NL1007282C1 - Spuitmachine. - Google Patents

Description

SPUITMACHINE

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bespuiten van gewassen, omvattende: tenminste een luchtkamer die van tenminste een uitstroomopening is voorzien; tenminste een, met de luchtkamer verbonden ventilator voor het in de luchtkamer opwekken van een 10 overdruk ten opzichte van de omgeving,· en tenminste een in de nabijheid van de uitstroomopening aangebrachte spuitkop voor het in de uit de uitstroomopening tredende luchtstroom verstuiven van vloeistof.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de brochure 15 "Munckhof Boomgaardspuitmachines".

Bij de uit deze stand van de techniek bekende spuit-machine wordt gebruik gemaakt van een enkele ventilator die uitmondt in het ondereinde van de luchtkamer. Verder is bij deze spuitmachine de ventilator verbonden met een 20 wand de luchtkamer, waarbij de uit de ventilator tredende lucht aan een eerste richtingsverandering onderhevig is, en in de luchtkamer zijdelings moet uittreden, waardoor deze aan een tweede richtingsverandering onderhevig is.

Deze twee richtingsveranderingen brengen een groot 25 stromingsverlies van de lucht met zich mee. Aldus is een ventilator noodzakelijk met een groot vermogen. Dit leidt enerzijds tot een omvangrijke en zware ventilator en hiermee tot een motor met een groot vermogen, waardoor de massa van deze motor groot is, terwijl bovendien het 30 energieverbruik hoog is.

Een dergelijke inrichting is verder bekend uit de Europese octrooiaanvrage met publicatienummer 0 272 740.

Ook bij deze bekende inrichting wordt de de ventilator gepasseerd hebbende lucht aan een aantal richtings-35 veranderingen onderworpen. Eveneens is sprake van een enkele ventilator met een groot vermogen.

1007282 2

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting, waarbij het ventilatorvermogen aanzienlijk kan worden beperkt.

Dit doel wordt bereikt, doordat de inrichting ten 5 minste twee luchtkamers omvat die elk met een ventilator verbonden zijn, en die elk aan weerszijden van een tussenruimte zijn gepostioneerd, en doordat de ten minste twee ventilatoren tegenover elkaar zijn geplaatst in de wand van elk van de naar de tussenruimte gerichte lucht-10 kamers.

Als gevolg van deze maatregelen is de uit de ventilatoren tredende lucht op zijn weg naar de uitstroomope-ning nauwelijks meer aan een richtingsverandering onderhevig, zodat de stromingsverliezen gering zijn en slechts 15 een geringer ventilatorvermogen noodzakelijk is.

Verder wordt er op gewezen dat door het toepassen van ten minste twee ventilatoren per spuitinrichting een aantrekkelijkere dimensionering van de ventilator kan worden verkregen; de diameter van de ventilatoren is 20 immers kleiner, zodat deze gemakkelijker in de constructie kunnen worden ondergebracht.

Hierbij wordt er op gewezen dat bij deze configuratie de ventilatoren zijn aangebracht in naar elkaar toe gerichte wanden van de luchtkamers. De ventilatoren 25 zuigen aldus hun lucht aan vanuit de ruimte tussen de wanden van de luchtkamers. Om te voorkomen dat in deze ruimte een onderdruk zou ontstaan, is het van belang dat een minimale afstand tussen deze luchtkamers wordt gerealiseerd .

30 Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de tot verschillende luchtkamers behorende, tegenover elkaar geplaatste ventilatoren gelagerd in een gemeenschappelijk lagerhuis. Dit leidt tot een aantrekkelijke constructie.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm strekken de 35 luchtkamer en de uitstroomopening hoofdzakelijk in verticale richting uit.

Dit biedt de mogelijkheid bijvoorbeeld door boomgaarden of kwekerijen te rijden met de inrichting en 1007282 3 hierbij de gewassen tot aan de hoogte van de luchtkamer te bespuiten. Met deze configuratie is het mogelijk tegelijkertijd twee rijen gewassen te bespuiten.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm strekken de 5 luchtkamers en de uitstroomopeningen zich hoofdzakelijk in verticale richting uit.

Andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de overige onderconclusies.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden 10 toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: figuur 1: een perspectivisch explosie-aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2: een gedeeltelijk weggebroken, perspecti-15 visch aanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting; figuur 3: een perspectivisch aanzicht vanaf de voorzijde van de in de figuren 1 en 2 afgebeelde inrichting; en figuur 4: een perspectivisch aanzicht van een alter-20 natieve uitvoeringsvorm van de uitvinding.

De spuitinrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt aangebracht op een frame l dat onderdeel vormt van een wagen 2. Deze wagen 2 is, zoals in figuur 3 getoond is, van een dissel 3 voorzien, waarmee deze aan bijvoor-25 beeld een trekker kan worden bevestigd.

