven te zijn. De helmiddelen kunnen daarom eenvoudig zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van op zich bekende hydraulische vijzels.

10 Bij het bouwwerk volgens de uitvinding kan de vloer tijdelijk geheel worden ondersteund door de hefmiddelen. De glijmiddelen kunnen in die fase geheel onbelast zijn. Datzelfde geldt voor de steunmiddelen waarop de glijmiddelen zijn aangebracht.

Van die omstandigheid kan volgens de uitvinding gebruik worden gemaakt door middel van een uitvoeringsvorm, waarbij de steunmiddelen steunparen omvatten die 15 elk bestaan uit een steunpunt en een bijbehorende steunbaan, welke steunbanen een lengte bezitten die ten minste een ordegrootte kleiner is dan de overeenkomstige afmeting van de vloer, en die in hun langsrichting verplaatsbaar zijn met betrekking tot zowel de vloer als de ondergrond.

Bij deze uitvoeringsvorm is de vloer niet ondersteund op steunbanen die 20 ongeveer twee keer zo lang zijn als de vloer zelf of langer, maar door veel kortere steunbanen. De gehele vloer kan telkens verschoven worden over een afstand die ongeveer gelijk is aan de lengte van de steunbanen. Daarna moet de vloer worden geheven, en de steunbanen in de gewenste verplaatsingsrichting van de vloer worden verschoven. Nadat de vloer is neergezet, kan de vloer wederom een slag ter lengte van 25 ongeveer de lengte van de steunbanen uitvoeren, enzovoorts.

Een aanvullend voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de ondergrond minder nauwkeurig behoeft te worden aangelegd. Volgens de stand van de techniek moest deze ondergrond zodanig zijn, dat daarin volledig horizontale en geheel vlakke glijbanen over grote lengte konden worden aangebracht. De functie van die lange glijbanen is bij 30 de uitvinding echter overgenomen door relatief korte steunbanen. Deze steunbanen kunnen op vrij eenvoudige wijze op het gewenste niveau worden ondersteund op de ondergrond, zonder dat een nauwkeurige inhouw van glijbanen nodig is.

De steunbanen kunnen elk door middel van een actuator zijn verbonden met de 1014264 3 vloer, en zowel de steunpunten als de hefmiddelen kunnen met dezelfde vloer vast zijn verbonden. Deze actuatoren bezitten een zodanige slaglengte dat elke steunbaan over in wezen zijn lengte verplaatsbaar is langs het bijbehorende steunpunt. Deze actuatoren kunnen bijvoorbeeld hydraulische zuiger-cilinderinrichtingen zijn. Zij worden zowel 5 toegepast voor het verplaatsen van de steunbanen, als voor het verplaatsen van de vloer.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de steunpunten bevestigd aan de vloer en dragen zij elk aan hun onderzijde een glijmiddel, zoals een teflon-plaat, en omvatten de steunbanen elk een profiel met een horizontaal bovenoppervlak dat een glijbaan vormt voor een glijmiddel, welke profielen elk door middel van een zuiger-10 cilinderinrichtmg zijn verbonden met de vloer. Een verder voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat ze minder last heeft, zoals bij de stand van de techniek, van vuil, stof en dergelijke daar de meeste constructie-onderdelen van deze uitvoeringsvorm zich nabij de onderzijde van de vloer bevinden op afstand van en boven de ondergrond.

Bij een variant zijn de steunbanen elk door middel van een actuator verbonden 15 met de ondergrond en zijn zowel de steunpunten als de hefmiddelen met deze ondergrond verbonden.

Verder kan een langsgeleiding zijn voorzien voor het in langsrichting geleiden van de vloer ten opzichte van de ondergrond.

Een bouwwerk voorzien van hefmiddelen is bekend uit EP-A-795646. Het 20 betreffende bouwwerk bezit vaste steunen waarmee de vloer in rustpositie wordt ondersteund. Tevens zijn balgen aanwezig die de vloer enigszins kunnen heffen, waarbij alleen in de geheven toestand de vloer is ondersteund door glijmiddelen. De hefmiddelen en glijmiddelen zijn hierin samengebracht in één constructie. De ondersteuning in rust en tijdens het verplaatsen geschiedt derhalve door verschillende 25 ondersteuningen. Dat is minder wenselijk gezien de constructieve complicaties.

