NL1011962C2 - Doseerkop voor een met flu´dum gevulde houder en werkwijze voor het vervaardigen en vullen van een dergelijke houder met doseerkop. - Google Patents

Description

DOSEERKOP VOOR EEN MET FLUÏDUM GEVULDE HOUDER EN WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN EN VULLEN VAN EEN DERGELIJKE HOUDER MET DOSEERKOP

De uitvinding heeft betrekking op een met een houder te verbinden doseerkop voor het gedoseerd daaruit afgeven van een fluïdum, omvattende ten minste één pomp met een zuigzijde en een perszijde, met de pomp verbon-5 den, beweegbare middelen voor het bedienen daarvan, op de zuigzijde van de pomp aangesloten middelen voor het aanvoeren van fluïdum uit de houder, en ten minste één met de perszijde van de pomp verbonden uitstroommondstuk. Een dergelijke doseerkop is in de vorm van een spuitkop 10 bekend van spuitflessen, bijvoorbeeld voor schoonmaakmiddelen.

De bekende spuitkop wordt gevormd door een op de hals van een houder of fles te bevestigen, meestal te schroeven lichaam waarin een handbediende zuigerpomp is 15 opgenomen. Voor het bedienen van de pomp is een trekker scharnierbaar met het lichaam verbonden. De zuigzijde van de pomp is verbonden met een buis, die over een relatief grote lengte, meestal tot nabij de bodem in de fles steekt en waardoor een fluïdum, in het algemeen een 20 vloeistof uit de fles kan worden opgezogen. De perszijde van de pomp is via een leiding verbonden met een uitstroommondstuk van de spuitkop. In de pomp is een terug-stelelement, meestal een voorspanveer opgenomen, waardoor de zuiger aan het eind van een pompslag wordt terugge-25 dwongen naar zijn ruststand. De bekende spuitkop wordt in het algemeen in een vullijn op de fles geschroefd, nadat deze is afgevuld.

De bekende spuitkop heeft het nadeel dat deze relatief veel onderdelen vertoont en relatief lastig 30 samen te bouwen is. Hierdoor is zowel de vervaardiging als de montage van de spuitkop kostbaar en tijdrovend, hetgeen vooral een bezwaar vormt nu er steeds grotere - π 1 i o " 9 I 0 I ! 2 aantallen van dergelijke spuitflessen gebruikt worden. Daarnaast zijn de verschillende onderdelen van de bekende spuitkop van verschillende materialen vervaardigd, hetgeen voor de verwerking en het hergebruik na het afdanken 5 van de spuitfles bezwaarlijk is.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een doseerkop voor een houder te verschaffen als hierboven beschreven, waarbij de bovengenoemde nadelen zich niet voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, door-10 dat althans een deel van de doseerkop aan een halsdeel van de houder voorgevormd is, en het resterende deel van de doseerkop daarmee verbonden is. Door een deel van de doseerkop reeds vooraf aan een halsdeel van de houder te bevestigen, wordt bereikt dat het assembleren van de 15 doseerkop in feite samenvalt met het monteren van de doseerkop op de houder, waardoor in totaal minder handelingen nodig zijn.

Bij voorkeur is daarbij het aan het halsdeel voorgevormde deel van de doseerkop als één geheel met dit 20 halsdeel gevormd. Op deze wijze wordt het aantal afzonderlijke onderdelen verminderd en dus de assemblage vereenvoudigd. Een verdere vermindering van het aantal onderdelen wordt verkregen wanneer het halsdeel op zijn beurt als een geheel met de houder gevormd is.

25 Het aan het halsdeel van de houder voorgevormde deel van de doseerkop kan met voordeel althans een gedeelte van de bedieningsmiddelen omvatten. Wanneer bijvoorbeeld de pomp een zuigerpomp is, en de zuiger van de pomp verbonden is met middelen voor het naar een rust-30 stand voorspannen daarvan, zijn bij voorkeur deze voorspanmiddelen, die met voordeel ten minste één veer kunnen omvatten, aan de houder bevestigd. Een constructief eenvoudige uitvoering wordt daarbij verkregen wanneer de veer een buig- en/of torsieveer is.