De eigenlijke spuitinrichting 4 is dan ook bevestigd op het achterdeel van het frame 1. Het is overigens ook mogelijk om de spuitinrichting in de rijrichting voorafgaand aan de tank op het frame te plaatsen. Verder is op 30 het frame 1 een tank 5 bevestigd. Deze tank 5 wordt gebruikt voor het opslaan van de te verstuiven vloeistof.

De eigenlijke spuitinrichting wordt bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld gevormd door twee luchtkamers 6,7. De luchtkamers 6,7 zijn langwerpig en zij worden 35 hoofdzakelijk gevormd door drie wanden, namelijk een ventilatorwand 8, respectievelijk 9, en elk twee zijwanden 10, respectievelijk ll en 12, respectievelijk 13.

1007282 4

Hierbij zijn de zijwanden 10,12, respectievelijk 11,13 zodanig gevormd, dat deze aan één einde uitlopen in een uitstroomopening 14, respectievelijk 15. In elk van de uitstroomopeningen 14,15 zijn plaatjes 16, respec-5 tievelijk 17 aangebracht die enerzijds dienen als af-standshouder en die anderzijds dienen als geleideschot voor het geleiden van de luchtstroom om er zorg voor te dragen dat de luchtstroom zoveel mogelijk in horizontale richting uittreedt. Ook deze plaatjes zijn bevestigd door 10 poppen en/of puntlassen. In sommige situaties is het voor het effect van de spuiten van belang de luchtstroom uit te laten treden onder een hoek met de horizontaal. Dit kan worden bereikt door de plaatjes onder een desbetreffende hoek van bijvoorbeeld 15° met de horizontaal te 15 plaatsen.

Het zal duidelijk zijn dat elk van de luchtkamers van een gemeenschappelijke onderwand 18 en een gemeenschappelijke bovenwand 19 is voorzien. In het bijzonder de bovenwand heeft tevens een constructieve funktie voor 20 het bij elkaar houden van de bovenzijden van de luchtkamers .

De ventilatorwanden 8,9 zijn elk voorzien van drie openingen 20 die van een naar binnen uitgestulpte rand 21 zijn voorzien.

25 Het zal duidelijk zijn dat het mogelijk is meer of minder openingen voor de ventilatoren aan te brengen; dit hangt af van de lengte van luchtkamers, van het ventila-torvermogen en andere dimensies.

Tussen beide ventilatorwanden 8,9 is een kolom 22 30 aangebracht die gevormd wordt door twee, hoofdzakelijk Ω-vormig gezette platen die volgens spiegelbeeld tegenover elkaar geplaatst zijn, en wederom door puntlassen of poppen met elkaar zijn verbonden. Ook andere verbindingen, zoals bouten en moeren, zijn mogelijk. In de kolom 35 zijn drie ventilatorassen 23 gelagerd, op elk waarvan twee ventilatoren 24 geplaatst zijn. Elk van de ventilatoren 24 bevindt zich aldus in een ventilatoropening 20 in de desbetreffende ventilatorwand 8,9.

1007282 5

Voor het aandrijven van de ventilatoren wordt gebruik gemaakt van een op het frame geplaatste, door middel van een blok 25 weergegeven versnellingskast die door een niet in de tekening weergegeven motor wordt 5 aangedreven, en die door middel van een verticale as 26 verbonden is met een overbrengingskast 27. De over-brengingskast 27 is voorzien van een uitgaande as 28, waarop een riemschijf 29 is bevestigd, terwijl de middelste ventilatoras 23 voorzien is van een riemschijf 30.

10 Rondom de riemschijven 29,30 is een riem 31 geslagen. Aan de andere zijde van de kolom 22 is op de ventilatoras 23 een tweede en een derde riemschijf 32, respectievelijk 33 aangebracht die door middel van riemen 34, respectievelijk 35 verbonden zijn met op de onderste, respectieve-15 lijk bovenste ventilatoras 23 geplaatste riemschijven 36, respectievelijk 37. Ook hier kunnen andere constructies toegepast worden, zoals aandrijving op de onderste ventilatoras, het gebruik van een riemschijf aan weerszijden van de kolom, of aandrijving met een verticale as en 20 haakse tandwieloverbrengingen.

Door het roteren van de motor 25 worden de ventilatoren 24 elk aangedreven.

Ten slotte is voor het verstuiven van met de lucht mee te nemen, te verstuiven vloeistof in de nabijheid van 25 elk van de langwerpige uitstroomopeningen 14,15 een reeks spuitkoppen 40 aangebracht. Deze spuitkoppen zijn elk bevestigd op een leiding 41 die door middel van zadels 42 bevestigd is op de wand 7, respectievelijk 8, en welke met een vloeistofpomp verbonden is voor het oppompen van 30 de vloeistof.

