NL1008164C2

NL1008164C2 - Ruimer.

Info

Publication number: NL1008164C2
Application number: NL1008164A
Authority: NL
Inventors: Bjoern Albrektsson; Lars Carlsson; Magnus Jacobsson; Tord Roestlund; Stig Wennberg
Original assignee: Astra Ab
Priority date: 1997-01-31
Filing date: 1998-01-30
Publication date: 1999-07-12
Also published as: NL1008164A1; BE1012010A5; JP4047934B2; CN1246040A; AU720514B2; SE9700300D0; KR100531700B1; HU222520B1; IS5137A; CA2278563A1; HUP0000842A2; HUP0000842A3; IL131046A0; ID22702A; ZA98573B; DE69825973T2; IE980058A1; DE69825973D1; KR20000070631A; EP0966230A1

Description

VO 1415 Titel: Ruimer

Technisch gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op het gebied van botsnijders of ruimers voor het tot een gewenste vorm vormen van botholten of holten tijdens orthopedische 5 chirurgie.

Stand van de techniek

De uitvinding is in het bijzonder, doch niet exclusief, toepasbaar op het gebied van het ruimen van 10 heupscharnierholten (acetabulea) in het bekken tot een gewenste vorm ter voorbereiding van het inbrengen van een acetabulaire kom. Derhalve zal de stand van de techniek beschreven worden met specifieke betrekking op snijders of ruimers voor het vormen van acetabulaire holten en de 15 problemen die optreden bij het gebruik van snijders volgens de stand van de techniek. Een voorkeursuitvoering van de ruimer volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor gebruik tezamen met het type acetabulaire kommen als bekend uit WO 95/17140. De uitvinding kan echter eveneens 20 toegepast worden bij het vormen van andere holten voor het opnemen van prothesecomponenten van kunstgewrichten.

Een gebruikelijk type ruimer voor het vormen van botholten omvat een snijkop die tijdens gebruik geroteerd wordt om een rotatie-as voor het verwijderen van materiaal 25 uit de botholte, welke snijkop gevormd wordt door een volledig half bolvormige wand die een in hoofdzaak gesloten inwendige kamer begrenst. Een veelheid aan relatief kleine, buitenwaarts reikende kom-vormige snij-elementen die elk een kleine snijkant bepalen, wordt uit de half bolvormige 30 wand gestanst of op een andere wijze daarin gevormd. Dit ontwerp wordt gebruikelijkerwijs "kaas-rasp" genoemd. Elke snijkant vormt^een nauwe passage die van het buitenste half bolvormige oppervlak leidt naar de inwendige kamer van de snij kop. Teneinde ongewenste interferentie-fenomenen 1008164 2 tijdens het ruimen te verhinderen zijn de snij-elementen normaal gesproken verdeeld over het half bolvormige oppervlak volgens een asymmetrisch patroon. In het bijzonder kunnen de snij-elementen verdeeld zijn langs een 5 spiraallijn gezien in de richting van de rotatie-as.

Een nadeel van dit bekende type ruimer met een in hoofdzaak gesloten configuratie en een veelheid aan kleine kom-vormige snij-elementen is dat los afgesneden materiaal (debris) aanwezig zal zijn op de plaats van de 10 snijbewerking. Dit is een gevolg van de in hoofdzaak gesloten configuratie van de snijkop en van het feit dat de kom-vormige snij lichamen slechts nauwe passages vormen voor het afgesneden materiaal. De aanwezigheid van los materiaal op de snijplaat S kan leiden tot onnauwkeurige holte-15 preparatie, waardoor ongewenste gaten aanwezig zullen zijn tussen het oppervlak van de geruimde holte en de vervolgens ingebrachte acetabulaire kom. Botgroei kan een te grote , tussenruimte niet overbruggen, zodat een deel van het j komoppervlak te ver verwijderd zal zijn van het bot om een 20 juiste bevestiging mogelijk te maken. Als gevolg kan een optimale fixatie van de kom niet bereikt worden, in het bijzonder in het geval van niet-gecementeerde prothesecomponenten, waarbij dergelijke gaten initiële en lange termijn stabiliteit kunnen verminderen. Eveneens zal 25 los materiaal de ruimer verstoppen, hetgeen een ongewenste excessieve warmte-opwekking in het botweefsel veroorzaakt, r. hetgeen de levensvatbaarheid van het botweefsel kan schaden en daardoor het vermogen daarvan om nieuw bot te vormen kan reduceren. Het vormen van nieuw bot is essentieel voor het 30 bereiken van osseointegratie.

