NL1008247C2 - Werkwijze en inrichting voor het plaatsen van kozijn in spouwmuren. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het plaatsen van kozijn in spouwmuren

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het bouwen van spouwmuren die voorzien zijn van ramen en/of deuren. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het plaatsen van kozij-5 nen in zulke spouwmuren.

Heden worden spouwmuren als volgt gebouwd. Men zet op de vloer de maatvoering uit voor de te plaatsen kozijnen en de muren en plaatst men metselprofielen. Dan worden de spouwmuur-binnenbladen, die gewoonlijk bestaan 10 uit stenen of blokken, gemetseld of gelijmd en plaatst men de kozijnen op de juiste plaats. Vervolgens brengt men een isolatielaag aan tegen het buitenoppervlak van het binnenblad. Vervolgens worden de spouwmuur-buitenbladen, die eveneens gewoonlijk bestaan uit stenen, gemetseld. Ten-15 slotte plaatst men de ruiten in de kozijnen en worden deze afgelakt en werkt men het binnenoppervlak van het binnenblad af met een stuclaag. Het komt ook wel eens voor dat men de kozijnen reeds voorafgaande aan het maken van het binnenblad plaatst.

20 Een ernstig nadeel van de huidige wijzen van werken is dat de kozijnen al in een vroeg stadium van het bouwen opgesteld zijn op de bouwplaats, en dan bloot staan aan weersinvloeden. Ook kunnen beschadigingen optreden als gevolg van de bouwwerkzaamheden ter plaatse of als gevolg 1008247 2 van vandalisme. De aanwezigheid van verzamelingen ruiten op de bouwplaats, voorafgaande aan het plaatsen van de ruiten, blijkt voorts vandalisme in de hand te werken, resulterend in breuk van ruiten. Voorts biedt de bekende 5 wijze van werken de opdrachtgever, in het bijzonder toekomstige huiseigenaren, slechts een beperkte tijd tot het wijzigen van de uitvoering van de kozijnen.

Weliswaar maakt men wel eens bij kunststof kozijnen gebruik van een gedeeld kozijn, waarbij een 10 eerste kozijn, het stelkozijn, al vroeg in het werk geplaatst wordt, en het tweede kozijn na het gereedkomen van de spouwmuur in het eerste kozijn geplaatst wordt, maar hiermee worden de voornoemde problemen slechts voor een beperkt deel opgelost.

15 Een doel van de uitvinding is om hierin verre gaande verbetering te verschaffen, hetgeen bereikt wordt met een werkwijze voor het vervaardigen van een van ramen en/of deuren voorziene spouwmuur van een bouwwerk, zoals een woning, omvattend achtereenvolgens het plaatsen van 2 0 het eerste blad, bij voorkeur het binnenblad, van de spouwmuur met openingen ter plaatse van de ramen en/of deuren, het op het naar de spouw gekeerde oppervlak van het eerste blad aftekenen van de kozijnmaten om de openingen heen, het met behulp van op het eerste blad te beves-25 tigen maatmiddelen, uitgaande van de kozijnmaten, aangeven van de juiste plaats van plaatsing van middelen voor bevestiging van het betreffende kozijn op het eerste blad, het plaatsen van de bevestigingsmiddelen en het maken van het tweede blad van de spouwmuur, en het plaatsen van het 30 kozijn en vervolgens het bevestigen daarvan aan de bevestigingsmiddelen .

Op deze wijze wordt het hele kozijn pas in het bouwwerk geplaatst wanneer de spouwmuur gemaakt is, zodat het kozijn veel minder blootgesteld is aan allerlei scha-35 delijke invloeden. Bovendien is het mogelijk om het kozijn in de fabriek gereed te maken, door het daar, in beschutte omgeving, af te lakken en de ruiten te monteren. Door de 1008247 3 late plaatsing van het kozijn kan de fabricage later plaatsvinden dan nu het geval is, en kunnen eventuele wijzigingen in het kozijn tot een latere fase van de bouw worden aangebracht. Kern hierbij is het gebruik van de 5 maatmiddelen, waarmee de maat van het kozijn op zekere wijze overgebracht wordt naar de plaats voor de bevestigingsmiddelen, zodat met één keer aftekenen kan worden volstaan. De bevestigingsmiddelen kunnen daardoor op de ten opzichte van het kozijn exact juiste plaats aan-10 gebracht worden, waardoor het kozijn later zonder moeite en betrouwbaar geplaatst kan worden.

