NL1010129C2 - Afsluitinrichting voor een dakdoorvoer door een plat dak. - Google Patents

Description

Afsluitinrichting voor een dakdoorvoer door een plat dak.

De uitvinding heeft betrekking op een afvoercon-structie voor een dakdoorvoer, zoals een rookgasafvoerpijp of een ventilatiepijp, door een plat dak. De uitvinding 5 heeft voorts betrekking op een dergelijke afvoerconstruc-tie opgenomen in een plat dak.

Waar een dakdoorvoer door een plat dak geleid wordt zal warme lucht uit de benedendakse ruimte langs de pijp, door de (omtreks-)kieren of spleten die gevormd zijn 10 tussen de pijp en de doorvoeropening in het dak, kunnen ontwijken. Deze warme lucht kan dan terecht komen in gebieden naast of boven de op het dak aangebrachte warmte-isolatielaag, die naar boven afgesloten zijn door een op de isolatielaag geplaatste, om de dakdoorvoer reikende 15 plakplaat voor de dakbekledingslaag, zoals een bitumen-laag. In die gebieden kan de temperatuur aanzienlijk lager zijn, zodat condensatie plaatsvindt, tegen de bitumenlaag, en/of tegen de onderzijde van de plakplaat, waarna condens terug kan vallen en terecht komt op het oppervlak van de 20 isolatielaag in de dagopening- en aldaar voor schimmelvorming zorgt - en/of op (houten) delen van de dakconstructie die vatbaar zijn voor de inwerking van vocht.

De uitvinding heeft nu tot doel hierin verbetering te brengen en verschaft hiertoe -vanuit één aspect-25 een afsluitinrichting voor een dakdoorvoer, zoals een rookgasafvoerpijp of een ventilatiepijp, omvattend een 2 schijfvormig plaatsingsdeel, dat voorzien is van een doorvoeropening voor de dakdoorvoer, en een ter plaatse van de doorvoeropening aan het plaatsingsdeel bevestigde, in de doorvoeropening reikende afsluitmanchet of -ring van 5 flexibel materiaal voor afdichtend aanliggen tegen de dakdoorvoer.

Door een dergelijke afsluitinrichting op te nemen in een dak ter plaatse van een dakdoorvoer wordt op eenvoudige wijze en met beperkt materiaalgebruik, ener-10 zijds een schoorsteeneffect verhinderd en het transport van warme lucht naar koude gebieden vergaand tegengegaan en anderzijds neerwaarts vallend condensaat verhinderd in aanraking te komen met voor vocht vatbare delen van de dakconstructie en van de benedendakse ruimte. De afsluit-15 inrichting kan eventueel voorts een voortzetting vormen van een dampdichte laag, zodat bij toepassing van een dampdichte laag in een dakconstructie deze laag ook ter plaatse van de dakdoorvoer aanwezig is door de afsluitinrichting volgens de uitvinding.

2 0 Bij voorkeur is de manchet of ring bevestigd in een begrenzingsrand van de doorvoeropening. De manchet ligt elastisch afsluitend aan tegen de dakdoorvoer.

Beperking van de tussen de constructielagen van het dak op te nemen constructiehoogte wordt verkregen 25 indien het plaatsingsdeel gevormd wordt door een platte ringschijf. Deze schijf kan ook worden benut als middel voor het vastleggen van de afsluitinrichting in het dak.

Bij voorkeur is op de schijf een van de schijf opstaande koker gevormd, die in het verlengde ligt van de 30 doorvoeropening. Deze koker bevordert de uitrichting van de afsluitinrichting en zorgt tevens voor een verstijving van de schijf, zodat deze -indien nodig- ook zonder extra bevestigingsmiddelen, zoals nagels, plat op het dak vast-gelegd kan worden, bij voorbeeld door een over de schijf 35 reikende laag warmte-isolatiemateriaal. De koker schermt bovendien de dag in het gat van de isolatielaag (extra) af tegen van binnenuit komende (warme) lucht. De koker kan 3 verder -bij voldoende lengte- benut worden als middel voor het vastmaken van een dakbekledingslaag.