Een ander nadeel van de ruimer volgens de stand van de techniek is dat de snijbewerking die bewerkstelligd wordt door de relatief smalle, kom-vormige snij-elementen niet resulteert in een glad holte-oppervlak. In plaats r 35 daarvan creëert elk kom-vormig snij-element omtreksgerichte "macro"-groeven in de holte, tijdens de ruimbewerking.

& 1008164 3

Een verder nadeel van dit gebruikelijke type ruimer is dat de asymmetrische verdeling van de snij-elementen een onbedoeld "wiebelen" van de ruimer kan opwekken tijdens het roteren daarvan. Meer in het bijzonder kunnen de contra-5 krachten, die opgewekt worden ter plaatse van elk snijpunt als een gevolg van het niet-symmetrisch verdeeld zijn van de snij-elementen over het half bolvormig oppervlak, gezamenlijk leiden tot een situatie waarin de snijkop ongèlijk belast wordt. De resulterende belasting op de 10 snijkop kan derhalve de rotatie-as verplaatsen en/of kantelen waardoor de holte een ongewenste vorm krijgt, zoals een elliptische dwarsdoorsnede.

Het bovengenoemde nadeel met betrekking tot het vormen van omtreksgerichte groeven kan gereduceerd worden 15 door de relatief kleine kom-vormige snij-elementen te vervangen door langere snijkanten die zich in in hoofdzaak radiale vlakken over het half bolvormige oppervlak uitstrekken, zoals getoond in US 4 131 116. Dit document openbaart een botsnijder voor het vormen van een holte, 20 zoals een heupkom, omvattende een snijkop die geplaatst is bij één einde van een roteerbaar aangedreven as en voorzien is van een volledig half bolvormig deel met een in hoofdzaak gesloten buitenoppervlak. Het half bolvormige deel begrenst een in hoofdzaak gesloten, holle inwendige 25 kamer en is voorzien van een aantal sleuven die het uitwendige oppervlak en de inwendige kamer verbinden. Een snijkant, enigszins verhoogd boven het half bolvormige oppervlak, is voorzien nabij elke sleuf voor het bewegen van botmateriaal van de holte naar de inwendige kamer. In 30 de geopenbaarde uitvoering strekt één snijkant zich uit voorbij het poolgebied, dat wil zeggen het punt waar de rotatie-as het half bolvormige oppervlak snijdt, zodat eveneens de bodem van de holte geruimd zal worden. Veerkrachtige ^nelkoppelmiddelen zijn aangebracht voor het 35 verbinden en losmaken van de snijkop en de as. Een cilindrisch deel is aangebracht, integraal met het half 1008164 4 bolvormige deel om buitenwaartse beweging van de veerkrachtige snelkoppelmiddelen te begrenzen.

Dit document uit de stand van de techniek beschrijft eveneens een gebruikelijke ruimtechniek waarbij begonnen 5 wordt met een snijkop met een kleinere straal en het in kleine stappen vergroten van de afmeting van de snijkop om de straal van de holte te vergroten.

Een nadeel van het in US 4 131 116 geopenbaarde ontwerp is dat een ongewenst "grijpend" of "bijtend" effect 10 kan optreden tussen de snijmiddelen en de rand van de holte, in het bijzonder telkens wanneer de diameter van de , snijkop wordt vergroot.

; Een ander nadeel dat inherent is aan snijkoppen in i de vorm van een volledig bolvormige koepel is dat het 15 moeilijk is om de ruimer exact langs de bedoelde rotatie-as i te geleiden zonder de snijkop in de botholte te kantelen.

! Het is derhalve een doel van de uitvinding om te : voorzien in een ruimer waarmee het vormen of het prepareren ! van een botholte meer nauwkeurig kan worden uitgevoerd.