35 Teneinde de samenbouw van de doseerkop te ver eenvoudigen en de werking daarvan te verbeteren zijn de voorspanmiddelen met voordeel ingericht voor samenwerking met de bedieningsmiddelen. De voorspanmiddelen behoeven 10119 G 2 3 dan dus niet in de pomp te grijpen of daarin aangebracht te zijn. Hierdoor komt het door conventionele voorspanveren ingenomen, luchthoudende volume in de pompkamer te vervallen, waardoor de pompwerking verbeterd wordt.

5 Verder is de materiaalkeuze voor de voorspanmiddelen minder kritisch, omdat deze immers niet met het fluïdum in contact komen.

Overigens zijn in dit geval met voordeel de bedieningsmiddelen trek- en drukvast met de zuiger ver-10 bonden, bijvoorbeeld daaraan vastgeklikt, teneinde de zuiger alle bewegingen van de bedieningsmiddelen te laten volgen.

Met voordeel vertoont de pomp een huis waarmee de bedieningsmiddelen beweegbaar verbonden zijn. Een 15 eenvoudig samen te stellen doseerkop wordt daarbij verkregen wanneer de bedieningsmiddelen een scharnierbaar aan het pomphuis vastgeklikte trekker omvatten.

Met voordeel is ook het resterende deel van de doseerkop door middel van een klikkoppeling met het 20 halsdeel van de houder of het daaraan voorgevormde deel van de doseerkop verbonden, waardoor de verbinding tussen deze beide delen snel en eenvoudig in een enkele beweging tot stand te brengen is.

De doseerkop kan een spuitkop zijn.

25 De uitvinding betreft ook een samenstel van een halsdeel van een houder en een daarmee verbonden doseerkop als hierboven beschreven.

Tenslotte betreft de uitvinding nog een werkwijze voor het vervaardigen en met een fluïdum vullen van 30 een houder met een doseerkop. Een dergelijke werkwijze is ook algemeen bekend. Bij de conventionele werkwijze wordt de houder of fles op een eerste lokatie gevormd, in het algemeen door middel van blaasvormen, en toegevoerd aan een vullijn. De fles is daarbij meestal voorzien van 35 bevestigingsmiddelen, zoals schroefdraad, in de nabijheid van de vulopening of hals daarvan. De doseerkop of spuitkop, die uit een relatief groot aantal verschillende onderdelen is opgebouwd, wordt op een andere lokatie 1011962 4 samengesteld, en wordt daarbij eveneens voorzien van bevestigingsmiddelen zoals schroefdraad. De doseerkop wordt vervolgens in volledig samengebouwde vorm toegevoerd aan de vullijn. In de vullijn wordt de fles afge-5 vuld, waarna de doseerkop daarop bevestigd, bijvoorbeeld dus geschroefd wordt.

Deze bekende werkwijze heeft het nadeel dat het vervaardigen en vullen van de houder en doseerkop een relatief groot aantal handelingen vergen, die niet op 10 elkaar zijn afgestemd en ook niet kunnen worden geïntegreerd, waardoor de werkwijze dus tijdrovend en kostbaar is. Daarnaast worden bij de bekende werkwijze reeds in een relatief vroeg stadium complete samenstellingen gevormd, met een in verhouding tot het eindproduct rela-15 tief hoge waarde, hetgeen ertoe leidt dat de kosten van uitval in een later stadium relatief hoog zijn. Tenslotte nemen de eenmaal vervaardigde, lege houders relatief veel ruimte in bij transport en opslag voordat zij gevuld worden.

20 De uitvinding heeft derhalve tot doel een werkwijze van de beschreven soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door een werkwijze welke de stappen omvat van het vormen van de houder, het aan een 25 halsdeel daarvan voorvormen van een deel van de doseerkop, het vormen van het resterende deel van de doseerkop, het vullen van de houder en het afsluiten daarvan door het daarmee verbinden van het resterende deel van de doseerkop. Door op deze wijze een deel van de assemblage 30 van de doseerkop pas in de vullijn uit te voeren, wordt het totale aantal bewerkingen verminderd, hetgeen leidt tot een verhoging van de productiviteit en een verlaging van de kosten.

Bij voorkeur wordt het aan het halsdeel voorge-35 vormde deel van de doseerkop integraal daarmee gevormd.