Bij voorkeur is de manchet buigbaar naar althans de van de koker afgekeerde zijde van de afsluitinrichting, 5 zodat de koker de gewenste vervorming van de manchet niet in de weg zal kunnen zitten en de diameter van de koker beperkt kan blijven.

Bij voorkeur is de manchet op losneembare wijze verbonden met het plaatsingsdeel, zodat het plaatsingsdeel 10 eventueel op de gebruikelijke wijze als plakplaat gebruikt kan worden.

Vanuit een ander aspect verschaft de uitvinding een samenstel van dakdoorvoer, een van een opening voor een dakdoorvoer voorzien plat dak, welk dak een draag- en 15 afsluitlaag van bijvoorbeeld beton en een aan de buitenzijde daarvan geplaatste warmte-isolatielaag en een daarop geplaatste dakbekledingslaag - die bij de dakdoorvoer bevestigd is aan een plakplaat van gebruikelijke vorm -omvat, en een afsluitinrichting volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarbij de afsluitinrichting met het plaatsingsdeel gelegen is tussen de draag- en afsluitlaag en de isolatielaag. De spleet om de pijp wordt dan aan de warme zijde van de isolatielaag afgesloten, terwijl bovendien de isolatielaag benut kan worden voor het vasthouden van de 25 afsluitinrichting.

Bij voorkeur strekt de koker zich hierbij uit door de isolatielaag, bij voorkeur tot een eind boven het bovenoppervlak daarvan.

De uitvinding zal nu worden verduidelijkt aan de 30 hand van in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-beelduitvoeringsvormen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een zijaanzicht op een eerste uitvoering van de afsluitinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 een aanzicht schuin van onder af op de 35 afsluitinrichting van figuur 1; en

Figuur 3 de afsluitinrichting van de figuren 1 en 2 opgenomen in een plat dak.

4

De afsluitinrichting 1 weergegeven in figuren 1-3 heeft in hoofdzaak de vorm van een hoed, echter zonder bovenwand. De afsluitinrichting 1 - bij voorkeur van kunststof - omvat een platte ringvormige schijf 2 en een 5 opstaande koker 3, die als één geheel met elkaar gevormd zijn. De ringvormige schijf 2 en de koker 3 begrenzen een doorgang 14 voor een ventilatiepijp of rookgasafvoerpijp. In of aan de binnenrand van de ringvormige schijf 2 is een ring 4 bevestigd - bij voorkeur op losmaakbare wijze 10 (zoals door snappen) - die een flexibele omtrekslip vormt en daartoe vervaardigd kan zijn van TPE.

In de gebruikssituatie, weergegeven in figuur 3, ligt de afsluitinrichting 1 van de figuren 1 en 2 ter plaatse van een verticaal gat 13 door een plat dak 5. De 15 platte-dakconstructie is opgebouwd uit een betonnen plaat 6, die de benedendaksruimte B naar boven toe afschermt. Op de betonnen plaat 6 is een laag isolatiemateriaal 7 aangebracht, en daarop een laag bitumen 8. Het gaat hier om een zogenaamde warm-dak constructie.

2 0 De laag bitumen 8 is met de rand af dichtend bevestigd op het bovenoppervlak van de ring 12 van de gebruikelijke plakplaat 10, die verder voorzien is van een opstaande koker 11, die nauwsluitend om een pijp 9 grijpt, die door het gat 13 reikt en aan de bovenzijde afgedekt is 25 door een neerslagsafschermring 15.

Zoals te zien is, is de diameter van de dakdoor-voer 9 kleiner dan die van het gat 13. Hierdoor zal warme binnenlucht middels opstijgen in richting A binnen de dakconstructie kunnen geraken. Doordat de temperatuur van 30 de buitenlucht C lager is dan die van de binnenlucht zal condensatie op kunnen treden tegen het binnenoppervlak van het kokergedeelte 11 van de plakplaat 10 en tegen de laag isolatiemateriaal 7, althans indien de afsluitinrichting 1 niet geplaatst zou zijn.