Bij het evenementen-bouwwerk volgens de uitvinding wordt de vloer daarom zowel in rustpositie als tijdens het verschuiven ondersteund door glijmiddelen. Dat wordt bereikt doordat de hefmiddelen gescheiden zijn van de glijmiddelen en zich parallel aan de glijmiddelen uitstrekken tussen de vloer en de ondergrond.

30 De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het bedrijven van het hiervoor beschreven bouwwerk, met een publieksruimte, zoals een tribune, en een veld voor het uitvoeren van activiteiten, bijvoorbeeld sportactiviteiten zoals voetbal of hockey, welk veld is opgenomen op een vloer die met glijmiddelen is ondersteund op een ondergrond Ί01 4264 4 en door middel van aandrijfmiddelen verplaatsbaar is met betrekking tot de publieksruimte, alsmede tussen de vloer en de ondergrond zich hefmiddelen bevinden voor het heffen van de vloer, omvattende de stappen van - het bekrachtigen van de hefmiddelen voor het ten minste verlagen van de 5 steunkracht in de glijmiddelen, - het opheffen van de bekrachtiging van de hefmiddelen voor het herstellen van de steunkracht in de glijmiddelen, - het daarna bekrachtigen van de aandrijfmiddelen zodanig dat de vloer door glijden verplaatst wordt met betrekking tot de ondergrond.

10 De werkwijze volgens de uitvinding kan bij voorkeur worden toegepast voor het bedrijven van een bouwwerk met de steunmiddelen en de hefmiddelen zoals hiervoor beschreven, welke werkwijze de stappen omvat van - het bekrachtigen van de hefmiddelen voor het ten minste gedeeltelijke verlagen van de steunkrachten in de glijmiddelen en de steunmiddelen, 15 - het bekrachtigen van de aandrijfmiddelen zodanig dat de steunbanen over de ondergrond worden verplaatst, - het opheffen van de bekrachtiging van de hefmiddelen voor het herstellen van de steunkracht in de glijmiddelen, - het daarna bekrachtigen van de aandrijfmiddelen zodanig dat de vloer door 20 glijden verplaatst wordt met betrekking tot de ondergrond.

Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van het bouwwerk volgens de uitvinding in perspectief en gedeeltelijk in doorsnede.

Figuur 2 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht van de vloer van het bouwwerk.

Figuren 3,4 en 5 tonen de verschillende fasen bij het verplaatsen van de vloer.

25 Figuur 6 toont een detail van een steunbalk in vooraanzicht.

Het in figuur 1 weergegeven evenementen-bouwwerk volgens de uitvinding is uitgevoerd als een voetbalveld of hockeyveld. Het bouwwerk omvat een vloer 1, waarop een veld 2 is opgenomen. Dit veld 2 bestaat op gebruikelijke wijze uit zand en aarde en een systeem van waterdrainage, waarop een grasmat is aangebracht.

30 Zoals weergegeven in figuur 2 tot 6 is de vloer 1 opgenomen op een aantal onderling evenwijdige langsliggers 3, die zoals weergegeven in figuur 6 ook uit twee onderling verbonden I-liggers 4 bestaan. Op gebruikelijke, niet weergegeven wijze zijn deze langsliggers 3 bevestigd aan de onderzijde van de betonnen vloer 1.