20 Een specifiek doel van de uitvinding is om te voorzien in een ruimer waarmee het bovengenoemde "grijpende" effect geëlimineerd wordt of althans aanzienlijk gereduceerd wordt.

Een verder doel van de uitvinding is om te voorzien 25 in een ruimer die het bovengenoemde probleem van het aanwezig zijn van afgesneden materiaal op de snijplaats tussen de ruimer en de botholte elimineert of tenminste ‘ aanzienlijk vermindert.

Een nog verder doel van de uitvinding is om te 30 voorzien in een ruimer waarmee een glad binnenoppervlak van de holte kan worden bereikt.

Een ander verder doel van de uitvinding is om te voorzien in een ruimer die tijdens de ruimbewerking gemakkelijker langs een vooraf bepaalde rotatie-as te 35 geleiden is, teneinde het kantelen van de ruimer ten opzichte van die as te verhinderen.

t 1008164 5

Het is ook een doel van de uitvinding om te voorzien in een werkwijze voor het implanteren van een prothesecomponent in een botholte, door welke werkwijze het vormen of prepareren van de boltholte meer nauwkeurig kan 5 worden uitgevoerd en om te voorzien in een set voor gebruik in het uitvoeren van een dergelijke methode.

Openbaarmaking van de uitvinding

Derhalve omvat een ruimer volgens de uitvinding voor 10 het vormen van een botholte, zoals een acetabulaire holte (acetabulum) een snij kop met een boveneinde dat tijdens gebruik naar de botholte gericht is en een basis die in axiale richting langs een rotatie-as van de snij kop op afstand van de bovenkant gelegen is. De snijkop is voorzien 15 van snijmiddelen voor het verwijderen van materiaal uit de holte tijdens rotatie van de snijkop om de draaiingsas.

De ruimer volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de snijmiddelen een aantal relatief lange hoofdsnijkanten omvatten die zich elk uitstrekken in een 20 richting van de basis naar de bovenkant en een aantal, groter dan het aantal hoofdsnijkanten, relatief korte perifere snijkanten die nabij de basis van de snijkop gelegen zijn en met hoekintervallen ten opzichte van de rotatie-as verdeeld zijn.

25 Een ruimer volgens de uitvinding maakt het mogelijk om een meer nauwkeurige vorm of ruimbewerking van een botholte uit te voeren vergeleken met de ruimers of botsnijders uit de stand van de techniek. Door meer snijkanten in de periferie te plaatsen dan in het bovendeel 30 zal de belasting of druk op de perifere snijkanten verminderd worden vergeleken met de belasting op de hoofdsnijkanten. De verminderde belasting op de perifere snijkanten zal het bovengenoemde "grijpen" verminderen, terwijl de belasting op de hoofdsnijkanten op een voldoende 35 hoog niveau gehouden kan worden om een juiste snijbewerking te verzekeren. Eveneens wordt het probleem met betrekking 1008164 6 tot de aanwezigheid van afgesneden materiaal in het snijgebied verminderd. Dit is het gevolg van het feit dat het aantal hoofdsnijkanten in het bovendeel zodanig gelimiteerd kan worden dat het afgesneden materiaal op 5 effectieve wijze kan worden verwijderd in de gebieden tussen de hoofdsnijkanten. De inventieve ruimer is eveneens voordelig vergeleken met de eerstgenoemde snijder met kleine kom-vormige snijkanten. Bij de inventieve ruimer zal elk van de hoofdsnijkanten de kromming van de botholte 10 volgen, zodat geen snijgroeven gecreëerd worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt elk van de hoofdsnijkanten gevormd door een been dat zich uitstrekt tussen de bovenkant en de basis van de snijkop en dat deze verbindt. In de gebieden tussen aangrenzende benen zijn 15 materiaalontvangende openingen voorzien voor het geleiden van het afgesneden materiaal naar een inwendige kamer van de snijkop. De snijkop zal daardoor een in hoofdzaak kooiachtig, in hoofdzaak open ontwerp hebben. In dit verband moet worden opgemerkt dat de ruimer eveneens zou 20 kunnen werken met een enkele hoofdsnijkant.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het aantal perifere snijkanten tenminste twee maal het aantal hoofdsnijkanten. Indien het aantal perifere snijkanten een geheel veelvoud is van het aantal hoofdsnijkanten, is het 25 mogelijk om de perifere snijkanten gelijkelijk te verdelen ten opzichte van de hoofdsnijkanten. Binnen het raam van de uitvinding kunnen deze twee aantallen en de verhouding daartussen aanzienlijk variëren.