Zo wordt het aantal onderdelen verminderd en dus de assemblage vereenvoudigd en versneld. Dit geldt nog 1011962 5 sterker wanneer ook het halsdeel integraal met de houder gevormd wordt.

Wanneer de houder door middel van spuitgieten voorgevormd wordt, en voor het vullen daarvan tot zijn 5 uiteindelijke vorm wordt opgeblazen, wordt het ruimtebeslag van de houders voor het vullen verminderd, hetgeen resulteert in een verlaging van de kosten van opslag en transport. Daarbij wordt dan de houder met voordeel vervaardigd van een veerkrachtig vervormbaar thermoplas-10 tisch materiaal, bijvoorbeeld PET, zodat de daarmee geïntegreerde onderdelen van de doseerkop robuust uitgevoerd kunnen worden, en de houder toch eenvoudig kan worden opgeblazen.

Een snelle en eenvoudig uit te voeren werkwijze 15 wordt verkregen wanneer het resterende deel van de doseerkop door middel van een klikkoppeling met het halsdeel van de houder of het daaraan voorgevormde deel van de doseerkop verbonden wordt, omdat dan de beide delen in een enkele beweging met elkaar kunnen worden verbonden.

20 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch detailaanzicht is van een halsdeel van een houder en daarmee geïntegreerde 25 voorspanmiddelen volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Figuur 2 een zijaanzicht is van de houder van figuur 1 en een daarmee te verbinden deel van een doseerkop in de vorm van een spuitkop, 30 Figuur 3 een met figuur 2 overeenkomend aan zicht is van de houder en spuitkop in samengestelde toestand,

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht is van het samenstel van figuur 3, 35 Figuur 5 een met figuur 3 overeenkomend, maar gedeeltelijk doorgesneden aanzicht is,

Figuur 6 een perspectivisch aanzicht is van een samenstel van houder en een als spuitkop uitgevoerde 1 0 1 19 G 2 6 doseerkop volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding,

Figuur 7 een perspectivisch aanzicht met uit-eengenome delen is van de spuitkop van figuur 6, 5 Figuur 8 een gedeeltelijk doorgesneden perspec tivisch aanzicht is van de spuitkop van figuur 7 in samengestelde toestand tijdens een pompslag,

Figuur 9 een met figuur 8 overeenkomend aanzicht is van de spuitkop tijdens de teruggaande slag, 10 Figuur 10 een perspectivisch aanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van voorspanmiddelen van de dosserkop,

Figuur 11 een perspectivisch aanzicht toont van een alternatieve uitvoering van het samenstel van de 15 doseerkop en een met een houder te verbinden afzonderlijk halsdeel,

Figuur 12 een perspectivisch aanzicht is van de doseerkop en het afzonderlijke halsdeel van figuur 11 en een daarmee verbonden houder, en 20 Figuur 13 een schematische weergave toont van de verschillende stappen van de werkwijze volgens de uitvinding.

Een doseerkop l, in dit voorbeeld een spuitkop voor een houder 2 (figuur 2) is voorzien van een pomp 3 25 met een zuigzijde 5 en een perszijde 6. Met de pomp 3 zijn beweegbare bedieningsmiddelen 4 verbonden, in het getoonde voorbeeld in de vorm van een trekker 13 die door middel van een haakdeel 15 rond een scharnieras 14 geklikt is. Op de zuigzijde 5 van de pomp 3 zijn middelen 7 30 aangesloten voor het aanvoeren van een fluïdum uit de houder 2, in de vorm van een leiding die aan het vrije uiteinde verbonden is met een in de houder stekende buis 23. De perszijde 6 van de pomp 3 is via een leiding 9 verbonden met een uitstroommondstuk 8. De pomp 3, de 35 bedieningsmiddelen 4 en het uitstroommondstuk 8 zijn in het getoonde voorbeeld opgenomen in een frame 22, dat op hierna te bespreken wijze kan worden verbonden met de houder 2.

