NL1011380C2 - Stallingsinrichting voor fietsen. - Google Patents

Stallingsinrichting voor fietsen. Download PDF

Info

Publication number
NL1011380C2
NL1011380C2 NL1011380A NL1011380A NL1011380C2 NL 1011380 C2 NL1011380 C2 NL 1011380C2 NL 1011380 A NL1011380 A NL 1011380A NL 1011380 A NL1011380 A NL 1011380A NL 1011380 C2 NL1011380 C2 NL 1011380C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bicycle
parking
parking device
wheel
elements
Prior art date
Application number
NL1011380A
Other languages
English (en)
Inventor
Hendrik Yeb Jacob Van Heezick
Original Assignee
Hendrik Yeb Jacob Van Heezick
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hendrik Yeb Jacob Van Heezick filed Critical Hendrik Yeb Jacob Van Heezick
Priority to NL1011380A priority Critical patent/NL1011380C2/nl
Priority to DE60024903T priority patent/DE60024903T2/de
Priority to EP00200634A priority patent/EP1031679B1/en
Priority to AT00200634T priority patent/ATE313676T1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1011380C2 publication Critical patent/NL1011380C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H6/00Buildings for parking cars, rolling-stock, aircraft, vessels or like vehicles, e.g. garages
    • E04H6/005Garages for vehicles on two wheels

