NL1011522C2 - Inrichting voor het overbrengen van een ovum vanuit een follikel. - Google Patents

Description

Inrichting voor het overbrengen van een ovum vanuit een folli-kel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overbrengen van een ovum vanuit een follikel met een techniek van gelijktijdig spoelen en opzuigen en in overeenstemming met het inleidende gedeelte van conclusie 1.

5 Een dergelijke inrichting is bekend uit het Australi sche octrooischrift AU-B-68184/87. Bij deze bekende inrichting bestaan de beide buizen, dat wil zeggen de binnenste buis en de buitenste buis, uit roestvrij staal. De binnenste buis heeft een buitenomtrek die nauwkeurig past binnen de binnenom-10 trek van de buitenste buis en bevindt zich coaxiaal binnen de buitenste buis. Voor het creëren van een spoellumen tussen de binnenste buis en de buitenste buis is de binnenste buis voorzien van een in de lengterichting van de buis verlopende binnenwaartse indrukking over, in doorsnede van de buis gezien, 15 niet meer dan ongeveer 120°, Deze plaatselijke indrukking heeft tot gevolg dat de wand van de binnenste buis, gezien in een dwarsdoorsnede door de buis, een naar binnen gericht convex gedeelte bezit dat via afgeronde concave delen aansluit op het overige deel van de wand van de binnenbuis. Het lumen van 20 de binnenbuis wordt zodoende verkleind terwijl tegelijkertijd een lumen ontstaat ter plaatse van de indrukking tussen de binnenste buis en de buitenste buis. Dit laatste lumen wordt gebruikt als een spoellumen voor het toevoeren van de spoel-vloeistof. Het lumen dat wordt begrensd door de binnenwand van 25 de binnenste buis wordt gebruikt als het ovum-opzuiglumen.

Voor een meer gedetailleerde beschrijving en tekeningen van een inrichting volgens deze bekende stand van de techniek wordt verwezen naar het hierboven genoemde Australische octrooi schrift AU-B-68184/87 waarvan de inhoud, voorzover voor 30 de onderhavige aanvrage van belang, wordt geacht door verwijzing hierin te zijn opgenomen.

De hierboven beschreven bekende constructie van een inrichting voor het overbrengen van een ovum vanuit een follikel bezit enkele nadelen. De binnenste buis moet nauwkeurig 35 passen binnen de buitenste buis hetgeen nauwkeurige toleranties nodig maakt, zowel voor wat betreft de binnendiameter van 1 0 1 1 ·”' 2 ’? 2 de buitenste buis als de buitendiameter van de binnenste buis. Het aanhouden van nauwkeurige toleranties heeft altijd een nadelig effect op de kostprijs. Een ander nadeel is dat het ovum-opzuiglumen geen ronde doorsnede bezit aangezien de wand 5 van de binnenbuis plaatselijk is ingedrukt. Tot slot moet bij het vervaardigen van de punt van de naald, bijvoorbeeld door slijpen, zowel materiaal van de buitenste als van de binnenste buis worden verwijderd. Het slijpen moet bovendien worden uitgevoerd met het spoel-lumen in een bepaalde oriëntatie om te 10 garanderen dat bij het voltooide product het spoel-lumen zich in de juiste positie bevindt ten opzichte van de punt van de dubbel-lumennaald.

De uitvinding heeft tot doel om een inrichting van de in de aanhef vermelde soort zodanig te verbeteren dat de bo-15 vengenoemde nadelen worden vermeden en bovendien nog verderop te bespreken voordelen worden verschaft. De uitvinding bezit daartoe de kenmerken die worden vermeld in het kenmerkende gedeelte van conclusie 1.