Bij voorkeur worden de maatmiddelen aangebracht uitgaande van de buitenmaten van het kozijn.

Bij voorkeur wordt het tweede blad geplaatst 15 uitgaande van de door de maatmiddelen bepaalde plaats van de bevestigingsmiddelen van het kozijn. Hierbij kan men gebruik maken van een metselprofel dat men tijdelijk op de bevestigingsmiddelen vastzet.

Overeenkomstig de thans gebruikelijke volgorde 2 0 van opbouw van de spouwmuren is het eerste blad bij voorkeur het binnenblad.

Vanuit een ander aspect verschaft de uitvinding een maat inrichting voor het op een binnenblad van een spouwmuur overbrengen van de maten van een in de spouwmuur 25 op te nemen kozijn op de plaats van bevestiging van middelen voor bevestiging van het kozijn op het binnenblad.

De maatinrichting is bij voorkeur strookvormig, om fabricage en opslag te vergemakkelijken. De maatstrook is daarbij bij voorkeur meegevend in een richting 3 0 loodrecht op de spouwmuur, om oneffenheden in het op pervlak van het spouwblad waarop de maatstrook bevestigd wordt te kunnen vereffenen.

De maatvastheid wordt optimaal gewaarborgd wanneer de maatstrook stijf is in richtingen evenwijdig 35 aan de spouwmuur.

Voordelig is het hierbij indien de maatstrook een grootste lengte heeft evenwijdig aan de rand van het 1008247 4 kozijn, zodat per langszijde van het kozijn met één maatstrook kan worden volstaan. De maatstrook is dan met het oog op opslag stapelbaar of bij voorkeur op grotere lengtes oprolbaar en met het oog op plaatsingsgemak bij 5 voorkeur van knipbaar materiaal. Bij oprolbaar en knipbaar materiaal kan volledig gebruik gemaakt worden van al het materiaal door dit op de gewenste lengtes af te scheiden van de rol.

De maatstrook is bij voorkeur voorzien van een 10 reeks vizier-of maatgaten om het uitrichten ten opzichte van de spatlijnen te vergemakkelijken. Bij voorkeur is de reeks gaten aangebracht op een op de maatstrook aangebrachte uitlijn-lijn.

De maatmiddelen volgens de uitvinding kunnen 15 door hun aanwezigheid nog een extra functie vervullen, waartoe zij voorzien zijn van middelen voor het begrenzen van de stuclaag in de dag van het binnenblad. De stucadoor of metselaar behoeft dan ter plaatse van de overgang van de dag naar het buitenoppervlak van het binnenblad geen 20 bijzondere voorzieningen aan te brengen voor een nette uitvoering van het stucwerk.

Deze begrenzingsmiddelen vormen bij voorkeur een stop in een richting loodrecht op de spouwmuur en kunnen de dagmaat aangeven voor de stuclaag, hetgeen het stuken 25 verder vergemakkelijkt.

De begrenzingsmiddelen kunnen voorts voorzien zijn van een omgevouwen of om te vouwen randgedeelte. Zij kunnen dan -eventueel na omvouwen- in de dag reiken en dan een extra steun vormen voor de verse stuclaag in de 3 0 dag. Het verdient de voorkeur dat zij dan tevens voorzien zijn van middelen voor het vasthouden van het materiaal van de stuclaag, zoals gaten voor verankering.

Het genoemde randgedeelte kan door middel van een filmscharnier verbonden zijn met de rest van de maat-35 middelen en/of scheidbaar verbonden zijn met de rest van de maatmiddelen.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 1008247 5 van de in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeeld-uitvoering. Getoond wordt in: figuur 1A-1C in verticaal aanzicht enige opeenvolgende stadia in de werkwijze volgens de uitvinding; 5 figuren 2A-2H enige horizontale deeldoorsneden van enkele opeenvolgende stadia in de werkwijze volgens de uitvinding; en figuur 3 een gedeelte van de maatinrichting volgens de uitvinding, bestemd voor gebruik bij de werk-10 wijze van de voorgaande figuren.