Description

Korte aanduiding: Stallingsinrichting voor fietsen.
De uitvinding heeft betrekking op een stallingsinrichting voor fietsen, welke stallingsinrichting een of meer raden omvat, die draaibaar zijn om een gemeenschappelijke en in hoofdzaak horizontale draaiingsas, waarbij elk rad 5 meerdere fietsstallingselementen omvat.
Stallingsinrichtingen voor fietsen zijn algemeen bekend en worden toegepast voor het stallen van fietsen bij bijvoorbeeld trein- en metrostations, flatgebouwen, scholen, kantoorgebouwen en andere openbare ruimten.
10 Uit DE-C-4 237 042 is een fietsenstalling bekend met een draaikruis dat draaibaar is om een horizontale as. Het draaikruis heeft vier loodrecht ten opzichte van de as gerichte fietsstallingselementen in de vorm van langwerpige goten, waarin de fietsen door middel van klemmen die de 15 wielen borgen kunnen worden vastgezet. Hierdoor zijn de in de stalling geplaatste fietsen in langsrichting met de voorwielen naar de draaiingsas gericht. Het draaikruis is deels onder het maaiveld geplaatst om een eenvoudige toegang tot de fietsstallingsplaatsen te verschaffen.
20 Uit DE-A-195 45 816 is een andere fietsenstalling bekend met een cilindrische trommel, die draaibaar is om een horizontale draaiingsas. De trommel heeft meerdere fietsstallingselementen die zodanig zijn uitgevoerd dat de in de fietsenstalling geplaatste fietsen met de langsas daarvan in 25 hoofdzaak in omtreksrichting van de trommel zijn opgesteld. Er kunnen meerdere trommels coaxiaal achter elkaar worden opgesteld teneinde de capaciteit van de fietsstalling te vergroten. Om een gemakkelijke toegang tot de fietsenstalling te verschaffen is de trommel gedeeltelijk onder het 30 maaiveld geplaatst.
Het bezwaar van deze bekende fietsenstallingen is de beperkte capaciteit ten opzichte van het benodigde grondoppervlak. Het grote benodigde grondoppervlak brengt in dichtbevolkte woon- en werkgebieden, bijvoorbeeld in stadscentra, 35 zeer hoge kosten met zich mee. Een ander bezwaar van deze 1 0 1 i 3 8 0 - 2 - bekende fietsenstallingen is dat een fiets bij een storing van het draaiende deel, bijvoorbeeld als het draaiende deel plotseling tot stilstand komt, ondanks de fietsvastzetmidde-len kan loskomen en naar beneden vallen, waardoor niet 5 alleen de losgekomen fiets maar ook naburige fietsen worden beschadigd en het draaiende deel wordt geblokkeerd door de losgekomen fiets.
Het doel van de onderhavige uitvinding is een stal-lingsinrichting voor fietsen te verschaffen, waarbij de 10 genoemde nadelen worden opgeheven. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een fietsenstallingsinrichting volgens de aanhef van conclusie 1 te verschaffen, die is gekenmerkt doordat de fietsstallingselementen met de langsas daarvan in hoofdzaak evenwijdig aan de draaiingsas zijn ge-15 richt. Deze opstelling leidt tot een zeer doelmatige benutting van het grondoppervlak dat nodig is voor de stalling. Dit in tegendeel tot de bekende stallingen, waarin de fietsen dwars op de horizontale draaiingsas van het draaiende deel staan.
20 Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn in de conclusies beschreven en zullen aan de hand van de tekening nader worden toegelicht. Daarin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de stallingsinrichting volgens de uitvinding; 25 fig. 2 een aanzicht in doorsnede van de stallingsin richting van fig. 1; fig. 3 een zijaanzicht van een deel van de fietsstal-lingsinrichting volgens de uitvinding met een verhoogde en verlaagde positie van de fietsen ten opzichte van de draai-30 ingsas; fig. 4 een aanzicht van fietsvastzetmiddelen volgens de uitvinding in geopende toestand; fig. 5 een aanzicht van de fietsvastzetmiddelen volgens de uitvinding in een gesloten toestand; 35 fig. 6a-f een schematische weergave van alternatieve fietsopstellingen in de stallingsinrichting volgens de uitvinding.
1 0 1 13 o 0 - 3 -
In fig. 1 is een stallingsinrichting 1 voor fietsen 50 getoond, die een binnenrad 3 en een buitenrad 4 omvat, die hier in een behuizing 2 zijn aangebracht. De raden 3, 4 zijn draaibaar om een gemeenschappelijke, in hoofdzaak horizonta-5 le draaiingsas 51. De raden 3, 4 zijn concentrisch ten opzichte van elkaar opgesteld en kunnen onafhankelijk van elkaar in beide richtingen draaien. Door de concentrische opstelling wordt de ruimte die de raden 3, 4 innemen optimaal benut. Het onafhankelijk van elkaar kunnen draaien 10 draagt ertoe bij dat de fietsen 50 die in de raden 3,4 zijn gestald snel toegankelijk zijn.
Ieder rad 3, 4 is rondom de omtrek voorzien van meerdere fietsstallingselementen 6, 7, die elk zijn ingericht voor het opnemen van een enkele fiets 50. De stallingselementen 15 6,7 hebben een in hoofdzaak langwerpige vorm, overeenkomstig de vorm van een fiets, en zijn zodanig aangebracht dat de langsas van een fietsstallingelement 6,7 in hoofdzaak evenwijdig aan de draaiingsas 51 is gericht. Hierdoor kunnen in een rad 3,4 een groot aantal fietsen 50 dicht naast worden 20 elkaar geplaatst met een minimale tussenruimte tussen de fietsen.