Teneinde interferentiefenomenen te vermijden tijdens 30 de ruimbewerking kunnen de hoofdsnijkanten "geribd" zijn. Dit houdt in dat tenminste enkele van de hoofdsnijkanten door inkepingen of equivalenten daarvan in smallere I snijkantdelen verdeeld zijn en dat de inkepingen in verschillende patronen zijn aangebracht bij aangrenzende 35 hoofdsnijkanten. Het doel van het "ribben" van de hoofdsnijkanten is om zeker te stellen dat elke 1 o 0 81 6 4 7 hoofdsnijkant tijdens de ruimbewerking altijd het juiste contact zal houden met het oppervlak van de holte tijdens de ruimbewerking. Als de kanten niet geribd zijn is er een risico dat de kanten zouden kunnen "springen" op het 5 oppervlak van de holte, hetgeen leidt tot ongewenste interferentiefenomenen.

Een andere manier om interferentiefenomenen te verminderen is om de hoofdsnijkanten en/of de perifere snijkanten in een asymmetrisch patroon ten opzichte van de 10 rotatie-as aan te brengen, dat wil zeggen met variërende hoekruimten tussen de snijkanten.

Het verdient de voorkeur dat de snijkop een deel omvat in de vorm van een afgeknotte koepel, waarvan het poolgebied de bovenkant van de snijkop begrenst, waarbij 15 elk van de hoofdsnijkanten zich uitstrekt in een richting van een basisgebied van de koepel naar het poolgebied van de koepel. Het voordeel van deze uitvoering is dat een cilindrisch ingangsdeel gevormd kan worden in de holte zonder de diepte van de gevormde holte onacceptabel te 20 vergroten. Het doel van het voorzien in een dergelijk cilindrisch ingangsdeel in de holte zal hierna worden uitgelegd. In een variant van deze uitvoering die bijzonder de voorkeur verdient is de snijkop voorts voorzien van een cilindrisch basisdeel dat verbonden is aan een dergelijk 25 afgeknot koepeldeel. Tijdens het vormen van de botholte wordt het koepelvormige deel van de snijkop geheel opgenomen in de botholte, zodanig dat het cilindrische ingangsdeel in de holte gevormd wordt door de snijmiddelen en dat daardoor het cilindrisch gedeelte van de snijkop 30 tenminste gedeeltelijk opgenomen wordt in het cilindrische ingangsdeel van de holte. Als resultaat wordt het cilindrische gedeelte van de snijkop op effectieve wijze geleid en gecentreerd door de holte tijdens de ruimbewerking, waardoor onbedoeld kantelen van de snijkop 35 voorkomen of althans aanzienlijk begrensd wordt.

Iyü8ï64 8

Een werkwijze volgens de uitvinding voor het implanteren van een prothesecomponent in een botholte, zoals een acetabulaire holte (acetabulum) omvat de stap van het vormen van de botholte tot een gewenste vorm om de 5 prothesecomponent te ontvangen en de stap van het vervolgens inbrengen van de prothesecomponent in de botholte. De werkwijze is gekenmerkt doordat de stap van het vormen van de botholte wordt uitgevoerd met een ruimer van het rotatietype met een snijkop die een bovendeel omvat 10 dat voorzien is van snijmiddelen voor het verwijderen van materiaal van de botholte en welk bovendeel voorts voorzien is van een cilindrisch basisdeel, en doordat, tijdens de stap van het vormen van de botholte het bovendeel van de snijkop geheel opgenomen wordt in de botholte, zodanig dat 15 door de snijmiddelen een cilindrisch ingangsdeel in de holte gevormd wordt en dat het cilindrisch gedeelte van de snijkop althans gedeeltelijk opgenomen wordt in het cilindrische ingangsdeel van de holte. Als een gevolg zal het cilindrische deel van de snijkop op effectieve wijze 20 geleid en gecentreerd worden door het cilindrische deel van de wand van de holte, waardoor onbedoeld kantelen van de snijkop tijdens de ruimbewerking vermeden of tenminste gereduceerd kan worden.