De inrichting volgens de uitvinding bezit een aantal 20 karakteristieke voordelen. De binnenste buis past niet nauwkeurig in de buitenste buis zodat geen nauwkeurige toleranties nodig zijn, noch voor de buitenste buis noch voor de binnenste buis. De binnenste buis bestaat uit een flexibel materiaal, zodat de afmetingen van het ovum-opzuiglumen bij het passeren 25 van een ovum zich althans enigszins kan aanpassen aan de afmetingen van het ovum. Het spoel-lumen wordt begrensd door de binnenwand van de binnenste buis terwijl het ovum-lumen wordt begrensd door de ruimte tussen de buitenwand van de binnenste buis en de binnenste wand van de buitenste buis. Dit houdt in 30 dat de gebruikte spoelvloeistof slechts over het traject vanaf het distale einde van het naaldlichaam tot aan de uitlaat bij het van het distale naalduiteinde afgekeerde naalduiteinde in contact staat met metaal. Dit wordt gunstig geacht. Metalen zijn weliswaar slechts in zeer geringe mate oplosbaar in water 35 maar er dient niettemin zoveel mogelijk te worden voorkomen dat een ovum in contact komt met metalen of met vloeistoffen die in contact hebben gestaan met metalen. Kunststoffen kunnen volgens de huidige stand van de techniek worden vervaardigd met een samenstelling die als uiterst mensvriendelijk kan wor-40 den beschouwd.

1011522 3

De voordelen van de uitvinding blijken dus niet alleen van vervaardigingstechnische aard te zijn maar zijn tevens van belang voor een zo goed mogelijke bescherming van het ovum tegen mogelijke schadelijke mechanische en chemische om-5 gevingsinvloeden tijdens het overbrengen vanuit het follikel naar een op de genoemde uitlaat aan te sluiten opvangreservoir zoals een glazen reageerbuis of iets dergelijks. Bij voorkeur wordt daarom gebruik gemaakt van een uitvoeringsvorm van de uitvinding die wordt gekenmerkt in conclusie 2.

10 Conclusie 3 heeft betrekking op een praktische uit voeringsvorm van de uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm bezit de binnenste buis een zodanige uitwendige vorm dat deze over een deel van de omtrek kan aanliggen tegen de binnenwand van de buitenste buis en dus over dit deel van de omtrek een bui-15 tendiameter bezit die althans bij benadering gelijk is aan de binnendiameter van de buitenste buis. Het overige, tweede deel van de buitenwand van de binnenste buis kan elastisch worden gedeformeerd in de richting naar het eerste deel. Daarbij zal het gunstig zijn wanneer, bij het passeren van een ovum, het 20 tweede deel van de binnenste buis zo ver mogelijk wordt gedeformeerd in de richting van het eerste deel. Anderzijds moet het spoellumen niet volledig worden afgesloten wanneer ook dan toevoer van spoelvloeistof wenselijk wordt geacht.

Conclusie 4 heeft betrekking op een uitvoeringsvorm 25 van de inrichting volgens de uitvinding waarbij de binnenste buis althans bij het distale uiteinde door lijmen is verbonden met de binnenwand van de buitenste buis. Bij de beschrijving van deze uitvoering aan de hand van de tekeningen zal nog blijken dat deze uitvoeringsvorm zodanig kan worden uitgevoerd 30 dat bij het slijpen van de punt aan het naaldlichaam bij het distale naalduiteinde in het geheel geen rekening behoeft te worden gehouden met de binnenste buis en ook niet door het materiaal van de binnenste buis behoeft te worden geslepen.

Voor het aansluiten van de binnenste buis op de spoe-35 linlaat voor het toevoeren van het spoelmedium is de uitvoeringsvorm volgens conclusie 5 van belang. Deze uitvoeringsvorm is mogelijk door de flexibiliteit van de binnenste buis waardoor het mogelijk wordt de binnenste buis in een bocht via een opening in de buitenste buis naar binnen te voeren.