De inrichting 1 heeft aan de bovenzijde van de raden 3, 4 telkens een toerit 60, 61 om bij de fietsstallingselementen 6,7 te komen.
25 Elk fietsstallingselement 6, 7 vormt een langwerpige ruimte voor het opnemen van een enkele fiets en is ten minste begrensd door een bodemvlak 10 en zijwanden 11.
Verder heeft elk fietsstallingselement in dit voorbeeld een open voorzijde en daar tegenover een achterwand, alsmede een 30 plafond tegen over de bodem. In de getoonde uitvoering is het bodemvlak 10 naar de draaiingsas 51 gericht en zijn de zijwanden 11 vanaf de bodem 10 naar buiten gericht. De zijwanden 11 van naast elkaar gelegen fietsstallingselementen 6, 7 kunnen ook uit één gezamenlijke 35 wand bestaan en dienen in hoofdzaak ter voorkoming van het ongeoorloofd toegang verschaffen tot een naast gelegen fietsstallingselement 6,7.
1011380 - 4 -
De fietsstallingselementen 6,7 zijn star verbonden met het betreffende rad 3,4, waardoor de fietsstallingselementen 6,7 onafhankelijk van de stand van de raden 3,4 dezelfde oriëntatie ten opzichte van de raden 3,4 houden. Dit leidt 5 ertoe dat bij het ronddraaien van een rad 3,4 de darin gestalde fietsen aan de onderzijde van het rad 3,4 op de kop staan. De star opgestelde fietsstallingselementen 6,7 maken een eenvoudige en stabiele constructie van de raden 3,4 mogelijk, die weinig onderhoud behoeft.
10 De raden 3,4 zijn hier samengesteld uit bijvoorbeeld drie of vier koppelbare boogsegmenten. Dit maakt het aanvoeren van de boogsegmenten naar de bouwplaats mogelijk. Tevens is het dan mogelijk dat de zijwanden van de behuizing 2 in het centrum van de behuizing met elkaar verbonden zijn, 15 bijvoorbeeld door middel van een in hoofdzaak cilindrische wand 130, die een centrale ruimte 12 omsluit.
In figuren 1 en 3 is te herkennen dat de fietsstal-lingselementen 6,7 van een rad 3,4, gezien in omtreksrich-ting, afwisselend op grotere en kleinere afstand ten opzich-20 te van de draaiingsas 51 zijn geplaatst om, rekening houdend met de grootste breedte van een fiets 50 - bij het stuur van de fiets - de beschikbare omtrek van het rad 3,4 optimaal te benutten.
In een andere uitvoeringsvorm kunnen naast elkaar gele-25 gen fietsstallingselementen 6,7 in langsrichting ten opzichte van elkaar zijn versprongen. Ook deze uitvoeringsvorm heeft ten doel een dichtere plaatsing van de fietsen te bewerkstelligen.
Het bodemvlak 10 en de zijwanden 11 van elk fietsstal-30 lingselement 6,7 zijn zodanig gevormd dat het buiten het inwendige van het fietsstallingselement 6,7 geraken van een fiets 50 wordt verhinderd.
In fig. 2 zijn toegangen 13, 14 te herkennen, die elk bij een van de raden 3,4 behoren en van een deur 23, 24 of 35 anderssoortige afsluiting zijn voorzien. Deze toegangen 13, 14 zijn vast opgesteld ten opzichte van of in de, hier in beton of betonelementen uitgevoerde, behuizing 2. Via elk 101 1380 - 5 - van de toegangen 13, 14 kan toegang worden verkregen tot het op die plaats aanwezige fietsstallingselement 6,7 van het rad 3,4, die hier zijn uitgevoerd met een open voorzijde.
In een niet getoonde variant kan elk fietsstallingsele-5 ment 6,7 afzonderlijk zijn voorzien van een eigen afsluitbare toegangsdeur, in welk geval de deuren 23, 24 zouden kunnen vervallen.
De deuren 23, 24 zijn vergrendelbaar, bijvoorbeeld met een elektrisch bedienbaar slot, waardoor alle in de fiets-10 stallingselementen 6,7 geplaatste fietsen 50 veilig zijn.
Bij voorkeur is elk fietsstallingselement 6,7 slechts aan één zijde toegankelijk, maar het is ook denkbaar dat het plaatsen en uitnemen van de fiets aan tegenover elkaar gelegen zijden van elk rad plaatsvindt.
15 De toegangen 13, 14 zijn in hoofdzaak vertikaal boven de draaiingsas 51 geplaatst, zodat de fietsen 50 in vertika-le stand in een fietsstallingselement 6,7 kunnen worden geplaatst .
Bij voorkeur hebben de toegangen 13, 14 in hoofdzaak 20 dezelfde afmetingen als het oppervlak van de voorzijde van de met de toegangen 13, 14 samenwerkende fietsstallings-elementen 6,7. Hierdoor is het niet mogelijk ongeoorloofd toegang te verkrijgen tot een naburig fietsstallingselement 6,7.
25 De stallingsinrichting 1 omvat verder een in figuur 5 schematisch aangeduide stuureenheid 140, die een aandrijfinrichting 5 aanstuurt voor het aandrijven van de raden 3,4, bijvoorbeeld via aandrijfriemen 8, 9 die zijn verbonden met aandrijfrollen 15, 16. Andere vormen van aandrijving zijn 30 eveneens mogelijk. De overbrenging van de aandrijfinrichting 5 kan zelfremmend zijn uitgevoerd zodat een rad 3,4, bij het plaatsen van een fiets 50 in het fietsstallingselement 6,7, niet rond gaat draaien tengevolge van het gewicht van de gebruiker en/of de fiets 50.