1 Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt j 25 eveneens voorzien in een ruimer voor het vormen van een botholte, zoals een acetabulaire holte, omvattende een snijkop met een boveneinde dat tijdens gebruik naar de botholte gericht is en een basis die in axiale richting langs de rotatie-as van de snijkop op afstand van de r 30 bovenkant gelegen is, welke snijkop is voorzien van snijmiddelen voor het verwijderen van materiaal uit de holte tijdens rotatie van de snijkop om de rotatie-as. De ruimer heeft het kenmerk dat de snijmiddelen een aantal relatief lange^hoofdsnijkanten omvatten die zich elk 35 uitstrekken in een richting van de basis naar de bovenkant en dat de basis van de snijkop een cilindrisch perifeer .u 10 061 64 9 buitenoppervlak heeft dat concentrisch aan en parallel met de rotatie-as verloopt, waardoor bij gebruik van de ruimer het cilindrische perifere buitenoppervlak tenminste gedeeltelijk in de botholte wordt opgenomen en daardoor 5 geleid wordt om onbedoeld kantelen van de rotatie-as te voorkomen of te reduceren.

Bovenstaande en verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding worden uiteengezet in de conclusies en zullen duidelijk zijn uit de volgende gedetailleerde beschrijving 10 van een voorbeeld van een uitvoeringsvoorbeeld van een ruimer volgens de uitvinding.

Beknopte beschrijving van de figuren Fig. 1-7 illustreren een ruimer volgens een 15 voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding,,waarin:

Fig. 1 een zij-aanzicht is;

Fig. 2 een bovenaanzicht is;

Fig. 3 een onderaanzicht is;

Fig. 4 een perspectivisch bovenaanzicht is; 20 Fig. 5 een perspectivisch onderaanzicht is;

Fig. 6 een dwarsdoorsnede is over de lijn VI-VI in fig. 2;

Fig. 7 een vergroot bovenaanzicht is van een deel van de ruimer getoond in fig. 2; en 25 Fig. 8 een schematisch perspectivisch aanzicht is dat het gebruik van de ruimer van figuren 1-7 toont, voor het vormen van een acetabulaire holte.

Gedetailleerde beschrijving van een 3 0 voorkenranitvneri ngflvnrm

Refererend aan figuren 1-7, waarin corresponderende delen aangegeven zijn met corresponderende verwijzingscijfers, wordt een ruimer of snijkop 10 getoond overeenkomstig, een voorkeursuitvoeringsvorm van de 35 uitvinding. Deze voorbeelduitvoering is speciaal bedoeld voor het ruimen van acetabulaire holten (acetabulae) in '10 08164 10 verband met het implanteren van acetabulaire prothesekommen. Een werkwijze voor het gebruiken van de snij kop 10 voor dit doel is getoond in fig. 8

Met betrekking tot het algehele ontwerp is de 5 snijkop 10 verdeeld in drie geïntegreerde delen: een kooiachtig, koepelvormig bovendeel 12, een cilindrisch basisdeel 14 en snelkoppelmiddelen in de vorm van twee haken 16 waarmee de snijkop 10 losneembaar verbonden kan worden met een hendellichaam (niet getoond) om de snijkop 10 om een rotatie-as A te roteren. Zowel het koepelvormig bovendeel 12 als het cilindrisch basisdeel 14 hebben cirkelvormige doorsneden die concentrisch zijn met de as A. Het kom-vormige bovendeel 12 heeft de vorm van een : afgeknotte half bolvormige koepel, dat wil zeggen een half - 15 bolvormige koepel die afgeknot is ter plaatse van het | basisdeel. Derhalve, zoals aangegeven in fig. 1, is de hoogte h kleiner dan de straal r. De afgeknotte koepel vertoont een poolgebied 18 en een basisgebied 20 verbonden door acht benen 22, welke met hoekintervallen (45°) 20 verdeeld ten opzichte van de as A aangebracht zijn. De kromming van de benen 22 bepaalt de kromming van de - afgeknotte koepel. Elk been 22 vormt een relatief lange ! hoofdsnijkant 24. In deze uitvoeringsvorm wordt de snijkant gevormd door een snij-oppervlak 26 dat in een radiaal vlak h 25 ligt parallel aan de as A, en een vrijloop-oppervlak 28 dat hellend is ten opzichte van het snijvlak 26.