'101 4io4 5

Elk der langsliggers 3 is op zijn beurt door middel van een groot aantal steunparen 5 ondersteund op de ondergrond 6. Deze steunparen 5 omvatten elk een steunbaan in de vorm van de schuifbalken 7, alsmede steunpunten voorzien van glijmiddelen zoals glijpakketten 8. De glijpakketten 8 zijn bevestigd aan de onderzijde 5 van de langsliggers 3, terwijl de schuifbalken 7 verschuifbaar zijn ten opzichte van zowel de langsliggers 3 als de ondergrond 6. Zoals weergegeven in de figuren 3,4 en 5 zijn aan de onderzijde van de langsliggers 3 twee vijzels 9 bevestigd. Elke schuifbalk 7 is door middel van een actuator 10, gewoonlijk een hydraulische zuiger-cilinderinrichting, bevestigd aan de betreffende langsligger 2 via het oog 11. Door 10 middel van geschikte hydraulische leidingen 12 zijn de zuiger-cilinderinrichtingen 10 verbonden met een besturingseenheid 30; ook de vijzels 9 zijn door middel van leidingen 13 met die eenheid verbonden.

De stuureenheden 30, die elk telkens behoren bij een stuurpaar 5, zoals deze allen schematisch zijn wedergegeven in fig. 2, zijn verder aangesloten op een niet 15 weergegeven centrale stuureenheid. Deze centrale stuureenheid zorgt voor een gelijktijdige aansturing van alle stuureenheden 30 zodanig dat de vloer 1 op een gelijkmatige stapsgewijze manier wordt bewogen door de gesynchroniseerde aansturing van de actuatoren 10 en van de vijzels 9.

Bij een variant zijn de telkens bij een afzonderlijk steunpunt en vijzel behorende 20 stuureenheden 30 weggelaten. De inrichting kan hierbij zodanig zijn dat alle bij een langsligger behorende actuatoren 10 en vijzels 9 door één voor die langsligger bestemde stuureenheid worden aangestuurd of dat alle bij de gehele vloer behorende actuatoren 10 en vijzels 9 door een centrale stuureenheid worden aangestuurd.

Bij nog een variant zijn alle actuatoren 10 weggelaten en zijn de schuifbalken in 25 langsrichting van de bijbehorende langsligger star aan elkaar gekoppeld, zoals door middel van trek-/duwstaven, waarbij aan de uittreezijde van de vloer 1 per langsligger een enkelvoudige actuator is aangebracht Ook kan de starre koppeling door middel van trek-/duwstaven zijn vervangen door een flexibele koppeling door middel van kettingen, waarbij dan per langsligger aan weerszijden een actuator is aangebracht 30 De schuifbalken 7 bestaan elk uit een profiel 14, waarvan de flenzen onderling verbonden zijn door versterkingsplaten 15. Nabij het uiteinde is elke schuifbalk 7 uitgerust met geleidingen 16, die om de onderste flenzen van de langsliggers 3 reiken. Daartoe zijn de schuifbalken 7 aan hun einden voorzien van dwarssteunen 17, waarop 1014264 6 houders 18 gemonteerd zijn die geleiderollen 19 dragen. Deze geleiderollen en houders 18 nemen de onderste flenzen van de langsliggers 3 met enige speling in hoogterichting op.

De glijpakketten 8 omvatten elk een houder 20 waarin teflon-platen 21 zijn 5 ondersteund. Deze teflon-platen kunnen samenwerken met het bovenste oppervlak van de schuifbalken 7, welk bovenste oppervlak een glijbaan 22 vormt.

Door middel van twee steunplaten 23 zijn de schuifbalken 7 elk ondersteund op de ondergrond 6.

Voor het verplaatsen van de vloer 1 wordt als volgt te werk gegaan. Daarbij 10 wordt uitgegaan van de toestand zoals weergegeven in figuur 3. De vloer 1 rust daarbij via de steunpunten met de glijpakketten 8 op de schuifbalken 7, welke schuifbalken 7 op him beurt rusten op de ondergrond 6. In een aan de verplaatsing zelf voorafgaande beginfase worden de vijzels 9 bekrachtigd zodanig dat de stuurkracht of druk op de uit glijpakketten 8 en glijbanen 22 bestaande glijmiddelen tenminste wordt verminderd of 15 opgeheven. Hierna wordt de bekrachtiging weggenomen. Dan is de in fig. 3 aangegeven toestand weer ingenomen, waarbij de vijzels 9 los van de ondergrond 6 zijn gekomen. Door het lossen, in deze beginfase, van de glijpakketten en glijbanen wordt de vervolgens vereiste aanzetkracht voor het op gang brengen van de glijbeweging lager dan die vereist na een rustperiode.