35 De aandrijfinrichting 5 kan in de door het binnenste rad 3 omringde centrale ruimte 12 zijn opgenomen, zodat het volume van de inrichting optimaal wordt benut.
101 1330 - 6 -
De stuureenheid 140 dient voor het sturen van de aandrijving 5, die op basis van een geschikt commando een rad 3,4 draait teneinde het gewenste fietsstallingselement 6,7 voor de bijbehorende toegang 13, 14 te plaatsen. Bij voor-5 keur streeft de stuureenheid 140 naar een minimale balansverstoring door de fietsen bij het plaatsen van de fietsen in de stallingsinrichting 1 gelijkmatig over de omtrek van de raden 3,4 te verdelen. Dit resulteert in een kleinere en daardoor goedkopere aandrijving.
10 De stuureenheid 140 bedient verder de vergrendeling en ontgrendeling van de deuren 23, 24 van de toegangen 13, 14. Ook bedient de stuureenheid 140 een vergrendeling van de raden 3, 4 wanneer de bijbehorende toegang 13, 14 is geopend, waardoor een ongeoorloofde toegang tot de fietsen 15 wordt verhinderd en tevens wordt voorkomen dat het rad 3,4 draait op het moment dat de deur geopend is. Bovendien kan de stuureenheid 140 een alarm bedienen dat in werking wordt gesteld bij het ongeoorloofd openen van de toegang 13, 14. Tenslotte bevat de stuureenheid 140 detectiemiddelen 40, die 20 de aanwezigheid van een persoon in een fietsenstallingsele-ment 6, 7 detecteren, bijvoorbeeld met infrarooddetectie. Hierdoor kan worden bereikt dat de toegangsdeuren 23, 24 pas worden vergrendeld als er met zekerheid geen persoon in het fietsstallingselement 6,7 aanwezig is.
25 De behuizing 2 is gedeeltelijk onder het maaiveld ge plaatst en is in dat gedeelte zonder openingen uitgevoerd, waardoor de behuizing 2 in het onder het maaiveld geplaatste gedeelte vloeistofdicht is. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk om de stallingsinrichting 1 te laten afzinken in 30 water, bij voorbeeld in een gracht, kanaal of rivier. Dit heeft als voordeel dat tot nog toe ongebruikt oppervlak of loze ruimte, bijvoorbeeld in stadscentra, effectief kan worden benut zonder de infrastructuur te benadelen.
De behuizing 2 kan volgens de uitvinding zo ver onder 35 het maaiveld worden geplaatst dat de draaiingsas 51 zich onder het maaiveld bevindt. De toegangen 13,14 aan de bovenzijde bevinden zich ongeveer op het niveau van het maaiveld, 10 1 13 8 0 - 7 - zodat de toegangspaden 60, 61 geen steile hellingen of trappen hoeven te hebben.
De fietsstallingsinrichting 1 volgens de uitvinding is ook esthetisch aantrekkelijk. Met name hoeft de stallingsin-5 richting 1 niet ver boven het maaiveld uit te steken, zodat deze bijna geheel aan het oog kan worden onttrokken.
Om de opwaartse druk bij plaatsing van de behuizing 2 in water of in het grondwater tegen te gaan zijn ballastele-menten 17 in de behuizing 2 opgenomen. In voorkomende geval-10 len kan de behuizing 2 ook zijn geplaatst op heipalen. Bovendien is het mogelijk om de stallingsinrichting l te voorzien van drijfelementen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een ponton waarop de fietsstallingsinrichting 1 is geplaatst en die bijvoorbeeld in de gracht drijft. 15 Elk rad 3,4 hangt aan twee bijbehorende draagrollen 45, 46, die aan de behuizing 2 zijn bevestigd. Deze draagrollen 45, 46 bevinden zich boven de draaiingsas 51, nabij de bovenzijde van de binnenomtrek van elk rad 3,4, zodat in de constructie van het rad 3,4 belastingen op druk zoveel 20 mogelijk worden vermeden. De draagrollen 45, 46 kunnen tevens deel uitmaken van de aandrijving van de raden 3,4.
In een andere niet weergegeven uitvoeringsvorm kan een draagframe aanwezig zijn dat de raden 3,4 in de behuizing 2 ondersteunt. In weer een andere uitvoering kan er in zijn 25 voorzien dat dat draagframe, met de daarin geplaatste raden 3,4, in zijn geheel uit de behuizing 2 kan worden genomen, bijvoorbeeld met een hijskraan.
In een verdere niet weergegeven uitvoeringsvorm maakt de draaiingsas 51 van de raden 3,4 een geringe hoek 30 met het horizontale vlak, waardoor de fietsen als gevolg van de zwaartekracht gemakkelijk in de fietsstallingselementen 6,7 kunnen worden geplaatst. Dit effect is hier verkregen door het bodemvlak 10 van een stallingselement 6,7 onder een geringe hoek te laten aflopen.
35 In de hier weergegeven situatie is de stallingsinrich ting 1 in hoofdzaak onder het maaiveld geplaatst. Een dergelijke inrichting 1 kan bijvoorbeeld ook in een flatgebouw 10 1 138 0 - 8 - worden toegepast, waarbij de inrichting 1 volledig boven het maaiveld staat. Dientengevolge zullen de toegangen 13, 14 aan de onderzijde worden geplaatst. Hieruit volgt dat fietsen radiaal om de draaiingsas 51 worden opgesteld maar 5 met de wielen naar buiten gericht.