Een veelheid aan inkepingen 30 is gevormd in de hoofdsnijkanten 24, welke inkepingen elk van de : hoofdsnijkanten 24 in kleinere snijkanten verdelen. In deze 30 uitvoering zijn twee of drie inkepingen 30 gevormd in elk been 22. Zoals zichtbaar in het bovenaanzicht in fig. 2 zijn de inkepingen 30 van twee aangrenzende benen 22 gelegen op verschillende radiale posities. Dit resulteert ! er in dat kleinere snijkanten om de as A op spiraalvormige 35 wijze zijn aangebracht, zoals duidelijk zal worden uit fig.

2. Deze plaatsing van de snijkanten 24 wordt aangeduid met )008164 11 "geribde" snijkanten, en het doel hiervan is hierboven aangegeven.

Bij het poolgebied 18 van de afgeknotte koepel zijn de benen 22 onderling verbonden door middel van een 5 ringvormige structuur 32. Twee van de benen 22 (degenen die langs de lijn VI-VI gericht zijn in fig. 2) strekken zich helemaal tot aan en voorbij de as A uit, om zeker te stellen dat de bodem van de acetabulaire holte eveneens geruimd wordt. De benen 22 en de ringvormige structuur 32 10 bepalen twee bovenste openingen 34 in het poolgebied 18 van de afgeknotte koepel.

Het cilindrische basisdeel 14 dat geïntegreerd is met het bovendeel 12, heeft de vorm van een cilindrische ring met een glad bodemvlak 36, een glad cilindrisch 15 buitenoppervlak 38, een glad binnencilindrisch oppervlak 40 en heeft een boveneinde dat is voorzien van een aantal zaagtandachtige uitsteeksels 42. Gezien in een radiale richting naar de as A heeft elk uitsteeksel 42 een driehoekige dwarsdoorsnede. Het radiale buitenoppervlak van 20 elk uitsteeksel 42 is aansluitend met het cilindrische buitenoppervlak 38. Een buitenliggend gekromd deel van de apex van elk uitsteeksel 42 vormt een relatief korte perifere snijrand 44.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn vierentwintig 25 perifere snijkanten 44 met hoekintervallen (15°) verdeeld over de omtrek van het basisdeel 14. Derhalve zijn er drie maal zo veel perifere snijkanten 44 als hoofdsnijkanten 24. Een derde van de perifere snijkanten 44 wordt in werkelijkheid gevormd door de einddelen van de 30 hoofdsnijkanten 22. Daardoor zijn de benen 22 ondersteund door en verbonden met het cilindrische basisdeel 14.

De combinatie van de benen 22, de ringvormige structuur 32 en de uitsteeksels 42 bepaalt acht relatief grote doorgaande openingen 46 in het koepelvormige 35 bovendeel 12, die communiceren met een inwendige kamer in de snijkop 10. Zoals duidelijk is uit de tekeningen '! 00SI 64 12 vertoont de snijkop 10 een in hoofdzaak open, kooiachtig ontwerp.