20 Vervolgens worden de hydraulische zuiger-cilinderinrichtingen 10 bekrachtigd, waarbij de zuigerstang 24 daarvan wordt ingetrokken in de cilinder 25. De vloer 1 schuift daarbij met de glijpakketten 8 over de glijbanen 22 van de schuifbalken 7, die zelf op hun plaats blijven op de ondergrond 6. Zoals weergegeven in figuur 4, is de vloer 1 daarbij over de slaglengte van de hydraulische zuiger-cilinderinrichtingen, die 25 bijvoorbeeld anderhalve meter kan bedragen, verschoven naar rechts.

Vervolgens worden de vijzels 9 via de hydraulische leidingen 13 bekrachtigd, waardoor de vloer 1 enigszins wordt opgetild en de glijpakketten geheven worden met betrekking tot de schuifbalken 7.

Hierna worden vervolgens de hydraulische zuiger-cilinderinrichtingen 10 weer 30 bekrachtigd, waarbij nu de zuigerstang 24 daarvan wordt uitgeschoven uit de cilinder 25. Aangezien de schuifbalken 7 nu in onbelaste toestand verkeren, worden zij zelf over de slaglengte van de hydraulische zuiger-cilinderinrichtingen 10 naar rechts verschoven, zoals weergegeven in figuur 5, over de ondergrond 6.

1 U 1 42 D -··.

7

Het is ook mogelijk dat de vloer zodanig wordt opgetild, dat de schuifbalken 7 aan geleiderollen 19 komen te hangen. De schuifbalken zijn hierdoor verrijdbaar waardoor wordt voorkomen dat, wanneer zuiger-cilinderinrichtingen 10 worden bekrachtigd, de steunplaten 23 over de ondergrond schuiven.

5 Tenslotte worden de vijzels 9 gedeactiveerd, waarna de toestand zoals weergegeven in figuur 3 is verkregen. In een volgende cyclus kan de vloer 1 wederom over de slaglengte van de hydraulische zuiger-cilinderinrichtingen 10 worden verschoven, enzovoorts totdat de vloer 1 over de gewenste afstand is verplaatst.

Zoals weergegeven in figuur 2 kan de vloer daarbij in langsrichting per 10 langsligger geleid worden door de geleidingen 26. Deze geleidingen 26 omvatten een frame 27 dat is bevestigd aan de onderzijde van de vloer 1. Dit frame draagt een aantal geleiderollen of -wielen 28, die zijn geleid in een sleuf 29 in de ondergrond 6.

1014264

Claims (12)

1. Evenementen-bouwwerk, omvattende een publieksruimte, zoals een tribune, en een veld voor het uitvoeren van activiteiten, bijvoorbeeld sportactiviteiten zoals voetbal 5 of hockey, welk veld is opgenomen op een vloer (1) die met glijmiddelen (21, 22) is ondersteund op een ondergrond (6) en door middel van aandrijfmiddelen (10) verplaatsbaar is met betrekking tot de publieksruimte, met het kenmerk, dat tussen de vloer (1) en de ondergrond (6) zich hefmiddelen (9) bevinden, welke hefmiddelen (9) verplaatsbaar zijn tussen een onwerkzame positie waarin de vloer is ondersteund door 10 de glijmiddelen, en een werkzame positie waarin de vloer is ondersteund door de hefmiddelen.

2. Bouwwerk volgens conclusie 1, waarbij de hefmiddelen (9) gescheiden zijn van de glijmiddelen en zich parallel aan de glijmiddelen uitstrekken tussen de vloer en 15 de ondergrond.