In fig. 2 is de stallingsinrichting 1 in een vertikale dwarsdoorsnede weergegeven, waarbij een aantal fietsen 50 in de fietsstallingselementen 6, 7 zijn geplaatst. Fietsstal-lingselement 6, behorende bij het binnenrad 3, is het fiets-10 stallingselement dat met het bodemvlak 10 het dichtst bij de as 51 is geplaatst (zie tevens fig. 1). Naast dit fietsstal-lingselement 6 bevinden zich fietsstallingselementen 7, die een bodemvlak 10 hebben dat verder van de as 51 ligt.
In fig. 2 is het bodemvlak 10 evenwijdig ten opzichte 15 van de as 51 opgesteld. In een andere uitvoeringsvorm kan dit vlak eveneens vanaf de toegang 13, 14 aflopend zijn opgesteld. Bij plaatsing van een fiets in het fietsstal-lingselement 6 zal de fiets dan als gevolg van de zwaartekracht zo ver mogelijk naar de achterwand van het fiets-20 stallingselement 6 rollen.
In de praktijk zal een gebruiker die zijn fiets wil stallen bijvoorbeeld via toegangspad 60 naar de toegangsdeur 23 van de stallingsinrichting 1 gaan, waarna de stuureenheid 140 de aandrijfinrichting 5 zodanig bedient dat het rad 3 om 25 de draaiingsas 51 draait en een vrij fietsstallingselement 6, 7 voor de toegang 13 wordt geplaatst, waarna de gebruiker de toegangsdeur 23 kan openen en zijn fiets kan stallen. Zolang de toegangsdeur 23 geopend is, zal een borgmiddel (niet getoond) worden bediend, dat het rad 3 vergrendelt.
30 Dit borgmiddel kan bijvoorbeeld de vorm van een pen hebben, die in een uitsparing in het rad steekt (niet getoond). De gebruiker stalt zijn fiets in het fietsstallingselement 6 waarna de toegangsdeur 23 wordt gesloten. Na het sluiten van de toegangsdeur 23 worden nog nader te beschrijven automati-35 sche fietsvastzetmiddelen werkzaam, die automatisch de fiets op zijn plaats vastzetten. Bovendien wordt een vergrendel-mechanisme bediend dat de toegangsdeur 23 vergrendelt.
1 o 1 13 S 0 - 9 -
Voor het uitnemen van een fiets 50 uit het fietsstal-lingselement 6, 7 dient de gebruiker zich te identificeren aan de hand van bijvoorbeeld een pincode, abonnementskaart, chipperkaart of parkeerkaart. De stuureenheid 140 bedient na 5 identificatie van de gebruiker de aandrijfinrichting 5 zodanig dat het desbetreffende fietsstallingselement 6, 7 waarin zich de fiets 50 van de desbetreffende gebruiker bevindt voor de toegang 13, 14 wordt gepositioneerd. De fietsvastzetmiddelen geven dan automatisch de fiets vrij en 10 daarna kan de gebruiker de toegangsdeur 23,24 openen en zijn fiets uit de stalling 1 nemen.
In figuur 2 is te herkennen dat het fietsstallingselement 7 op grotere afstand ten opzichte van de as 51 is gepositioneerd dan het naburige fietsstallingselement 6. Het 15 bodemvlak 10 heeft hierbij aan de voorzijde een oplopend gedeelte 80 nabij de toegang 14, zodat de fiets 50 tijdens inbrengen automatisch in de verhoogde positie terechtkomt. Eveneens is het mogelijk het bodemvlak 10 na het oplopend gedeelte 80 te laten aflopen overeenkomstig hetgeen hiervoor 20 is beschreven. Natuurlijk is het mogelijk in plaats van het oplopende gedeelte 80 bij de toegang 24 een oplopend vlak aan te brengen.
In fig. 3 is schematisch weergegeven hoe de fietsen 50 in hoogte versprongen ten opzichte van elkaar zijn gepositi-25 oneerd in de fietsstallingselementen 6, 7. Overeenkomstig de verschillende vormen van de openingen van het fietsstallingselement 6, 7 kunnen de toegangen 13, 14 eveneens overeenkomstige verschillende vormen bezitten. Zoals ook in fig. 2 is getoond zullen daardoor de toegangsdeuren 23, 24 moge-30 lijkerwijs eveneens een verschillende vorm overeenkomstig de toegangen 13, 14 bezitten.
Fig. 4 toont een fietsstallingselement 6 met een bodemvlak 10 dat enigszins hellend vanaf de toegang 13 afloopt. Het bodemvlak 10 kan eventueel zijn voorzien van een U-35 vormig gootprofiel, waarin de wielen 101, 102 van de fiets 50 kunnen worden geleid. De fiets 50 komt met zijn voorwiel vrijwel tegen de achterwand 40 in het fietsstallingselement 101 138 0 - 10 - 6. Aan de achterwand 40 van het fietsstallingselement 6 is een voorwielklem 41 aangebracht, die het voorwiel 101 kan vastklemmen zodra het voorwiel in die klem 41 komt. Op deze wijze is de fiets 50 tijdelijk rechtop in het fietsstal-5 lingselement 6 vastgeklemd. De gebruiker kan nu de toegangsdeur 23, 24 van het fietsstallingselement 6 sluiten, waarna automatische fietsvastzetmiddelen 110, 120 werkzaam worden, die de fiets dan zo stevig vastzetten dat deze bij het rondgaan van het rad op zijn plaats blijft.
10 In een andere uitvoeringsvorm is het eveneens mogelijk dat de klem 41 niet aanwezig is. De gebruiker zal dan een eerste fietsvastzetmiddel 110 handmatig bedienen teneinde het omvallen van de fiets te verhinderen, zodat de fiets in een gedefinieerde stand staat. Na het sluiten van de toe-15 gangsdeur door de gebruiker worden daarna automatisch werkende fietsvastzetmiddelen 120 werkzaam.