Het gebruik van een ruimer of snijkop 10 volgens de uitvoeringsvorm geopenbaard in figuren 1-7 zal nu 5 beschreven worden refererend aan fig. 8. Fig. 8 toont een deel van een menselijke bekken 48 met een acetabulaire holte (acetabulum) 50 geprepareerd door een snijkop 10, ' getoond in een teruggetrokken positie. De buitencontour van , de snijkop 10, dat wil zeggen de afgeknotte koepelvorm en ^ 10 het cilindrische basisdeel, correspondeert met de inwendige ï contour van de geprepareerde holte 50. Derhalve is de holte ! 50 zodanig geruimd dat het koepelvormige deel, dat wil zeggen de snijkanten 24 en 44, een cilindrisch i binnenwanddeel 52 gevormd heeft ter plaatse van de 15 ingangsopening van de holte 50. Tijdens de ruimbewerking I voorziet dit cilindrische binnenwandgedeelte 52 in een h geleidingsoppervlak voor het cilindrische buitenoppervlak ij 38 van de snijkop. Volgend op de ruimbewerking kan een acetabulaire kom, in het bijzonder van het ontwerp dat 20 geopenbaard is in bovengenoemde publicatie WO 95/17140, ingebracht worden in de geprepareerde holte, zodanig dat ΐ · I- een cilindrisch basisdeel van de kom met een nauwe passing wordt opgenomen in het cilindrische ingangsgedeelte van de holte.

25 Verscheidene aanpassingen van de uitvoeringsvorm p zoals boven beschreven zijn voorstelbaar binnen het raam van de bijgevoegde conclusies. Bijvoorbeeld kan het aantal benen 22 en het aantal uitsteeksels 42 gevarieerd worden.

:: In feite kan het mogelijk zijn om slechts één been 22 te 30 gebruiken. Voorts kan het bovendeel 12 andere vormen hebben r- dan de geopenbaarde koepelvorm. Eveneens kan de snijkop 10 , ontworpen zijn als een meer compacte structuur zonder enige inwendige holle kamer en in dat geval moet afgesneden debris verwijderd worden met behulp van kanaalmiddelen of 35 equivalenten daarvan, aangebracht tussen de hoofdsnijkanten. In een meer eenvoudige uitvoeringsvorm 1 0 ü 6164 1 13 kunnen de inkepingen 30 achterwege gelaten worden. De perifere snijkanten 44 kunnen geheel los zijn van de hoofdsnijkanten 24. Tenslotte kunnen de hoofdsnijkanten 24 en/of de perifere snijkanten 44 verdeeld zijn met 5 variërende hoekintervallen om interferentiefenomenen te voorkomen.

1008164

Claims

1. Ruimer voor het vormen van een botholte (50), zoals een acetabulaire holte, omvattende een snijkop (10) met een boveneinde dat tijdens gebruik naar de botholte (50) toe is gericht en een basis die in axiale richting langs een 5 rotatie-as (A) van de snijkop (10) op afstand van de bovenkant gelegen is, welke snijkop (10) is voorzien van snijmiddelen (24, 44) voor het, tijdens rotatie van de snijkop (10) om de rotatie-as (A) verwijderen van materiaal uit de holte (50), met het kenmerk, dat de snijmiddelen 10 (24, 44) omvatten: een aantal relatief lange hoofdsnijkanten (24), die zich elk uitstrekken in een richting van de basis naar de bovenkant, en een aantal, groter dan het aantal hoofdsnijkanten (24), 15 relatief korte perifere snijkanten (44), die nabij de basis van de snijkop (10) gelegen zijn en met hoekintervallen om .j de rotatie-as (A) verdeeld zijn.

2. Ruimer volgens conclusie 1, waarbij het aantal perifere snijkanten (44) tenminste twee maal het aantal 20 hoofdsnijkanten (24) is.

3. Ruimer volgens conclusie 1 of 2, waarbij de snijkop T (10) een deel (12) omvat in de vorm van een koepel, waarvan het poolgebied (18) de bovenkant van de snijkop (10) bepaalt.

4. Ruimer volgens conclusie 3, waarbij het koepelvormige deel (12) van de snijkop (10) de vorm heeft van een half bolvormige koepel.

5. Ruimer volgens conclusie 3, waarbij het : koepelvormige deel (12) van de snijkop (10) de vorm heeft 30 van een half bolvormige koepel, die nabij de basis is afgeknot. -

6. Ruimer volgens één der conclusies 3-5, waarbij elk van de hoofdsnijkanten (24) zich uitstrekt van het ïo00164 basisgebied (20) van de koepel naar het poolgebied (18) van de koepel.