3. Bouwwerk volgens conclusie 1 of 2, waarbij steunmiddelen (7, 8) zijn voorzien die steunpunten (8) en steunbanen (7) omvatten, op de naar elkaar gekeerde zijden waarvan zich de glijmiddelen (21,22) bevinden. 20

4. Bouwwerk volgens conclusie 3, waarbij de steunmiddelen steunparen omvatten die elk bestaan uit een steunpunt (8) en een bijbehorende steunbaan (7), welke steunbanen (7) een lengte bezitten die ten minste een ordegrootte kleiner is dan de overeenkomstige afmeting van de vloer (1), en die in hun langsrichting verplaatsbaar 25 zijn met betrekking tot zowel de vloer (1) als de ondergrond (6).

5. Bouwwerk volgens conclusie 4, waarbij de steunbanen (7) elk door middel van een actuator (10) zijn verbonden met de vloer (1), en de steunpunten (8) en de hefmiddelen (9) met dezelfde vloer (1) zijn verbonden, welke actuatoren (10) een 30 zodanige slaglengte bezitten dat elke steunbaan (7) over in wezen zijn lengte verplaatsbaar is langs het bijbehorende steunpunt (8).

6. Bouwwerk volgens conclusie 5, waarbij de steunpunten (8) elk aan hun

7. Bouwwerk volgens conclusie 6, waarbij dé profielen (14) via steunplaten (23) direct op de ondergrond (6) verschuifbaar zijn ondersteund.

8. Bouwwerk volgens een der conclusies 4-7, waarbij de steunbanen (7) elk in 10 langsrichting zijn geleid met betrekking tot de vloer (1).

9. Bouwwerk volgens een der conclusies 4-7, waarbij de steunbanen (7) elk in langsrichting zijn geleid met betrekking tot de ondergrond (6).

10. Bouwwerk volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een langsgeleiding (26) is voorzien voor het in langsrichting geleiden van de vloer (1) ten opzichte van de ondergrond (6).

10 I 4284 % onderzijde een glijmiddel (21), zoals een teflon-plaat, dragen, en de steunbanen (7) elk een profiel (14) met een horizontaal bovenoppervlak omvatten dat een glijbaan (22) vormt voor een glijmiddel (21), welke profielen (14) elk door middel van de actuator (10) zijn verbonden met de vloer (1). 5

11. Werkwijze voor het bedrijven van een bouwwerk volgens een der voorgaande 20 conclusies, met een publieksruimte, zoals een tribune, en een veld voor het uitvoeren van activiteiten, bijvoorbeeld sportactiviteiten zoals voetbal of hockey, welk veld is opgenomen op een vloer (1) die met glijmiddelen (21, 22) is ondersteund op een ondergrond (6) en door middel van aandrijfmiddelen (10) verplaatsbaar is met betrekking tot de publieksruimte, alsmede tussen de vloer (1) en de ondergrond (6) zich 25 hefmiddelen (9) bevinden voor het heffen van de vloer (1), omvattende de stappen van - het bekrachtigen van de hefmiddelen (9) voor het ten minste verlagen van de steunkracht in de glijmiddelen (21,22), - het opheffen van de bekrachtiging van de helmiddelen voor het herstellen van de steunkracht in de glijmiddelen (21,22), 30. het daarna bekrachtigen van de aandrijfmiddelen (10) zodanig dat de vloer (1) door glijden verplaatst wordt met betrekking tot de ondergrond (6).

12. Werkwijze volgens conclusie 11 voor het bedrijven van een bouwwerk 1014264 « « volgens een der conclusies 4-9, waarbij steunmiddelen zin aangebracht die uit steunbanen en, de glijmiddelen (21, 22) bevattende, steunpunten bestaan, omvattende de stappen van: - het bekrachtigen van de helmiddelen (9) voor het ten minste gedeeltelijke 5 verlagen van de steunkrachten in de glijmiddelen (21,22) en de steunmiddelen (7,8), - het bekrachtigen van de aandrijfiniddelen zodanig dat de steunbanen (7) over de ondergrond (6) worden verplaatst, - het opheffen van de bekrachtiging van de hefiniddelen (9) voor het herstellen van de steunkracht in de glijmiddelen (21,22), 10. het daarna bekrachtigen van de aandrijfiniddelen (10) zodanig dat de vloer (1) door glijden verplaatst wordt met betrekking tot de ondergrond (6). · [J ii %£i 0 4,