1011902 7

De pomp 3 is een zuigerpomp, die gevormd wordt door een pomphuis of cilinder 10 en een daarin heen en weer beweegbare zuiger 11. De zuiger 11 is verbonden met een zuigerstang 12, welke op zijn beurt verbonden is met 5 de trekker 13. Teneinde de zuiger 11 en de trekker 13 aan het eind van een pompslag weer terug te brengen naar de uitgeslagen ruststand, vertoont de spuitkop l voorspanmiddelen 16. In het getoonde voorbeeld worden de voorspanmiddelen 16 gevormd door een aantal evenwijdige 10 buigveren 17, die aangrijpen op de trekker 13. Wanneer de trekker 13 tijdens een pompslag rond de scharnieras 14 naar de pomp 3 toegezwenkt wordt, en de zuiger 11 in het pomphuis 10 drukt, worden de veren 17 gebogen. Wanneer de drukkracht op de trekker 13 wordt weggenomen, wordt deze 15 door het terugbuigen van de veren 17 naar zijn ruststand teruggedwongen. Doordat de trekker zowel trek- als druk-vast met de zuiger 11 verbonden is, wordt daarbij ook de zuiger 11 teruggetrokken naar zijn ruststand. De verbinding tussen de trekker 13 en de zuiger ll wordt daarbij 20 gevormd door de zuigerstang 12, die aan de zuiger 11 vastgeklikt is en door middel van een filmscharnier 26 aan de trekker 13 bevestigd is. De klikverbinding tussen de zuigerstang 12 en de zuiger 11 wordt gevormd door een kop 27 van de zuigerstang 12 die in een overeenkomstige 25 opening 28 in de zuiger 11 gedrukt wordt.

De veren 17 vertonen elk een gesloten contour, en zijn met een uiteinde 18 bevestigd aan een kolom of "ruggegraat" 19, terwijl de tegenovergelegen zijde van elke veer 17 een uitsteeksel 24 vertoont dat ingrijpt in 30 een holte 25 in de trekker 13. De kolom 19, die bestaat uit een gekromd lijf 20 en een daarin opgenomen verstevi-gingsribbe 21, vertoont een gedeeltelijk cilindrische basis 29 die bevestigd is aan de hals 30 van de houder 2. De basis 29, de kolom 19 en de veren 17 zijn daarbij als 35 een geheel vervaardigd met de hals 30, die op zijn beurt als een geheel gevormd is met de houder 2. In de basis 29 zijn twee tegenoverelkaar gelegen openingen 31 uitge-spaard, die samenwerken met twee uitstekende kliknokken 10 1 1962 8 32 op het frame 22 dat de pomp 3, de bedieningsmiddelen 4 en het uitstroommondstuk 8 draagt. Dit frame 22 is verder voorzien van een cilindrische onderzijde of rok 33 die nauw passend opgenomen kan worden in de hals 30 van de 5 houder 2, en daarbij met de binnenrand 34 van die hals een gas- en vloeistofdichte afsluiting vormt. Het frame 22 vertoont verder een rand 35 en een schouder 43 die in de samengebouwde toestand van de spuitkop 1 rusten op de bovenrand 36 van hals 30.

10 Doordat een deel van de spuitkop 1, in het getoonde voorbeeld de voorspanmiddelen 16, onderdeel vormt van de hals 30 van de houder 2, vindt de assemblage van de spuitkop 1 uiteindelijk pas plaats op het moment dat de houder 2 gevuld wordt, en vervolgens door het 15 plaatsen van het frame 22 met de verschillende onderdelen van de spuitkop 1 wordt afgesloten. Omdat dus op deze wijze een deel van de assemblagebewerkingen van de spuitkop 1 in feite geïntegreerd zijn met eveneens noodzakelijke montagebewerkingen, is het totale aantal handelin- 20 gen dat uitgevoerd dient te worden voor het vormen van de houder met de spuitkop aanzienlijk geringer dan bij conventionele, te voren volledig samengebouwde spuitkoppen. Daarnaast is het aantal afzonderlijke onderdelen aanzienlijk kleiner dan bij een conventionele spuitkop, 25 doordat bepaalde onderdelen met de houder geïntegreerd zijn.

Voor het samenbouwen van het resterende deel van de spuitkop dienen hier overigens de buigveren 17 opgenomen te worden in de holte 25 van de trekker 13.

30 Hiertoe moet de zuiger 11 naar zijn buitenste stand bewogen worden. Daarna kan het resterende deel van de spuitkop 1 in de hals van de houder 2 gedrukt en daarin bevestigd worden door middel van de kliknokken 32 die in de openingen 31 grijpen.