In een andere uitvoeringsvorm is het eveneens mogelijk dat de gebruiker de fiets 50 volledig handmatig met de fietsvastzetmiddelen 110, 120 vastzet, waarna de gebruiker 20 de toegangsdeur sluit. De fietsvastzetmiddelen 110, 120 kunnen in plaats van tweeledig eveneens enkelvoudig zijn uitgevoerd waarbij het de voorkeur heeft de fiets door middel van fietsvastzetmiddelen 120 aan het zadel 103 te laten aangrijpen.
25 In fig. 4 is schematisch een stuureenheid 140 weergege ven die via stuursignaal 141 de aandrijfinrichting 5 (schematisch weergegeven met Rl) kan aansturen. Voorts regelt stuureenheid 140 de vergrendeling en ontgrendeling van het rad door middel van stuursignaal 142 en schematisch 30 weergegeven met R2. Teneinde een juiste fiets 50 voor een toegang 13 te plaatsen dient de gebruiker door middel van intoetseenheid 145 een code in te geven zodat de stuureenheid 140 de juiste gebruiker bij de juiste fiets 50 kan bepalen, en daarna het juiste fietsstallingselement 6, 7 35 voor de toegang 13, 14 draaien. Stuureenheid 140 controleert tevens door middel van detectiemiddel 40 en afstandschake-laar 146 die respectievelijk via de signalen 143, 144 een 101 1380 - 11 - vrijgave naar de stuureenheid 140 afgeven. Met andere woorden indien afstandsschakelaar 146 detecteert dat de deur 23 niet gesloten is, zal het rad 3, 4 niet kunnen bewegen, en indien detectiemiddel 40 een gebruiker in het fietsstal-5 lingselement 6 detecteert zal deze via stuureenheid 140 een draaiing van het rad 3, 4 alsmede een vergrendeling van toegang 13 voorkomen.
In fig. 5 zijn de fietsvastzetmiddelen 110, 120 getoond, die in werking zijn getreden nadat de toegangsdeur 23 10 is gesloten. De fietsvastzetmiddelen 110, 120 drukken de fiets in de richting van het bodemvlak 10, zodat de fiets in iedere willekeurige stand van het rad 3,4 niet met de wielen 101, 102 van het bodemvlak 10 kan losraken.
De fietsvastzetmiddelen 110, 120 kunnen op velerlei 15 wijzen worden uitgevoerd en zijn in de uitvoering volgende figuren 4 en 5 zodanig uitgevoerd dat ze van boven op de fiets aangrijpen en deze in de richting van de bodem drukken. Hierbij is een fietsaangrijpmiddel 111, 121 op en neer beweegbaar, in dit voorbeeld via een stangenstelsel 112, 20 122, met scharnieren 113, 114 en 123, 124. De beweging van de fietsaangrijpmiddelen 111, 121 wordt door een aandrijfinrichting 115, 125 bewerkstelligd. Bijvoorbeeld omvat een dergelijke aandrijfinrichting een kruk-drijfstangmechanisme, maar uiteraard zijn andere mechanische oplossingen of bij-25 voorbeeld hydraulische en pneumatische aandrijvingen ook mogelijk.
In fig. 6 is een schematische weergave van alternatieve fietsopstellingen voor een stallingsinrichting volgens de uitvinding. Hierbij is eenvoudigheidshalve slechts één rad 4 30 weergegeven waarop schematisch fietsstallingselementen met fietsen zijn getoond.
In fig. 6a zijn de fietsen 100 naast elkaar radiaal opgesteld waarbij relatief veel tussenruimte overblijft. Het invoeren en uitnemen van de fietsen geschiedt aan de boven-35 zijde van het rad.
Fig. 6b toont overeenkomstig fig. 6a de fietsen 50 radiaal om het rad 4, echter hierbij is de toegang 105 tot 10 1 13 0 0 - 12 - het fietsstallingselement 6, 7 aan de onderzijde van het rad geplaatst.
Fig. 6c tooont de versprongen situatie waarbij de fietsen 100 afwisselend op kleinere en grotere afstand ten 5 opzichte van de draaiingsas 99 zijn opgesteld. Deze situatie kan analoog aan fig. 6b ondersteboven worden uitgevoerd (niet getoond). De toegangen 105, 106 bevinden zich aan de bovenzijde.
Fig. 6d toont een radiaal opsteld bodemvlak 200 waarop 10 de fietsen kunnen worden gepositioneerd.
Fig. 6e toont een alternatieve opstelling van de fietsen 100 waarbij de fietsen die "rechtop" om het buitenrad 4 zijn opgesteld, aan de bovenzijde van het rad kunnen worden geplaatst en uitgenomen, en de fietsen die "ondersteboven" 15 om het buitenrad 4 zijn gepositioneerd, aan de onderzijde van het rad 4 via toegang 106 kunnen worden geplaatst en uitgenomen.
Fig. 6f toont een opstelling waarbij de fietsen 100 een niet rechte hoek maken met de raaklijn van het rad. Plaat-20 sing van de toegangen 105, 106 dient hierbij overeenkomstig op geschikte wijze te worden gekozen.
In fig. 6a-6f zijn een aantal uitvoeringsvormen van de uitvinding weergegeven, die echter niet beperkend zijn voor de onderhavige uitvinding. De toegang in al deze uitvoe-25 ringsvormen is zodanig gekozen dat het bodemvlak van het fietsstallingselement in hoofdzaak horizontaal ten opzichte van het maaiveld staat wanneer deze voor de toegang is gedraaid en is in de figuren met een rechthoek 105, 106 schematisch aangeduid.
1011330