1011522 4

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die uitsluitend bij wijze van niet-limitatief voorbeeld een uitvoeringsvorm van de uitvinding toont en waarin: 5 figuur 1 een algemeen zijaanzicht toont op een in richting volgens de uitvinding met een dubbel-lumennaald, een connector en op de connector aangesloten slangen voor het toevoeren van spoelvloeistof en het naar buiten afvoeren van het ovum, 10 figuur 2 een zijaanzicht is in doorsnede op vergrote schaal van een gedeelte van het naaldlichaam van de inrichting van figuur 1 bij het distale naalduiteinde, figuur 3 een bovenaanzicht is op het naalduiteinde dat wordt getoond in figuur 3, 15 figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV in fi guur 2, figuur 5 de dwarsdoorsnede van figuur 2 nogmaals toont, nu evenwel met een schematisch aangeduid ovum binnen het ovum-opzuiglumen, 20 figuur 6 een dwarsdoorsnede is door de dubbel- lumennaald volgens de pijlen VI-VI in figuur 5 en figuur 7 een zijaanzicht is in doorsnede op vergrote schaal van de connector van de inrichting van figuur 1 en van de delen van de inrichting die daarop zijn aangesloten.

25 Overeenkomstige onderdelen worden in de verschillende figuren aangeduid met dezelfde verwijzingsnummers.

De inrichting van figuur 1 is voorzien van een dubbel-lumennaald met een langwerpig naaldlichaam 1. Zoals goed is te zien in de figuren 2, 3 en 5 is bij het distale in het 30 follikel in te brengen naalduiteinde 3 een scherpe punt 5 aanwezig doordat het distale uiteinde plaatselijk schuin is afgeslepen. Bij het naalduiteinde 3 is binnen het naaldlichaam 1 een ovum-opzuiglumen 7 aanwezig voor het uit een follikel verwijderen van een ovum 9, zie figuur 5, alsmede een spoellumen 35 11 voor het inbrengen van een spoelvloeistof in het follikel.

Het naaldlichaam omvat een buitenste buis met daarbinnen een binnenste buis 15 die zich uitstrekt over althans een deel van de lengte van de buitenste buis 13.

Het naaldlichaam 1 staat nabij het van het distale 40 uiteinde 3 afgekeerde uiteinde 17 in verbinding met een con- 1011522 5 nector 19, zie de figuren 1 en 7. De connector 19 bezit een connectorlichaam 21 dat bij een eerste uiteinde 23 is aangesloten op het van het distale naalduiteinde afgekeerde naalduiteinde 17 van het naaldlichaam 1. Bij een tweede uit-5 einde 25 bezit de connector 19 een uitlaat 27 voor het naar buiten afvoeren van het ovum 9. Hiertoe is de connector 19 aangesloten op een ovum-afvoerslang 29 van een geschikte kunststof. Aan het van de connector 19 afgekeerde uiteinde is de ovum-afvoerslang 29 opgenomen in een stop 31 uit een ge-10 schikt elastisch materiaal zoals siliconenrubber, waar de ovum-afvoerslang 29 doorheen is gevoerd tot bij een enigszins divergerend gevormd uiteinde 33. De stop 31 kan hermetisch afsluitend worden geplaatst in de hals van een glazen opvangreservoir 35. Om een partieel vacuüm te kunnen creëren in het 15 opvangreservoir 35 wordt door de stop 31 een buis 37 naar buiten gevoerd die aan het uiteinde is voorzien van een koppeling 39 voor aansluiting op een vacuümbron. De uitlaat 27, zie wederom figuur 7, is het met het ovum-opzuiglumen 7 verbonden via kanaalmiddelen die worden gevormd door een deel van de 20 ovum-afvoerslang 29 en een deel van de buitenste buis 13 van het naaldlichaam 1. Zoals in figuur 7 valt te zien is de ovum-afvoerslang 29 bij het vrije uiteinde 41 afsluitend over de buitenwand van de buitenste buis 13 van het naaldlichaam 1 geschoven. Ter versteviging van de aansluiting van de ovum-25 afvoerslang 29 op de connector 19 is nabij het tweede uiteinde 25 van de connector rondom de ovum-afvoerslang een verstevi-gingskous 43 aangebracht van een elastisch kunststofmateriaal dat enigszins minder flexibel is dan het materiaal van de ovum-afvoerslang 29. Het kanaalmiddel tussen de uitlaat 27 en 30 het tegenover het distale uiteinde gelegen uiteinde 17 van het naaldlichaam dat een eerste vloeistofpad bepaalt voor het opzuigen van een ovum 9 wordt zodoende gevormd door de binnen het connectorlichaam 21 lopende delen van de buitenste buis 13 van het naaldlichaam en de daarop klemmend en vloeistofdicht 35 aangesloten ovum-afvoerslang 29. Door via de buis 37 een partieel vacuüm aan te brengen in het opvangreservoir 35 kan dus een ovum 9 bij het uiteinde 3 van het naaldlichaam uit een follikel worden gezogen en via het ovumlumen 7, via het vloeistofpad aanwezig in de conector 19 en door de ovum-afvoerslang 40 29 worden overgebracht naar het opvangreservoir 35.