35 Bij een andere uitvoeringsvorm van het samen stel van doseer- of spuitkop 1 en houder 2, welke op dit moment de voorkeursuitvoering vormt (figuur 6), zijn de voorspanmiddelen 16 uitgevoerd als losse buigveren 17, 1011962 9 die zich nagenoeg evenwijdig aan de langsas van de houder 2 uitstrekken, in plaats van dwars daarop zoals in de eerste uitvoeringsvorm. Deze buigveren 17 werken daarbij samen met ribben 52 die zijn aangebracht in de holle 5 ruimte 25 van de trekker 13. De trekker 13 is bij dit uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een doorlopende schar-nieras 53 die opgenomen wordt in een holle ruimte 54 in het frame 22, en daarin opgesloten wordt door een buigzame klikarm 55. De as 53 en de opnameruimte 54 bevinden 10 zich daarbij boven de spuitleiding 9, zodat in de trekker 13 een uitsparing 56 aangebracht is, waar het eind van deze leiding 9 door heen steekt, waarop het uitstroom-mondstuk 8 wordt aangebracht. De trekker is verder voorzien van uitstekende nokken 57 welke rechtstreeks ingrij-15 pen in openingen 68 van de zuiger 11. Er is dus bij deze uitvoeringsvorm geen sprake van een afzonderlijke zuiger-stang.

Overigens kunnen, bijvoorbeeld wanneer de houder 2 en de veren 17 van een materiaal vervaardigd 20 worden dat minder goed buigzaam is, in plaats van de getoonde buigveren 17 ook gecombineerde buig- en torsie-veren toegepast worden, die in meerdere richtingen vervormbaar zijn (figuur 10). Dergelijke gecombineerde buigen torsieveren 17 bestaan in het getoonde voorbeeld uit 25 een met de houder 2 verbonden uithouder 69 en een dwars daarop aangebrachte törsieveer 70, die naar twwe zijden uitsteekt. De eigenlijke buigveren 17 zijn bevestigd aan de vrije einden 71 van de törsieveer 70, en vertonen op zichzelf ook een gebogen vorm, bijvoorbeeld een omgekeer-30 de U-vorm. Op deze wijze kunnen de veren 17 ook integraal met het halsdeel 30 en de houder 2 gevormd worden wanneer deze van een minder flexibel materiaal vervaardigd worden.

Verder is bij deze uitvoeringsvorm, waarbij de 35 doseerkop immers een spuitkop vormt, tussen de cilinder 10 en de spuitleiding 9 een voordruksysteem 40 getoond dat gevormd wordt door een met de cilinder 10 verbonden, ringvormige ruimte 58 die gas- en vloeistofdicht wordt 101 19 6 2 10 afgesloten door een veerkrachtig buigzaam membraan 59. De ruimte 58 wordt daarbij begrensd door een cilindrische huls 60 die opgenomen is in een uitsparing 61 in het frame 22, en die in het getoonde voorbeeld als een geheel 5 gevormd is met het membraan 59. In deze cilindrische huls 60 is een opening 62 aangebracht waarin een beweegbare klep 63 opgenomen is, en die via een opening 67 in het frame 22 in verbinding staat met de aanzuigleiding 7 voor het fluïdum. De klep 63, waardoor de opening 67 herme-10 tisch kan worden afgesloten, is daarbij in het getoonde voorbeeld eveneens integraal gevormd met de huls 60. Met het membraan 59 is verder een aanslag 64 verbonden die dient om de doorbuiging van het membraan 59 te begrenzen. De cilindrische huls 60 wordt in de uitsparing 61 van het 15 frame 22 opgesloten door een eindwand 65 die integraal gevormd is met de houder 2.

