NL1011761C2 - Vaartuig en werkwijze voor het vangen van een in vaarwater drijvend object. - Google Patents

Description

VAARTUIG EN WERKWIJZE VOOR HET VANGEN VAN EEN IN VAARWATER DRIJVEND OBJECT

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vaartuig voor het vangen van een in vaarwater drijvend object, zoals een boei.

In de vaarwateren zijn vele objecten, zoals boeien, 5 aangebracht om de vaartuigen op hun route te begeleiden. Al deze markeringsobjecten dienen op regelmatige basis te worden onderhouden. Indien mogelijk wordt schade aan onder andere boeien, die bijvoorbeeld kan zijn ontstaan door slijtage of is veroorzaakt door een aanvaring, gerepareerd. De 10 betreffende boei dient daarvoor uit het vaarwater te worden verwijderd om na reparatie te worden teruggeplaatst. In voorkomende gevallen wordt de boei ook wel (al dan niet tijdelijk) vervangen door een andere.

Om een boei te vangen vaart men in de praktijk met een 15 vaartuig langszij om vervolgens bij de boei aan te meren. Met behulp van een touw wordt de boei dan tegen het vaartuig aangetrokken, waarna een kraan aan de boei wordt gekoppeld om deze uit het water en aan boord van het vaartuig te hijsen. Het koppelen van de kraan aan de boei wordt handmatig 20 begeleid door een bedieningspersoon, die daarvoor tijdens deze handeling op de boei klimt. Dit laatste brengt grote veiligheidsrisico's met zich mee. Onder invloed van de golven en de wind beweegt de boei immers heftiger dan het vaartuig, hetgeen de overstap tussen het vaartuig en de boei moeilijk 25 en gevaarlijk maakt.

De uitvinding heeft tot doel om een vaartuig te verschaffen, dat speciaal is ingericht voor het vangen van een in vaarwater drijvend object, zoals een boei, bijvoorbeeld om dit te repareren, vervangen of verwijderen.

30 Het vaartuig volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat het vaartuig is voorzien van: een met het vaarwater in verbinding staande ruimte voor het invangen van het object; en 1011761 2 middelen voor het losmaakbaar aan het vaartuig bevestigen van het object.

Het vaartuig volgens de uitvinding kan zodanig gemanoeuvreerd worden dat het te vangen object in de ruimte 5 wordt ingevangen. Eenmaal in de ruimte zijn de bewegingsmogelijkheden van het object aanzienlijk beperkter, hetgeen het aan het vaartuig bevestigen van het object vergemakkelijkt. Dit brengt tevens een verhoogde veiligheid met zich mee, aangezien het gevaar op een onvrijwillige val 10 in het water voor de bedieningspersoon daarmee ook aanzienlijk is gereduceerd. Beide voordelen werken verder op positieve wijze door in de voor het vangen van een object benodigde tijd.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm bevindt de ruimte 15 zich aan de voorzijde van het vaartuig, hetgeen bij het manoeuvreren veruit het gemakkelijkst is. Een catamaran is een voorbeeld van een zeer geschikt vaartuig voor toepassing van de uitvinding, waarin de ruimte althans ten dele is begrensd door de rompen van de catamaran.

20 Bij voorkeur zijn de middelen ingericht voor het klemmend aan het vaartuig bevestigen van het object. Een met behulp van dergelijke middelen klemmend aan het vaartuig bevestigd object maakt onder invloed van wind en golven dezelfde bewegingen als het vaartuig zelf, zodat een overstap tussen 25 het object en het vaartuig, bijvoorbeeld voor het bevestigen van een kraan, minder risicovol zal zijn. Mede daardoor kan het bevestigen van de kraan ook sneller worden uitgevoerd.

In een verdere, praktische voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de middelen een of meer aanslagorganen, die elk 30 beweegbaar tussen een rustpositie en een bedrijfspositie aan het vaartuig zijn bevestigd, in welke bedrijfspositie de aanslagorganen een zodanige positie in de ruimte innemen dat een in de ruimte aanwezig object klemmend tussen de aanslagorganen bevestigbaar is. In een eerste 35 voorkeursuitvoeringsvorm hiervan zijn een of meer van de aanslagorganen op een of meer armen bevestigd, welke armen elk met een uiteinde ervan aan het vaartuig zijn bevestigd en 1011761 3 aan het andere uiteinde ervan van een aanslagorgaan zijn voorzien, welke armen beweegbaar zijn tussen een met de rustpositie van de aanslagorganen overeenkomende eerste positie en een met de bedrijfspositie van de aanslagorganen 5 overeenkomende tweede positie, in welke tweede positie de armen zich met de van de aanslagorganen voorziene uiteinden in de ruimte naar elkaar toe uitstrekken. In een elegante voorkeursuitvoeringsvorm zijn de armen uitschuifbaar tussen de eerste en de tweede positie. Bij voorkeur zijn in de 10 wanden van de ruimte openingen voor de armen voorzien. In een tweede voorkeursuitvoeringsvorm zijn een of meer van de aanslagorganen scharnierbaar tussen de rustpositie en de bedrijfspositie aan het vaartuig bevestigd. De eerste en tweede voorkeursuitvoeringsvormen van de aanslagorganen 15 kunnen vrijelijk gecombineerd worden.