10115221 6

Tussen de twee uiteinden 23 en 25 van het connector-lichaam 21 is een spoelinlaat 45 aanwezig voor het toevoeren van een spoelmedium. Hiertoe is een toevoerslang 47 aanwezig voor het spoelmedium dat aan zijn uiteinde is voorzien van een 5 koppeling 49 voor aansluiting op een bron van spoelmedium. Binnen het conncetorlichaam 21 is een verbindingsbuisje 51 aanwezig waarop de slang 47 klemmend passend vloeistofdicht is aangebracht. Voorts is een op de kous 43 gelijkende kous 53 aanwezig ter versteviging van de aansluiting van de toevoer-10 slang 47 op het connectorlichaam 21. De spoelinlaat 45 staat op nog nader te beschrijven wijze in vloeistofcommunicatie met het spoellumen 11 voor het bepalen van een tweede vloeistofpad voor het spoelen van een follikel.

Zoals uit de figuren 2 tot en met 7 duidelijk zal 15 zijn, zijn de beide vloeistofpaden binnen de connector 19 en ook binnen het naaldlichaam 1 geheel van elkaar gescheiden.

De binnenste buis 15 bezit in dwarsdoorsnede afmetingen die beduidend kleiner zijn dan de binnendiameter van de buitenste buis 13, waarbij de binnenste buis 15 die bestaat 20 uit een flexibel kunststofmateriaal is geselecteerd op minimale aanwezigheid van stoffen die schadelijk zouden kunnen zijn voor het ovum 9. Zoals vooral duidelijk valt te zien in figuur 4 wordt het spoellumen 11 begrensd door de binnenwand van de binnenste buis 15. Het ovumlumen 7 wordt begrensd door de 25 ruimte tussen de buitenwand van de binnenste buis 15 en de binnenste wand van de buitenste buis 13.

De hartlijn 55 van de binnenste buis 15 is excentrisch gelegen ten opzichte van de hartlijn 57 van de buitenste buis 13. Dit is vooral goed te zien in figuur 2. De bui-30 tenwand van de binnenste buis 15 is langs een eerste deel 15A van diens omtrek gelegen tegen de binnenwand van de buitenste buis 13. Het overige,tweede, deel 15B van de buitenwand van de binnenste buis 15 is onder invloed van een uitwendige respectievelijk een inwendige druk afkomstig van respectievelijk de 35 druk die wordt uitgeoefend door een tijdens het opzuigen door het ovumlumen 7 passerend ovum 9 en de druk van het spoelmedium deformeerbaar tussen een eerste stand die in de figuren 5 en 6 wordt getoond waarin het tweede deel 15B meer nabij het eerste deel 15A is gelegen en een tweede stand waarin het 40 tweede deel 15B meer op afstand van het eerste deel 15A is ge- 7 legen, zie de figuren 5 en 6. In wezen heeft in de genoemde tweede stand de binnenste buis 15 bij de getoonde uitvoeringsvorm in doorsnede gezien min of meer de vorm van een dubbel convexe lens.