Het voordruk- of precompressie-systeem 40 heeft op bekende wijze tot doel om het transport van fluïdum vanuit de houder 2 naar het uitstroommondstuk 8 onmo-20 gelijk te maken zolang niet een bepaalde pompdruk is opgebouwd. Wanneer namelijk fluïdum met een te lage druk door het mondstuk 8 wordt gespoten, wordt dit fluïdum onvoldoende verneveld en zullen er zodoende te grote druppels in de sproeikegel aanwezig zijn. Om dit te 25 voorkomen wordt de verbinding tussen de houder 2 en het uitstroommondstuk 8 afgesloten door het membraan 59, dat als gevolg van zijn door de gewelfde vorm bepaalde inwendige spanning, en geholpen door de achter het membraan 59 heersende atmosferische druk, met kracht tegen de als 30 zitting fungerende eindrand 66 van de sproeileiding 9 gedrukt wordt. Pas wanneer door het naar de eindstand bewegen van de zuiger 11 een voldoende druk is opgebouwd in de pompkamer 10, bijvoorbeeld in de orde van 3 bar, zal het membraan 59 worden gelicht van deze zitting 66.

35 De werking van de spuitkop 1 is dan dus als volgt. Wanneer een gebruiker het fluïdum vanuit de houder 2 wenst te vernevelen, drukt hij eerst de trekker 13 in. Hierdoor wordt de lucht die in de pompkamer 10 aanwezig 1011982 11 is, en die niet terug kan stromen naar de houder 2, omdat de klep 63 de opening 67 afsluit, door de zuiger 11 gecomprimeerd. Wanneer de luchtdruk gedurende de pompslag hoog genoeg is, wordt het membraan 59 van de zitting 66 5 gelicht en kan de lucht ontsnappen.

Bij de daarop volgende teruggaande slag onder invloed van de voorspanmiddelen 16 wordt fluidum vanuit de houder 2 via de buis 23, de leiding 7, en de openingen 62 en 67 naar de pompkamer 10 gezogen, tot deze aan het 10 eind van de teruggaande zuigslag volledig gevuld is. Teneinde daarbij te voorkomen dat in de houder 2 een onderdruk ontstaat is in de wand van de pompkamer 10 een beluchtingsopening 51 gevormd, die vrijkomt wanneer bij het naar binnen bewegen van de zuiger ll een buitenste, 15 rondlopende afdichtingslip 39B de opening 51 gepasseerd is, en die bij de uitgaande slag van de zuiger 11 weer in verbinding komt met een afgesloten ruimte die bepaald wordt tussen de buitenste en binnenste rondlopende af-dichtingslippen 39B en 39A van de zuiger 11.

20 De spuitkop 1 volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt nu samengebouwd door in het door spuitgieten verkregen frame 22 de ringvormige huls 60 en de aanzuigbuis 23 te steken. Vervolgens wordt de zuiger 11 in de pompkamer 10 geschoven en wordt de trekker 13 25 met zijn scharnieras 53 in de holle ruimte 54 van het frame 22 geklikt. Daarna worden de trekker 13 en de zuiger ll aan elkaar vastgeklikt, waarna tenslotte het uitstroommondstuk 8 op het uiteinde van de sproeileiding 9 kan worden bevestigd. Het zo gevormde samenstel kan dan 30 eenvoudigweg in de hals van de houder 2 gestoken worden, tot de kliknokken 32 van het frame 22 in de openingen 31 in de wangen 29 boven de hals 30 van de houder 2 vast-klikken. Deze uitvoering is dus eenvoudiger samen te bouwen dan de eerste uitvoeringsvorm.

35 Het totale traject voor het vormen, assembleren en afvullen van de houder 2 met de spuitkop 1 verloopt dus als volgt. Op een eerste lokatie 44 wordt door middel van spuitgieten het frame 22 met het huis 10 van de pomp 10 1 1962 12 3, de aanzuigleiding 7 en de spuitleiding 9 gevormd (figuur 13, blok 74). Tevens worden door middel van enigerlei geschikte techniek, bijvoorbeeld spuitgieten de trekker 13 (blok 75), zuiger 11 (blok 76), huls 60 (blok 5 77) en het uitstroommondstuk 8 (blok 78) gevormd. Al deze onderdelen worden samen gebouwd in blok 79. Indien gewenst kan hier ook reeds de aanzuigbuis 23 (blok 80) aangebracht worden.