35 Door de af sluitinrichting 1 met de flexibele ring 4 wordt een schoorsteeneffect verhinderd zodat een luchtstroom A niet meer zal optreden, althans niet meer 5 bij relatief koude constructiedelen kan komen. Er kan geen drukveref fening via het gat 13, buiten de pijp 9 om plaatsvinden. De flexibele omtrekslip 4 ligt afsluitend aan tegen het buitenoppervlak van de pijp 9. Bovendien 5 schermt de koker 3 van de afsluitinrichting 1 de dag af van het gat in de laag isolatiemateriaal 7. Het is hierbij voordelig indien de koker 3 tot bovenaan de laag isolatiemateriaal 7 reikt en nagenoeg aansluit op de plakplaat 10. Het is ook mogelijk dat de koker 3 zich verder naar boven 10 toe uitstrekt tot aan de ring 15, zodat eventueel de laag bitumen 8 daarop bevestigd kan worden en een aparte plakplaat achterwege kan blijven.

Alternatief kan de afsluitinrichting - na verwijdering van de ring 4 - gebruikt worden als plakplaat, 15 bijvoorbeeld als de plakplaat 10 in dit voorbeeld.

De afsluitinrichting 1 is zonder bevestigingsmiddelen zoals nagels koud geplaatst op het bovenoppervlak van de betonplaat 6. De dikte van de ringvormige schijf 2 is hierbij zo gering mogelijk gehouden, bijvoorbeeld 1 è 2 20 mm, opdat de laag isolatiemateriaal praktisch plat blijft liggen ter plaatse van de afsluitinrichting 1. De vlakheid van de ringvormige schijf 2 wordt hierbij gewaarborgd door de verstijvende invloed van de koker 3.

Claims (11)

1. Afsluitinrichting voor een dakdoorvoer, zoals een rookgasafvoerpijp of een ventilatiepijp, omvattend een schijfvormig plaatsingsdeel, dat voorzien is van een doorvoeropening voor de dakdoorvoer, en een ter plaatse 5 van de doorvoeropening aan het plaatsingsdeel bevestigde, in de doorvoeropening reikende afsluitmanchet of -ring van flexibel materiaal voor afdichtend aanliggen tegen de dakdoorvoer.

2. Afsluitinrichting volgens conclusie 1, waar-10 bij de manchet of ring bevestigd is in een begrenzingsrand van de doorvoeropening.

3. Afsluitinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het plaatsingsdeel gevormd wordt door een platte ringschij f.

4. Afsluitinrichting volgens conclusie 3, waar bij op de schijf een van de schijf opstaande koker gevormd is, die in het verlengde ligt van de doorvoeropening.

5. Afsluitinrichting volgens conclusie 4, waar- : bij de manchet buigbaar is naar althans de van de koker 20 afgekeerde zijde van de afsluitinrichting.

6. Afsluitinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de manchet op losneembare wijze verbonden is met het plaatsingsdeel.

7. Samenstel van dakdoorvoer, een van een ope-25 ning voor een dakdoorvoer voorzien plat dak, welk dak een draag- en afsluitlaag van bijvoorbeeld beton en een aan de buitenzijde daarvan geplaatste warmte-isolatielaag en een daarop geplaatste dakbekledingslaag die bij de dakdoorvoer bevestigd is aan een plakplaat van gebruikelijke vorm 30 omvat, en een afsluitinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afsluitinrichting met het plaat- singsdeel gelegen is tussen de draag- en afsluitlaag en de isolatielaag.

8. Samenstel volgens conclusie 7, met een af-sluitinrichting volgens een der conclusies 4-6, waarbij de 5 koker zich uitstrekt door de isolatielaag.

9. Samenstel volgens conclusie 8, waarbij de koker zich uitstrekt tot een eind boven de isolatielaag.

10. Samenstel volgens conclusie 7, 8 of 9, waarbij de manchet elastisch afsluitend aanligt tegen de 10 dakdoorvoer.

11. Samenstel voorzien van een of meer van de in de bijbehorende beschrijving omschreven en/of in de bijbehorende tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.