5 Alleen de buitenste buis 13 van het naaldlichaam 1 is bij het distale naalduiteinde 3 voorzien van een in een scherpe punt 5 uitlopende afschuining 59. Alleen de buitenste buis behoeft daarom te worden geslepen. De binnenste buis 15 is bij het distale uiteinde 61, althans in de getekende uitvoerings-10 vorm, recht afgesneden. Aldaar en desgewenst ook over een verder gedeelte van de lengte is de binnenste buis door lijmen verbonden met de binnenwand van de buitenste buis 13.

Op een plaats gelegen binnen de connector 19, zie wederom figuur 7, is de buitenste buis 13 voorzien van een door-15 gaande opening 63 door de wand. Door deze opening 63 wordt de flexibele binnenste buis 15 binnen het connectorlichaam 21 naar buiten gevoerd. De binnenste buis 15 eindigt bij het van het distale uiteinde 61 afgekeerde uiteinde 65 op een plaats die is gelegen buiten de buitenste buis 13 en binnen het con-20 nectorlichaam 21, alsmede binnen het eerder genoemde buisje 51. Het buisje is daartoe van een uiteinde 67 voorzien met een dwarsdoorsnede die is aangepast aan de dwarsdoorsnede van de flexibele buis 15. Met behulp van geschikte middelen zoals lijm is de binnenste buis 15 vloeistofafdichtend opgenomen 25 binnen het uiteinde 67 van het buisje 51. Er is zodoende een vloeistofpad aanwezig vanaf de koppeling 49 via de toevoer-slang 47, het buisje 51 en de binnenste buis 15 voor het toevoeren van spoelmedium door het spoellumen 11 voor het spoelen van een follikel. Doordat met behulp van geschikte maatregelen 30 ervoor is zorggedragen dat tussen de omtrek van de opening 63 en het daardoorheen tredende deel van de binnenste buis 15 een tegen vloeistof afdichtend materiaal aanwezig is, bijvoorbeeld materiaal van het connectorlichaam 21 of ander specifiek daartoe aangebracht en niet in de tekening getoond materiaal, 35 wordt ervoor gezorgd dat ter plaatse een afdichting tegen vloeistof aanwezig is. De eerder genoemde beide vloeistofpaden voor de toevoer van een spoelmedium en de afvoer van een ovum zijn dus geheel van elkaar gescheiden en ter plaatse van de connector 19 vindt geen lekkage van vloeistof naar de omgeving 40 plaats.

1011522 8

Alhoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van slechts een enkel uitvoeringsvoorbeeld is de uitvinding daartoe geenszins beperkt. De uitvinding omvat in tegendeel iedere mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting binnen het kader 5 van de in conclusie 1 omschreven definitie. Het zal voor de vakman op het betreffende gebied duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding modificaties en variaties mogelijk zijn. Zo kunnen de materialen die worden toegepast worden gekozen in overeenstemming met de zich ontwikkelende medische 10 inzichten en de zich ontwikkelende techniek op het gebied van materialen. De binnenste buis 15 kan een andere vorm bezitten en op een andere wijze binnen de buitenste buis 13 worden aangebracht. Het distale uiteinde van de binnenste buis kan een andere vorm bezitten dan die welke wordt getoond in figuur 3.