In figuur IA is het binnenspouwblad 1 weergegeven, waarin tijdens het metselen een door de rand 10 begrensde doorgaande sparing 2 vrijgelaten is, waarvan de grootte enigszins kleiner is dan die van het te plaatsen 15 kozijn.

Op enige afstand om de lijn 10 zijn vier maat-of spatlijnen 3 afgetekend door de maatvoerder. Deze lijnen 3 komen althans aan de zijden en bovenaan overeen met de buitenomtrek van het te plaatsen kozijn. Onderaan 2 0 ligt de lijn 3 enigszins lager in verband met de vensterbank.

In figuur 1B zijn - uitgaande van de spatlijnen 3, zoals nog nader uitgelegd zal worden - maatstroken 4, 4a, 4b (in figuur 1C aangevuld met maatstroken 4c en 4d) 25 aangebracht en zijn daarna hoekstaalvormige montagebeugels 5 daarop en op het binnenblad 1 bevestigd. De uit het vlak omgebogen benen van de montagebeugels 5 liggen met hun binnenoppervlak iets buiten de omtrek bepaald door de spatlijnen 3. Wanneer het buitenblad gereed is kan het 30 kozijn - kant en klaar - bevestigd worden aan de montagebeugels, zoals hieronder wordt verduidelijkt.

In figuur 3 is een gedeelte van de maatstrook 4 weergegeven. De maatstrook 4 is gevormd middels extrusie (en kan in vele meters op rol geleverd worden) en is 35 oprolbaar maar is stijf tegen vervorming in de richtingen evenwijdig aan het hoofdvlak en is bijvoorbeeld vervaardigd van PVC. De strook kan daarbij een dikte bezitten van 1008247 6 ongeveer 2 mm en een breedte over alles van ongeveer 112 mm. In de maat strook 4 zijn een breed gedeelte 20 en een smal gedeelte 21 te onderscheiden, die met elkaar verbonden zijn middels een filmscharnier 22. In het brede ge-5 deelte 20 is een eerste langsreeks gaten 23 aangebracht, die dienen als gaten voor de bevestigingsmiddelen van de montagebeugels. Links daarvan is een reeks op grote onderlinge afstand van elkaar gelegen spijkergaten 23' aangebracht. Rechts daarvan, eveneens op onderling grotere 10 afstanden is een reeks vizier- of maatgaten 25 aangebracht, die bestemd zijn om in lijn te komen te liggen met de spat lijn, in dit geval de lijn van de buitenomtrek van het kozijn. De reeks gaten 25 wordt versterkt zichtbaar gemaakt door de ondiepe groef of uitlijn-lijn 24.

15 In het smalle gedeelte 21 is een reeks gaten 26 aangebracht, die werkzaam kunnen zijn als verankeringsmid-del voor stucwerk zoals hieronder nog wordt uiteengezet. De maatstrook 4 is van knipbaar materiaal, zodat het eenvoudig op maat geknipt kan worden. Het in breedte op 20 maat brengen van maatstrookgedeelten zoals 4a, 4d wordt vergemakkelijkt doordat het smalle gedeelte 21 ter plaatse van het filmscharnier 22 eenvoudig van het brede gedeelte 20 gescheiden kan worden.

In figuur 2A is het binnenblad 1 met opening 2 25 weergegeven. In figuur 2B is de maatstrook 4 van figuur 3 tegen het naar de spouw gekeerde oppervlak van het binnenblad 1 geplaatst, en daarop met behulp van door spijkergaten 23' heengeslagen spijkers vastgelegd. Bij het plaatsen en vastzetten van de maatstrook 4 is er op gelet dat de 30 reeks gaten 25 precies samenvallen met de maatlijnen 3.

Daarna worden ter plaatse van de openingen 23 gaten geboord, waarbij de maatstrook 4 dienst doet als boormal.

Vervolgens wordt, zoals weergegeven in figuur 2C, de montagebeugel 5 met het been 5a tegen de maatstrook 35 4 geplaatst, waarbij twee of meer bevestigingsgaten 27 in het been 5a samenvallen met openingen 23 en daarachter gelegen boorgaten. Met bouten wordt de beugel vastgezet.

100824? 7

De montagebeugels 5 vervullen met hun afstaande been 5b een plaatsingsfunctie voor het later aan te brengen kozijn. Zij kunnen echter ook een functie vervullen bij het plaatsen van een laag isolatiemateriaal, zoals de 5 laag 8 weergegeven in figuur 2D.