In een compacte voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de aanslagorganen aanslagvlakken. Bij voorkeur vormen de aanslagvlakken in de rustpositie in hoofdzaak een geheel met de wanden van het vaartuig, zodat deze de vaareigenschappen 20 van het vaartuig zo min mogelijk beïnvloeden.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de middelen een hydraulische aandrijving voor de aanslagorganen. Bij voorkeur omvat de hydraulische aandrijving voor elk van de aanslagorganen een afzonderlijke hydraulische cilinder. In 25 deze uitvoering zijn de klemmiddelen op betrouwbare wijze snel te bedienen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vangen van een in vaarwater drijvend object, zoals een boei, bijvoorbeeld om dit te repareren, vervangen of 30 verwijderen, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van: - het manoeuvreren met een vaartuig, dat is voorzien van een met het vaarwater in verbinding staande ruimte, op zodanige wijze dat het object in de ruimte wordt ingevangen; 35 en - het losmaakbaar aan het vaartuig bevestigen van het object. Met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding i ü ί 1 7 ë> 1 4 kunnen in vaarwater drijvende objecten sneller en met behulp van minder personeel worden gevangen dan met de bekende werkwijze. Bovendien is de werkwijze volgens de uitvinding veiliger.

5 De uivinding zal nu in meer detail worden besproken aan de hand van de tekeningen, waarin:

Figuur 1 een schematisch zijaanzicht toont van een vaartuig volgens de uitvinding;

Figuur 2 het vaartuig uit figuur 1 schematisch in 10 bovenaanzicht toont; en

Figuur 3 een schematisch aanzicht toont van de voorzijde van het vaartuig uit figuur 1 en 2.

Figuur 1 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een vaartuig 20 volgens de uitvinding, ook wel aangeduid als 15 "boeienlegger", schematisch in zijaanzicht. In aanvulling hierop toont figuur 2 boeienlegger 20 in bovenaanzicht.

Boeienlegger 20 biedt bovendeks plaats aan boeien 21.

Voor het vangen van de boeien 21 is aan de voorzijde van het vaartuig een ruimte 22 voorzien. Tevens zijn daar 20 klemmiddelen 23 aangebracht, waarmee ter illustratie losmaakbaar een boei 21 aan vaartuig 20 is bevestigd.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is boeienlegger 20 een catamaran. Ruimte 22 is aan twee zijden begrensd door de rompen 24 daarvan. De ruimte is toegankelijk voor een boei 25 door een in het voordek aangebrachte uitsparing.

Figuur 3 toont ruimte 22 met inrichting 23 in meer detail. Inrichting 23 omvat in dit voorbeeld drie hydraulisch bedienbare aanslagorganen 1, 4 en 7, waartussen een in de ruimte 22 ingevangen boei geklemd kan worden. De 30 aanslagorganen zijn voorzien van aanslagvlakken, die zijn bekleed met een geschikt materiaal, bijvoorbeeld rubber, ter voorkoming van beschadigingen aan de boei.

Aanslagorganen 1 en 4 zijn bevestigd op de uiteinden van respectievelijk armen 2 en 5, die bedienbaar zijn met behulp 35 van hydraulische cilinders 3, respectievelijk 6. In de rompen 24 zijn openingen 25 voorzien voor doorgang van de armen.

Elke arm is uitschuifbaar tussen een met de rustpositie van 1011761 5 het erop aangebrachte aanslagorgaan overeenkomende eerste positie en een met de bedrijfspositie van het aanslagorgaan overeenkomende tweede positie. Deze laatste is getoond in de figuren.

5 Het derde aanslagorgaan 7 is middels scharnieren 9 aan het vaartuig 20 bevestigd. Een hydraulische cilinder 8 beweegt de scharnierbare aanslagklep 7 tussen een rustpostie en een bedrijfsposite (getoond in de figuren).

Bij voorkeur liggen al de aanslagvlakken in de (niet 10 getoonde) rustpositie elk zoveel mogelijk in het vlak van het bijbehorende deel van het vaartuig, bijvoorbeeld de romp, zodat de vaareigenschappen van het vaartuig zo min mogelijk worden beïnvloed.