15 20 1011522

Claims (5)

1. Inrichting voor het overbrengen van een ovum vanuit een follikel met een techniek van gelijktijdig spoelen en opzuigen, welke inrichting omvat: 5. een dubbel-lumennaald, omvattende een langwerpig naaldlichaam (1) met aan het distale in het follikel in te brengen naalduiteinde (3) een ovum-opzuiglumen (7) voor het uit een follikel verwijderen van een ovum (9) en een spoellu-men (11) voor het inbrengen van een spoelvloeistof in het folio likel, welk naaldlichaam (1) een buitenste buis (13) omvat met daarbinnen een binnenste buis (15) die zich uitstrekt over althans een deel van de lengte van de buitenste buis (13), waarbij het ene lumen (11) wordt begrensd door de binnenwand van de binnenste buis (15) en het andere lumen (7) door de ruimte 15 tussen de buitenste wand van de binnenste buis (15) en de binnenste wand van de buitenste buis (13), alsmede - een connector (19) met een connectorlichaam (21) dat bij een eerste uiteinde (23) is aangesloten op het het van het distale naalduiteinde (3) afgekeerde naalduiteinde (17), 20 met een uitlaat (27) bij een tweede uiteinde (25) voor het naar buiten afvoeren van het ovum (9), met een kanaalmiddel dat de uitlaat (27) verbindt met het ovum-opzuiglumen (7) en een eerste vloeistofpad bepaalt voor het opzuigen van een ovum (9) en met een spoelinlaat (45) tussen de twee uiteinden (23, 25 25) van het connectorlichaam (21) voor het toevoeren van het spoelmedium en in vloeistofcommunicatie met het spoellumen (11) voor het bepalen van een tweede vloeistofpad voor het spoelen van een follikel, waarbij de beide vloeistofpaden binnen de connector 30 (19) en het naaldlichaam (1) van elkaar zijn gescheiden, met het kenmerk, - dat de binnenste buis (15) in dwarsdoorsnede afmetingen bezit die beduidend kleiner zijn dan de binnendiameter van de buitenste buis (13), 35. dat de binnenste buis (15) bestaat uit een flexibel materiaal, 1011522i - dat het spoellumen (11) wordt begrensd door de binnenwand van de binnenste buis (15) en - dat het ovumlumen (7) wordt begrensd door de ruimte tussen de buitenwand van de binnenste buis (15) en de binnen- 5 ste wand van de buitenste buis (13).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kunststof van de binnenste buis (15) is geselecteerd op minimale aanwezigheid van stoffen die schadelijk zouden kunnen zijn voor een ovum.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de hartlijn (55) van de binnenste buis (15) excentrisch is gelegen ten opzichte van de hartlijn (57) van de buitenste buis (13), - dat de buitenwand van de binnenste buis (15) langs 15 een eerste deel (15A) van diens omtrek aanligt tegen de binnenwand van de buitenste buis (13) en - dat het overige, tweede, deel (15B) van de buitenwand van de binnenste buis (15) onder invloed van respectievelijk een uitwendige en een inwendige druk, afkomstig van res- 20 pectievelijk een tijdens het opzuigen door het ovum-lumen passerend ovum (9) en de druk van het spoelmedium elastisch de-formeerbaar is tussen respectievelijk een eerste stand waarin het tweede deel (15B) meer nabij het eerste deel (15A) is gelegen en een tweede stand waarin het tweede deel (15B) meer op 25 afstand van het eerste deel is gelegen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, - dat alleen de buitenste buis (13) bij het distale naalduiteinde van het naaldlichaam is voorzien van een in een scherpe punt uitlopende afschuining (59) en 30. dat de binnenste buis (15) althans bij zijn distale uiteinde (61) door lijmen is verbonden met de binnenwand van de buitenste buis (13).

5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 35. dat de buitenste buis (13) op een plaats gelegen binnen de connector (19) is voorzien van een doorgaande opening (63) door de wand, - dat de flexibele binnenste buis (15) binnen de connector (19) door de genoemde opening (63) in de buitenste buis 40 naar buiten is gevoerd en mi 1 5 2 2^ - dat tussen de omtrek van de genoemde opening (63) en het daardoor tredende deel van de binnenste buis (15) een tegen vloeistof afdichtend materiaal aanwezig is. 1011522