Claims (48)

1. Stallingsinrichting (1) voor fietsen, welke stallings-inrichting een of meer raden (3,4) omvat, die draaibaar zijn om een gemeenschappelijke en in hoofdzaak horizontale draai-ingsas (51), waarbij elk rad (3,4) meerdere fietsstallings- 5 elementen (6,7) omvat, met het kenmerk, dat de fietsstal-lingselementen (6,7) met de langsas daarvan in hoofdzaak evenwijdig aan de draaiingsas (51) zijn gericht.
2. Stallingsinrichting volgens conclusie 1, met het ken-10 merk, dat de fietsstallingselementen (6,7) star met de raden (3,4) zijn verbonden waardoor onafhankelijk van de stand van de raden de fietsstallingselementen dezelfde oriëntatie ten opzichte van de raden houden.
3. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de fietsstallingselementen zodanig zijn uitgevoerd dat de fietsframes in hoofdzaak radiaal gericht zijn ten opzichte van de draaiingsas . 20
4. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk fietsstallings-element een bodemvlak en tenminste twee zijwanden omvat.
5. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat het bodemvlak in langsrichting daarvan aflopend is.
6. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-30 gaande conclusies, met het kenmerk, dat het bodemvlak van een fietsstallingselement naar de draaiingsas is gericht.
7. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bodemvlak en de 35 zijwanden van het fietsstallingselement scheidingswanden met betrekking tot de naastgelegen fietsstallingselementen 101 138 0 - 14 - vormen zodat het buiten het inwendige van het fietsstal-lingselement geraken van een in het fietsstallingselement geplaatste fiets wordt verhinderd.
8. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de fietsstallings-elementen in een rad afwisselend op grotere en kleinere afstand ten opzichte van de draaiingsas zijn geplaatst.
9. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat naast elkaar gelegen fietsstallingselementen ten opzichte van elkaar in langs-richting versprongen zijn.
10. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat elk fietsstallingselement een open voorzijde heeft.
11. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-20 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de open voorzijde van een fietsstallingselement afsluitbaar en vergrendelbaar is.
12. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-25 gaande conclusies, met het kenmerk, dat er detectiemiddelen aanwezig zijn die kunnen vaststellen of een persoon in een fietsstallingselement aanwezig is.
13. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-30 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de raden onafhankelijk van elkaar kunnen draaien.
14. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk rad in beide 35 richtingen kan draaien. 10 1 13 20 - 15 -
15. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat er meerdere raden zijn die concentrisch ten opzichte van elkaar zijn opgesteld. 5
16. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat er een draagframe aanwezig is dat de raden ondersteund.
17. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat er rollen zijn, die langs de omtrek van de raden zijn geplaatst en de raden dragen.
18. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een rol aan de binnenzijde van het rad en boven het aan het maaiveld evenwijdige vlak door de draaiingsas aan het rad is aangebracht . 20
19. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stallingsinrichting een behuizing omvat waarin de een of meer raden zijn geplaatst. 25
20. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de raden zijn geplaatst in een behuizing die in het onder het maaiveld geplaatste gedeelte zonder openingen is uitgevoerd waardoor 30 de behuizing in het onder het maaiveld geplaatste gedeelte vloeistofdicht is.
21. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de raden uitneembaar 35 zijn uit de behuizing. 10 1 13 o 0 - 16 -
22. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de behuizing ballastelementen zijn opgenomen.
23. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting funda-tiepalen omvat die de behuizing ondersteunen.
24. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-10 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de stallingsinrichting drijfelementen omvat.
25. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de behuizing bij elk 15 rad is voorzien van tenminste een toegang, teneinde toegang tot de fietsstallingselementen van dat rad te verschaffen.
26. Stallingsinrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat bij elke toegang een afsluitmiddel is voorzien, 20 bij voorkeur met bijbehorende grendelmiddelen voor het vergrendelen van de toegang.
27. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een toegang in 25 hoofdzaak dezelfde afmetingen heeft als de open voorzijde van een fietsstallingselement.
28. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke toegang in 30 hoofdzaak vertikaal boven de draaiingsas is geplaatst.
29. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toegangen tot de fietsstallingselementen van verschillende raden boven elkaar 35 zijn geplaatst. 10 1 138 0 - 17 -
30. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meerdere toegangen die samenwerken met fietsstallingselementen van een2elfde rad naast elkaar zijn geplaatst. 5
31. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draaiingsas in hoofdzaak onder het maaiveld is geplaatst.
32. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de draaiingsas onder een geringe hoek ten opzichte van het horizontale vlak is uitgevoerd.
33. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat grendelmiddelen zijn voorzien die in geopende toestand van een toegang het bijbehorende rad vergrendelen.
34. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat een aandrijfinrichting aanwezig is die de raden kan aandrijven.
35. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-25 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfinrichting zelfremmend is.
36. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een stuureenheid is 30 voorzien voor het sturen van de aandrijfinrichting van elk rad.
37. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stuureenheid is 35 ingericht teneinde elk rad te balanceren. 10 1 13 3 0 - 18 -
38. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stuureenheid is gekoppeld met de bij elke toegang behorende grendelmiddelen.
39. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat de stuureenheid een elektronisch systeem omvat voor de identificatie van de gebruiker.
40. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat een alarm is voorzien, dat in werking treedt bij ongeoorloofd openen van een toegang.
41. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor gaande conclusies, met het kenmerk, dat elk rad uit een of meer koppelbare delen is opgebouwd.
42. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-20 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfinrichting is opgenomen in de door het binnenste rad gevormde centrale ruimte.
43. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-25 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de centrale ruimte van het binnenste rad geschikt is voor het opnemen van een buis.
44. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voor-30 gaande conclusies, met het kenmerk, dat elk fietsstallings- element fietsvastzetmiddelen omvat.
45. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fietsvastzetmid- 35 delen een voorwielklem omvatten. 1011330 - 19 -
46. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fietsvastzetmid-delen tweede door een bijbehorende aandrijving bedienbare fietsvastzetmiddelen omvatten die bij een geopende toegang 5 een eerste onbediende toestand innemen, en bij een gesloten toegang een bediende toestand innemen waarin de fiets is vastgezet, waarbij de aandrijving die de tweede fietsvastzetmiddelen bedient werkzaam wordt na of door het sluiten van de toegang. 10
47. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fietsvastzetmiddelen zijn uitgevoerd met fietsaangrijpmiddelen die op het zadel van een in het fietsstallingselement geplaatste fiets 15 aangrijpen.
48. Stallingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fietsvastzetmiddelen zijn uitgevoerd met fietsaangrijpmiddelen die op het 20 stuur van een in het fietsstallingselement geplaatste fiets aangrijpen. 10 1 13 0 0
NL1011380A 1999-02-24 1999-02-24 Stallingsinrichting voor fietsen. NL1011380C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011380A NL1011380C2 (nl) 1999-02-24 1999-02-24 Stallingsinrichting voor fietsen.
DE60024903T DE60024903T2 (de) 1999-02-24 2000-02-23 Parkvorrichtung für Fahrräder
EP00200634A EP1031679B1 (en) 1999-02-24 2000-02-23 Device for parking bicycles
AT00200634T ATE313676T1 (de) 1999-02-24 2000-02-23 Parkvorrichtung für fahrräder