Nadat de isolatie in laag 8 is aangebracht kan men het buitenblad 9 metselen (figuur 2E), waarbij de rand van de opening in het buitenblad 9 buiten de maatlijn 3 gehouden wordt. Eventueel maakt men daarbij gebruik van 10 een tijdelijk, indirect op de beugelbeen 5b bevestigde lat als metselprofiel.

Vervolgens - of tegelijkertijd - brengt men een stuclaag aan in de dag. Door dat reeds nu te doen - in afwezigheid van het kozijn - voorkomt men vervuiling en/of 15 beschadiging van het kozijn. De maatstrook 4 vervult daarbij ook een functie. Hiertoe wordt het smalle gedeelte 21 omgebogen in de richting B ter plaatse van het film-scharnier 22, tot aanligging in de dag tegen het binnenblad l. Dit is weergegeven in figuur 2F. De stukadoor 20 heeft hiermee een hulpmiddel verkregen voor het aanbrengen van de stuclaag 40 in de dag. De gaten 26 zorgen hierbij voor verankering van de stuclaag. De rand gevormd door het scharnier 22 vormt hierbij als het ware een hoekspeer en geeft de ligging aan van het oppervlak van de stuclaag in 2 5 de dag (figuur 2G) . De stuclaag 4 0 vormt daarbij een luchtdichte afsluiting tussen de maatstrook 4 en het binnenblad 1.

Nadat men het buitenblad 9 voltooid heeft is het moment aangebroken om de kozijnen, die kant en klaar 30 kunnen zijn, dat wil zeggen reeds gelakt en voorzien van ruiten, te plaatsen. Waar het tot nu toe gebruikelijk was om het kozijn reeds op te stellen direct na het opmetselen van het binnenblad, dus halverwege het optrekken van de spouwmuur, of zelfs nog eerder, kan dit nu aan het eind 35 van die werkzaamheden plaatsvinden. Het kozijn 30, dat in vergelijking met bestaande kozijnen enigszins is aangepast door daarop een opdikdeel 33 te bevestigen, wordt in de 1008247 8 richting A in de sparing in het buitenblad 9 ingeschoven tot bij de maatstrook 4. Tussen de maatstrook 4 en het opdikdeel 33 is een kozijnafdichtband 42 geplaatst om de spouw 10 aan die zijde af te dichten. De band 42 kan het 5 vloeiende verloop van de maatstrook beter volgen dan het onregelmatige, ruwe verloop van het binnenoppervlak van het binnenblad, waar deze anders tegen geplaatst wordt. Door het relatief gladde oppervlak van de maatstrook 4 kan de afdichtband 42 volmaakt afsluitend aanliggen tegen de 10 maatstrook 4. Aan de andere zijde van het kozijn is, tussen het kozijngedeelte 31 en het buitenblad 9, ook een kozijnafdichting 34 aangebracht. De afdichtband 34 kan echter eventueel weggelaten worden om een drukvereffe-ningskanaal tussen de spouwruimte 10 en de buitenlucht te 15 realiseren.

Het kozijn 3 0 wordt nu met behulp van een huls-boutsamenstel 43, bekend onder de handelsnaam "Adjufix" vastgezet aan het afstaande been 5b van de montagebeugel 5. Het samenstel 43 omvat een huls 37 en een bout 36. De 20 bout 36 is voorzien van een zelfborend uiteinde 36a en een zelftappende schacht 36b. De huls 37 is voorzien van een doorgang voor de bout 36, van een positioneerflens 37a, van een uitwendige houtschroefdraad en van een zeskantig gat waarin een inbussleutel past. De huls 37 ligt aanvan-25 kelijk met een kraag 37a aan tegen het buitenvlak van het kozijn 30. Nadat het kozijn geplaatst is worden met een in doorgang 41 gestoken inbussleutel de hulzen 37 naar buiten gedraaid, totdat deze met de flenzen 37a aankomen tegen het been 5b van de beugel 5. Wanneer men heeft geconsta-30 teerd dat het kozijn juist gericht is brengt men de bouten 3 6 in de doorgangen 41 en in de hulzen. Vervolgens verdraait men de bouten 36 met behulp van een electrische schroevendraaier, waarbij het zelfborende uiteinde 36a een gat maakt in het been 5b. Daaropvolgend dringt de zelftap-35 pende schacht 36b van de bout 36 in het gat in het been 5b om op die manier de bout 36 en daarmee het kozijn 30 vast te bevestigen aan de beugel 5 en daarmee aan de spouwmuur 10082«? 9 (figuur 2H) . Door de maatstrook 4 is de plaats van de spatlijnen 3 op zekere wijze overgedragen op de montage-beugels 5, en daarmee op de feitelijke plaats van het kozijn 30.