Als gevolg van deze maatregelen verstuiven de koppen 40 door de desbetreffende pomp opgevoerde vloeistof, waarbij de aldus ontstane nevel 43 door de uit de lucht-uitstroomopeningen tredende luchtstroom wordt meegenomen. 35 In de bovenstaande uitvoeringsvorm is elke luchtka mer slechts van één uittree-opening voorzien; het is mogelijk de luchtkamers elk van meer dan één, bijvoor 1007282 6 beeld twee of drie, bijvoorbeeld parallelle uittree-openingen te voorzien.

In figuur 4 is een alternatieve spuitinrichting 51 aangebracht die aan een trekker 52 is bevestigd. De 5 spuitinrichting 51 omvat een frame 53, dat overigens geen onderdeel vormt van de onderhavige uitvinding, waarop een tank 54 voor te verspuiten vloeistof is bevestigd, evenals een hulpframe 55,56, waaraan twee, van flexibel materiaal vervaardigde luchtkamers 57,58 zijn bevestigd. 10 Aan de draagframes 55,56 zijn verder spuitkoppen 59 aangebracht, en wel op regelmatige afstanden verdeeld.

De luchtkamers 57,58 omvatten, buiten het flexibele deel dat zich over het grootste deel van hun lengte uitstrekt, tevens elk een van metaal vervaardigde ring 15 60. In de naar binnen gekeerde opening van elk van de ringen 60 is een ventilator 61 aangebracht die elk voorzien zijn van een as 62, welke beide assen 62 gelagerd zijn in een dragerhuis 63. In het huis 63 is een motor opgenomen, bijvoorbeeld een elektromotor, hydromotor of 20 een door de aftakas van de trekker aangedreven motor.

Vervolgens zal de werking van de aldus beschreven inrichting worden beschreven.

Bij het draaien van de ventilatoren zullen deze vanuit de tussen de ventilatoren 61 gelegen ruimte lucht 25 aanzuigen en dit vervolgens, zonder enige richtingsveran-dering, in de luchtkamers 57,58 dringen. Deze luchtkamers 57,58 zijn voorzien van een niet in de tekening weergegeven, zich over de gehele lengte uitstrekkende, naar beneden gerichte uitstroomopening die in het frame is 30 geïntegreerd, zoals is weergegeven in genoemde Europese octrooiaanvrage. Door deze uitstroomopening treedt de lucht naar buiten. Aldaar wordt vanuit de spuittoppen 59 de te verspuiten vloeistof in de luchtstroom gebracht, waar deze wordt verstoven.

35 Het zal duidelijk zijn dat het met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding mogelijk is de lucht uit de uitstroomopening te laten stromen zonder een aantal richtingsveranderingen, hetgeen aantrekkelijk is 1007282 7 in verband met het ventilatorvermogen. Verder wordt door de configuratie weinig, valse "trek" veroorzaakt, zodat in de nabijheid van de ventilatoren de naar beneden uittredende luchtstroom zo min mogelijk wordt verstoord.

5 1007282

Claims (10)

1. Inrichting voor het bespuiten van gewassen, 5 omvattende: - tenminste een luchtkamer die van tenminste een uitstroomopening is voorzien,· - tenminste een met de luchtkamer verbonden ventilator voor het in de luchtkamer opwekken van een overdruk 10 ten opzichte van de omgeving; - tenminste een in de nabijheid van de uitstroomopening aangebrachte spuitkop voor het in de uit de uitstroomopening tredende luchtstroom verstuiven van vloeistof , 15 met het kenmerk, - dat de inrichting twee luchtkamers omvat die elk met een ventilator verbonden zijn en die elk aan weerszijden van een tussenruimte zijn gepositioneerd; en - dat de ten minste twee ventilatoren tegenover 20 elkaar zijn geplaatst in de wand van elk van de naar de tussenruimte gerichte luchtkamers.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting in horizontale richting rijdbaar is, en dat de luchtkamers symmetrisch ten opzichte van de bewe- 25 gingsrichting zijn opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de de tot verschillende luchtkamers behorende, tegenover elkaar geplaatste ventilatoren zijn gelagerd in een gemeenschappelijk lagerhuis.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ventilatoren door een riem aandrijfbaar zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de luchtkamers en de uitstroomopeningen zich hoofdzakelijk in horizontale richting uitstrekken.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de luchtkamers elk een tenminste gedeeltelijk van flexibel materiaal vervaardigde, aan een dragend frame bevestigde wand omvatten. 1007282

7. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de luchtkamers en de uitstroomopeningen zich hoofdzakelijk in verticale richting uitstrekken.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, 5 dat tenminste een van de luchtkamers verbonden is met ten minste twee ventilatoren die hoofdzakelijk gelijkmatig verdeeld in de lengterichting van de aan de tussenruimte grenzende wand zijn aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, 10 dat in elk van de luchtkamerwanden drie ventilatoren zijn aangebracht, en dat de motor door een drijfriem met de middelste ventilator is verbonden die met drijfriemen met de overige ventilatoren is verbonden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, 15 dat de wanden van de luchtkamer, waarin de ventilatoren zijn aangebracht door middel van schuine wanden met de uitstroomopening zijn verbonden. 1007282