De hydraulische cilinders 3, 6 en 8 zijn opgenomen in een 15 hydraulisch circuit, bestaande uit leidingen 11, waarop een aandrijving in de vorm van een hydropomp 12 en een tank 10 met hydraulische vloeistof zijn aangesloten. Een elektromotor 13 is voorzien voor aandrijving van de hydropomp.

De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de 20 beschreven of getoonde uitvoeringsvormen. Met name wordt opgemerkt dat de uitvinding tevens toegepast kan worden bij vaartuigen anders dan een catamaran. Verder kan de uitvinding dienst doen bij het vangen van velerlei soorten in vaarwater drijvende objecten, naast die van markeringsobjeeten, zoals 25 boeien. Het is eveneens mogelijk om de klemmiddelen volgens de uitvinding buiten het geschetste toepassingsgebied van de scheepvaart in te zetten, bijvoorbeeld in de bouw. De uitvinding strekt zich derhalve in het algemeen uit tot elke uitvoeringsvorm die valt binnen de reikwijdte van de 30 bijgevoegde conclusies bezien in het licht van de voorgaande beschrijving en tekeningen.

1011761

Claims (14)

1. Vaartuig, dat is ingericht voor het vangen van een in vaarwater drijvend object, zoals een boei, bijvoorbeeld om dit te repareren, vervangen of verwijderen, met het kenmerk, dat het vaartuig is voorzien van: 5. een met het vaarwater in verbinding staande ruimte voor het invangen van het object; en middelen voor het losmaakbaar aan het vaartuig bevestigen van het object.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, waarin de ruimte zich 10 aan de voorzijde van het vaartuig bevindt.

3. Vaartuig volgens conclusie l of 2, waarin het vaartuig een catamaran is en de ruimte althans ten dele is begrensd door de rompen.

4. Vaartuig volgens een van de voorgaande conclusies, 15 waarin de middelen zijn ingericht voor het klemmend aan het vaartuig bevestigen van het object.

5. Vaartuig volgens conclusies 4, waarin de middelen een of meer aanslagorganen omvatten die elk beweegbaar tussen een rustpositie en een bedrijfspositie aan het vaartuig zijn 20 bevestigd, in welke bedrijfspositie de aanslagorganen een zodanige positie in de ruimte innemen dat een in de ruimte aanwezig object klemmend tussen de aanslagorganen bevestigbaar is.

6. Vaartuig volgens conclusie 5, waarin een of meer van 25 de aanslagorganen op een of meer armen zijn bevestigd, welke armen elk met een uiteinde ervan aan het vaartuig zijn bevestigd en aan het andere uiteinde ervan van een aanslagorgaan zijn voorzien, welke armen beweegbaar zijn tussen een met de rustpositie van de aanslagorganen 30 overeenkomende eerste positie en een met de bedrijfspositie van de aanslagorganen overeenkomende tweede positie, in welke tweede positie de armen zich met de van de aanslagorganen voorziene uiteinden in de ruimte naar elkaar toe uitstrekken.

7. Vaartuig volgens conclusie 6, waarin de armen i ü 117 81 uitschuifbaar zijn tussen de eerste en de tweede positie.

8. Vaartuig volgens conclusie 6 of 7, waarin in de wanden van de ruimte openingen voor de armen zijn voorzien.

9. Vaartuig volgens een van de voorgaande conclusies 5 5 t/m 8, waarin een of meer van de aanslagorganen scharnierbaar tussen de rustpositie en de bedrijfspositie aan het vaartuig zijn bevestigd.

10. Vaartuig volgens een van de voorgaande conclusies 5 t/m 9, waarin de aanslagorganen aanslagvlakken omvatten.

11. Vaartuig volgens conclusie 10, waarin de aanslagvlakken in de rustpositie in hoofdzaak een geheel vormen met de wanden van het vaartuig.

12. Vaartuig volgens een van de voorgaande conclusies 4 t/m 11, waarin de middelen een hydraulische aandrijving voor 15 de aanslagorganen omvatten.

13. Vaartuig volgens conclusies 12, waarin de hydraulische aandrijving voor elk van de aanslagorganen een afzonderlijke hydraulische cilinder omvat.

14. Werkwijze voor het vangen van een in vaarwater 20 drijvend object, zoals een boei, bijvoorbeeld om dit te repareren, vervangen of verwijderen, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van: - het manoeuvreren met een vaartuig, dat is voorzien van een met het vaarwater in verbinding staande ruimte, op 25 zodanige wijze dat het object in de ruimte wordt ingevangen; en - het losmaakbaar aan het vaartuig bevestigen van het object. 1011761