Op dezelfde of een andere lokatie 45 wordt de 10 houder 2 gevormd (blok 81), evenals de daarmee geïntegreerde hals met een deel van de spuitkop, in het hiervoor getoonde voorbeeld dus de voorspanmiddelen 16. De houder 2 met de voorspanmiddelen 16 wordt bij voorkeur door spuitgieten voorgevormd, waarbij de voorspanmiddelen 15 16 reeds hun uiteindelijke vorm krijgen, maar de houder 2 in eerste instantie gevormd wordt als een relatief dik-wandig vormstuk 46 met de gedaante van een reageerbuis. Dit vormstuk 46 vertoont een aanzienlijk kleiner volume dan de uiteindelijke houder 2, waardoor de kosten voor 20 opslag en transport sterk beperkt worden. De verschillende delen worden vervolgens getransporteerd (blok 82) naar een andere lokatie 47, waar het afvullen en de eindassem-blage plaatshebben.

Het reeds geassembleerde deel van de spuitkop 1 25 (blok 83) wordt, wanneer dit nog niet is gebeurd, in een station 85 voorzien van een vanuit blok 84 aangevoerde aanzuigbuis 23. Vervolgens wordt de zo gevormde combinatie via een buffer 89 toegevoerd aan een positionerings-station 90. Het vormstuk 46 met de daarmee geïntegreerde 30 voorspanmiddelen 16 wordt vanuit blok 86 toegevoerd aan een vullijn, waar in een eerste station 48 het vormstuk 46 verwarmd en vervolgens tot een houder 2 met de gewenste eindvorm opgeblazen wordt. Het vormstuk 46 vertoont daartoe een hanteringsrand 37, waaraan dit kan worden 35 opgepakt en ingespannen. Na het doorlopen van een buffer 88 wordt in een volgend station 49 vervolgens de zo gevormde houder 2 gevuld met een fluïdum, in het algemeen een vloeistof, bijvoorbeeld een vloeibaar schoonmaakmid- 1011962 13 del. Tenslotte wordt in een daarop volgend station 50 de gevulde houder 2 afgesloten door het daarop aanbrengen van het resterende deel van de spuitkop 1. Het zo gevormde samenstel doorloopt dan nog de gebruikelijke stappen 5 van het etiketteren (blok 91), in dozen pakken (blok 92) en pallettiseren en in krimpfolie verpakken (blok 93), waarbij tussendeze stappen de gebruikelijke buffers 94, 95 en 96 aanwezig zijn.

Bij nog een andere uitvoeringsvorm van de uit-10 vinding, die ook toe te passen is bij conventionele flessen met schroefdraad, is het halsdeel 30 waaraan de doseerkop 1 bevestigd wordt niet als een geheel met de houder 2 gevormd, maar uitgevoerd als afzonderlijk onderdeel. De verschillende delen van de doseerkop l zijn dan 15 dus niet rechtstreeks aan de houder, maar aan dit afzonderlijke halsdeel 30 bevestigd of daarmee als een geheel gevormd (figuur 11). Dit halsdeel 30, dat de gedaante kan hebben van een ring met inwendige schroefdraad, kan dan op een daarmee samenwerkend halsdeel 72 van een conventi-20 onele houder 73 worden bevestigd (figuur 12). Weliswaar gaat hiermee het voordeel van de eenvoudige assemblage enigszins verloren, maar de voordelen van een doseerkop met relatief weinig onderdelen blijven behouden.

Zo is het dus mogelijk om, door het opnemen van 25 een of meer onderdelen van een doseerkop in de hals van de houder waarop deze bevestigd dient te worden, de samenbouw van de houder en doseerkop aanzienlijk te vereenvoudigen, en bovendien het aantal onderdelen te verminderen. Bovendien kan, door het vervangen van de 30 conventionele stalen veren voor een zuiger door meegespoten kunststof veren, het materiaalgebruik minder worden, en is de doseerkop eenvoudiger te recyclen. Daarnaast kan door de plaatsing van de veren buiten de pompkamer het daarin aanwezige, luchthoudende volume voor het opnemen 35 van de veer komen te vervallen. Tenslotte komen de veren ook niet meer in contact met het fluïdum, waardoor het materiaal van de veren ook niet tegen het fluïdum bestand hoeft te zijn, maar vrij gekozen kan worden.