7. Ruimer volgens één der conclusies 3-6, waarbij tenminste één van de hoofdsnijkanten (24) zich volledig 5 uitstrekt tot een punt waar de as (A) de koepel snijdt.

8. Ruimer volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk van de hoofdsnijkanten (24) in een ten opzichte van de rotatie-as (A) respectief radiaal vlak ligt.

9. Ruimer volgens één der voorgaande conclusies, 10 waarbij een aantal van de perifere snijkanten (44) gevormd wordt door eindgedeelten van de hoofdsnijkanten (24), terwijl de overige perifere snijkanten (44) gevormd zijn als individuele snijkanten, los van de hoofdsnijkanten (24) .

10. Ruimer volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk van de hoofdsnijkanten (24) gevormd wordt door een respectief been (22) dat zich uitstrekt tussen de bovenkant en de basis van de snijkop (10) en dat deze verbindt, en waarbij materiaalopnemende openingen (46) zijn 20 voorzien tussen de benen (22) voor het in een inwendige kamer van de snij kop geleiden van afgesneden materiaal.

11. Ruimer volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de basis van de snijkop (10) een cilindrisch perifeer buitenoppervlak heeft dat concentrisch is met en 25 parallel verloopt aan de rotatie-as (A) , waarbij, tijdens gebruik van de ruimer het cilindrische perifere buitenoppervlak (38) tenminste gedeeltelijk in de holte (50) wordt opgenomen en door de holte wordt geleid om onbedoeld kantelen van de rotatie-as (A) te verhinderen.

12. Ruimer volgens conclusie 11, waarbij het cilindrische perifere buitenoppervlak (38) van de snijkop (10) ontworpen is om geen enkel snij-effect te hebben maar slechts om het kantel-voorkomende geleidingseffect te bereiken.

13. Ruimer volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het aantal hoofdsnijkanten (24) twee of meer is. ÏÖ03164

14. Ruimer volgens conclusie 13, waarbij de hoofdsnijkanten (24) symmetrisch verdeeld zijn om de rotatie-as (A).

15. Ruimer volgens conclusie 13, waarbij de 5 hoofdsnijkanten (24) asymmetrisch verdeeld zijn om de rotatie-as (A).

16. Ruimer volgens één der conclusies 13-15, waarbij de hoofdsnijkanten (24) geribd zijn.

17. Werkwijze voor het implanteren van een prothese-10 component in een botholte (50), zoals een acetabulaire holte, omvattende de stap van het vormen van een botholte (50) tot een gewenste vorm voor het opnemen van de prothesecomponent en de stap van het vervolgens inbrengen van de prothesecomponent in de botholte (50), waarbij de = 15 stap van het vormen van de botholte (50) uitgevoerd wordt i met een ruimer van het omwentelingstype met een snijkop I (10) die een bovendeel (12) omvat dat voorzien is van | snijmiddelen (24, 44) voor het verwijderen van materiaal i uit de botholte (50), met het kenmerk, dat tijdens de stap * 20 van het vormen van de botholte (50) het bovendeel (12) van de snijkop (10) geheel opgenomen wordt in de botholte (50), zodanig dat door de snijmiddelen (24, 44) een cilindrisch ingangsdeel (52) gevormd wordt in de botholte (50), waarbij de snijkop voorts voorzien is van een cilindrisch basisdeel 25 (14) dat tijdens de stap van het vormen van de botholte (50) tenminste gedeeltelijk opgénomen wordt in het cilindrische ingangsdeel (52) van de botholte (50) .

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij het _ prothesedeel een koepelvormig deel (12) vertoont en een 30 cilindrisch basisdeel (14) en waarbij tijdens de stap van het inbrengen van het prothesecomponent het cilindrische iz basisdeel (14) van het prothesecomponent met een nauwe passing in het cilindrische ingangsdeel van de holte (50) opgenomen wordt, teneinde kantelen van het op deze wijze 35 ingebrachte prothesedeel te beperken. 1008164