100824?

Claims (21)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een van ramen en/of deuren voorziene spouwmuur van een bouwwerk, zoals een woning, omvattend achtereenvolgens het plaatsen van het eerste blad van de spouwmuur met openingen ter 5 plaatse van de ramen en/of deuren, het op het naar de spouw gekeerde oppervlak van het eerste blad aftekenen van de kozijnmaten om de openingen heen, het met behulp van op het eerste blad te bevestigen maatmiddelen, uitgaande van de kozijnmaten, aangeven van de juiste plaats van plaat-10 sing van middelen voor bevestiging van het betreffende kozijn op het eerste blad, het plaatsen van de bevestigingsmiddelen en het maken van het tweede blad van de spouwmuur, en het plaatsen van het kozijn en het bevestigen daarvan aan de bevestigingsmiddelen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de maatmiddelen aangebracht worden uitgaande van de buitenmaten van het kozijn.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede blad geplaatst wordt uitgaande van de door de 20 maatmiddelen bepaalde plaats van de bevestigingsmiddelen van het kozijn.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste blad het binnenblad is.

5. Maatinrichting voor het op een binnenblad van 2 5 een spouwmuur overbrengen van de maten van een in de spouwmuur op te nemen kozijn op de plaats van bevestiging van middelen voor bevestiging van het kozijn op het binnenblad.

6. Maatinrichting volgens conclusie 5, gevormd 30 als maatstrook, in een strookvormige gedaante met bij voorkeur een uniforme dikte. 1008247

7. Maatinrichting volgens conclusie 6, waarbij de maatstrook meegevend is in een richting loodrecht op de spouwmuur.

8. Maatinrichting volgens conclusie 6 of 7, 5 waarbij de maatstrook stijf is in richtingen evenwijdig aan de spouwmuur.

9. Maatinrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de maatstrook een grootste lengte heeft evenwijdig aan de rand van het kozijn.

10. Maatinrichting volgens conclusie 9, waarbij het materiaal van de maatstrook doorknipbaar is.

11. Maatinrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de maatstrook oprolbaar is.

12. Maatinrichting volgens een der conclusies 6- 15 11, waarbij de maatstrook voorzien is van vizier- of maatgaten, waarbij de gaten bij voorkeur op een uitlijnlijn gelegen zijn.

13. Maatinrichting volgens een der conclusies 6-12, voorzien van middelen voor het begrenzen van de 20 stuclaag in de dag van het binnenblad.

14. Maatinrichting volgens conclusie 13, waarbij de begrenzingsmiddelen een stop vormen in een richting loodrecht op de spouwmuur.

15. Maatinrichting volgens conclusie 13 of 14, 25 waarbij de begrenzingsmiddelen de dagmaat aangeven voor de stuclaag.

16. Maatinrichting volgens conclusie 13, 14 of 15, waarbij de begrenzingsmiddelen voorzien zijn van een omgevouwen of om te vouwen randgedeelte.

17. Maatinrichting volgens conclusie 16, waarbij het randgedeelte is voorzien van middelen, zoals bijvoorbeeld gaten, voor het vasthouden van het materiaal van de stuclaag.

18. Maatinrichting volgens een der conclusies 35 13-17, waarbij het randgedeelte scharnierbaar, bij voorkeur middels een filmscharnier, verbonden is met de rest van de maatstrook. 1008247

19. Maatinrichting volgens conclusie 16, 17 of 18, waarbij het randgedeelte afscheidbaar verbonden is met de rest van de maatstrook.

20. Maatinrichting met één of meer van de in de 5 beschrijving omschreven en/of in de figuren getoonde kenmerkende elementen.

21. Werkwijze met één of meer van de in de beschrijving omschreven en/of in de figuren getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 100^747