1011982 14

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet beperkt is. Zo zouden ook andere delen van de doseerkop in de hals van de houder 5 geïntegreerd kunnen zijn. Verder kunnen in plaats van de getoonde spuitkoppen ook andere doseersystemen met de houder verbonden worden, zoals bijvoorbeeld pompsystemen voor vloeibare zeep en dergelijke. Daarnaast zijn natuurlijk in plaats van de verschillende getoonde klikkoppe-10 lingen ook andere wijzen van bevestiging van de verschillende onderdelen mogelijk. Tenslotte zou ook de beschreven werkwijze aangepast kunnen worden. Bijvoorbeeld zou de houder buiten de vullijn opgeblazen kunnen worden, in plaats van daarin.

15 De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.

10 1 1982

Claims (21)

1. Met een houder te verbinden doseerkop voor het gedoseerd daaruit afgeven van een fluïdum, omvattende ten minste één pomp met een zuigzijde en een perszijde, met de pomp verbonden, beweegbare middelen voor het 5 bedienen daarvan, op de zuigzijde van de pomp aangesloten middelen voor het aanvoeren van fluïdum uit de houder, en ten minste één met de perszijde van de pomp verbonden uitstroommondstuk, met het kenmerk, dat althans een deel van de doseerkop aan een halsdeel van de houder voorge- 10 vormd is, en het resterende deel van de doseerkop daarmee verbonden is.

2. Doseerkop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aan het halsdeel voorgevormde deel van de doseerkop als één geheel met het halsdeel gevormd is.

3. Doseerkop volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het halsdeel als één geheel met de houder gevormd is.

4. Doseerkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aan het halsdeel voorge- 20 vormde deel van de doseerkop althans een gedeelte van de bedieningsmiddelen omvat.

5. Doseerkop volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de pomp een zuigerpomp is, de zuiger van de pomp verbonden is met middelen voor het naar een rust- 25 stand voorspannen daarvan, en de voorspanmiddelen aan de houder bevestigd zijn.

6. Doseerkop volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen ten minste één veer omvatten .

7. Doseerkop volgens conclusie 6, met het ken merk, dat de veer een buig- en/of torsieveer is.

8. Doseerkop, in het bijzonder volgens één der conclusies 4 tot 7, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen ingericht zijn voor samenwerking met de bedienings- 35 middelen van de pomp. 1 0 1 1 ? 3 2

9. Doseerkop volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen trek- en drukvast met de zuiger verbonden zijn.

10. Doseerkop volgens conclusie 9, met het ken-5 merk, dat de bedieningsmiddelen aan de zuiger vastgeklikt zijn.

11. Doseerkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de pomp een huis vertoont waarmee de bedieningsmiddelen beweegbaar verbonden zijn.

12. Doseerkop volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen een scharnierbaar aan het pomphuis vastgeklikte trekker omvatten.

13. Doseerkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het resterende deel van de 15 doseerkop door middel van een klikkoppeling met het halsdeel van de houder of het daaraan voorgevormde deel van de doseerkop verbonden is.

14. Doseerkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doseerkop een spuitkop 20 is.

15. Samenstel van een halsdeel van een houder en een daarmee verbonden doseerkop volgens één der voorgaande conclusies.

16. Werkwijze voor het vervaardigen en met een 25 fluïdum vullen van een houder met een doseerkop, omvattende het vormen van de houder, het aan een halsdeel daarvan voorvormen van een deel van de doseerkop, het vormen van het resterende deel van de doseerkop, het vullen van de houder en het afsluiten daarvan door het 30 daarmee verbinden van het resterende deel van de doseerkop .

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het aan het halsdeel voorgevormde deel van de doseerkop integraal daarmee gevormd wordt.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het halsdeel integraal met de houder gevormd wordt. 1011962

19. Werkwijze volgens één der conclusies 16 tot 18, met het kenmerk, dat de houder door middel van spuit-gieten voorgevormd wordt, en voor het vullen daarvan tot zijn uiteindelijke vorm wordt opgeblazen.

20. Werkwijze volgens één der conclusies 16 tot 19, met het kenmerk, dat de houder vervaardigd wordt van een veerkrachtig vervormbaar thermoplastisch materiaal.

21. Werkwijze volgens één der conclusies 16 tot 20, met het kenmerk, dat het resterende deel van de 10 doseerkop door middel van een klikkoppeling met het halsdeel van de houder of het daaraan voorgevormde deel van de doseerkop verbonden wordt. 101 19 52