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011380 1999-02-24
NL1011380A NL1011380C2 (nl) 1999-02-24 1999-02-24 Stallingsinrichting voor fietsen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1011380C2 true NL1011380C2 (nl) 2000-08-25

Family

ID=19768714

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1011380A NL1011380C2 (nl) 1999-02-24 1999-02-24 Stallingsinrichting voor fietsen.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP1031679B1 (nl)
AT (1) ATE313676T1 (nl)
DE (1) DE60024903T2 (nl)
NL (1) NL1011380C2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2010091275A2 (en) * 2009-02-08 2010-08-12 Perry North Automated bike parking system
NL2009242C2 (nl) * 2012-07-27 2014-01-28 W A Benecke Beheer B V Opslag voor het ondergronds opslaan van fietsen.
DE102013001240A1 (de) * 2013-01-25 2014-07-31 Sew-Eurodrive Gmbh & Co Kg Lageranordnung für Elektrofahrzeuge, insbesondere Elektrozweiräder, und System zur berührungslosen Energieübertragung
EP2924191B1 (en) * 2014-03-28 2018-05-16 Alluser Industrie S.R.L. Anti-theft booth particularly for parking spaces for two-wheeled vehicles such as bicycles and the like
EP3085856B1 (de) 2015-04-21 2018-10-03 Kairos Industrial AG Aufbewahrungssystem für fahrzeuge
NL1041595B1 (nl) * 2015-11-24 2017-06-30 Hendrikus Johannes Van De Vecht Cornelis Inrichting voor het parkeren van rijwielen.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1984002895A1 (en) * 1983-01-17 1984-08-02 Michael Manning Lowing Storage structures
DE4237042C1 (de) 1992-11-03 1994-05-11 Ulrich Kaczmarek Vorrichtung zur Aufnahme und zeitlich begrenzten Speicherung einer Vielzahl von Fahrrädern
DE9410464U1 (de) * 1994-07-01 1994-09-08 Ebf Ingenieurgesellschaft Fuer Flexibles Aufbewahrungssystem
DE19545816A1 (de) 1995-12-08 1997-06-12 Rainer Korek Fahrrad-Tresor in Trommelform

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1984002895A1 (en) * 1983-01-17 1984-08-02 Michael Manning Lowing Storage structures
DE4237042C1 (de) 1992-11-03 1994-05-11 Ulrich Kaczmarek Vorrichtung zur Aufnahme und zeitlich begrenzten Speicherung einer Vielzahl von Fahrrädern
DE9410464U1 (de) * 1994-07-01 1994-09-08 Ebf Ingenieurgesellschaft Fuer Flexibles Aufbewahrungssystem
DE19545816A1 (de) 1995-12-08 1997-06-12 Rainer Korek Fahrrad-Tresor in Trommelform

Also Published As

Publication number Publication date
EP1031679A1 (en) 2000-08-30
EP1031679B1 (en) 2005-12-21
DE60024903D1 (de) 2006-01-26
DE60024903T2 (de) 2006-07-27
ATE313676T1 (de) 2006-01-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1011380C2 (nl) Stallingsinrichting voor fietsen.
CA2511429A1 (en) A car park
US5979120A (en) Parking house for bicycles
US6003761A (en) Drive-up mail distribution, storage and pick-up assembly
KR20110030246A (ko) 자전거용 주차타워
KR20130035303A (ko) 자전거 주차방법 및 그 장치
KR101131018B1 (ko) 자전거용 주차타워
CN1563646A (zh) 智能型星形分布式地下立体车库
BE1011462A6 (nl) Rijwielstalling.
KR101131017B1 (ko) 자전거용 주차타워
CN213625712U (zh) 一种市政安全型窨井
RU2637229C1 (ru) Велопарковка
JP3172535B2 (ja) 格納装置
GB2405634A (en) Storage apparatus for vehicles
FR2715183A1 (fr) Serrure électromécanique autonome de haute sécurité à lecteur de clé à puce pour système de contrôle et de gestion d'accès.
BE1016933A6 (fr) Dispositifs d'emplacements et de gestion en reseau d'hebergements securises de bicyclettes pliables.
FR2646869A1 (fr) Unite fermee mobile verticalement, escamotable par affaissement dans le sol
JP2001122171A (ja) 二輪車載置台の車輪ストッパー方法
BE1016115A6 (nl) Inrichting voor het stallen van rijwielen en beheersysteem hiervoor.
RU80489U1 (ru) Многоместный автомобильный паркинг
FR2742465A1 (fr) Consignes pour le rangement et la garde automatique pour cycles et dispositif d'installation de telles consignes
NL2005451C2 (nl) Inrichting voor het stallen van tweewielers en een werkwijze voor het bedrijven van een stalling.
AU2001100157B4 (en) A bicycle security system.
JPS62194367A (ja) 入出庫口用昇降式複数階自転車載置台を有する自転車立体駐車装置
WO1990005820A2 (fr) Dispositif de stockage automatique avec dispositifs anti-feu et anti-intrusion et controle de gabarit

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060901